Bijvoegsel van Haarlem's Dagblad van 27 Nov. JAPAN Aan het slot van onze beschouwing over de kansen van een Russisch- Japanschen oorlog zeiden we dat Ja pan behoefte heeft aan uitbreiding van grondgebied. Een paar cijfers kunnen dat terstond doen zien. Met inbegrip van het in 1895 op China veroverde Formosa telt Japan ruim 46 Va mill, inwoners, verdeeld over eene oppervlakte van 417412 vierk. K.M., hetgeen een gemiddelde geeft van 111 menschen per vierk. K.M. Nemen we nu eens een land, dat tot de zeer behoorlijk bevolkte landen van Europa behoort, n.l. Frankrijk, dan vinden we daarvoor een gemid delde van 74 menschen op de vierk. K.M, voor Duitschland 104 ruim, voor Italië 106. Deze voorbeelden doen zien dat Japan dicht bevolkt i3. Dit is niet alléén de reden, waarom zich zoo sterk de behoefte aan uitbreiding van grondgebied doet gevoelen want er zijn Europeesche Staten (België, Nederland, Engeland) die aanmerke lijk dichter bevolkt zijn maar ook de verbazend snelle ontwikkeling van Japan in alle opzichten en vooral op handelsgebied, doet naar débouehé s omzien. Na den oorlog met China werd het Japan door de mogendheden belet zich bij den vrede een stuk grond, waaraan het zoozeer behoefte heeft, te verwerven. Alleen het eiland For mosa, in deze van weinig waarde, zag het zich toegewezen. Japan heeft steeds begeerig de oogen gevestigd gehouden op Korea, maar we weten dat ook hier, en hier vooral, Japan anderen ontmoet. Het zou zeker voor- dit Rijk van het hoogste belang zijn zoo het met Rus land een overeenkomst kon aangaan, waarbij het, in ruil met aan Rusland aan te bieden voordeelen, bijv, in Mandschoerije, Korea kon maken tot een Japanschen vazalstaat. Korea toch is het land dat het dichtst bij den Japanschen archipel gelegen is, een niet gering voordeel, met het oog vooralop de verdediging van het toch aï moeilijk te verdedigen eilan denrijk. Voorts zijn er in Korea reeds vele Japanners gevestigd en neemt de Japansche handel er de voornaam ste plaats in. Ten slotte komt het klimaat van Korea vrijwel met dat van Japan overeen. Bij een dergelijke overeenkomst, waartoe Rusland allicht te vinden zou zijn, daar het dit Rijk hoofd zakelijk te doen is om de ijsvrije havens van Mandsshoerije, stuiten beide staten, wees op de moeielijk- heid dat de mogendheden zich, wel licht niet tegen Japans invloed in Korea, maar zeer zeker wèl tegen de in bezitname door Rusland van Mandschoerije zouden verzetten. Dat zal dus, in overeenstemming met de Russische buitenlandsche politiek, zeer geleidelijk en langzaam aan moe ten gebeuren. Na Korea zouden als débouehé voor Japan, het eerst in aanmerking ko men de Philippijnen en tot vóór enkele jaren stond de kans om daar eenmaal de hand op te leggen, nog :oo slecht niet. Immers, het ver molmde Spanje zou niet in staat zijn geweest zijn bezitting tegen een ener gieken aanval van de Japansche vloot te verdedigen. Sedert echter oom Sam de baas is op de Philippijnen, is de toestand geheel veranderd Japan kan er niet aan denken tegen de machtige Noord-Amerikaansehe Republiek een strijd aan te binden en deze voelt zich blijkbaar zóó be- hagelijk in het bezit van koloniën dat zij er zeker evenmin over denkt daar goedschiks iets van af staan. Ook deze rijke kolonie kan dus Japan niet helpen om zich te ont doen van zijn overbevolking. Gaan we verder zoeken, dan komen wein Nederlandseh Indie te recht en daarmee op een gebied, waarover deze week in de Tweede Kamer een en ander is gezegd. Wie de Kameroverzichten in dit blad heeft gevolgd weet dat de heer van Kol op het lumineus, echt van Kolsch denkbeeld is gekomen in alle ernst aan te raden, een groot deel van onze koloniën te verkoopen om van de opbrengt de rest te laten profiteeren. De houding, door den minister en de niet-socialistische kamerleden tegen over dit voorstel aangenomen, deed duidelijk zien dat geen hunner over zoo'n radicalen maatregel te spreken was. De leden der partij van den heer van Kol zijn boos wanneer zij „vader- landloozen" genoemd worden, maar zij dienden dan toch ook te bedenken dat wie er op gesteld is een vader land te hebben, ook de eer van dat vaderland moet helpen hooghouden, wat allerminst bereikt wordt door in de volksvertegenwoordiging dergelijke voorstellen te doen. Maar we dwalen af. Japan heeft dus, zoolang in de Nederlandsche Kamers de socialisten nog geen meerderheid vormen, geen kans dat het een of meer onzer Oost Indische eilanden voor geld of goede woorden krijgt. Maar nu wordt de vraag: zal de behoefte aan uitbreiding van grond gebied Japan er niet toe brengen het oog te slaan op een of meer onzer Oost Indische eilanden? Zal de verleiding om zich daarvan desnoods met geweld meester te maken niet te sterk worden en schuilt in die mogelijkheid niet een dreigend gevaar voor onze kolonie? Deze vragen moeten, vreezen we, bevestigend beantwoord worden en het zou Japan betrekkelijk weinig inspanning kosten zich van bijvoor beeld Borneo meester te maken. Gaat het eenmaal met dergelijke voorne mens uit «Jan zullen wij steun bij anderen moeten zoeken of in ons lot berusten, want tegen een land met een zeer sterke marine en dat nergens anders de handen vol heeft zijn wij niet opgewassen. Alleen Java zou met behulp van onze marine, het le ger en de inlandsche bevolking met vrucht te verdedigen zijn. Heel licht zal gelukkig Japan tot iets dergelijks niet overgaan. Een verovering van een deel van ons Indië zou voor Ja pan gelijk staan met koloniale mo gendheid worden. Indië ligt zoo vei van de Japansche archipel af, heeft een zoo geheel ander klimaat en eischt een zoo geheel ander systeem van bestuur dat het voor den ver overaar zou zijn een kolonie, in te genstelling met Korea, dat door zijn ligging, gesteldheid, klimaat en door den aard cler bewoners een deel van het Japansche Rijk zelf zou uitmaken, zooals Elzas Lotharingen dat tegen woordig van Duitschland doet. Op Korea zullen dus de oogen van Japan in de eerste plaats gevestigd blijven en wellicht zal dit energieke en vol hardende volk er in slagen een weg te vinden om tot een vergelijk met Rusland en zoo noodig ook met anderen te komen. In aansluiting met ons vorig artikel geven we hier de sterkten van legers en vloten van Rusland en Japan vol gens de opgaaf van de Almanach de Gotha van het jaar 1903. Het leger van Japan telt 640000 man en kan met oproeping van alle reserven waarschijnlijk tot een mil- lioen strijders worden opgevoerd. De vloot, die het geheel tegen Rusland zou kunnen uitspelen, is sterk zes eerste klasse slagschepen van 14000 ton door elkaar elk, twee 2e kl. slag schepen van 5000 ton, zes le klasse kruisers van 9000 ton, 9 tweede kl. en 5 derde klasse kruisers, 15 tor pedo-jagers, zeven le klasse torpedo booten en nog 47 kleinere. Deze vloot is bemand met 22509 matrozen. Het Russische leger is op oorlogs sterkte, dus met alle reserven 3549000 soldaten rijk. Zooals we zeiden is de vloot in 3 gedeelten verdeeld, waarvan de Oost Aziatische vloot tegen Japan zou optreden. Deze bestaat, volgens diezelfde bron, uit 1 kruiser 2e klasse 2 kleine kruisers, 18 torpodo-jagers en 30 torpedobooten, voorwaar een luttele macht tegenover Japan's zee macht, maar zooals we zeiden en zooals Rusland ook reeds doet, kan het van zijn Oost-en Zwarte zeevloten wel wat voor Oost Azie afstaan. Deze vloten tellen samen25 slagschepen, 14 kleinere slagschepen, 23 eerste klasse en 14 tweede kl. kruisers, 37 torpedojagers, 64 eerste klasse en 75 tweede klasse torpedobooten. Men ziet dat het maken van een kansberekening nog niet zoo heel ge makkelijk is, maar we meenden wel te mogen beweren dat Rusland, al hoeft het ook van zijn ontzaglijk leger, heel wat af te zonderen voor elders, te land beslist de meerdere zal zijn. We zullen nu echter dit wapenge kletter op papier maar staken in de hoop dat de weg zal worden gevon den om ook in de werkelijkheid alle wapengekletter te vermijden. Japan is te sympathiek in zijn streven om vooruit te komen en de westersche mogendheden te evenaren, dan dat men het zou toewenschen dat het in dat streven door een oorlog, die het waarschijnlijk noodlottig zou worden, werd opgehouden of achteruit ge bracht en Rusland heeft kwaadaardi ger vijanden dan Japan is en zou velen zich doen verkneukelen van plezier als het z'n groote macht eens aan wendde om een grooten slokop, een albedil, die altijd graag het grootste woord voert en bekend, ja, men kan het wel noemen berucht is, om zijn steeds toegepaste taktiek van visschen in troebel water, een toontje lager te doen zingen. Het raden wie we be doelen laten we aan onze lezers over. R. Brieveu uit Berliju. BUSSTAG en TOTENSONNTAG. (Van onzen correspondent). Berlijn, 19 November 1903. Een officieele, ieder jaar wederkeeren- de „boetedag"' hebben wij in Holland nimmer gekend, ook niet in onze „Gul den Eeuw". Hoogstens werd nu en dan wanneer de nood hoog gestegen wasj een extra bededag, of wanneer een groote overwinning was behaald, een dankdag uitgeschreven voor de predi kanten der staatskerk, die dan ten aan- hoore eener dichte schare van geloovi- gen, een gebed uitspraken voor de dap pere bemanning der vloot, voor Tromp, de Ruyter, Evertsen, van Galen, Korte- naer en hunne kranige matrozen, die buiten op de woeste Noordzee de eer der Hollandsche vlag ophielden tegen den Engelschman. In Duitschland werd na den dertigjari gen oorlog van hooger hand een jaar- lijksche Busstag ingevoerd, waaraan tot op den huidagen dag streng de hand wordt gehouden. In sommige bondsstaten achtte men zelfs één Buss tag niet voldoende, Saksen en Thurin- gen vieren jaarlijks twee van deze boe tedagen, waarop evenais in Pruisen en de overige bondsstaten alle openbare vermakelijkheden, alle ischouwburgen, opera's, concertgebouwen en café-con certen gesloten zijn. Alleen gewijde kerkmuziek en oratoria mogen worden uitgevoerd. Gewoonlijk worden op dezen dag dan ook in dB groote steden mei uitstekende isioliistien en igroote koren oratoria als Paulus, Elias, Matheus Pas sion voor een dankbaar publiek ten ge- hoore gebracht. De vele landskinderen, die hun leven op kantoren en. in win kels doorbrengen, en wier salaris niet per werkdag maar per maand bere kend wordt, zijn best tevreden met de zen extra-Zondag, dien zij aan de over heid te danken hebben. Een extra-vrije dag, maar geen gewone Zondag. Velen weten niet, wat met hun vrijen tijd aan te vangen, vooral niet op een somberen Novemberdag, wanneer het woer wei nig tot wandelen lokt en alle plaatsen van ontspanning gesloten zijo. In vroeger dagen viel de Busstag in de maand Mei. Daar een zonnige, vroo- lijke lentedag, waarop jong en oud het liefst zoo vroeg mogelijk de stad ont vlucht om eens flink te veikeeren in bosch en veld, niet gelukkig gekozen is als officieede boetedag, verzocht de kerkelijke overheid den dag in den herfst te verleggen, het liefst in de No- vembermaand, wanneer buiten alles triest is en grauw, wanneer de- bladeren reeds zijn afgevallen en een kille mot regen uren achtereen kan neersijpelen. Aan den wensch werd gevolg gege ven door Keizer Wilhelm II. Sinds ja ren is de derde Woensdag van Novem ber officieel als boetedag aangewezen. Of de kerken nu beter bezocht worden da® op den Mei-boetedag van voorheen, zou ik niet kunnen zeggen, zooveel is echter zeker, dat de restaurateurs op dezen bijzonderen dag verbazend goe de zaken maken. De Duitscher in het algemeen eu de Berlijner in hel bijzon der, is nu eenmaal uithuizig en drink- graag. De duizenden en duizenden, die thuis niet kunnen of wMlen blijven, moeten dus van zelf hun toevl icht ne men in de ontelbare restaura nis, bier knijpen en „Destülen", welke lot diep in d,en nacht propvol zijn evenals de vele café's. Tegen een verordening van enkele nieuwe Bussiage zouden de eigenaars dezer inrichtingen waarschijnlijk niets hebben in te brengen. Het is een feit, dat er op geen enkelen dag van het jaar, wellicht Can Oude jaarsavond uitgezonderd, in Berlijn zooveel gedronken wordt als luist op dezen officieelen Boetedag, wa.trop de bevolking van overheidswege fot inkeer wordt aangemaand. Zeker, de kerken zij® 'is morgens istampvol, doch 's avonds is het aantal beschonkenen, die langs de straten zwieren, bijzonde' groot, veel grooter dan op gewone Zondagen, wanneer de mindere man zich op ge paste wijze kan ontspannen in lokalen va® diverse soort. Op den busstag vo-lgt de ,Toiertsonn- tag", een dag speciaal gewijd aan de nagedachtenis der dooden. Wej te ver staan voor het evangelisch-! i'ïersche deet der bevolking, daar de Katholieken de graven hunner afgestorvenen op Allerzielen bezoeken. Het lijkt zonderling, dat voor die her denking juist een bepaalde dag bestaat, e® dat op dien dag een ware volksver huizing plaats heeft naar de verschil lende kerkhoven der stad, te meer daar op andere dagen de graven evenmin worden vergeten. Daarvan kan men zich overtuigen, wanneer men toevallig een Duitsch kerkhof bezoekt. Steeds zult go kunnen opmerken, is zomers zoo good als 's winters, in de lente of in den herfst, dat de graven zorgvuldig worden onder houden, niet alleen hoofdzakelijk door de nabestaanden zelve. Er is iets lief lijks en roerends in deze piëteit voor de dooden. Geen graf bijna zonder fris- sche heesters en bloeiende planten, overal bloemen. In het voorjaar en in den zomer rozen in prachtige variëtei ten, viooltjes, fuchsia's, begonia's, ge raniums, in den herfst asters eu chry- santhemumjs in allerlei kleuren. Hier en daar losse bloemen of ruikers ter herdenking van een lieve «loode. Zorgvuldig onderhouden klimop-heggen rondom de netjes geharkte graven. Zeg niet, dat dit overdreven is Wij Hollanders zijn dikwijls zoo akelig nuch ter en zouden in menig opzicht een deel kunnen overnemen van dc poezie van onze naburen. Zeker, er steekt heel heel veel conventie in hunne gewoonte, die hen tot een tweede natuur is ge worden. Van de 100 personen, die Zon dag gewapend met een krans of wat bloemen naar de kerkhoven zullen gaan,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1903 | | pagina 5