Haarlemmer Halletjes. 'k L> li ÜIA'IKHDAUAVOND, de heer keert zich om, hij ziet een oude boerin, die hem met haar groote paraplu wenkt, en nogmaals „Frans" roept. Dokter Banger wordt vuurrood, geërgerd zegt hij„Het schijnt een kennis uit mijn dorp te zijn, veront schuldig me een oogenblik, Suze, ik ben zoo weer bij je r— die vrouw heeft misschien wat noodig hm die buitenlui zijn zoo vrijpostig" „Ga gerust, Frans, of mag ik meegaan". „Neen, Suze, dat zou opvallen.." en tegelijk is hij weg. Langzaam loopt het meisje de andere naeer ze ze heeft ingehaald is Frans al weer hij haar. ..Zooals ik gedacht had. Die vrouw zoekt hier bloedverwanten op en was blij een bekende te zien dat is alles Zc zijn bij de villa, waar Suze woont, aangekomen. „Gaat ge mee thee drinken, Frans, tante zal er wel op gerekend hebben." „Neen, dankje liefste, ik moet nog me voorbereiden tot morgen anders graag maar vandaag gaat het niet tot weerziens." Suze kijkt de rijzige gestalte een poos nu, loopt dan langzaam door den tuin. In haar gedachte is ze nog immer met de boerenvrouw bezig. Ze riep „FransFrans 1" dat doet geen vreemde. Hij was zoo verward, neen het is zeker, hij heeft meer met die vrouw uit te staan dan hij voor mij weten wil. Ouders of broers of zusters heeft hij niet meer, heeft hij mij ge zegd zou het zijn grootmoeder zijn? Ja, hij had eens gesproken van zijn grootmoeder, die hem had opgevoed, maar had Spoedig weer gezwegen, liet begon voor haar hoe langer hoe zekerder te worden, die oude vrouw was zijn grootmoeder- en hij had zich voor haar geschaamd en haar ver loochend voor haar, die morgen zijn verloofde zou zijn Een onaangenaam gevoel overvalt het meisje bij die ge dachte. Hij heeft niet gelogen, maar de waarheid gesproken, toen hij zei, dat zc bloedverwanten bezocht en een bekend gezicht herkende. Hij heeft ze onrecht aangedaan ter wille van haar dat mag niet gebeuren, ze zal het goedmaken. „Wilt ge al zoo vroeg uitgaan, Suze" vraagt den anderen morgen haar tante, en vroolijk antwoordt het meis je, dat er wat bleek en afgemat uit ziet: „Ja tante, een noodzakelijke boodschap". De tante vraagt niet ver der en Suze gaat. Zij schelt aan een deftig huis aan. „Kan ik dokter Banger spreken?" Een Zatcrdagavondpraatje. De heer De Braai, die wel eens moer bloemrijke taal gebruikt, heeft Woensdag gezien hoe dat aanleiding kan geven tot misverstand. „Wan neer", zoo zei hij ongeveer, „het voor stel van den tienurigen arbeidsdag niet word aangenomen, dan zou geen Raadslid vrij kunnen uitgaan." llii bedoelde met die uitdrukking, dat de Raadsleden dat niet zouden kunnen verantwoorden, maar het werd in letterlijken zin opgevat en mankte zoo een komisch effect. „Dat zou wat inoois wezen", zei een van de leden, „wanneer je niet vrij meer zou kunnen uitgaan Misschien wa ren er al, die voor het huis van elk tegenstemmend Raadslid een groepje voorstanders van den tienurigen ar beidsdag zagen staan, gereed om hem, als hij zich vertoonde, het uit gaan te beletten De heer De Braai, volstrekt niet van plan om degelijk optreden 'aan te moedigen, was min of meer onthutst en zal misschien uit Een gelukt Kapitein i.udwig Eisenbraum, die in de hierbij afgebeelde boot den grooten Atlantischen Oce aan overstak, verwierf door die daad den roem het kleinste schip over die gevaarlijke wateren te hebben ge voerd. Zijn scheepje, de „Columbia Ze weet heel- goed, dat hij op dit uur college heeft, maar moet toch een voorwendsel hebben. „De dokter is op college". „Dat spijt me, en die oude vrouw die hij hem op bezoek is, logeert ze bij hem?" „Zeker - ik heb gisterenavond een bed voor haar in orde gebracht. Wil de juffrouw haar spreken?" „Gaarne. Daar kom ik juist voor. Ik wil haar verrassen. Zeg maar welke deur, dank u." Frans komt van het college thuis. Tot zijn verwondering vindt hij zijn grootmoeder niet op zijn kamer. Juist wil hij de juffrouw roepen om haar het geval de les hebben geput, dat men in Raadsvergaderingen maar be ter doet om niet in metaphoren of beelden te spreken. Alles maar vlak af, rechtuit, zooals dat past in onzen overnuchteren, ovcrpractischen tijd. Een uitzondering op die practische neigingen van onzen tijd maakt de Haarlemscho scholenbouw, die wel zoowat tot do langzaamste gebeurte nissen behoort, die men zich voorstcl- lon kan. Een poosje geleden werd aan den Raad beloofd, dat in het kastje van de voor do leden bestemde stuk ken een lijstje zou worden neerge legd van data en feiten, die verband bondon met den bouw van een tus- schensehool, waartoe in Mei 1901 het besluit word genomen eri waarvan op dit oogenblik, dus meer dan 2i jaar later, liet definitieve plan nog niet is goedgekeurd. Welnu, op dit lijstje staan 54 data vermeld, waarop met dit schoolphm iets gebeurd is: voor stel van R. en W„ Raadsvergadering, behandeling door commission, corres pondentie. adviezen, alles en alles te zamen. Vier cn vijftig! En dan zijn er nog menschen, die maar niet ge- looven willen, dat ambtenaren het Waagatuk. II", is een slechts 19 voet lange cen ter-board. Hij vertrok van Boston en had bij Halifax in zee stekend 50 dagen noo dig om naar Madeira over te steken. Meermalen werd het notudopjo dooi felle stormen beloopen, eens zelfs zoo, dat roer en anker, benevens alle le vensmiddelen en een chronometer ver loren gingen. In zijn dagboek schreef de kapitein toen, dal hom niets over bleef dan hoop. En die werd niet beschaamd. Een passeerend Engelsch stoomschip voor zag den moedigen zeeman weer van 'tnoodige, en zoo kon de reis worden voortgezet. Bij een anderen storm kwam iict scheepje met een walvisch in botsing, gelukkig echter zonder averij te be komen. De kapitein zal weldra naar Ame rika terugkeeren en hoopt zichzelf en zijn scheepje op dn tentoonstelling te St. Louis te laten kijken. hierover te ondervragen, als zijn oog op een brief valt, die op tafel ligt. „Van Suze" mompelt hij. breekt de enveloppe open en leest Beste Frans Ik moest erg boos op je zijn, dat je me voor zoo kleingeestig houdt, dat ik je minder om je afkomst zou achten. Want daarom heb jo „onze" grootmoeder voor mij willen verber gen. Maar ik wil niet hoos zijn, ik ben veel te gelukkig. Ik dacht altijd, dat je een volmaakt mensch waart, en gevoelde me zoo klein voor je. Nu zie ik, dat je een gewoon mensch zijt, die evengoed jo gebreken" hebt als ik, druk kunnen bobben. Vier cn vijftig daden, vier en vijftig handelingen, vier en vijftig gebeurtenissen. Wie be lang stelt in cijfers, zal zich, niet zonder angst, afvragen hoeveel tien tallen van daden er nu nog zullen moeten geschieden vóórdat de eerste les in deze rampzalige school kan worden gegeven. In afwachting van den tockomstigen loop der dingen, hbb ik een poging gedaan, om iets naders te vernemen van de houten liulpschool, die binnen kort hier zal komen te verrijzen. En dat niet maar zoo achteraf, stiekem, maar ronduit, flinkweg, door oen ver zoek namelijk aan den Wethouder van onderwijs. Welwillend beloofde de wethouder, dat hij mijn verzoek om plannen en tcckeningen te zien, zou overbrengen in liet Collego van B. en W. Welwillend gaf de wethou der mij naderhand bericht, dat B. en W. daaraan niet konden voldoen. Hierover nu bon ik geenszins in mijn wiek geschoten. Integendeel, ik besef dat het besluit berust op goede gronden. R. en W. willen ons blijk baar met die houten hulpschool ver rassen. Met zekerheid weet ik niets. en dat doet me goed, nu voel ik me dichter bij je. Ik "ben een slim meisje, niet waar? Tot straf, dat je me hebt willen bedriegen, heb ik grootmoe der weggevoerd, en als je zien wil moet je vanmiddag bij ons komen eten, dan kunnen we meteen bespre ken, wanneer we onze verloving be kend zullen maken. Ik wil het nu niet meer geheim houden. En in het voorjaar, na ons huwelijk, gaan we naar grootmoeder en dan Iaat je me je geboortestad zien. Tot weerziens om één uur. Eer der mag je niet komen, ik moet me eerst van grootmoeder nog veel laten vertellen en goede maatjes met haar worden. In haast. Je liefhebbende (Huisgezin). SUZE. BERLIOZ. 11 December was het 100 jaar ge- leden, dat Hector Berlioz te Cóte Saint André in bet departement Isère werd geboren. Berlioz' vader was genees heer en wilde ook zijn zoon voorliet zelfde beroep opleiden. Ondanks den tegenstand zijner vróuw, die heel weinig of liever niets met muziek op had. liet hij den jongen Hector ook muziekles geven, maar hij stond er streng op en zorgde er voor, dat do jongeling door zijn liefde voor de mu ziek zijn andere studiën niet verwaar loosde. In 1821 vertrok hij naar Parijs om daar aanzie Universiteit zijn stu diën te voltooien. Maar de jongeling, die geheel in de muziek opging,wiens levendige, muzikale geest niet ge schikt was voor droge studiën, kon liet aan de universiteit niet langer uithouden en na eindelijk met veel moeite van zijn ouders toestemming gekregen te hebben, ging hij in Pttü de lessen aan het conservatoire bij wonen. Door een ongenoegen met zijn vader, waardoor deze hem eiken on derstand ontzegde, gebrek aan geld hebbende, verbond hij zich als korist aan den schouwburg van het gynmase dramatique. Hierdoor was zijn toe komst beslist. Onder leiding van Reiclia begon bij compositie te bc- studeeren. Reeds bij den aanvang de zer studiën gaf Berlioz blijk, dat zijn artistieke geest wars was van eiken dwang. Ilij wilde vrij zijii, niet gebonden aan regels en voorschriften,daartegen verzette zich zijn onrustige natuur en het duurde dan ook niet lang, of hij verliet zijn meester, ofschoon zijn compositiekennis nog erg oppervlak kig was. Zijn besluit was genomen, zonder onderwijs, zonder voorlichting van anderen zou hij zich zelf vormen, zou hij zijn eigen gedachten, die zijn jong. dig gemoed bestormden, en die ande ren niet zouden begrijpen, trachten tc vertolken. Het was toen juist in do spannende maar ik raad het, ik zie het mot mijn geestesoog, ik voel liet in mijn ziel dat men iets extra's voor heeft mei. dier school. Misschien wordt zij wel geheel cn al in wit marmer geschil derd, om den indruk van een marmo ren paleis te geven misschien wordt zc gebouwd in den vorm van oen miniatuur van de Nieuwe Beurs te \insterdam (ik meen Berlage hier deze week gezien te hebben) waarmee te vens een goede oplossing verkregen zou zijn van de talrijke kleine raamp jes. die noodig zijn tot het verschaf fen van licht in zekere noodzakelijke kleine vertrekken misschienmaar waar zon ik eindigen De fantasie verliest zich in het ver verschiet. Zoo veel schijnt zeker te wezen, dat de houten hulpschool mee zal doen in den gevelwedstrijd, die tolken jure door de Maats, van Bouwkunst hier gehouden wordt. Schijnt, zeg ik, want in dezen tijd blijkt dikwijls het waar schijnlijkste niet eens juist te zijn. Zelfs de zwakheid van liet vrouwelijk geslacht dient als legende te word ei. opgevat, nu een twintigjarige juffrouw een 25-jarigen Zandvoortschen visch- boer met een geëmailleerd kopje een 5 en onrustige jaren, die de onwonte- ling van 1830 voorafgingen. Alom werd een intellectueele hervorming voorbereid. In de dramatische wereld heerschte twist tusschen klassieken en romantiekenin de schilderkunst werd een geheel nieuwe richting in geslagen, en men kon dan ook niet uieenen, dat de toonkunst van dezen algemeenen drang zou verschoond blijven. Berlioz was dan ook du man, die in dezen tijd van omwentelingen op allerlei gebied een hervorming der Toonkunst trachtte te bewerken. Zijn streven was om door de muziek niet alleen gewaarwordingen uit te druk ken, maar om toestanden te schet sen. Volgens Berlioz moest men een gedachte met behulp van samenge stelde klanken in al haar declen ver staanbaar kunnen doen uitkomen. Zijn eerste werk naar deze regels gemaakt, was een mis met orkest, die te Parijs werd uitgevoerd. Iedereen, zoowel uitvoerenden als toehoorders, getuigden eenparig dat zulke muziek onbegrijpelijk was. Maar Berlioz liet zich niet afschrikken en zette zijn hervormingsplan door. In 1826 weer aan het Conservatoire terug gekomen zijnde, behaalde li ij in 1830 den zoo vurig verlangden len prijs voor compositie met een cantate „Sardanapalus". Zijn verblijf op's lands kosten in Italië, gaf zijn gedachten geen andere richting en zijn twee tc Rome gecom poneerde werken, een ouverture van King Lear en een symphonie „Le re tour a la vie", gaven daarvan liet hes- te bewijs. Maar Berlioz werd niet begrepen men lachte en spotte met hom en men ontzag zich zelfs niet hem te verloochenen en op hatelijke wijze aan te vallen. Hierdoor gekrenkt en verbitterd, wierp hij zich op als criticus op het gebied van Toonkunst. Eenige jaren vroeger hadden zijn artikelen over de symphonieën van Beethoven reeds de aandacht getrokken. Hij werd nog medewerker in de .Revue Europien ne" in den „Courrier de 1' Europe", „Gazette musicale de Paris" en in het „Journal des Dcbats". in welk laatste blad hij langen tijd zijn stel lingen verdedigde. Ondanks dezen reeds drukken ar beid, verschenen van hem nog vele composities. Achtereenvolgens zagen het licht „I-Iarold en Italis" (1834), „La Messo des Morts", bij gelegenheid van den dood van generaal Damrómont ge schreven en den 5den December 1837 uitgevoerd en andere. Al naar de persoonlijke opvatting der hoorders verwierf Berlioz zich hierdoor vrienden cn vijanden, maar dit moet gezegd, niemand was er, die er geen belang instelde, llcrlioz' mu ziek aan het oordeel van een onpar tijdig publiek onderworpen, leed een nederlaag en zijn „Benvenuto Cellini" opera in twee bedrijven, kon geen genade vinden. Werd Berlioz iu zijn vaderland mis kend, in Duitscbland werd liij hoog gewaardeerd. Zijn „Bonvenuto Cel lini" had veel succes. Moedig ging hij bloedende hoofdwonde hoeft toege bracht. Ziedaar dan nu de meest mo derne manier van oorlogvoeren in het gevecht van man tegen man om zoo te zeggen. Het geëmailleerde kopje neerdalende op den ongeëmailleerden kop. Hier doemt voor burentwist een nieuwe toekomst op. Do traditionoele strijdmiddelennagels, haarspelden, poken en tangen aangevuld met het huiselijk gerei. Mettertijd zie ik zelfs de vreedzame koekenpan tot slag zwaard misbruikt. Intusschon zullen de scherpste wa penen bij kleine en bij groote gele genheden evenzeer, wol de pen en de tong blijken te wezen. De scherpte van de tong hebben wc kunnen waarne men op de verificatievergadering van Laane Van Bemmel. Op het podi um, het smalle sympathieke profiel van Mr. van de Koppel, den rechter commissaris, naast hem de griffier, Mr. Booij met het overvloedige, grij zende krulhaar, aan den anderen kant de curator, Mr. de Kantor, met (len typisch Hollandschen kop, een trok van beslistheid op het baardeloos gc-' zicht. Hij is vandaag (1e debater, staat dadelijk recht wanneer de con voort en in 1846, toen hij zijn fantas tisch oratorium „La Damnation de Faust" opvoerde, daarvoor hij zelf een gedeelte van den tekst schreef, gaf hij het grootste bewijs van zijn volhardend streven. Dit algemeen bekende werk, werd bij 't Fransche publiek allesbehalve gun stig ontvangen, te Weenen daarente gen sloeg de bewondering bijna tot razernij over. Een opgewonden be wonderaar vloog op het podium en ontrukte Berlioz, die zelf dirigeerde, zijn dirigeerstokje. Berlioz merkte het en de bewonder aar moest het teruggeven. Maar Berlioz sprak - Afnemen laat ik het niet, maar neem het van mij aan. Overgelukkig verliet de Duitscher het concertgebouw. Berlioz' latere werken, o.a. ,.l' En- fance du Christ", waren meer beza digd en beter in overeenstemming mot het begrip zijner tijdgenooten. Zijn leeftijd en ondervinding had den de hartstochten doen bedaren en de onstuimigheid der jeugcl doen plaats maken voor een kalmer en be daarder optreden. Dit is vooral te merken in „Les Troyens". opera in vijf bedrijven, waarvan hij zelf den tekst schreef. Ofschoon een gedeelte van bet werk nog het kenmerk droeg van Berlioz' vroegere werken, waren er andere gedeelten, die zelfs gebiseerd weAlen en waren zijn tegenstanders genood zaakt een deel van hun vooroórdeelen te laten varen. Sedret 1839 was Berlioz bibliothecaris van het conservatoire en in den loop der jaren werden hem elc ridderorden geschonken. Den 9 Maart 1869 stierf te Parijs als ridder van het legioen van eer de man, die liever alle tegenspoeden, miskenning en verguizingen der we reld trotseerde, dan het streven en werken naar het hem voor oogen staande doel op te geven. W. G. („Centr.") A LLEK LEI. DOOR SIBERIE. Freule A. von Schmidt auf Altcn- stadt heeft in de „Leesinrichting" in Den Haag van haar reis met den Trans Siberischen Spoorweg verteld. Zij had met een andere dame, lan gen tijd in het Oosten rondgezworven cn wilde voor de terugreis natuurlijk van het nieuwe vervoermiddel gebruik maken. Daarvoor was echter een spe ciale vergunning noodig van den gou verneur te Port-Arthur, omdat de spoorweg nog niet in exploitatie is cn nu alleen gebruikt wordt voor het vervoer van soldaten en Chinecsche arbeidskrachten. Bovendien zijn voor hom, die over den spoorweg reizen wil, een verlofpas, een kredietbrief en ecu aanbeveling noodzakelijk. Nadat do dames zicli té Tientsin voorzien luidden van alle benoodigdheden voor frères hem een vraag doen of een aanval op hem richten en spaart zijn Scherp doorklinkende stem niet. Schuin tegenover hem, op de bank der advocaten, naast elkaar de men schen met wie hij vandaag te doen heeft: op den hoek Mr. Van Styruni, optredende voor de gefaillccrden, nu en dan met zijn eigenaardig haastige manier iets vragende of zeggende naast, hem, glimlachend, de speciali teit, in bouwzaken Mr. Goseling, daar naast het roodblonde voorkomen van Mr. Willekes McDonald en eindelijk Mr. Bijvoet, met levendige gesticula tion als altijd in een grijs colbertje. Deze juristen gaan elkander met de teug t.c lijf. En de toehoorders zouden er bijna van schrikken als Mr. do Kanter zijn confrère McDonald laat weten, (lat hij over dat punt nu ver der geen antwoord meer geeft en deze, met bedarend handgebaar, als stond liij water te sprenkelen, dreigt met de autoriteit van den rechter-commissa- ris - ze zouden er bijna van schrik ken, zeg ik, wanneer zc niet zagen, dat tien seconden naderhand deze beide liecren allebei weer totaal be daard zijn. Daar bindt Mr. Bijvoet de reis, servies, eetwaren, beddegoed en vooral vliegenpapier (de thermome ter wees in Juni te Tientsin 110 gr. Fahrenheit) bereikten zij, na heelwat moeilijkheden, nog net bijtijds Port- Arthur, waar de trein klaar ««ond, waarin voor haar twee compartimen ten waren gereserveerd. Het spoor van de Trans-Siberische lijn is, evenals in Rusland, maar in tegenstelling met de geheele overige wereld, 2 meters breed. De zware, liooge wagens staan op heel hooge wielen; de circulatie geschiedt binnendoor, maar de com partimenten zijn van de gang niet af gescheiden. In den winter worden de wagens met een kachel verwarmd en daar de Russen over 't algemeen met de Cliineczen in onzindelijkheid wed ijveren, ziet alles er nogal onfrischjes uit. Op 't oogenblik heeft de spoorweg nog slechts 2e. 3e, en 4e klasse wag gons. In deze laatste, eenvoudig groo te, open bakken, worden de Chineesche koelies vervoerd, ellendig, als dieren. Overdag zijn de stakkers er blootge steld aan de schroeiende hitte en de hevige slagregens en 's nachts aan de vinnige koude. Ja, in den winter ge beurt het herhaaldelijk, dat er bij aankomst aan een station eenige men- schen doodgevroren blijken. De 3e klasse wagens voor de soldaten zijn al veel beter. Die zijn tenminste goed gesloten, al te goed eigenlijk, want alleen heel bovenin bevinden zich eenige luchtraampjes, en daar de Rus sen niets van frissche lucht moeten hebben (net als de Ilollandsche trein reizigers dus), er in zoo'n wagen de soldaten in drie rijen boven elkander slapen en er geen bad-gelegenheid is, kan men zich voorstellen, wat een at mosfeer er hangt na een reis van 18 lagen. De voornaamste bagage van den rcizenden Rus is zijn theeketel tje. Buiten zijn fliee kan een Rus niet leven, maar anders neemt hij ook al niet mee. Aan verschooning doet hij nietdat is overbodige weelde, waar mee hij zich niet. ophoudt. De trein loopt met een maximum snelheid van ongeveer 30 K.M. en deze „snelheid" daalt soms tot iö of ook wel 10 K.M. in het uur. Vanaf Port Arthur heeft men aan vankelijk ter weerszijden van den weg. verre bebouwde akkers, maar geen boom krijgt men er te zien. Nu en dan passoorl men wat armoedige hutten van Cliineczen. of liever van Mands- joes. Do Mandsjoe is een groote, for- sche man, de vrouw ziet er gezond en blozend uit, is eveneens flink ge bouwd, zo heeft een eleganten gang en sierlijke voetjes. Zij is, over 't ge heel, een veel bekoorlijker wezen dan haar Chineesche zuster Dc temperatuur was op de reis aan vankelijk heerlijk, zoodat de dames het nog al schappelijk hadden, al moesten zij zich behelpen. Zij hadden twee compartimenten tot haar be schikking het grootste diende voor eet-, slaap- en zitkamer, het kleinste voor kookplaats en verblijf voor den Ciiineeschcn bediende. De dames had den allo oetmiddelen meegenomen, omdat het brood, dat langs den weg een strijd met den curator aan over een punt, waar geen sterveling, die niet jurist is iets voor voelt of van be grijpt. Kwaad smijt Mr. de Kanter als hij gnat zitten .zijn lorgnet op tafel neer kwaad wendt Mr. Bijvoet, wan neer hij don curator niet tot zijn ge voelen kan overhalen, zich tot zijn Confraters, als om hun meening in tc roepen, terwijl Mr. McDonald hem oen glas water toeschuift als om hem uit te n.iodigen „drink eens I" en hem aan zijn jas trekt, die Mr. Bijvoet dan losrukt met een nijdig gebaar van blijf van me af, tot plezier van Mr. Van Styrum, die goedlachs zich met liet lieele tnfrccltje zit te vermaken. Dit. longgevecht doet denken aan florottenstrijd ze raken wel maar wonden niet. Een volgenden keer zit een van de andere heeren naast den rechtcr-commissaris en Mr. de Kanter op de ndvocatcnbank en dan zijn er weer andere debatten, maar ten slotte wandelt men gezamenlijk de deur van liet Paleis van Justitie uit, zon der dat. er één druppel bloed ge vloeid is. Zoo moet het zijn, vreedzaam, rus tig en zonder haatdragendheid. En we te koop wordt aangeboden, er te on- frisch uitziet om te gebruiken. Wel te gebruiken waren de eieren, die bij massas tegen 1 cent 't stuk werden verkocht. De dames kookten dus haar eigen potje, beschikten over een blik ken servies en hadden voor hetkook- en waschwater een reservoir van 10 leege flesschen. Een eigenaardigen aanblik levert de stad Dalny op, een stad voor 100.000 menschen, waarin geen sterveling leeft. Want de Russische regeering wil er niemand in laten wonen voor zij ge reed is, en zoo ziet men er alleen de 60,000 koelies, die bezig zijn de stad op tc houwen, die 't centrum van den handel worden moet, zooals Port- Art,hur dat is van het militarisme. Bij de aankomst te C.har i i, waar men van trein verwisselen ->st, ble ken twee groote koffers va dames spoorloos verdwenen. Men haar aan, niet verder te reizen, óór de koffers waren terecht gekomen, om dat zij ze anders nooit meer zouden terugzien. Men bleef dus eenige da gen te Charbin, maar het hotelletje daar, zag er zoo vuns uit (er was bv. in het vertrekje, dat men kreeg niet eens een wasch-gelegenheid), dat men heel bliwas.onderkomen bij een Rus sische familie te vinden. Daar leerden de dames de waarlijk roerende Russi sche gastvrijheid kennen. Chavhin, vroeger een eenvoudig Mandbjoe- dorpje, wemelt tegenwoordig van sol daten, vooral van kozakken, 's Mor gens vroeg, als ze uittrokken te paard, hoorde men ze droefgeestige liederen zingen, eerst de officier, die voorop rijdt, een couplet, waarna de man schappen invallen in koor. Altijd, al tijd op hun marschen zongen ze die droeve liedjes, die men hoorde weg sterven dan heel in de verte. De koffers kwamen terecht en de reis werd voortgezet, nu door weiden met hoog gras, waarin kudden wilde paarden zwerven. Men had thans een prettigen wagen, maar werd vreese- lijk gehinderd door insecten-zwermen: sprinkhanen, muggen, wespen en vlie gen. Bij hot naderen van de grens van Mandsjoerije verandert het landschap en gaat men door een sprookjestuin van bloemen; niets dan bloemen ziet men wilde rozen, irissen enorchidee- en, in breede uitgestrekte velden, waarin zich een riviertje kronkelt als een zilverlint, cn die worden afgeslo ten aan den horizon door heuveltjes met dennen. Daarboven dan de blau we lucht cn vorder niets, geen mensch geen dier, niets dan do geweldige een zaamheid. Hot. belangwekkendste deel van den tocht was daarmede voorbij. Men ging nu door Siberië, bet blauwe jak van den Chinees was vervangen door liet roode van den kolonist. De zomer in Siberië is kort, maar prachtig het licht isdan verblindend fel, om half 10 's avonds is het nog niet donker, en om half 3 komt de zon alweer op. In den winter is het er wel koud, maar door de afwezigheid yan scher pe winden voelt men die koude min der. denken aan het oude rijmpje, dat zegt, dat de aarde een paradijs en geen hel zou wezen, wanneer alle menschen wijs waren en daarbij wèl deden. Nooit meer dan in dit jaar met zijn finuncieelc rampen, hebben we kunnen gevoelen, dat het met die wijs heid en met het wèl doen dikwijls nog maar treurig geschapen staat. 't Is dan ook een verfrissching, wanneer er eens iets gedaan wordt voor oen goed doel. Daarbij denk ik aan de beweging voor een huldeblijk aan de Koningin-Moeder, dat be staan zal uit een bijdrage aan het Sanatorium voor longlijders. Hier is ook een commissie gevormd, maar ze zit nog in de windselen. We weten nog niet eens, wie er deel van uitma ken. Alleen schijnt bet. dat het Be stuur van de Vereeniging Koningin nedag niet uitgenoodigd is. Ik denk er niet aan, om wat men noemt, „roet in 'I. eten te gooien", maar zou toch wel mijn verwondering willen uit spreken, dat bet Hoofdbestuur van deze Vereeniging buiten de Commissie is gebleven. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1903 | | pagina 8