NIEUWS= en ADVERTENTIEBLAD. TERUGKEER VAN SHERLOCK HOLMES. aarlemmer Halletjes. 21e Jaargang. No. 6218. Verschijnt dagelijks, behalve op Zon= en Feestdagen. DONDERDAG 8 OCTOBER 1903. B HAARLEM S DAGBLAD ABONNEMENTEN ADVERTENTIËN: Voor Haarlem PE^ MAANDEN: ^an 1—5 regels 50 Cts.iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondissement Voor de dorpeninden omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der Haarlem van 1-5 regels 0.75, elke regel meer 0.15. Reclames 30 Cent per regel. gemeente)1.30 A MxvCA Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Franco per jjost door Nederland1.65 téy jtiF >.a, -v I T-ï Kleine advertentiën 3 maal plaatsen voor 2 maal betalen. Afzonderlijke' nummers0.02K V I J «TW W Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem0.37}{ Hoofdbureau en Drukkerij: Zuider Buitenspaarne No. 6. de omstreken en franc° Pcr P°st „0.45 Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 122. Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur J. C. PEEREBOOM. Bijkantoor: Groote Houtstraat No. 55. Telefoonnummer 724. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Succ., Parijs, 31Faubourg Montmartre. Tweede Blad. i. S Avontuur van het ledige Kuis tent. De man sfcheen zeer opgewonden, a oogen schitterden als sterren en rijn gelaat trok zenuwachtig. Het was jen man op leeftijd met een smallen, langen neus. hoog voorhoofd engrij- Köden snor. Een claque-hoed stond achter op zijn hoofd en onder zijn open overjas droeg hij een avondcos- tiram. In zijn hand droeg hij iets, dat een stok geleek, maar toen hij het den vloer neerlegde, gaf het een metalen klank. Toen haalde hij iets zajn zak en deed iets. dat eindigde met een hard, schel geluid alsof een veer dicht sloeg. Daarna stond hij op ik zag, dat hij een soort geweer in rijn hand hield maar van zonderlinge constructie. Hij opende het sluitstuk, •tak er iets in en sloot het weer. Toen knielde hij weer neer, liet den fcop op de vensterbank rusten en ik zijn snor langs den greep hangen zijn oog glinsteren toen hij langs vizier keek. Ik hoorde een zucht ïiu voldoening toen hij den kolf te- zijn schouder plaatste en richtte den zwarten man aan den over- Een oogehbliik was hij bewe gingloos. Toen drukte zijn vinger op en trekker. Een gefluit deed zich moren mgt het geluid van brekend glas. Op dat oogenblik sprong Holmes als een tijger op den rug van den man m drukte hem op den grond hij was «liter in een oogenblik overeind en greep Holmes met kracht bij de keel. maar ik gaf hem een slag met de IdH het hoofd, zoodat hij weer op feu grond viel. Ik wierp mij op hem terwijl ik hem vast_hield, blies mijn vriend een schellen toon uit een luitje, men hoorde snelle voetslappen twee politie-agenten in uniform met nog een derde, een dedtectaeve, trainen binnen. Ben jij het, Lestrade? zei Hol- Ja. mijnheer Holmes. Ik heb het maar zelf opgeknapt. Ik hen bkij u weer in Londen te zien, mijnheer. Mij dunkt dat je een beetje niet- olficieele hulp noocüg hebt. Drie on opgeloste moorden in één jaar. dat gaat niet. Lestrade. Maar het geheim Molesey heb je anders mooi be lande] d. We waren allen weer opgestaan, ere gevangene stond zwaar adem te talen, rechts en links vastgehouden ioor een agent. Reeds hadden zich önige nieuwsgierigen in de straat otrzameld. Holmes ging naar het 'aster, deed het dicht en sloot de Hinden. Lestrade had twee kaarsen 'oor dén. dag gehaald' en de politie- ogenten brachten hun lantaarns van onder hun j assem te voorschijn. Ein- elijk kon ik nu onzen gevangene ien. Hij keerde ons een buitengewoon fochtig en onheilspellend gelaat toe. fok wenkbrauwen als van een wijs- pa en een hartstocht teekenende on- helft van hét gezicht, moest kc raan begaafd zijn met grooten ping voor het goede of voor het kwade. Zijn blauwe oogen hadden een wreede uitdrukking. Hij nam van ons anderen geen notitie, maar zijn oogen waren op Holmes gevestigd met een uitdrukking van haat en verbazing. Jij. mijn vijand mompelde hij. Ja, kolonel, zei Holmes, zijn boordje, dat gekreukeld was, goed schikkend. Ik geloof, dat ik het ge noegen niet heb gehad u te zien sinds u me zooveel aandacht wijdde in die kloof bij den Reichenback-waterval. val. De kolonel staarde steeds naar mijn vriend als iemand die droomt en kon slechts herhalen: Jij. mijn vijand! Ik heb u nog niet voorgesteld, zei Holmes. Dit Heeren, is kolonel Se- bastiaan Moran, eenmaal behoorend tot het Indisch leger en uitstekend schutter. Ik geloof wel te mogen zeg gen, kolonel, dat uw tijgerjachten nog steeds ongeëvenaard zijn. De oude man zei niets, maar staar de steeds naar mijn metgezelmet zajn wilde oogen en trillenden knevel leek hij zelf wonderlijk veel op een tijger. Het verwondert mij. dat mijn eenvoudige list zoo'n ouden vos kon misleiden, zei Holmes. Je moet ze toch kennen. Hebt ge zelf niet wel eens een jonge geit onder een boom vast gemaakt en zijt er boven gaan liggen met een geweer om den tijger af te wachten Dit ledige huis is mijn boom en gij zijt mijn tijger. Misschien had ge meer dan één geweer bij u voor het geval, er meer tijgers waren, welnu dit.op ons wijzend zijn mijn andere geweren. De vergelijking gaat geheel op. Kolonel Moran sprong, van woede brullend, vooruit, maar de agenten hielden hem terug. In één opzicht hebt ge me ver rast. ging Holmes voorcik had niet verwacht, dat ge zelf óók gebruik zoudt maken van dit ledige huis en dat juist geschikt gelegen vensterik had verwacht, dat ge van straat af zoudt handelen, waar mijn vriend Lestrade en zijn wakkere mannen op u wachtten. Overigens is alles gegaan zooals ik dacht. Kolonel Moran wendde zich tot den officieelen defectieve en zei Ge hebt al of niet het recht m'ij te arresteeren. maar er is in elk ge val geen reden, waarom ik de spot van dien man daar zou moeten ver dragen. Wanneer ik in handen van het gerecht ben, laat dan ook op wet tige wijze met me gehandeld worden. Nu, die wensch is redelijk zei Lestrade. Heeft u niet meer tezeggen, eer we heengaan, mijnheer Holmes? Holmes had het geweer opgeraapt en bekeek het mechanisme. Een prachtig en eenig wapen, zei hij het maakt geen gerucht en is van groote kracht. Ik weet dat Von Herder, de blinde Duitsche mecanicien het gemaakt heeft op last van pro fessor Moriarty. Ik kende het bestaan ervan reeds lansr. maar had het nog nooit gezien. Ik beveel het zeer in je aandacht aan, Lestrade. U kunt erop rekenen, dat wij het zullen onderzoeken, mijnheer Hol mes, zei Lestrade. naar de deur gaan de. Nog iets te zeggen Ik wilde alleen vragen, wat je hem ten laste denkt te leggen. Wat? wel. poging tot moord op mr. Sherlock Holmes. Neen, neen Lestrade. Ik wil met de zaak niets te maken hebben. Jij en jij alieen moet de verdienste hebben van dc merkwaardige arrestatie, die je hebt gedaan. Ja, Lestrade, ik feli-1 citeer je Met je gewone handigheid j en moed heb je hem gesnapt. Hem gesnaptwien gesnapt, mijnheer Holmes Den man. dien de geheele politie- j macht te vergeefs heeft gezocht, kolo- i nel Sebastiaan Moran. die den heer j Ronald Adair dooddschoot met een zacht looden kogel, geschoten uit een j windbuks door hert open raam, twee- de verdieping van No. 427, Park Lane, den 30en van de vorige maand. Dèt is de beschuldiging, LestradeKom Watson, als je de tocht kunt verdra- gen van de gebroken ruit. ga dan mee; i ik denk, dat een half uurtje, doorge- bracht in mijn werkkamer, onder het genot van een sigaar je een aangena-1 me verrassing zal verschaffen. Onze vroegere kamers waren onver anderd gebleven, dank zij Mycroft Holmes en juffrouw Hudson. Toen ik binnen kwam. heerschte er wel een ongewone orde. maai' alles was op z'n plaats, Ddar was de hoek waar chemische proeven werden genomen en hier op een plank de fameuse aan- teekening-boeken welke menigeen van onze medeburgers zoo gaarne ver brand zou hebben. De vioolkist, het pijpenrek, zelfs de Perzische pot met tabak waren op hun plaats. In de kamer vonden we juffrouw Hudson, die ons verwelkomde toen we binnen traden en de zonderlinge pop, die zoo'n groote rol had gespeeld in de avonturen van dezen avond. Het was een afbeelding in gekleurd was van mijn vriend, bewonderenswaardig ge lijkend, De pop zat bij een klein ta feltje en was gekleed met een oud pak van Holmesvan de straat ge zien, was de illusie volkomen. Ik hoop dat u alle voorzorgen ge nomen hebt. juffrouw Hudson, zei Holmes. Ik ben er telkens op mijn knieën heen gekropen, mijnheer, zoo als u gezegd had. Uitstekend. Hebt u ook opgemerkt waar de kogel is gebleven Ja mijnheer, ik vrees, dat uw beeld beschadigd zal zijn. want de kogel ging dwars door hert hoofd en (Sloeg plat tegen den wand. Ik heb hem opgeraapt, hier is hij. Holmes reikte hem mij toe. Een zacht looden revolverkogel, zoo als je ziet, Watson. Dat is slim, want wie zou verwachten, dat zoo'n ding geschoten is uit een windbuks. Dank u wel voor uw hulp, juffrouw Hudson. Ep laat ik je nu weer eens in je ouden stoel zien zitten. Watson, want er zijn verschillende dingen, die ik met je zou willen bespreken. De zenuwen van den ouden jon gen zijn dezelfde gebleven en de oog opslag eveneens, zei hij lachend, ter wijl hij het vernielde voorhoofd van zijn wassen afbeeldsel bekeek. Dwars door het hoofd hij was de beste schutter van Indië en ik geloof, dat er weinig betere in Londen zullen zijn. Had je zijn naam al eens gehoord? Neen. Wel, wel dat is nu zijn beroemd heid Maar ik herinner me. dat je den naam van professor James Mo riarty óók nooit gehoord hadt en toch was flat een van de groote geesten dezer eeuwOch. geef me even mijn index van biografiën van de plank. Hij sloeg langzaam de bladen om- Ik heb een mooie collectie, zeide hij Moriarty alléén zou er al waai de aan geven en dan is hier nog de gifmenger Morgen en Merridem, af schuwelijker gedachtenis en dan Ma- thewo en eindelijk is hier onze vriend van vannacht. Hij gaf mij het hoek over en ik las Moran, Sebastiaan. kolonel. Zon der betrekking, vroeger hij het le. re giment Bengaalsche pioniers. Gebo ren te Londen in 1840. Zoon van Sir Augustus Morgan, vroeger Engelsch gezant in Perzïë. Opgeleid te Eton en Oxford. Maakte mee de Jowaki, Arghaansche, Charasiab. Cherpur en Cabogl-veldtochten, schrijver van een paar werken. AdresConduit-street. Lid van de Engelsch-Indische. Tan- kerville en Bagatelle-card-clubs. Op zij was in het duidelijke handschrift van Holmes geschreven Op één na de gevaarlijkste man in Londen. Dat is verbazingwekkend, zei ik het boek teruggevend zijn loopbaan is als die van een eerlijk soldaat.. Dat is waar, antwoordde Hol mes. tot een zeker oogenblik gingliet goed. Hij is altijd iemand geweest met stalen zenuwen en nog wordt in Indië verteld, hoe hij eens in een af grond naar beneden kroop om een gewonden tijger, een zoogenaamden menscheneter te achtervolgen. Er zijn boomen, Watson die Uè. een bepaald punt recht omhoog groeien en dan plotseling krom gaan. Men ziet dal meer in het leven. Mijn theorie is, dat zulke dingen dikwerf hun oor sprong vinden in de eigenschappen van de voorouders. Het is zeker hoogst merkwaardig. Nu, hoe het zij, kolonel Morgan ging den verkeerden weg op. Zonder openlijk schandaal werd blijven in Indië toch onmogelijk voor hem hij kwam naar Londen en kreeg ook hier een slechten naam. Het was in dien tijd dat professor Moriarty hem ont dekte. van wien hij een poos de chef van de staf was. Moriarty gaf hem ruimschoots geld en gebruikte hem alleen in een of twee ondernemingen in de hoogere standen die geen ge woon misdadiger zou kunnen heb ben beproeven. Je herinnert je mis schien wel den dood van mevr. Ste wart van Lander in 1887? Niet? Nu, Ik ben zeker, dat Moran ei- achter zat, maar er kon niets bewezen worden. De kolonel was zóó slim geweest, dat zelfs, toen de bende van Moriarty ontmaskerd werd, hem niets ten laste gelegd kon worden. Herinner je je, dat ik toentertijd, bij je in de kamer komend, alles sloot uit vrees voor een schot uit een windbuks Je dacht ze ker. dat ik overdreef, maar ik wist heel goed wat ik deed. want ik kende het bestaan van dat geweer en ik wist, dat het gehanteerd zou worden door een van de beste schutters Toen we in Zwitserland waren, volg de hij ons met Moriarty en zonder twijfel was hij het, die me die angsti ge minuten bezorgde bij den Reichen- bach-waterval. Je begrijpt, dat ik tij dens mijn verblijf in Frankrijk met aandacht de couranten las in de hoop hem op het spoor te komen. Zoolang hij vrij rondliep in Londen was mijn leven geen cent waardnacht en dag verkeerde ik in gevaar en een maal zou het geluk wel mot hem zijn. Wat kon ik doen. Schoot ik hem dood, dan ging ikzelf in de doos. Hem aanklagen kon ik niet. want er waren slechte vermoedens. Maar ik bestudeerde de berichten van misda den zeker dat ik hem eens zou snap pen. Toen kwam de dood van Ronald Adair. eindelijk was het iot me gun stig - Met de wetenschap, die ik bezat, was ik zeker, dat kolonel Moran het gedaan had. Hij had kaart mot hem gespeeld, was hem naar huis gevolgd en had hem door het open venster dood geschoten. Daar was geen twij fel aan. De kogels alleen zijn al ge noeg om hem te doen hangen. Ik kwam terstond over. Ik werd gezien door den schildwacht, die. dat wist ik, de aandacht van den kolonel op mij zou vestigen. Hij zou natuur lijk mijn komst in verband brengen met zijn misdaad en vreeselijk onge- rust zijn. Ik was zeker, dat hij pogen zou mij in eens uit den weg te rui men en daartoe van zijn vreeselijk wapen gebruik maken. Ik bezorgde hem een prachtig doelwit door het I venster en waarschuwde de politie, I dat zij noodig zou kunnen zijn je bemerkte haar tegenwoordigheid in die portiek, Watson ik nam een goede observatiepost in, niet droomen- de, dat hij diezelfde plaats voor zijn aanval zou uitkiezen. Nu, beste Wat son, valt er nu nog iets te verklaren Ja, zei ik. Je hebt me nog niet duidelijk gemaakt wat Morans motief was om RonaldAdair te vermoorden. 1 Ja, beste Watson, nu komen we j in zoo'n doolhof van onderstellingen, dat zelfs de meest logische geest er in kan verdwalen. Ieder kan zijn eigen veronderstelling maken en die van jou kan evengoed zijn als de mijne. Heb jij er je één gevormd? Me dunkt, dat het niet moeieliik is de feiten te verklaren. Gebleken is dat waarschijnlijk kolonel Moran en de jonge Adair samen een belangrijke som hebben gewonnen. Nu is het zeker dat Moran valsch speelde, dat had ik al lang bemerkt. Ik denk dat op den dag van den moord Adair het geknoei van Moran heeft ontdekt. Hoogstwaar schijnlijk heeft hij hem onder vier oogen gesproken en zal hem gedreigd hebben hem te ontmaskeren, tenzij hij zijn ontslag nam als lid van de club en beloofde geen kaart meer te spelen. Het is te begrijpen, dat een jong- mensch als Adair niet terstond een schandaal in 't leven riep door een welbekend en zooveel ouder man dan hij te ontmaskeren. Waarschijnlijk handelde hij dus zooals ik veronder stel. De uitsluiting uit de club zou Moran op zwart zaad brengen, daar hij leefde van hetgeen hij door valsch spel won. Daarom vermoordde hij Adair, diie op dat oogenblik juist be proefde uit te rekenen, hoeveel geld hij zelf terug zou geven, daar hij niet wilde profiteeren van het valsche spel van zijn partner. Hij sloot de deur opdat niet één der dames hem zou verrassen en vragen wat die namen, aauteekeningen en geldhoopjes betee- kenden. Dunkt je dat niet mogelijk? Ik twijfel er niet aan of je hebt de waarheid geraden. Dat zal onderzocht en bewezen worden voor het gerecht. Intusschen, or moge gebeuren wat wil, kolonel Moran zal ons niet meer lastig vallen, de merkwaardige windbuks van Von Herder zal een sieraad uitmaken van Scotland Yard Museum en Sherlock Holmes is weer vrij om zijn leven te wijden aan het onderzoek van die interessante vraagstukjes, waaraan de Londensche wereld zoo rijk is. EINDE. Stadsnieuws. Z. D. H.Mgr. Augustinus josephus Gallier Bisschop van Haarlem. De „Katholieke Illustratie' schrijft over het verblijf van den nieuw be noemden bisschop mgr. Aug. J. Cal- lier, in het Semenarium te Hageveld, het volgende Inderdaad wekte het feit der onge- meene onderscheidingwelke den Hageveldschen leeraar in 1892 van Z. D. H. Mgr. Bottemanne te beurt viel, alom in liet diocees eerbiedige verbazing en blijde verrassing. Verrassend vooral voor mede-profes soren en studenten klonk op een goe den morgen de mare van 't bisschop pelijk bezoek, dat Hageveld in de wol ken bracht om de hooge eer, „mijn heer" Callier plotseling ten deel geval len, én in zak en asch, om het dade lijk varlies van den door allen bemin den, neen, aanbeden professor. Mijnheer Callier de professor der Rhetorica, die zoo aangenaam en boeiend lesgaf, die, hoe streng en stipt voor zijn leerlingen, zelden strafte er was ontzag voor zijn helder, door dringend oog. een berisping van hem, gegeven met het vriendelijkst gelaat ter wereld, woog in de waardeering der gezondigd hebbende jonkheid min stens twaalf maal zoo zwaar als „gewone" standjes mét veel pensa desnoods. Mijnheer Callier, de onvergelijkelij ke in fijne en keurige manieren, met zijn deftig optreden, sierlijk gebaar, veerkracht igen gang en sympathieken stemklank, dien men zoo gaarne een „Lauda Sion" cantoreeren of de Pas sie hoorde meezingen, voor wien men onder de vacantie graag een lange voetreis maakte om hem in een na burige kerk bij te wonen als kansel redenaar, iets wat op het seminarie zelf niet ging, wijl Mgr. er jaren lang niet in de kapel der studenten preekte, belast als hij zich had met de geeste lijke zorg over de familia, het dienst personeel. Mijnheer Callier, de man eindelijk van het Treurspel op Vastenavond, die zooveel werk maakte van Vondel, die door de opvoering van „Joseph in Dothan". Peter en Pauwels", „No- ach", „Lucifer" zelfs, er eerstens in slaagde te bereiken wat met jongelui bij jongelui te bereiken viel, maar die bovendien met vreugde overwogen zal hebben, hoe die treurspelen van Von del hun weldadigen invloed niet kon den missen op het groot aantal pries ter-gasten. die naar de uitvoering kwa men van heinde en verre. Mijnheer Callier, Hageveld's trots in één woord waarlijk, men voelde het verlies diep. Maar de blijde ver rassing won het ten laatste, en toen ZHE. afscheid nam van de studenten met een vers uit het pas-opgevoerde „Noach" „Wat anders is 't van ver, wat anders in het scheiden", kreeg hij de, op dat oogenblik stilzwijgende, maar later vaak uitgesproken profetie van de jeugd mee„Nu vicaris later bisschop 1" •Die profetie is vervuld, en Neer- landia catholica heeft juichensstof om een zoo buitengewoon begaafden en Esq Zaterdagavondpraatje. „Wat is in een naam I" roept een 'te de helden van Shakespeare min- Btead uit. 't Is zeker al lang gele- ft Anders zou de man beter weten, 'i weten toch wel, dat het een heel Schil is of je bijvoorbeeld Wilhelm heet. uit Berlijn, dan wel Klaas a Putten uit de dwarsstraat. Ook ?"we er ons zeer goed*van bewust, »het in 't geheel niet hetzelfde is je Rothschild heet of Fidelio. Mijn i wat liggen daar een millioenen schen Kiet dat ik pruttel over mijn naam. Hen er volmaakt tevreden mee, al het alleen omdat ontevredenheid' i toch niet aan een beteren helpt. En 0 gaat liet immers ons allemaal. Met naam moeten we het leven d'oor, jgoe'di als met een krom1 heen of een bochel en wie er tegen in op tel komt, kwelt zichzelf het meest, heb iemand gekend, die Worm •he. Nu geef ik onmiddellijk toe, 'dit geen mooie naam is, maar ®hgens had hij geen enkele reden üch er over te schamen. Zijn va- en moeder waren fatsoenlijke ^chen geweest, Wormen, waarop nf te dingen viel. In plaats van •rover in zijn schik te wezen, kron- ^hij zich als een worm in allerlei «en, om de menschen toch maar naam niet te laten hooren. Daar- !had hij zich aangewend om, wan- neer hij zich aan anderen moest voor stellen, zijn naam uit te spreken „Whggem", met ijselijk brouwende r. „Hoe hiet u zeien de menschen dan. Sommigen vroegen hem om zi]n naam te spellen en anderen vroegen om zijn kaartje. Dan zagen ze pas goed, dat hij een Worm was en nog wel een lafhartige worm, omdat hij zich schaamde voor zijn eerlijken naam. Ik hou wel van namen die wat be- teekenen. Ze blijven gemakkelijker in je geheugen. „Ik ben Kool", zegt ie mand tegen je en dan weet je een jaar later nog, dat je in den trein zoo ple zierig hebt zitten praten met mijnheer Kool. Maar ontmoet nu eens mijnheer De Lissanet de la Favronnière en pro beer dan eens, om je na zes weken zijn naam te binnen te brengen. Je krijgt het niet gedaan. In Haarlem dragen wij namen in soorten. Namen, die niets zeggen en namen, die rijk zijn aan beteekenis. Het is wel merkwaardig, dat we juist hier, in een streek van hosch en veld en bloemen, zooveel namen bezitten, die daaraan doen denken. Ik begin maar met Boom, Bos, Bosch, Bosman en Dikkeboom. In 'tFransch hebben we Dubois. - Bosveld, Bogaardt.Blad en Abeelen, behooren tot dezelfde cate gorie. Gras, Flier, Van der Hulst, Blom, Blommendaal, Lindeman. Van der Linden, Bogaardt. Bloembergen en Peereboom behooren eveneens tot het schoone rijk der natuur. Ook aan Vrugt, Stam, Wester veld, Lelyveld, Hagedoorn, Klaver, Klaverweijden, Oosterhout en Overbeek komt een plaatsje toe, maar vooral mag onze aandacht gevestigd worden op de poëtische namenreeks, die wij vinden in Roosdorp, Roozenbeek, Roozeboom, Roozendaal, Rozenhart en Rosenberg. En wie van mijn bewering, dat wij veel namen uit de natuur bezitten, nog niet overtuigd mocht wezen, dien wensch ik alsnog te overtuigen met Van der Velde, Veldheer. Velthuijsen en Veltkamp. Men moet mij nu niet achterhalen over de spelling. In ae eerste plaats heeft de tijd natuurlijk verschillende namen gewijzigd. Het sterkste staaltje op dat gebied vind ik wel in een familie, die bij officieele gelegenheden genoemd wordt,,ael Campo. genaamd Camp." We kennen allen de kleurennamen Blouw, Rrnijn, Groen, Wit en Zwart. Ook de talrijke namen, die aanwijzen vanwaar de familien gekomen zijn Van Bommel, Van Breukelen, Van Campen, Van Cruijningen, Van Gelder en Van Deventer. Van Gendt, Van Dantzig, Van Breemen, Van Brussel kunnen zich waarschijnlijk op een buitenlandsche afkomst beroemen, evenals London. En ik zou, dunkt me. een onvolledigheid begaan, wanneer ik hier niet aan toevoegde Van Rijn en Van Maas. Er zijn, zooals van zelf spreekt, ver schillende namen ontleend aan ae aie- renwereld. ook namen van dieren, die we hier nooit te aanschouwen krijgen. Ik denk aan De Vos, De Beer, aan Valk en Voorn en Salm, Wolff en Duijff, Van Moll, De Koe, De Haan, De Haas en Kievit, aan Ooijevaar. Konijn, Calkoen en De Leeuw. In deze reeks behooren twee andere namen, die ook waarschijnlijk door verbas tering, misschien wel door een of an dere gebeurtenis, een eigenaardige toe- I voeging hebben gekregen, namelijk j Keerwolf en Sillevis. I Het spreekt als een boek, dat de namen Van Paassen en Van Pinxteren I in één adem genoemd mogen worden. I Rijk in getal zijn de namen van beroepen en bedrijven. Akkerman, [Mulder, Drukker, Captein zijn daar staaltjes van; we vinden verder Jager, Stoker, Metzei aar, Visser, Kok en Kui- i per. Landman en Landmeter, Koop- ';man, Bouman, Bouwmeester. Schooi- j meester, Schipper. Bussemaker, Bou- jwer, Dokter, ja zelfs Cluysenaar. Al- jtemaal goede, gezonde, flinke Hol- landsche namen, al oefenen de rrfees- ten. die deze namen dragen, het vak, waarop zij duiden, volstrekt niet meer uit. Hieruit blijkt, dat men geen ver band moet zoeken tusschen namen en personen. Aan hooggeplaatste personen doen ons denken de namen Baron, DeGraaif, Le Due, Hartog, Keijzer Prins en j Ridder. Het is zeker niet te onpas om daarbij even te gewagen van Van der Bilt, een naam, die op zichzelf wel geen (beteekenis heeft, maar onwillekeurig I doet denken aan den Amerikaanschen I rijkaard van dien naam, die in som mige gevallen nog wel machtiger is. dan koningen en keizers. Denken we aldus aan den klank van het geld, we vinden welluidende namen ook In Heil, Luijt, Luijten en Van Eden. Een namenreeks, die bij elkanaer behoort, isVan Dapperen, Koen Krijgsman, Koudstaal en Lans. In vroeger tijd waren, zooals men weet, de familienamen met afzonder lijke voornamen niet bekend. Toen heette Gerrit, de zoon van Jan. Gerrit Jansz. en wanneer deze weer een zoon had, die Jan genoemd werd naar i zijn grootvader, dan heette die zoon Jan Gerxitsz. liet is wel te verwonde- jren. dat bij de beperktheid van het i aantal voornamen, deze gewoonte niet j tot verwarring heetf aanleiding gege- ven, maar we moeten niet vergeten dat de menschen zich loen niet zoo j licht verplaatsten als wij en elkander jin dezelfde plaats dus beter kenden, zoodat in geval van verwarring het beroep, of ook wel de naam van het j huis, waarin iemand woonde, tot na- I dere aanduiding strekken kon. Vestig de zich iemand, die van elders kwam, dan zei men al gauw Albert Willemsz. van Gorcum en zoo zullen wel de na men naar plaatsen ontstaan zijn, waar- van ik er hierboven eenigen opnoem de. Vandaar namen als Andriessen, Antonissen en Cornelissen. Naar lichaamsdeelen heeten onze medeburgers Scheen, Voet, Spier, Been en Duijm. Namen van somberen klank zijn Dodenhuis, Doodeuheefver, Kerklioff en Kerkhoven gelukkig maai*, dat deze namen de dragers niet zullen ver- i hinderen in het bezit van opgewektheid en levensvreugde, al kan niet ontkend (worden, dat er op zichzelf bc- schouwd meer vroolijkheid ligt in I namen als Goedhart en Goedkoop. Maar overigens, zooals ik zei, is 'iedere naam goed, die goed gedragen i wordt Alleen moet ik eerlijk beken- I nen, dat ik liever niet Van Gisteren (zou heeten. omdat dan de menschen, onbarmhartig als ze zijn. na de nuch terste opmerking die je maakt, met quasi bewondering zeggen: Nou maar, jij bent óók niet van gisteren of wanneer je iets zegt, dat hun niet bevalt, allicht antwoorden: „wat wou jij daar nu van weten! jij bent Van Gisteren Zoo zijn Ezel en Eend ook minder gewenschte benamingen. Ik kan ge lukkig in het Haarlemsche Adresboek dan ook geen Ezels en geen Eenden vinden. Ik wil dus maar zeggen, dat het volstrekt niet uitmaakt of we een mooien naam dragen of niet. Er zijn er, wier naam doodeenvoudig ja leelijk misschien op zichzelf den menschen aangenaam in de ooren klinkt, omdat de drager van dien naam een goed man is of een brave vrouw. Een van de beste menschen, dien ik ooit gekeud heb, heette eenvoudig Piet Jansen. Meer niet, maar dat was ge noeg. En ik heb iemand, die van een begrafenis terugkwam, niet aandoe ning hooren zeggen „Wortel was een braaf man. En niemand dacht er aan om dien naam te lachen, want ieder een verbond aan den naam dadelijk de gedachte aan het nobele karakter van den doode1 En weet de lezer nu no" (maar niet nakijken hoe de man met den mooi en naam heette van wien ik sprak? Ik wed van niet FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1903 | | pagina 5