Haarlemmer Halletjes.
Automobiel- „élégance."
2
De bekoorlijkste Parijzenaarster.
spreken, doch kon geen woord uit
brengen. Ik nam het kleine, snoezige
schepseltje in mijne armen en kuste
liet telkens weerEindelijk kon ik
spreken, en vroegde lieve moeder,
hoe gaat het haar, wat zal ze gelukkig
zijn mijn lieve Madeleine
Ik wild'e mij oprichten, mij met
behulp mijner zuster naar het ver
trek der geliefde vrouw slepen, maar
-bij de poging om liet zieke been te
bewegen, zonk ik weder in het kus
sen Door mijne zuster zond' ik haar
mijn hartelijksten groet en een kus,
daarop verdween zij met het kind en
ik was weer opnieuw alléén!
Als een zonneschijn verscheen het
kindje nu aan het eene, dan aan het
andere ziekbed, en verdreef zorgen en
smarten, waar het met zijn groote
oogen onbewust rondkeek.
En als mijn kleine zoon, dien ik
uit vrees hem met mijne groote han
den te breken, nauwelijks durfde aan
raken, onder het dek naast mij lag,
dan vormde ik de heerlijkste illusies
Bij mijne vrouw, zoowel als bij mij,
ging de genezing maar langzaam voor
uit. Wanneer zouden wij elkander zien
en spreken
Waar blijft het kindje, vroeg ik
op een. morgen mijn bediende, toen
hel uur verstreken was, dat het mij
gebracht werden daarop verscheen
mijne zuster.
De kleine is niet al te wel, wij
zullen hem vandaag rustig in zijn
wiegje laten, zoo luidde het antwoord.
het duikertype.
Een ZaterdagaYondpraatja
De fortmanoeuvres van deze week
zijn weer afgeloopen
liet is gedaan met de militaire be
weging in en om de stad.
Verdwenen zijn d& soldaten met de
witte banden om den arm en de sol
daten met de gele banden om de kepi,
die den argloozen inwoner de vraag
op de lippen brachten„zijn dat nou
vrienden of vijanden een vraag, die
des te meer bezwaar opleverde, omdat
zoowel' vrienden als vijanden behoor
den tot het Nederlandsche leger, dat
in zijn geheel met ons bevriend is.
Vandaar dan ook, dat de uitslag
van den strijd ons niet in spanning
heeft gehouden. We wisten toch, dat
de Nederlanders het zouden winnen.
Overlast hebben wij in Haarlem er
niet van gehad, integendeel het ge
val bracht vrijwat vertier in de ge
meente en menigeen ging 's avonds
kijken, ongeveer op dezelfde manier
alsof hij naar de komedie ging. „Is t
dan eigenlijk geen komedie?" heeft
rn'ijn neef Wouter mij gevraagd, maar
daar heb ik natuurlijk een kras ant-
Ik keek bezorgd en vroeg
Toch niet ernstig?
Doch ik verwierp zelf de gedachte,
wat zou den kleinen, kerngezonaen
bengel kunnen schelen Ook mijn zus
ter lachte mij uit-eene lichte onpas
selijkheid!, andiers niet. Wat hem
scheelde wist niemand, ook geen twee
artsen, en drie dagen later was hij
dood
Weder zweeg de oude Excellentie.
Ik liep stom naast hem elk woord
van troost zou ijdel geklonken neb
ben Hij ging voort
Het bericht heb ik het eerst niet
geloofdik wildJe het niet gelooven
om mij zelf, om mijn vrouw en om
ons kind'... Doch toen ik aan de woor
den niet meer twijfelen kon, begreep
ik, diat onze schat, waarop we zeven
tien jaren gehoopt hadden, ons nu
reeds verlaten had gedurig moest ik
mij opnieuw afvragen Waarom moegt
dit kind! ons eerst gegeven worden?
Waarom? Waarom?
En mijne Madeleine, hoe houdt
zij zich onder dit ontzettend geval
vroeg ik mijne zusier.
Zij weet nog niets, zij slaapt heel
vast en haar rechterhand rust in de
wieg op den diooden lieveling 1...
Vader in den Hemel, erbarm U,
de wolf.
bespaar haar het ontwaken, neem haar
ook tot u en laat haar gelijk met haar
kind1 voor Uw heilig aangezicht ver
schijnen 1
Ik wrong wanhopend de handen
en stamelde Heer Uw wil geschiede
maar bewaar haar voor dat lijden,
't is zoo naamloos diiep, ze zou het
niet kunnen dragen I
Daar klonk over de lange gang
een kreet, zoo afgrijselijk en ontzet
tend, als alléén een moederhart, dat
het liefst wat het bezat, voor immer
verloren heeft, dien kon uitslooten
Zij Ls ontwaakt, fluisterde mijn
zuster, ijlde weg om le troosten, te
helpen
Ik ben geen bloodaard', ik heb
moed,1 en heb dit bewezen en ben niet
voor de jammerklachten der vrienden,
diie bii troepen naast mij vielen, terug
gebeefd! maar toen ik den kreet uit
den mond der moeder hoorde, ben ik
onder de dekens gekropen, om niets
meer van die ellende te hoorenIk
lag roerloos, stijf, kon niets bewegen,
woord op gegeven. „Ha, eeuwige
pruttelaar", heb ik met den gloed dei-
overtuiging geantwoord, „ben je ook
al een van die lage zielen, die alleen
denken aan de centen, die de ver
poefde paltroen kosten."
„Juist", zei hij. „dat zal geen peul
schilletje wezen."
„Ondankbare!" riep ik uit. „Bedenk
dat als werkelijk de vijand onze for
ten aanviel, deze oefeningen van
groot nut zouden wezen, vooral wan
neer de vijand dan precies deed, zoo
als nu afgesproken was dat de aan
valler doen zou. Weliswaar werden
wij in Haarlem dan vermoedelijk
plat- en doodgeschoten, daar wij de
eer niet waardig zijn gekeurd om tot
de stelling Amsterdam te behooren,
maar dat is een kleinigheid, waar
over we ons voorlooplg maar niet al
te ongerust behoeven te maken."
Naderhand vernam ik. dat "Wouter,
in weerwil' van zijn schijnbare onver
schilligheid, de manoeuvres van be
gin tot einde heeft meegemaakt
Ik niet. Ik ben thuisgebleven, In
vertrouwen wil ik wel vertellen waar
om. Mijn aardós namelijk te teêrhar-
tig. Ik had gelezen, dot de koeienzoo
zouden schrikken van het schieten,
De beste huwbare partij van Parijs.
niet tot haar gaan, haar kussen en
tot haar sprekenGeef den moed' niet
op, mijn dierbare; blijf ik je nog niet
over?
Laat me zwijgen van de daarop
volgende dagen, als vreemde menschen
ons kind in de lijkkist legden. Laat
me zwijgen van het oogenblik, toen ik
hoorde, dat do lijkwagen, beladen met
bloemen, alles, alles met zich nam 1
Eindtelijk, na een eeuwigheid,
sprak die arts het verlösslngswioortt
„Gij inoogt even met eene kruk Iracn-
ten te loopen."
Met behulp van mijn bediende
stond ik op en kleedde me aan. Op
zijn schouders geleund sleepte ik naai
de deur van de kamer mijner Madelei
ne en wenkte hem zich te verwijderen.
Zacht opendie ik de deur ik wilde
haar verrassen, haar verblijden, ik
wendde mijne blikken naar hare le
gerstede mijn vrouw, jaren verou
derd, rustte in kussens. Voor haar op
een tafeltje lagen de pakjes en muts
jes welke ons dierbaar kind in zijn
kort leven gedragen had. Met teederc
handi slreelde zij dat nietige aanden
ken, en van tijd tot tijd bracht zij
een der kleine voorwerpen aan hare
lippen, om te kussen. Zacht fluisterde
zij ..Mijn kind, mijn innig, lief kind,
mijn éénige, weg, weg voor altijd 1..."
Parijs.
ja, dat ze van schrik over het zoek
licht vermoedelijk in de slooten te
recht zouden komen. Dat vond ik Al
te akelig. Een koe opeten kan ik zon
der gewetenswroeging doen, maar het
stomme dier zien schrikken of in de
sloot loopen laat mijn gevoel niet
toe. Bovendien werken zulke gebeur
tenissen waarschijnlijk niet gunstig
op de ribben en biefstuk, die we metter
tijd van dë d'iaren te wachten hebben.
Derhalve bleef ik thuis. Den eersten
avond toen er geschoten werd. zei een
van mijn huisgenooten „wat kloppen
ze bij de buren de Jrteeden nog laat!"
,,'t Is of er op een deur gebonsd
wordt", opperde een ander.
Dat. waren notabene de kanonnen
van de forten Of wij ook een mili
taire nalio zijn 1
lk heb evenwel met belangstelling
verschillende rnededeelingcn aange
hoord. Zoo schijnt bet, dat er ergens
op eigen volk geschoten is. Gelukkig
dat er geen kogels op kanonnen en
geweren zaten, anders zouden de ar
me slachtoffers met den laatisten snik
in de keel. gelijk de dichter hebben
kunnen zeggen
„Het is mij zoet, te sterven voor mijn
land
Zij wendde haar hoofd naar mij.
richtte zich op, toonde mij de nietige
kleertjes en riep met een kreet, welke
mij door merg en been drong „Zie,
dat is alles, wat zij ons van ons kind
overgelaten hebben 1"
Ik had mij voorgenomen niet te
klagen, niet le jammeren, om hare
smart door de mijne niet te verhoo-
genmaar toen, ik dat verdrietige ge
zicht zag, al haar wanhoop en lijden
toen was het uit met mijn zelfbe-
heerschjngOp de kn ieeën ben ik
naast hel bed mijner Madeleine ge
schoven, ik heb mijn hoofd in de
kussens begraven en heb geweend,
geweend' als een kind 1
De oude Excellentie zweeg. Thans
haalde hij den huisd'eursleutel uit zijn
zak, en mij tot afscheid! de hand1 rei
kende, vroeg hij
Nu ik u alles heb verleid, meent
gij nog, dal ik een man ben, of ver
acht gij mij wegens mijn tranen?...
Zwijgend drukte ik hem de hand
ik wilde spreken en voor ons hard
oordeel vergiffenis vragetn, doch ik
kon geen woord uitbrengen, en barslte
zelf in tranen uitIk weende met
hem 11
MAGDA.
„Het Centrum".
(Bij die plaatjes.)
De steeds sterker wordende beueie-
ning van de Parijsch© diames aan ue
modernste sport, aan hel automobie
len, hoeft het kon niet uitblijven
in de hoofdstad der mode vrouwe
lijke automobiel-modes doen ontstaan,
die uitmunten in onbevalligheid en
wansmaak. Deze cosluums of onder-
deelen er van zijn zóó leelijk, dat men
er verbaasd over staat, hoe mooie
vrouwen zich ooit aan de automobiel-
sport hebben willen wijden. Ook hier
weer blijkt, dat niets in slaat is een
vrouw af lei schrikken, wanneer net
geldt aan de mode mee te doen.
Een sierlijke figuur verbergen in de
onbevallige plooien van een stofman
tel, zich verstoppen in een ruwen,
leelijken pels. soms zelfs zich onzicht
baar maken in een stijve, kwalijk rie
kende leeren j as, dat alles is nog niets
vergeleken bij de toestellen, welke
gebruikt worden om het gelaat van
een automobiliste te beschermen tegen
wind en zonnesohijn en waarmee tot
dusver geen vrouw het gewaagd' zou
hebben zich in het openbaar te ver-
toonen. Uit den aard der zaalc kan in
een auto bij een' snelheid van50 K.M.
per uur geen parasol dienst doen en
daarom heeft men voiilles en dei-ge
lijke hulpmiddelen vervaardigd, waar
van het lijkt of de uitvinders al het
mogelijke hebben gedaan om ze zoo
leelijk mogelijk le maken.
Daar is in de eerst© plaats een soort
stoffen gelaalsharnas, waarbij d'e ou-
gen zijn bedekt door groote, uitpui
lende bri'Heglazen, terwijl een capeime
het geheele achterhoofd bedekt en de
haren tegen stof beschut. Het darnea-
hoofdj ziet er door uit als de kop van
een wolf. Een andere bekleeding is een
masker van stof met brilleglazen,
„En dat nog wel door mijner
broedfen hand."
Nu er geen kogels op zaten,waren
kapiteins en majoors de eenigen, die
bij zulke flaters vallen kondenvan
de promotie wel tc verstaan, want die
houdt niet dei manoeuvres nauw ver
band. Eén domheid, eri de promotie is
weg. Een extra-slimheid en bevorde
ring bij keuze kan volgen. Iedereen
begrijpt nu wel, dat wanneer officie
ren onder de manoeuvres pijn in den
buik krijgen, dit nog wel een ander©
oorzaak kap hebben, dan de drassig
hcid van onze polders.
Voor d© lagere rangen zijn de ma
noeuvres van minder aanbelang. De
kans voor een milicien om; generaal'
tt> worden, is toch al bijzonder klein.
Hein kan een uitbrander derhalve
minder scholen. Welbeschouwd: is het
grootste genot, dat hem overkomen
kan, dat T»ij in de pan gehakt wordt
Bij vroegere manoeuvres is ':t ge
beurd. dat een kapitein ergens voor
bijkomende, waar een detachement
lustig stond te schieten, zei: „Wat
doen jullie hier? Jullie bent al lang
in de pan gehakt 1"
Daar hadden ze nu heeleinaal niets
van gemerkt, maar ze lieten het zich
Er ingeloopen.
De leeraar Blank, een heer van on-
berispelijken smaak en onbetwistbare
geleerdheid, had één gebrek hij was
meer dan verzot op geldeurde dassen.
Zijn meisjes-leerlingen waren reeds
gewoon aan die eigenaardigheid en
letten nauwelijks meer op zijn ge
wone roodg of hemelsblauwe halsver
sieringen maar toen hij eens ver
scheen met een enorme, schitterend-
oranje-kleurige das niet witte strepen
maakten de meisjes onder elkaar uit,
dat hij nu de grenzen bereikt had.
Allerlei plannen, om den leeraar eens
beet te hebben, werden besproken,
maar geen enkel werd goedgekeurd.
Toevallig weid echter op de volgende
les een middel gevonden dat zilh als
vanzelf voordeed.De leeraar sprak over
den eenvoud van den een of anderen
stam uit Mid'den-Afrika en vertelde,
hoe deze menschen kostbare hout
soorten en ivoor in ruil gaven voor
waardelooze voorwerpen mits deze
maar schitterden door kleurenmen
geling.
Een bij-de-hand meisje wendde zich
tot haar buurvrouwtje en fluisterde de
ze luidgiechelend wat in het oor.
Juffrouw Anna, zei Blank tamer
lijk nijdig, wilt u zoo vriendelijk zijn,
de geheele klas in de gelegenheid te
stellen, zich vroolijk te maken over
uwe ongetwijfeld origineel© opmer
king
Dat was juist wat juffrouw Anna
begeerde, maar met goed geveinsde
verlegenheid zei ze, aarzelend ©n sta
melend
Ik zei och ik zei zoo maar
dat ik benieuwd was hoeveel ivoor
die menschen wel zouden geven voor
uw das.
De pot en de ketel.
Europa: 'tls schandalig, zoo te moorden
in je eigen land 1
De Turk: Ja, mevrouw, u doet het liever
bij een ander.
maak ik me sterk, dat ik het wèl
kan.
O, dat is niet moeilijk, ant
woordde het jongmensch. Ik kan
inijne rekening hier niet betalen en
het doet mij veel plezier, dat u het
wel kunt.
„Geef een hond een hoeveel
heid alcohol, dan heeft hij niets gau-
wers te doen, dan te gaan liggen en
Een student zat in eene sociëteit te te sterven", schrijft die kerel hierin
„ffnn r.v-n.. ,in voio -/nVon aio hij dë krant, als een bewijs tegen het
bluffen over de vele zaken,
deed ©n doen kon.
Een oude heer, wien dat pochen
verveelde, zeide Maar zeg mij eens,
rriijnheer," wat ge niet doen kunt. Dan
gebruik van den alcohol. Zoo iets kan
echter alleen bewijzen, dat de borrel
niet voor de honden gemaakt wordt
Dat beweer ik. Proost I
EEN BLAUWTJE.
Huwelijkscandidaat (die veei schul
den heeft)Wat groeien ei n groo
te aardappelen op uw akkers.
HeereboerJa, maar toch krijg je
mijn dochter niet.
GEMOEDELIJK.
Rechter (tot moeder van jeugdigen
deugniet). Zoo, is dat uw zoontje, die
rakker, die moedwillig al die jonge
boompjes heeft vernield?
Moeder. Om u te dienen, EdelAcht-
barè. Hier Willem, geef EdelAchtbare
eens een handje
GEEFT NIET.
Welke thee wil u, groene of
zwarte
O dat geeft niet, 't is voor «en
blinde.
PRACTISCH.
Dus u laat me een blauwtje loo
pen, juffrouw Marie?
Ja, het spijt me wei, maar
Sta me dan toe, dat ik bij deze
gelegenheid voor mijn compagnon uw
hand vraaghij heeft mij voor het
geval, dat u me niet zoudt willen
hebben, volmacht gegeven.
UIT EEN PLEIDOOI.
AdvocaatDat de beklaagd^ een
goed hart heeft, bllijkt al hieruit, dat
hij de gestolen voorwerpen aan zijn
schoonmoeder ten geschenke gegeven
heeft.
Leeraar. Jongen, jij bent toch een
aartsdomkop 1Als ik je vader
spreek, zal ik hem hetzelfde zeggen 1
115 DIAMANT,
hem, dien hij zich niet herinnerde ooit tevoren te hebben
gezien.
Nog vóór hij gelegenheid had gehad iets te zeggen, verscheen
er een dame met een bijzonder sympathiek gezicht, die even
eens een vreemde voor hem was. En achter haarwie?
Neen, maar dat was niet mogelijk
Een slanke meisjesfiguur snelde op hem toe en sloeg tegelijk
juichend en snikkend haar armen om zijn hals.
„O, Ray, o lieve, goeie Ray 1" klonk het mot gesmoorde
stem, „wat ben ik dankbaar dat ik je weerzie I Wij zijn geko
men om je te halen ien je mee naar huis te nemen I Ach, was
je toch. maar nooit naar dit akelige land gegaan
De lieer en mverouw Clayton verlieten geluidloos de
kamer, en lieten broeder en zuster een tijdlang alleen, opdat
zij ongestoord van het eerste wederzien zouden kunnen
genieten.
TWAALFDE HOOFDSTUK.
In vrijheid.
Bij de eerste ontmoeting tusschen Nellie en Ray kon er uit
den. aard der zaak geen sprake zijn van wederzijdsche verkla
ringen. Nadat zij eenigen tijd genoten hadden van de vreugde
van het weerzien, kwam bij beiden de wensch op, de sombere
plaats waar zij zich bevonden, zoo spoedig mog&ifjk te ver
laten. Het kostte niet veel tijd om Ray duidelijk te maken
dat hij onder borgstelling in vrijheid, was gesteld, en dat hij,
althans voor het oogenblik, vrij was om te gaan waarheen
hij wilde. Dit was genoeg h o e alles gebeurd was, hoe Nellie
in Camberton kwam en waaraan zij zulke invloedrijke hulp te
flanken had dat alles zou hem wel later worden verteld.
Zij waren spoedig in het Metropolitan Hotel terug. Besloten
werd, dat Ray er voorloopig zou blijven als gast van Nellie's
nieuwe vrienden. Het voorstel, dat door broeder en zuster me:
vreugde werd aangenomen, ging uit van mevrouw Clayton,
die getroffen was door de hartelijkheid, die er tusschen hen
beiden bestond en dadelijk een zeer guns'tigan indruk van
Ray's karakter had ontvangen.
„Die jongen met dat flinke, open, gelaat", zeide zij, toen
DIAMANT. 116
zij met haar man alleen was, „is niet in staat iets slechts
of oneerlijks te doen, al zou hij er ik weet niet wat mee kun
nen verdienen."
Ofschoon de heer Clayton zijn oordeel nog wilde opschorten,
tot hij den jongen man wat beter had leeren kennen, ver
klaarde hij toch, dat ook hij een gunstigen indruk van hem
had gekregen.
Toen den hotelhouder de gemaakte schikking werd mede
gedeeld, stuitte men op onverwachte bezwaren van die zijde.
De man trok een heel bedenkelijk gezicht en mompelde, dat
hij niet recht wist of het wel ging, al twijfelde hij er niet
aan, of alles zou wel in orde zijn. Hij was echter op eeo
heel goeden voet met de Portersmaatschappijals er zooiets
was van diners of vergaderingen in klein comité, dan werden
die altijd bij hem gehouden zoo was er nu pas weer een
smoking concert en een soireetje geweest, gegeven door
leden van de directie. En nu kon het heel best zijn, dat die
heeren en zijn andere gasten het onaangenaam zouden vinden,
als zij onder één dak moesten zijn met iemand die.enfin,
van diamantsmokkel beschuldigd werd.
,.U weet wie ik ben," zei de heer Clayton geërgerd, „en ik
vertrouw, dat u geen verdere bezwaren zult maken, als ik u
zeg, dat de heer Wolston mijn gast is."
O. dat veranderde natuurlijk veel aan de zaak, maar toch
zou ik graag er eerst nog eens met mijn vrouw over spreken.
„U moet weten, meneer", zeide hij, „dat mijn vrouw nog
cenigszins familie is van mevrouw Benoni en zij heeft mis
schien een beteren blik op die soort van dingen dan lk."
De heer Clayton was wel gedwongen er in toe te stemmen,
ofschoon liij verwachtte, dat de vrouw van den hotelhouder
er nog minder ooren naar zou hebben dan haar man. Dat
viel echter mee. De hotelhouders vrouw was niet alleen een
zeer goedhartig menschje, doch zij had ook een sterke neiging
tot het romantische. Het verhaal van het jonge meisje, dat heel
uit Engeland was gekomen om te zien, hoe het niet haar
broer was, en dat hem onder zulke tragische omstandigheden
ontmoette, had indruk op haar gemaakt, en in overeenstem
ming met bovenvermelde neiging had zij terstond levendige
sympathie voor Ray's zuster opgevat. De omstandigheid dat
er een lid van het Britsche parlement bU betrokken was, ha J.
niet alleen zij in hooge mate interessant gevonden, doch had