NIEUWS= en ADVERTENTIEBLAD.
TERUGKEER VAN
SHERLOCK HOLMES.
aarlemmer Halletjes.
21e Jaargang. No. 6218.
Verschijnt dagelijks, behalve op Zon= en Feestdagen.
DONDERDAG 8 OCTOBER 1903. B
HAARLEM S DAGBLAD
ABONNEMENTEN ADVERTENTIËN:
Voor Haarlem PE^ MAANDEN: ^an 1—5 regels 50 Cts.iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondissement
Voor de dorpeninden omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der Haarlem van 1-5 regels 0.75, elke regel meer 0.15. Reclames 30 Cent per regel.
gemeente)1.30 A MxvCA Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Franco per jjost door Nederland1.65 téy jtiF >.a, -v I T-ï Kleine advertentiën 3 maal plaatsen voor 2 maal betalen.
Afzonderlijke' nummers0.02K V I J «TW W
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem0.37}{ Hoofdbureau en Drukkerij: Zuider Buitenspaarne No. 6.
de omstreken en franc° Pcr P°st „0.45 Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 122.
Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur J. C. PEEREBOOM. Bijkantoor: Groote Houtstraat No. 55. Telefoonnummer 724.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën
en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Succ., Parijs, 31Faubourg Montmartre.
Tweede Blad.
i.
S Avontuur van het ledige Kuis
tent.
De man sfcheen zeer opgewonden,
a oogen schitterden als sterren en
rijn gelaat trok zenuwachtig. Het was
jen man op leeftijd met een smallen,
langen neus. hoog voorhoofd engrij-
Köden snor. Een claque-hoed stond
achter op zijn hoofd en onder zijn
open overjas droeg hij een avondcos-
tiram. In zijn hand droeg hij iets, dat
een stok geleek, maar toen hij het
den vloer neerlegde, gaf het een
metalen klank. Toen haalde hij iets
zajn zak en deed iets. dat eindigde
met een hard, schel geluid alsof een
veer dicht sloeg. Daarna stond hij op
ik zag, dat hij een soort geweer in
rijn hand hield maar van zonderlinge
constructie. Hij opende het sluitstuk,
•tak er iets in en sloot het weer.
Toen knielde hij weer neer, liet den
fcop op de vensterbank rusten en ik
zijn snor langs den greep hangen
zijn oog glinsteren toen hij langs
vizier keek. Ik hoorde een zucht
ïiu voldoening toen hij den kolf te-
zijn schouder plaatste en richtte
den zwarten man aan den over-
Een oogehbliik was hij bewe
gingloos. Toen drukte zijn vinger op
en trekker. Een gefluit deed zich
moren mgt het geluid van brekend
glas.
Op dat oogenblik sprong Holmes als
een tijger op den rug van den man
m drukte hem op den grond hij was
«liter in een oogenblik overeind en
greep Holmes met kracht bij de keel.
maar ik gaf hem een slag met de
IdH het hoofd, zoodat hij weer op
feu grond viel. Ik wierp mij op hem
terwijl ik hem vast_hield, blies
mijn vriend een schellen toon uit een
luitje, men hoorde snelle voetslappen
twee politie-agenten in uniform
met nog een derde, een dedtectaeve,
trainen binnen.
Ben jij het, Lestrade? zei Hol-
Ja. mijnheer Holmes. Ik heb het
maar zelf opgeknapt. Ik hen bkij u
weer in Londen te zien, mijnheer.
Mij dunkt dat je een beetje niet-
olficieele hulp noocüg hebt. Drie on
opgeloste moorden in één jaar. dat
gaat niet. Lestrade. Maar het geheim
Molesey heb je anders mooi be
lande] d.
We waren allen weer opgestaan,
ere gevangene stond zwaar adem te
talen, rechts en links vastgehouden
ioor een agent. Reeds hadden zich
önige nieuwsgierigen in de straat
otrzameld. Holmes ging naar het
'aster, deed het dicht en sloot de
Hinden. Lestrade had twee kaarsen
'oor dén. dag gehaald' en de politie-
ogenten brachten hun lantaarns van
onder hun j assem te voorschijn. Ein-
elijk kon ik nu onzen gevangene
ien.
Hij keerde ons een buitengewoon
fochtig en onheilspellend gelaat toe.
fok wenkbrauwen als van een wijs-
pa en een hartstocht teekenende on-
helft van hét gezicht, moest
kc raan begaafd zijn met grooten
ping voor het goede of voor het
kwade. Zijn blauwe oogen hadden
een wreede uitdrukking. Hij nam van
ons anderen geen notitie, maar zijn
oogen waren op Holmes gevestigd
met een uitdrukking van haat en
verbazing.
Jij. mijn vijand mompelde hij.
Ja, kolonel, zei Holmes, zijn
boordje, dat gekreukeld was, goed
schikkend. Ik geloof, dat ik het ge
noegen niet heb gehad u te zien sinds
u me zooveel aandacht wijdde in die
kloof bij den Reichenback-waterval.
val.
De kolonel staarde steeds naar mijn
vriend als iemand die droomt en kon
slechts herhalen: Jij. mijn vijand!
Ik heb u nog niet voorgesteld, zei
Holmes. Dit Heeren, is kolonel Se-
bastiaan Moran, eenmaal behoorend
tot het Indisch leger en uitstekend
schutter. Ik geloof wel te mogen zeg
gen, kolonel, dat uw tijgerjachten nog
steeds ongeëvenaard zijn.
De oude man zei niets, maar staar
de steeds naar mijn metgezelmet
zajn wilde oogen en trillenden knevel
leek hij zelf wonderlijk veel op een
tijger.
Het verwondert mij. dat mijn
eenvoudige list zoo'n ouden vos kon
misleiden, zei Holmes. Je moet ze toch
kennen. Hebt ge zelf niet wel eens
een jonge geit onder een boom vast
gemaakt en zijt er boven gaan liggen
met een geweer om den tijger af te
wachten Dit ledige huis is mijn
boom en gij zijt mijn tijger. Misschien
had ge meer dan één geweer bij u
voor het geval, er meer tijgers waren,
welnu dit.op ons wijzend zijn
mijn andere geweren. De vergelijking
gaat geheel op.
Kolonel Moran sprong, van woede
brullend, vooruit, maar de agenten
hielden hem terug.
In één opzicht hebt ge me ver
rast. ging Holmes voorcik had niet
verwacht, dat ge zelf óók gebruik
zoudt maken van dit ledige huis en
dat juist geschikt gelegen vensterik
had verwacht, dat ge van straat af
zoudt handelen, waar mijn vriend
Lestrade en zijn wakkere mannen op
u wachtten. Overigens is alles gegaan
zooals ik dacht.
Kolonel Moran wendde zich tot den
officieelen defectieve en zei
Ge hebt al of niet het recht m'ij
te arresteeren. maar er is in elk ge
val geen reden, waarom ik de spot
van dien man daar zou moeten ver
dragen. Wanneer ik in handen van
het gerecht ben, laat dan ook op wet
tige wijze met me gehandeld worden.
Nu, die wensch is redelijk zei
Lestrade. Heeft u niet meer tezeggen,
eer we heengaan, mijnheer Holmes?
Holmes had het geweer opgeraapt
en bekeek het mechanisme.
Een prachtig en eenig wapen,
zei hij het maakt geen gerucht en is
van groote kracht. Ik weet dat Von
Herder, de blinde Duitsche mecanicien
het gemaakt heeft op last van pro
fessor Moriarty. Ik kende het bestaan
ervan reeds lansr. maar had het nog
nooit gezien. Ik beveel het zeer in je
aandacht aan, Lestrade.
U kunt erop rekenen, dat wij het
zullen onderzoeken, mijnheer Hol
mes, zei Lestrade. naar de deur gaan
de. Nog iets te zeggen
Ik wilde alleen vragen, wat je
hem ten laste denkt te leggen.
Wat? wel. poging tot moord op
mr. Sherlock Holmes.
Neen, neen Lestrade. Ik wil met
de zaak niets te maken hebben. Jij en
jij alieen moet de verdienste hebben
van dc merkwaardige arrestatie, die
je hebt gedaan. Ja, Lestrade, ik feli-1
citeer je Met je gewone handigheid j
en moed heb je hem gesnapt.
Hem gesnaptwien gesnapt,
mijnheer Holmes
Den man. dien de geheele politie- j
macht te vergeefs heeft gezocht, kolo- i
nel Sebastiaan Moran. die den heer j
Ronald Adair dooddschoot met een
zacht looden kogel, geschoten uit een j
windbuks door hert open raam, twee-
de verdieping van No. 427, Park Lane,
den 30en van de vorige maand. Dèt is
de beschuldiging, LestradeKom
Watson, als je de tocht kunt verdra-
gen van de gebroken ruit. ga dan mee; i
ik denk, dat een half uurtje, doorge-
bracht in mijn werkkamer, onder het
genot van een sigaar je een aangena-1
me verrassing zal verschaffen.
Onze vroegere kamers waren onver
anderd gebleven, dank zij Mycroft
Holmes en juffrouw Hudson. Toen ik
binnen kwam. heerschte er wel een
ongewone orde. maai' alles was op
z'n plaats, Ddar was de hoek waar
chemische proeven werden genomen
en hier op een plank de fameuse aan-
teekening-boeken welke menigeen
van onze medeburgers zoo gaarne ver
brand zou hebben. De vioolkist, het
pijpenrek, zelfs de Perzische pot met
tabak waren op hun plaats. In de
kamer vonden we juffrouw Hudson,
die ons verwelkomde toen we binnen
traden en de zonderlinge pop, die
zoo'n groote rol had gespeeld in de
avonturen van dezen avond. Het was
een afbeelding in gekleurd was van
mijn vriend, bewonderenswaardig ge
lijkend, De pop zat bij een klein ta
feltje en was gekleed met een oud
pak van Holmesvan de straat ge
zien, was de illusie volkomen.
Ik hoop dat u alle voorzorgen ge
nomen hebt. juffrouw Hudson, zei
Holmes. Ik ben er telkens op mijn
knieën heen gekropen, mijnheer, zoo
als u gezegd had.
Uitstekend. Hebt u ook opgemerkt
waar de kogel is gebleven
Ja mijnheer, ik vrees, dat uw
beeld beschadigd zal zijn. want de
kogel ging dwars door hert hoofd en
(Sloeg plat tegen den wand. Ik heb hem
opgeraapt, hier is hij.
Holmes reikte hem mij toe.
Een zacht looden revolverkogel,
zoo als je ziet, Watson. Dat is slim,
want wie zou verwachten, dat zoo'n
ding geschoten is uit een windbuks.
Dank u wel voor uw hulp, juffrouw
Hudson. Ep laat ik je nu weer eens
in je ouden stoel zien zitten. Watson,
want er zijn verschillende dingen, die
ik met je zou willen bespreken.
De zenuwen van den ouden jon
gen zijn dezelfde gebleven en de oog
opslag eveneens, zei hij lachend, ter
wijl hij het vernielde voorhoofd van
zijn wassen afbeeldsel bekeek. Dwars
door het hoofd hij was de beste
schutter van Indië en ik geloof, dat
er weinig betere in Londen zullen zijn.
Had je zijn naam al eens gehoord?
Neen.
Wel, wel dat is nu zijn beroemd
heid Maar ik herinner me. dat je
den naam van professor James Mo
riarty óók nooit gehoord hadt en toch
was flat een van de groote geesten
dezer eeuwOch. geef me even mijn
index van biografiën van de plank.
Hij sloeg langzaam de bladen om-
Ik heb een mooie collectie, zeide
hij Moriarty alléén zou er al waai
de aan geven en dan is hier nog de
gifmenger Morgen en Merridem, af
schuwelijker gedachtenis en dan Ma-
thewo en eindelijk is hier onze vriend
van vannacht. Hij gaf mij het hoek
over en ik las
Moran, Sebastiaan. kolonel. Zon
der betrekking, vroeger hij het le. re
giment Bengaalsche pioniers. Gebo
ren te Londen in 1840. Zoon van Sir
Augustus Morgan, vroeger Engelsch
gezant in Perzïë. Opgeleid te Eton en
Oxford. Maakte mee de Jowaki,
Arghaansche, Charasiab. Cherpur en
Cabogl-veldtochten, schrijver van een
paar werken. AdresConduit-street.
Lid van de Engelsch-Indische. Tan-
kerville en Bagatelle-card-clubs. Op
zij was in het duidelijke handschrift
van Holmes geschreven Op één na
de gevaarlijkste man in Londen.
Dat is verbazingwekkend, zei ik
het boek teruggevend zijn loopbaan
is als die van een eerlijk soldaat..
Dat is waar, antwoordde Hol
mes. tot een zeker oogenblik gingliet
goed. Hij is altijd iemand geweest
met stalen zenuwen en nog wordt in
Indië verteld, hoe hij eens in een af
grond naar beneden kroop om een
gewonden tijger, een zoogenaamden
menscheneter te achtervolgen. Er zijn
boomen, Watson die Uè. een bepaald
punt recht omhoog groeien en dan
plotseling krom gaan. Men ziet dal
meer in het leven. Mijn theorie is,
dat zulke dingen dikwerf hun oor
sprong vinden in de eigenschappen
van de voorouders.
Het is zeker hoogst merkwaardig.
Nu, hoe het zij, kolonel Morgan
ging den verkeerden weg op. Zonder
openlijk schandaal werd blijven in
Indië toch onmogelijk voor hem hij
kwam naar Londen en kreeg ook hier
een slechten naam. Het was in dien
tijd dat professor Moriarty hem ont
dekte. van wien hij een poos de chef
van de staf was. Moriarty gaf hem
ruimschoots geld en gebruikte hem
alleen in een of twee ondernemingen
in de hoogere standen die geen ge
woon misdadiger zou kunnen heb
ben beproeven. Je herinnert je mis
schien wel den dood van mevr. Ste
wart van Lander in 1887? Niet? Nu,
Ik ben zeker, dat Moran ei- achter zat,
maar er kon niets bewezen worden.
De kolonel was zóó slim geweest,
dat zelfs, toen de bende van Moriarty
ontmaskerd werd, hem niets ten laste
gelegd kon worden. Herinner je je,
dat ik toentertijd, bij je in de kamer
komend, alles sloot uit vrees voor een
schot uit een windbuks Je dacht ze
ker. dat ik overdreef, maar ik wist
heel goed wat ik deed. want ik kende
het bestaan van dat geweer en ik
wist, dat het gehanteerd zou worden
door een van de beste schutters
Toen we in Zwitserland waren, volg
de hij ons met Moriarty en zonder
twijfel was hij het, die me die angsti
ge minuten bezorgde bij den Reichen-
bach-waterval. Je begrijpt, dat ik tij
dens mijn verblijf in Frankrijk met
aandacht de couranten las in de hoop
hem op het spoor te komen. Zoolang
hij vrij rondliep in Londen was mijn
leven geen cent waardnacht en
dag verkeerde ik in gevaar en een
maal zou het geluk wel mot hem zijn.
Wat kon ik doen. Schoot ik hem
dood, dan ging ikzelf in de doos.
Hem aanklagen kon ik niet. want er
waren slechte vermoedens. Maar ik
bestudeerde de berichten van misda
den zeker dat ik hem eens zou snap
pen. Toen kwam de dood van Ronald
Adair. eindelijk was het iot me gun
stig - Met de wetenschap, die ik bezat,
was ik zeker, dat kolonel Moran het
gedaan had. Hij had kaart mot hem
gespeeld, was hem naar huis gevolgd
en had hem door het open venster
dood geschoten. Daar was geen twij
fel aan. De kogels alleen zijn al ge
noeg om hem te doen hangen.
Ik kwam terstond over. Ik werd
gezien door den schildwacht, die. dat
wist ik, de aandacht van den kolonel
op mij zou vestigen. Hij zou natuur
lijk mijn komst in verband brengen
met zijn misdaad en vreeselijk onge-
rust zijn. Ik was zeker, dat hij pogen
zou mij in eens uit den weg te rui
men en daartoe van zijn vreeselijk
wapen gebruik maken. Ik bezorgde
hem een prachtig doelwit door het
I venster en waarschuwde de politie,
I dat zij noodig zou kunnen zijn je
bemerkte haar tegenwoordigheid in
die portiek, Watson ik nam een
goede observatiepost in, niet droomen-
de, dat hij diezelfde plaats voor zijn
aanval zou uitkiezen. Nu, beste Wat
son, valt er nu nog iets te verklaren
Ja, zei ik. Je hebt me nog niet
duidelijk gemaakt wat Morans motief
was om RonaldAdair te vermoorden.
1 Ja, beste Watson, nu komen we
j in zoo'n doolhof van onderstellingen,
dat zelfs de meest logische geest er in
kan verdwalen. Ieder kan zijn eigen
veronderstelling maken en die van
jou kan evengoed zijn als de mijne.
Heb jij er je één gevormd?
Me dunkt, dat het niet moeieliik
is de feiten te verklaren. Gebleken is
dat waarschijnlijk kolonel Moran en
de jonge Adair samen een belangrijke
som hebben gewonnen. Nu is het zeker
dat Moran valsch speelde, dat had ik
al lang bemerkt. Ik denk dat op den
dag van den moord Adair het geknoei
van Moran heeft ontdekt. Hoogstwaar
schijnlijk heeft hij hem onder vier
oogen gesproken en zal hem gedreigd
hebben hem te ontmaskeren, tenzij hij
zijn ontslag nam als lid van de club
en beloofde geen kaart meer te spelen.
Het is te begrijpen, dat een jong-
mensch als Adair niet terstond een
schandaal in 't leven riep door een
welbekend en zooveel ouder man dan
hij te ontmaskeren. Waarschijnlijk
handelde hij dus zooals ik veronder
stel. De uitsluiting uit de club zou
Moran op zwart zaad brengen, daar
hij leefde van hetgeen hij door valsch
spel won. Daarom vermoordde hij
Adair, diie op dat oogenblik juist be
proefde uit te rekenen, hoeveel geld
hij zelf terug zou geven, daar hij niet
wilde profiteeren van het valsche spel
van zijn partner. Hij sloot de deur
opdat niet één der dames hem zou
verrassen en vragen wat die namen,
aauteekeningen en geldhoopjes betee-
kenden. Dunkt je dat niet mogelijk?
Ik twijfel er niet aan of je hebt
de waarheid geraden.
Dat zal onderzocht en bewezen
worden voor het gerecht. Intusschen,
or moge gebeuren wat wil, kolonel
Moran zal ons niet meer lastig vallen,
de merkwaardige windbuks van Von
Herder zal een sieraad uitmaken van
Scotland Yard Museum en Sherlock
Holmes is weer vrij om zijn leven te
wijden aan het onderzoek van die
interessante vraagstukjes, waaraan de
Londensche wereld zoo rijk is.
EINDE.
Stadsnieuws.
Z. D. H.Mgr.
Augustinus josephus Gallier
Bisschop van Haarlem.
De „Katholieke Illustratie' schrijft
over het verblijf van den nieuw be
noemden bisschop mgr. Aug. J. Cal-
lier, in het Semenarium te Hageveld,
het volgende
Inderdaad wekte het feit der onge-
meene onderscheidingwelke den
Hageveldschen leeraar in 1892 van
Z. D. H. Mgr. Bottemanne te beurt
viel, alom in liet diocees eerbiedige
verbazing en blijde verrassing.
Verrassend vooral voor mede-profes
soren en studenten klonk op een goe
den morgen de mare van 't bisschop
pelijk bezoek, dat Hageveld in de wol
ken bracht om de hooge eer, „mijn
heer" Callier plotseling ten deel geval
len, én in zak en asch, om het dade
lijk varlies van den door allen bemin
den, neen, aanbeden professor.
Mijnheer Callier de professor der
Rhetorica, die zoo aangenaam en
boeiend lesgaf, die, hoe streng en stipt
voor zijn leerlingen, zelden strafte
er was ontzag voor zijn helder, door
dringend oog. een berisping van hem,
gegeven met het vriendelijkst gelaat
ter wereld, woog in de waardeering
der gezondigd hebbende jonkheid min
stens twaalf maal zoo zwaar als
„gewone" standjes mét veel pensa
desnoods.
Mijnheer Callier, de onvergelijkelij
ke in fijne en keurige manieren, met
zijn deftig optreden, sierlijk gebaar,
veerkracht igen gang en sympathieken
stemklank, dien men zoo gaarne een
„Lauda Sion" cantoreeren of de Pas
sie hoorde meezingen, voor wien men
onder de vacantie graag een lange
voetreis maakte om hem in een na
burige kerk bij te wonen als kansel
redenaar, iets wat op het seminarie
zelf niet ging, wijl Mgr. er jaren lang
niet in de kapel der studenten preekte,
belast als hij zich had met de geeste
lijke zorg over de familia, het dienst
personeel.
Mijnheer Callier, de man eindelijk
van het Treurspel op Vastenavond, die
zooveel werk maakte van Vondel, die
door de opvoering van „Joseph in
Dothan". Peter en Pauwels", „No-
ach", „Lucifer" zelfs, er eerstens in
slaagde te bereiken wat met jongelui
bij jongelui te bereiken viel, maar die
bovendien met vreugde overwogen zal
hebben, hoe die treurspelen van Von
del hun weldadigen invloed niet kon
den missen op het groot aantal pries
ter-gasten. die naar de uitvoering kwa
men van heinde en verre.
Mijnheer Callier, Hageveld's trots
in één woord waarlijk, men voelde
het verlies diep. Maar de blijde ver
rassing won het ten laatste, en toen
ZHE. afscheid nam van de studenten
met een vers uit het pas-opgevoerde
„Noach" „Wat anders is 't van ver,
wat anders in het scheiden", kreeg hij
de, op dat oogenblik stilzwijgende,
maar later vaak uitgesproken profetie
van de jeugd mee„Nu vicaris later
bisschop 1"
•Die profetie is vervuld, en Neer-
landia catholica heeft juichensstof om
een zoo buitengewoon begaafden en
Esq Zaterdagavondpraatje.
„Wat is in een naam I" roept een
'te de helden van Shakespeare min-
Btead uit. 't Is zeker al lang gele-
ft Anders zou de man beter weten,
'i weten toch wel, dat het een heel
Schil is of je bijvoorbeeld Wilhelm
heet. uit Berlijn, dan wel Klaas
a Putten uit de dwarsstraat. Ook
?"we er ons zeer goed*van bewust,
»het in 't geheel niet hetzelfde is
je Rothschild heet of Fidelio. Mijn
i wat liggen daar een millioenen
schen
Kiet dat ik pruttel over mijn naam.
Hen er volmaakt tevreden mee, al
het alleen omdat ontevredenheid'
i toch niet aan een beteren helpt. En
0 gaat liet immers ons allemaal. Met
naam moeten we het leven d'oor,
jgoe'di als met een krom1 heen of
een bochel en wie er tegen in op
tel komt, kwelt zichzelf het meest,
heb iemand gekend, die Worm
•he. Nu geef ik onmiddellijk toe,
'dit geen mooie naam is, maar
®hgens had hij geen enkele reden
üch er over te schamen. Zijn va-
en moeder waren fatsoenlijke
^chen geweest, Wormen, waarop
nf te dingen viel. In plaats van
•rover in zijn schik te wezen, kron-
^hij zich als een worm in allerlei
«en, om de menschen toch maar
naam niet te laten hooren. Daar-
!had hij zich aangewend om, wan-
neer hij zich aan anderen moest voor
stellen, zijn naam uit te spreken
„Whggem", met ijselijk brouwende r.
„Hoe hiet u zeien de menschen
dan. Sommigen vroegen hem om zi]n
naam te spellen en anderen vroegen
om zijn kaartje. Dan zagen ze pas
goed, dat hij een Worm was en nog
wel een lafhartige worm, omdat hij
zich schaamde voor zijn eerlijken
naam.
Ik hou wel van namen die wat be-
teekenen. Ze blijven gemakkelijker in
je geheugen. „Ik ben Kool", zegt ie
mand tegen je en dan weet je een jaar
later nog, dat je in den trein zoo ple
zierig hebt zitten praten met mijnheer
Kool. Maar ontmoet nu eens mijnheer
De Lissanet de la Favronnière en pro
beer dan eens, om je na zes weken
zijn naam te binnen te brengen. Je
krijgt het niet gedaan.
In Haarlem dragen wij namen in
soorten. Namen, die niets zeggen en
namen, die rijk zijn aan beteekenis.
Het is wel merkwaardig, dat we juist
hier, in een streek van hosch en veld
en bloemen, zooveel namen bezitten,
die daaraan doen denken. Ik begin
maar met Boom, Bos, Bosch, Bosman
en Dikkeboom. In 'tFransch hebben
we Dubois. - Bosveld, Bogaardt.Blad en
Abeelen, behooren tot dezelfde cate
gorie. Gras, Flier, Van der Hulst,
Blom, Blommendaal, Lindeman. Van
der Linden, Bogaardt. Bloembergen en
Peereboom behooren eveneens tot het
schoone rijk der natuur. Ook aan
Vrugt, Stam, Wester veld, Lelyveld,
Hagedoorn, Klaver, Klaverweijden,
Oosterhout en Overbeek komt een
plaatsje toe, maar vooral mag onze
aandacht gevestigd worden op de
poëtische namenreeks, die wij vinden
in Roosdorp, Roozenbeek, Roozeboom,
Roozendaal, Rozenhart en Rosenberg.
En wie van mijn bewering, dat wij
veel namen uit de natuur bezitten,
nog niet overtuigd mocht wezen, dien
wensch ik alsnog te overtuigen met
Van der Velde, Veldheer. Velthuijsen
en Veltkamp. Men moet mij nu niet
achterhalen over de spelling. In ae
eerste plaats heeft de tijd natuurlijk
verschillende namen gewijzigd. Het
sterkste staaltje op dat gebied vind ik
wel in een familie, die bij officieele
gelegenheden genoemd wordt,,ael
Campo. genaamd Camp."
We kennen allen de kleurennamen
Blouw, Rrnijn, Groen, Wit en Zwart.
Ook de talrijke namen, die aanwijzen
vanwaar de familien gekomen zijn
Van Bommel, Van Breukelen, Van
Campen, Van Cruijningen, Van Gelder
en Van Deventer. Van Gendt, Van
Dantzig, Van Breemen, Van Brussel
kunnen zich waarschijnlijk op een
buitenlandsche afkomst beroemen,
evenals London. En ik zou, dunkt me.
een onvolledigheid begaan, wanneer ik
hier niet aan toevoegde Van Rijn en
Van Maas.
Er zijn, zooals van zelf spreekt, ver
schillende namen ontleend aan ae aie-
renwereld. ook namen van dieren, die
we hier nooit te aanschouwen krijgen.
Ik denk aan De Vos, De Beer, aan
Valk en Voorn en Salm, Wolff en
Duijff, Van Moll, De Koe, De Haan,
De Haas en Kievit, aan Ooijevaar.
Konijn, Calkoen en De Leeuw. In deze
reeks behooren twee andere namen,
die ook waarschijnlijk door verbas
tering, misschien wel door een of an
dere gebeurtenis, een eigenaardige toe-
I voeging hebben gekregen, namelijk
j Keerwolf en Sillevis.
I Het spreekt als een boek, dat de
namen Van Paassen en Van Pinxteren
I in één adem genoemd mogen worden.
I Rijk in getal zijn de namen van
beroepen en bedrijven. Akkerman,
[Mulder, Drukker, Captein zijn daar
staaltjes van; we vinden verder Jager,
Stoker, Metzei aar, Visser, Kok en Kui-
i per. Landman en Landmeter, Koop-
';man, Bouman, Bouwmeester. Schooi-
j meester, Schipper. Bussemaker, Bou-
jwer, Dokter, ja zelfs Cluysenaar. Al-
jtemaal goede, gezonde, flinke Hol-
landsche namen, al oefenen de rrfees-
ten. die deze namen dragen, het vak,
waarop zij duiden, volstrekt niet meer
uit. Hieruit blijkt, dat men geen ver
band moet zoeken tusschen namen en
personen.
Aan hooggeplaatste personen doen
ons denken de namen Baron, DeGraaif,
Le Due, Hartog, Keijzer Prins en
j Ridder. Het is zeker niet te onpas om
daarbij even te gewagen van Van der
Bilt, een naam, die op zichzelf wel geen
(beteekenis heeft, maar onwillekeurig
I doet denken aan den Amerikaanschen
I rijkaard van dien naam, die in som
mige gevallen nog wel machtiger is.
dan koningen en keizers. Denken we
aldus aan den klank van het geld,
we vinden welluidende namen ook In
Heil, Luijt, Luijten en Van Eden.
Een namenreeks, die bij elkanaer
behoort, isVan Dapperen, Koen
Krijgsman, Koudstaal en Lans.
In vroeger tijd waren, zooals men
weet, de familienamen met afzonder
lijke voornamen niet bekend. Toen
heette Gerrit, de zoon van Jan. Gerrit
Jansz. en wanneer deze weer een
zoon had, die Jan genoemd werd naar
i zijn grootvader, dan heette die zoon
Jan Gerxitsz. liet is wel te verwonde-
jren. dat bij de beperktheid van het
i aantal voornamen, deze gewoonte niet
j tot verwarring heetf aanleiding gege-
ven, maar we moeten niet vergeten
dat de menschen zich loen niet zoo
j licht verplaatsten als wij en elkander
jin dezelfde plaats dus beter kenden,
zoodat in geval van verwarring het
beroep, of ook wel de naam van het
j huis, waarin iemand woonde, tot na-
I dere aanduiding strekken kon. Vestig
de zich iemand, die van elders kwam,
dan zei men al gauw Albert Willemsz.
van Gorcum en zoo zullen wel de na
men naar plaatsen ontstaan zijn, waar-
van ik er hierboven eenigen opnoem
de. Vandaar namen als Andriessen,
Antonissen en Cornelissen.
Naar lichaamsdeelen heeten onze
medeburgers Scheen, Voet, Spier,
Been en Duijm.
Namen van somberen klank zijn
Dodenhuis, Doodeuheefver, Kerklioff
en Kerkhoven gelukkig maai*, dat
deze namen de dragers niet zullen ver-
i hinderen in het bezit van opgewektheid
en levensvreugde, al kan niet ontkend
(worden, dat er op zichzelf bc-
schouwd meer vroolijkheid ligt in
I namen als Goedhart en Goedkoop.
Maar overigens, zooals ik zei, is
'iedere naam goed, die goed gedragen
i wordt Alleen moet ik eerlijk beken-
I nen, dat ik liever niet Van Gisteren
(zou heeten. omdat dan de menschen,
onbarmhartig als ze zijn. na de nuch
terste opmerking die je maakt, met
quasi bewondering zeggen: Nou
maar, jij bent óók niet van gisteren
of wanneer je iets zegt, dat hun niet
bevalt, allicht antwoorden: „wat wou
jij daar nu van weten! jij bent Van
Gisteren
Zoo zijn Ezel en Eend ook minder
gewenschte benamingen. Ik kan ge
lukkig in het Haarlemsche Adresboek
dan ook geen Ezels en geen Eenden
vinden.
Ik wil dus maar zeggen, dat het
volstrekt niet uitmaakt of we een
mooien naam dragen of niet. Er zijn
er, wier naam doodeenvoudig ja
leelijk misschien op zichzelf den
menschen aangenaam in de ooren
klinkt, omdat de drager van dien naam
een goed man is of een brave vrouw.
Een van de beste menschen, dien ik
ooit gekeud heb, heette eenvoudig Piet
Jansen. Meer niet, maar dat was ge
noeg. En ik heb iemand, die van een
begrafenis terugkwam, niet aandoe
ning hooren zeggen „Wortel was een
braaf man. En niemand dacht er aan
om dien naam te lachen, want ieder
een verbond aan den naam dadelijk de
gedachte aan het nobele karakter van
den doode1
En weet de lezer nu no" (maar niet
nakijken hoe de man met den mooi
en naam heette van wien ik sprak?
Ik wed van niet
FIDELIO.