NIKUWS= en ADVERTENTIEBLAD.
e
In Z org es Druk.
•I 21e Jaargang.
No. 6224.
Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
DONDERDAG 15 OCTOBER 1903.
HAARLEM S DAGBLAD
ABONNEMENTEN
PER DRIE MAANDEN:
Voor Haarlem1.20
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der
gemeente)„1.30
Franco per post door Nederland„1.65
Afzonderlijke nummers0.02%
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem0.37%
de omstreken en franco per post 0.45
Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur J. C. PEEREBOOM.
ADVERTENTIËN:
Van 15 regels 50 Cts.iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondissement
Haarlem van 15 regels 0.75, elke regel meer 0.15. Reclames 30 Cent per regel.
Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Kleine advertentiën 3 maal plaatsen voor 2 maal betalen.
Hoofdbureau en Drukkerij: Zuider Buitenspaarne No. 6.
Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 122.
Bijkantoor: Groote Houtstraat No. 55. Telefoonnummer 724.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën
en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Succ., Parijs, 31bis Faubourg Montmartre.
Tweede Blad.
TROU MOET BLYCKEN.
en en Auder nit de Geschiedenis
yau de vroegere Rederijkers,
thans de Groote Sociëteit.
P
ijr
Vroeger heb ik in ditzelfde blad
jeds een en ander vrij uitvoerig mee
deel d over de historie van bovenge-
temde stichting. Thans, nu welhaast
it jubileum van haar 400-jarig be-
aanbreekt, is er alle aanleiding
op het onderwerp terug te komen.
[Alvorens we ons uitsluitend met
.rederijkerskamer ..Trou moet blij-
jen" bezig houden, moeten we eerst
nige algemeene historische bijzon-
stifeheden mededeelen.
iep- 0
or
nt
BI Hoe was de toestand' in de eerste
Ift der 16e eeuw
1! Ziehier een vraag die we in het
■t zullen trachten te beantwoor-
L
Het aantal inwoners was niet groot,
ker niet meer dan 18.000, want dat
werd bereikt in 1572. Niet éen
l)4den bestaat er, dat het aantal vóór
'™en tijd grooter zou zijn geweest.
Hoewel een betrekkelijk vertier over-
eef, is liet niet ongewaagd te con-
OC^teeren, dat onze stad in het begin
ir 16e eeuw in verval was.
Trouwens niemand met de toe-
mden in die tijden eenigszins he
md zal dit verwonderen.
De Brouwerij-nering eenmaal
aarlem's roem was reeds in 1462
verval, de tijden van hongersnood
^i armoede in het laatst dor 15e eeuw,
- afschuwelijke tooneelen van het
Dias- en Broodvolk en de daarmede
paard gaande zware belastingen
litergeld) konden niet anders dan
larlem's bloei tegenwerken.
De fabrieksnijverheid kon dezen
rok niet ontgaan, en nog lang deden
e gevolgen er van zich gevoelen.
Zelfs was de toestand van dien aard,
it in 1515 de stad bij herhaling uit-
el bekwam tot het betalen harer
hulden.
Eu geloof mij, lezers, er behoorde
sstijds evengoed een groote mate van
muis e beleid toe om de evenredig-
j leid tusschen de ontvangsten en uit-
iven te bewaren.
fl Men denkt wel eens, dat men er
ch oudtijds maar met een Jantje
a Leiden" afmaakte, doch dit is
V waar. De verantwoordelijkheid der
jeeringsleden was oudtijds veel groo-
'jtl r dan tegenwoordig. Men behoeft
echts iets dieper de historie te be-
udeeren om te kunnen begrijpen,
oe serieus men oudtijds de te ver-
'len functiên opvatte, en welke
>te mate van kennis van prac-
kennis vereischt werd.
'e zijde- en linnenweverijen, de da-
töt- en laken-fabrieken waren in deze
den de voornaamste factoren van
aarlem's welvaart.
De stedelijke regeering werkte er
el toe mede om deze verschillende
indelstakken te ondersteunen en niet
ader succès. Niet onvermeldenswaar-
g is zeker wel het feit, dat den 1Ü
cember 1524 eene compagnie van
Wbereiders werd opgericht, waar-
n zekere Joris Ajala de voornaamste
werker schijnt te zijn geweest.
Een gevoelige slag werd het laken-
irijf toegebracht in 1545 door oneer-
ke buitenlandsche concurrentie, men
"akte te Parijs n.l. de Haariemsche
Leidsche lakens na en voorzag ze
i de zegels dezer steden. Iets der-
ijks geschiedde zeven jaar later ook
Antwerpen.
0
acj
H
a
Met den toestand der stedelijke kas
was het m het begin der 16e eeuw
ook verre van gunstig gestold, terwijl
er geen practische middelen voorhan
den waren, om hierin verbetering te
brengen.
Ook van rampen bleef Haarlem niet
verschoond, we hebben ons slechts het
vreeselijke jaar 1558 te herinneren,
het welbekende pestjaar.
Ziehier eenige beknopte mediedeelin-
gen over Haarlem's toestand destijds,
zeker niet onnoodig te weten om ons
eenigszins in de omstandigheden van
den tijd waarin een paar rederij
kerskamers werden opgericht te
kunnen indenken.
Wijlen mi-. H. Gerlings Cz. schreef
eens: Haarlems burgers behoorden
reeds vroeg in het stuk van godsdienst
tot de liberalen (om een hedendaagscn
woord te gebruiken)."
Niets is meer waai' dan dit, en
wellicht denkt menigeen hierbij reeus
dadelijk aan de rederijkerskamers en
hare spelen.
Doch hierbij dient men niet te
voorbarig, doch zeer voorzichtig te
zijn in het oordeel.
Het ware standpunt van deze ka
mers in die tijden wordt gewoonlijk
verkeerd opgevat. Zij vinden hun oor
sprong in de kerk zelve.
Deze liet in de middeleeuwen tot
opluistering of aanvulling harer plech
tigheden gaarne verschillende vertoo
ningen toe, of regelde die zelve.
Aanvankelijk waren dit voorstellin
gen uit het Oude en Nieuwe Verbond,
eerst veel later begon men zich te
wijden aan profane zaken.
Begrijpelijkerwijze ontstonden hier
door verschillende v©reenigingen,want
behalve priesters namen ook vele le
ken deel aan genoemde kerkelijke
plechtigheden. En juist deze leeken
vereenigden zich, vooral toen het
licht van eene andere denkwijze in het
godsdienstige begon door te breken.
Bij de intrede dezer periode vinden
we dan ook geen spoor meer van me
dewerking der kerk.
Toch waren de vertoon Lngen des
tijds nog niet gekenmerkt door de
scherpe uitvallen tegen de geeste
lijkheid.
Geen betoog behoeft het. dat de
genoemde openbare vertooningen van
grooten invloed waren op het volk,
zoo zelfs, dat de regeering reglemen
ten vaststelde en financieele onder
steuningen toezegde.
Men begreep destijds beter dan la
ter, dat de regeering wel degelijk
behoort zorg te dragen het kunst- en
schoonheidsgevoel van het volk te doen
ontwikkelen en in de hand te werken.
Zoo kregen in het begin der 16e
eeuw de rederijkerskamer ,,De Pelli-
canisten" en ,.De Wijngaardranken"
hunne reglementen.
Het vroegst dat we iets van e. g.
Kamer weten is 1503, naar den ouden
gevelsteen in de Kleine Houtstraat.
Eigenlijk lezen we 1499 reeds iets
van den pelikaan, in dat jaar n.l. op
St. Crispijmsdag werd de koperen pe
likaan, door Jan Tijerij te Mechelen
Vervaardigd1, op order van en betaald
door kerkmeesteren in de Groote
Kerk geplaatst.
Eerlijk moet ik bekennen, dat ik
hoe ik dit voorwerp bestudeer
er geen pelikaan uit kan maken,
veel meer gelijkt het op een arend oi
anderen roofvogel.
Zooals wel bekend zal zijn bevindt
zich in het koor der Groote Kerk een
groote koperen lessenaar, op welker
voetstuk de genoemde pelikaan van
hetzelfde metaal staat.
Zij was oorspronkelijk bestemd voor
de .provydierers" (voorzangers) en
werd tot ongeveer 1850 gebruikt bij
huwelijksinzegeningen (1).
Hoewel dit feit op zichzelf staat,
meende ik het toch te moeten mede
deelen in een bijdrage over de Pelli-
c an i sten.
Wellicht zullen de schoenmakers
dit geschenk hebben gegeven als een
bewijs van trouw, want de Pelikaan
is daarvan het zinnebèeld'.
Op het blazoen van ,,Trou moet
blij eken" wordt Christus hangende aan
het Kruis afgebeeld met het gewone
opschrift, waarboven twee handen,
die elkander omvatten (het Schoon-
verbond). Aan den voet van het Kruis
heeft een pelikaan haar nest gebouwd
en voedt, zij hare jongenterwijl men
daarbij de zinspreuk..Trou moet
blijeken" leest. Om den rand van het
blazoen staat het volgend rijm
Des levens goet,
Doots doot door liefd' gedreven.
Als Pellicaen sijn bloet
Schanck voor sijns jongskens leven.
Dat de bespotting van de geestelijk
heid door de Haariemsche redesrijkers
eerst van lateren datum dagteekent,
blijkt wel uit de volgende vertoonin-
gen
In 1504 speelden de beide Kamers
der ..Pellicanisten" en „Wijngaard
ranken" een estabatement op de blijde
inkomste van Philips van Oostenrijk,
waartoe zij van de stedelijke regee
ring een geldelijke ondersteuning er
langden.
In 1534, een Spul van ecce homo.
In 1537, speelden zij na de proces
sie van St. Gangolf.
In 1541, geassisteerd met de schut
terij in 'tharnas: De vefmièling van
Sanherib.
In 1544, volgden zij de processie
met een voorstelling van Koning Jo-
saphat.
In 1546, De verlossing van die kin
deren Israels door de Roode Zee.
In 1548, een Ecce homo.
In 1550, Simson.
In 1554, Koning Ahasveros en Es
ther.
In 1557, Abraham.
Enz.
Eerst ten tijde van Philips II, toen
de gemoederen heftiger bewogen wa
ren, werden de refereinen en liedekens
van een bijzondere scherpte en gaven
ze helaas aanleiding tot bloedige too
neelen.
Toen in 1561 een vervolging tegen
de Hervormden een aanvang nam,
openbaarde de verbittering zich bij
zonder bij de Haariemsche rethorijk-
kamers. Vanwege het Hof van Holland
werd daarom verboden eenige kamer
spelen. balladen, liedekens, comediën,
batementen en referijnen. waarin za
ken, de geestelijkheid of godsdienst
betreffende, vervat waren, te zingen of
te spelen.
Het werd zelfs zoo erg. dat Heijns
Adriaensz.. factor van ..Trou moet
blijeken". zijn leven aan de galg moest
boeten.
In 1561 nam „Trou moet blijeken"
voor het eerst deel aan een wedstrijd
om proeven van dichterlijke bekwaam
heid af te leggen. Deze wedstrijd
werd uitgeschreven door d'e Rotterdain-
sche Kamer „De blaeuwe Acolije". We
weten echter niet of ze een prijs heeft
behaald.
Wel weten wij, dat zij in verschil
lende andere wedstrijden den prijs
behaalde, o.a. in 1601 en 1610 van de
Brusselsche en Antwerpsche Kamers.
In 1606 schreef „Trou moet blijeken"
zelf een prijsvraag uit. aan welken
wedstrijd voor een groot deel het z.g.
(1) Komt als bijlage voor in het
welbekende werkje van wijlen mr. Von
Baumhauer.
proveniershuis haar bestaan te dan
ken heeft
Ik kan met het oog op de bepekte
ruimte niet uitvoerig zijn over deze
feestelij klieden, doch ze waren in één
woord schitterend.
Na dezen tijd had de Haariemsche
Kamer de gewoonte op St. Jansdag
en soms ook op Vastenavond en ter
gelegenheid van het Pinksterfeest., in
een daartoe opzettelijk ingerichte tent.
openbare tooneelspelen en kluchten
op de Groote Markt uit te voeren.
Zooals ik reeds met een enkel woord
mededeelde, heeft de stedelijke regee
ring van Haarlem hare rederijkers
zeer in eere gehouden, in de thesau
rier-rekeningen der 16e en begin 17e
eeuw vinden wij bij herhaling mel
ding gemaakt van giften in geld. uit
de stadskas verstrekt.
W. J. P. OVERMEER.
(Slot_ in een volgend nummer)
EEN ÏOETBALPfiAATJE.
De voetbalclub H. F. C. geeft in een
brochuretje het volgende aardige plei
dooi voor bet voetbalspel
„Wees niet bang, lezer, 't zal heuscn
een heel begrijpelijk praatje zijn, ook
voor hen, die nooit van „voetbal" hebben
gehoord of hebben willen hooren. Of
liever juist voor die oningewijden is 't...
neen, leg 't nu niet weg. Ik denk er niet
aan u 'i spel ie gaan uitleggen, dat zou
niet gaan m zoo n kleine ruimte en 'k
weet best, dat 'k u daarmede zou ver
velen.
Als ge 't spel wilt leeren begrijpen,
dan moet ge op het speelterrein zelf
komen 't ligt héél mooi en beschut
achter de Spanjaardslaan en er is een
plank om op te staan tegen de natte
voeten.
Maar wat dit voetbalpraatje bedoelt,
is ook eens wat goeds te vertellen van
een spel, waarop zoo dikwijls wordt af
gegeven. En ik hoop u dat goeds zóo
duidelijk te maken, dat ook gij iets van
uw vooroordeel pardon ik bedoel
„gevestigde opinie" voelt wegzinken en
een klein beetje belangstelling begint te
ontdekken. Ge behoeft 't aan niemand te
bekennen. Ik weet heel goed hoe zwaar
het valt een gevestigde opinie los te laten
en te moeten erkennen, dat die gegrond
was op onbekendheid met het voor
werp.
Maar ge zult ons toch wel niet kwalijk
nemen, dat wij, die een spel spelen
dat ge „zelfs niet nader wilt leeren ken
nen zóó onsympathiek is het u", maar
waarvan wij den heerlijken invloed on
dervinden, ons best willen doen u van
gedachten te doen veranderen, daar we
telkens en telkens ondervinden hoe uw
antipathie ons, ons spel en de verbrei
ding daarvan in den weg staat? Is 't
niet ons recht onze zaak te verdedigen
en gij behoort toch niet tot die eigenge
rechtigden, die meenen niet te hoeven
luisteren naar een tegenstander, omdat
ze hun „gevestigde opinie" onaantast
baar de ware achten?
Ik wil u „iets goeds" van voetbal ver
tellen, maar vooraf „iets slechts" aan
wijzen in de werld waarin we leven. Ik
bedoel de toenemende behoefte aan
krankzinnigengestichten, den voortdu-
renden bouw van nieuwe gevangenis
sen. Men heeft verband gezocht tusschen
dit feit en de uitbreiding der steden,
pa/ken met niet-te-betreden gazons, les-
uurroosters zonder speeltijden, verzwaar
de examens met véél candidaten enz.
Ook heeft men de toeneming van het
aantal jeugdige misdadigers willen toe
schrijven aan het feit, dat veel jongelui
uit bekrompen behuizingen de straat
opgestuurd en hier in hun bewegingen
belemmerd door politietoezicht, nun
toevlucht zijn gaan zo-eken in l9öge hui
zen, schuren en stallen, spoorwegwa
gens enz, om daar hun fantazie, vrij van
toezicht, te uiten in veldslagen tegen,
spiegelruiten -en rooverstochten tot be
machtiging van alles wat een jongens-
zak kan vullen Hildebran'd gaf al in
de „Camera" een vrij volledige opgave
terwij gewoonlijk de weg naar huis
nog gelegenheid genoeg aanbiedt om
zijn merkwaardige behendigheid in 't
gooien met steenen te onderhouden op
mikpunten die daarvoor oorspronkelijk
niet waren bestemd, maar er toch de
sporen van blijven dragen.
.Andere genoegens van zich zonder lei.
ding vermakende jeugd ik doe een
greep uit en grooten voorraad zijn
„puistje-moeren", slootje springen,
schetsje varen, nestje uithalen, honden
vangen, kast ia (streng verbodenhaar
lintjes verzamelen, lood verzamelen, ko
perwerk verzamelen, appels verzamelen,
ge ziet, verzamelen is een hoofdeigen
schap van de jeugd: huizen afbreken,
steenhoopen verplaatsen, zand verstrooi,
en en honderd andere, aardige spellet
jes meer.
't Vraagstuk is moeilijkVermaakt de
jeugd zich, dan is 't met kattekwaad
daar de gelegenheid om 't met een ge
regeld spel te doen ze meer en meer
wordt ontnomen ontspant ze zich niet
dan hebben zij een extra kansje op
een plaats in een der nieuwe krankzin
nigengestichten. Overdreven? Luister
maar eens rond u en teeken eens aan
hoeveel malen per dag ge hoort zeggen
„overwerkt", „zenuwziek", „half gaar",
„rijp voor Meerenberg" enz. en zoek eens
naar de oorzaak die met een ernstigen
wil ook te vinden is 1
't Vraagstuk is moeilijk, maar niet on
oplosbaar. Sedert 25 jaar (de oprichting
van de H. F. C.) kent men hier in 't land
het balspel dat nu meer en meer wordt
aangeprezen onder allerlei vormen. De
namen van de oudste vormen zijn voor
U geen onbekenden: „Voetbal", cricket",
„hockey", „lawntennis"; thans ijvert men
weer voor „korfbal" en andere spelen.
Wat beteekemt dat „gereglementeerd
openluchtspel"?
Als men niet werkt, rust of ontspant
men zich. Drie dingen, elk er van nood
zakelijk voor de beide anderen. Van wer
ken en rusten wordt dit algemeen inge
zien van 't noodzakelijke van ontspan
ning, schijnt niet iedereen overtuigd.
En toch, zonder ontspanning vermindert
niet alleen de werkkracht, maar ook de
mogelijkheid tot rusten. Zij, die klagen
over slapeloosheid en zenuwzwakte,
mochten dit wel wat meer in 't oog hou
den.
Maar wat is dan die ontspanning?
Heeft men het lichaam gebruikt-, dan is
het een geestesinspanning.- lezen vooral
schaken, kaartspel -etc. Is men vermoeid
van hoofd, dan igebruike men z'n spieren.
Heeft men zijn hoofdwerk binnenshuis
dan ontspanne men zich in de openlucht
Men ga wandelen, fietsen, paardrijden,
roeien etc. of men spele een open-
luchtspeL Dit laatste is het beste van al,
want het geeft méér dan ontspanning-
Het vereischt overleg en ontwikkelt nut
tige karaktereigenschappen. Vooral voor
héél jonge menschen is dit van groot
belang. En van het grootste belang is
dan een gereglementeerd openluchtspel, i
omdat het ongebondenheid tegengaat en
de fouten voorkomt, die het gevolg zijn
van overdrijving.
Zoo'n spel is voetbal. En daarmede heb
ih er al heel wat goeds van verteld, zoo
als ik beloofde. Maar er is nog meer. Ik
sprak zoo straks van overleg en andere
nuttige eigenschappen. Men speelt voet
bal in partijen, ea is het nu niet nuttig
te leeren vertrouwen op mede-spelers
en gebrek aan vertrouwen gestraft te
zien? Gemeenschapsgevoel te krijgen?
Te leeren zich een oordeel te vormen
over kracht en zwakheid van eigen en
tegenpartij?
Zelfbedwang, tegenwoordigheid van
geest, doortastendheid, eerlijkheid, 't
zijn even noodzakelijke eigenschappen
voor een goed speler als vlugheid, juist
heid van oog, of geoefendheid. Een spe
lerzonder verstand is al even weinig
waard als een speler zonder beenen 1
„Alles goed en wel", zult ge zeggen,
„maar 't is toch duur, ruw, gevaar
lijk, t-ijdroovend en slijtsch I" voegt
moeder er aan toe. Mevrouw, uw zoon^
tjes hebben zeker nog nooit een paar
voetbalschoenen van u cadeau gekregen.
Heusch, dan houden die groote lappers-
rekeningen wel op. Vraagt u maar eens
aan een speler, wat die schoenen, die
broek en dat sporthemd hem hebben ge
kost en hoelang hij ze al gebruikt
En wat de andere bezwaren betreft I
U moet eens komen kijken Noemt u
hardloopen ruw? Of bedoelt u de moge
lijkheid van vallen op het zachte gras?
Of bent u bang als twee Hollandsche
jongens niet vlug genoeg uitwijken en
dus tegen elkaar bonzen? Komt u een»
kijken. Ja 't is geen meisjesspel, maar
ruw.? is dat niet wat kras?
En gevaarlijkZeker, er gebeuren on
gelukken op het voelbalveld, maar bij
schaatsenrijden, fietsen, zeilen, paardrij
den of schijfschieten nog meer 1 Verbiedt
ge dat dan allemaal aan uw zoon? Hij is
dan zeker wel een voorbeeld van een
Hollandschen jongen of heeft hij ze
soms achter de mouw
Niet te voetballen omdat men wel eens
een knie verzwikt of een enkel verstuikt,
staat gelijk met niet in den trein te gaan
omdat die wel eens kan botsen!
Ik herhaal weer -. Komt u eens kijken
TijdToovend Gelukkig I Niet geheel
den dag behoort aan school- en huis
werk. Zijn de lange winteravonden en
dedroeve regendagen en de vele, vele
school- en extra-lesuren niet genoeg voor
boeken en kromzitten?
En duur? Mag de gezondheid van het
lichaam, toch even noodzakelijk als een
goed examen op zijn tijd, nog afgezien
van de besparing op dokters- en apothe
kersrekeningen niet eens een tiende of
twintigste kosten van wat men voor die
examens over heeft?
Komt u eens kijken. Laat u eens in
lichten door een voetbal-liefhebber op het
veld en schorst uw oordeel eens op tot
na afloop van zoo'n wedstrijd. Misschien
is dan uw tegenstand gebroken, uw on
verschillig-zijn; in belangstelling ver
keerd I
'k Geloof, dat er menschen zijn, die
meenen. dat het tot de spelregels of al
thans tot het doel van 't spel hoort, zoo
veel mogelijk togen een anders beenen
aan te schoppen. Ze vergissen zich. Een
ander met opzet te schoppen wordt ge
straft met onmiddellijke verwijdering uit
het velddoet men bij ongeluk iets,
dat voor een ander gevaar kan opleve
ren, dan volgt toch een schop, nadeelig
voor de partij van de schuldige, als stTaf.
Feu i Het,® n.
Naar hel Engelsch
van
ROBERT MACHRAY.
- Ik in 't minst niet. hernam Gil-
d. Ik kreeg van morgen een kort
'efje van haar. Daarin zegt zij
fis van haar plan om u te verlaten,
i zegt. dat zij van voornemen ver
eerd is met betrekking tot ons en-
gement, en dat zij van plan is Mr.
toet te trouwen...
klr. Bennet trouwenriep Mrs.
'ersleigli uit vol verbazing. Dat
eft ze mij niet gezegd. O, Gilbert,
t zou dat alles beteekenen? Ik
mij zoo ongerust. Er hangt iets
Schrikkelijks in de luchtZij ver-
j We ons gisteravond plotseling, dat
W-1 ons ging verlaten. Natuurlijk had
j. f geen recht naar den reden te infor-
B seren en haar manier van doen was
beslistmaar het arme kind zag
Iwfzeer bedroefd en ongelukkig uit.
sprak met je vader over haar, maar
i voelde zich te ziek en te ellendig
o veel over dit onderwerp te spreken,
verzocht hem vandaag niet naar
de stad te gaan. maar hij zei dat het
van 't grootste belang was. dat hij
ging en hij vertrok.
Was hij verwonderd over het be
sluit van Miss Thornton?
Dat kan ik niet zeggen. Toen zij
hem vertelde, dat zij ging, knikte hij
alleen maar.
Denkt u. dat hij weet. waarom
zij is heengegaan, en waarom zij van
plan is Mr. Bennet te trouwen?
Ik deed hem diezelfde vragen,
Gilbert, maar h'ïj zei. dat hij mij niets
zeggen kon. Het is alles heel vreemd!
Heel vreemd riep Gilbert uit.
Het is om totaal krankzinnig te wor
den
Misschien deed je beter je vader
op te zoekenopperde Mrs. Evers
leigh.
Ja, ik ga direct naar hem toe,
zei Gilbert.
Zul je vriendelijk en. zorgvol voor
hem zijn, Gilbert, drong zijn moeder
aan. Meer dan eens heb ik in den
Taatsten tijd gedacht, dat de jongste
zorgen te veel voor je vader zijn ge
weest. Sinds lang reeds zijn lichaam
en geest beiden ziek. Zul je dat niet
vergeten. Gilbert?
Zeker niet, moederhernam Gil
bert.
Eversleigh had verwacht, dat Gil
bert bij hem zou komen, maar tot
op het oogenblik. dat hij voor hem
stond, was hij nog onzeker hoe te han
delen.
Gilbert begon met te zeggen, dat
hij een heel vreemden brief van Miss
Thornton ontvangen had, waarin zij
haar engagement verbrak en haar
voornemen te kennen gaf Bennet te
trouwen.
Zoodra ik den brief ontving, ging
Gilbert voort, ging ik naar Surbiton
om haar te ontmoeten, maar daar
hoorde ik. dat zij vertrokken was naar
een bloedverwant in Yorkshire. Moe
der kon mij niets zeggen, daarom kom
ik nu bij u, of u ook wat meer op
heldering kan geven.
Heeft Kitty geen reden genoemd?
Zij zei alleen, dat zij van plan
veranderd was,
Van plan veranderd 'Juist iets
voor een vrouw zei Eversleigh, met
een treurige glimlach.
Kitty behoorde niiet tot dat soort
wan vrouwen, verklaarde Gilbert. Er
moet een of andere gewichtige reden
voor die manier van doen geweest
zijn.
De jonge man liep in groote opge
wondenheid de kamer op en neer.
Plotseling bleef hij voor zijn vader
staan en zei bijna woest: Kan u mij
zeggen, waarom dit gebeurd is?Weet
u waarom zij haar engagement met
mij verbroken heeft en waarom zij
van plan is Bennet te trouwen?
Eversleigh schoof onrustig op zijn
stoel heen en weer, keek zijn zoon
niet een angstigen blik aan, maar
bleef zwijgen
Vader, zei Gilbert, u weet iets
Wil u mij niet zeggen, wat het is?
Heb ik daartoe niet het recht? Ik
e'isch van u dat u mij alles zegt.
De oogen van Eversleigh dwaalden
onrustig de kamer rond als van een
man, die naar uitvluchten zoekt.
Vader, zei Gilbert weer. u moet
het mij zeggen. Ik bemin Kitty met
iriijn geheele zielzij is mij meer
waard dan het leven, en ik kan haar
niet zonder strijd opgeven Ik moet
weten, wat zich tuschen haar en mij
heeft geplaatst. Kan u mij niet hel
pen?
Waarom schrijft ge niet aan Miss
Thornton vroeg Eversleigh.
Dat zal ik doen, ofschoon detoon
van haar brief niet aanmoedigend is.
Bedoelt u daarmee, dat u niet weet,
waarom zij van plan veranderd is
Eversleigh trachtte te spreken. Een
hevige strijd werd in zijn binnenste
gevoerdzou hij Gilbert de geheele
waarheid vertellen of niet? Plotseling
had hij zijn besluit genomen, toen
Gilbert op overredenden toon zei
O, vader, wil u mij niet zeggen,
wat u weet?
Ja, ik zal je zeggen, wat ik weet
alles, wat ik weet. Maar hoe zal
ik het je zeggen? Zul je niet verge
ten, dat ik je vader ben, Gilbert, je
ongelukkige vader en zul je mij niet
al te hard veroordeelen
Veroordeelen
Dat woord klonk zoo onheilspellend
en Gilbert werd koud, toen hij de
woorden van zijn vader hoorde.
Wat dan. vader? zei hij op
schorren toon.
Zacht en aarzelend zei Eversleigh
nu Kun jij je nog zekeren Zaterdag
in Juli herinneren, toen je op het
bureau was Ik had met je gespro
ken over de bezoeken van Mr. Bennet
op Ivydene
Mij dien dag herinneren 1 viel
Gilbert hem in de rede. Zou ik dien
ooit kunnen vergeten? Den avond
van dienzelfden dag vroeg ik Kitty
ten huwelijk en nam zij mijn voor
stel aan. Ilc heb nu meer reden dan
ooit om dien dag te herinneren
Zeker zul jij je dan ook herin
neren, dat wij op dienzelfden dag
hoorden van de aanstaande terug
komst van Mr. Thornton in Engeland.
De geheele treurige geschiedenis be
gint met zijn brief, zei Eversleigh en
zweeg plotseling met een rilling.
Met den brief van mr. Thorn
ton?
Ja. zei Eversleigh. zichtbaar zijn
aandoening bedwingend. Gilbert. gine
hij kalmer voort, het valt mij zwaar je
te vertellen, dat op denzelfden dag.
waarop wij den brief van mr. Thorn
ton ontvingen, zijn terugkomst ver
meldende, mr. Silwood mij een be
kentenis deed, dat hij had gespecu
leerd met de effecten en beziRmtren
van onze cliënten en dat alles verlo
ren was ook dat van mr. Thornton.
Wat? riep Gilbert uit. zün eigen
ooi-en niet geloovende.
Het is waar.
Vader, weet u wel, wat u zegt?
Helaas, ja, maar al te goed.
Thornton sprak in zijn brief van een
formeel onderzoek van de effecten,
din wij van hem in ons bezit hadden,
en dat bracht Silwood er toe alles te
bekennen.
Maar u stond er toch geheel bui
ten, vader?
Jawel, maar ik behoef je niette
zeggen, dat ik in de oogen der wet
even schuldig ben als compagnon van
Silwood. Je kunt niet begrijpen, hoe
ik van dat oogenblik af geleden heb.
wat ik heb uitgestaan. Van dat oogen
blik af heb ik steeds in een soort
van kwelling geleefd. Toen mii de
waarheid bekend was. wist ik niet
wat te doen; maar ik liet mii zelf
drijven en drijven en nog eens drijven
tegen beter weten in hopende., dat er
nog uitkomst zou kunnen komen.
Maar die uitkomst kwam niet. Alles
ging van kwaad tot erger. Eerst de
dood van Silwood en toen die van
Morris Thornton.
Gilbert uitte een kreet van schrik.
(Wordt vervolgd).