Haarlemmer Halletjes.
'k
L> li ÜIA'IKHDAUAVOND,
de heer keert zich om, hij ziet een
oude boerin, die hem met haar groote
paraplu wenkt, en nogmaals „Frans"
roept. Dokter Banger wordt vuurrood,
geërgerd zegt hij„Het schijnt een
kennis uit mijn dorp te zijn, veront
schuldig me een oogenblik, Suze, ik
ben zoo weer bij je r— die vrouw heeft
misschien wat noodig hm die
buitenlui zijn zoo vrijpostig"
„Ga gerust, Frans, of mag ik
meegaan".
„Neen, Suze, dat zou opvallen.."
en tegelijk is hij weg. Langzaam
loopt het meisje de andere naeer
ze ze heeft ingehaald is Frans al weer
hij haar. ..Zooals ik gedacht had. Die
vrouw zoekt hier bloedverwanten op
en was blij een bekende te zien dat
is alles
Zc zijn bij de villa, waar Suze
woont, aangekomen. „Gaat ge mee
thee drinken, Frans, tante zal er wel
op gerekend hebben."
„Neen, dankje liefste, ik moet nog
me voorbereiden tot morgen
anders graag maar vandaag gaat
het niet tot weerziens."
Suze kijkt de rijzige gestalte een
poos nu, loopt dan langzaam door
den tuin. In haar gedachte is ze nog
immer met de boerenvrouw bezig. Ze
riep „FransFrans 1" dat doet geen
vreemde. Hij was zoo verward, neen
het is zeker, hij heeft meer met die
vrouw uit te staan dan hij voor mij
weten wil. Ouders of broers of zusters
heeft hij niet meer, heeft hij mij ge
zegd zou het zijn grootmoeder zijn?
Ja, hij had eens gesproken van zijn
grootmoeder, die hem had opgevoed,
maar had Spoedig weer gezwegen,
liet begon voor haar hoe langer hoe
zekerder te worden, die oude vrouw
was zijn grootmoeder- en hij had zich
voor haar geschaamd en haar ver
loochend voor haar, die morgen zijn
verloofde zou zijn Een onaangenaam
gevoel overvalt het meisje bij die ge
dachte. Hij heeft niet gelogen, maar
de waarheid gesproken, toen hij zei,
dat zc bloedverwanten bezocht en een
bekend gezicht herkende. Hij heeft ze
onrecht aangedaan ter wille van haar
dat mag niet gebeuren, ze zal het
goedmaken.
„Wilt ge al zoo vroeg uitgaan, Suze"
vraagt den anderen morgen haar
tante, en vroolijk antwoordt het meis
je, dat er wat bleek en afgemat uit
ziet: „Ja tante, een noodzakelijke
boodschap". De tante vraagt niet ver
der en Suze gaat. Zij schelt aan een
deftig huis aan.
„Kan ik dokter Banger spreken?"
Een Zatcrdagavondpraatje.
De heer De Braai, die wel eens
moer bloemrijke taal gebruikt, heeft
Woensdag gezien hoe dat aanleiding
kan geven tot misverstand. „Wan
neer", zoo zei hij ongeveer, „het voor
stel van den tienurigen arbeidsdag
niet word aangenomen, dan zou geen
Raadslid vrij kunnen uitgaan."
llii bedoelde met die uitdrukking,
dat de Raadsleden dat niet zouden
kunnen verantwoorden, maar het
werd in letterlijken zin opgevat en
mankte zoo een komisch effect. „Dat
zou wat inoois wezen", zei een van
de leden, „wanneer je niet vrij meer
zou kunnen uitgaan Misschien wa
ren er al, die voor het huis van elk
tegenstemmend Raadslid een groepje
voorstanders van den tienurigen ar
beidsdag zagen staan, gereed om
hem, als hij zich vertoonde, het uit
gaan te beletten De heer De Braai,
volstrekt niet van plan om degelijk
optreden 'aan te moedigen, was min
of meer onthutst en zal misschien uit
Een gelukt
Kapitein i.udwig Eisenbraum, die
in de hierbij afgebeelde boot
den grooten Atlantischen Oce
aan overstak, verwierf door die daad
den roem het kleinste schip over die
gevaarlijke wateren te hebben ge
voerd. Zijn scheepje, de „Columbia
Ze weet heel- goed, dat hij op dit
uur college heeft, maar moet toch een
voorwendsel hebben.
„De dokter is op college".
„Dat spijt me, en die oude vrouw
die hij hem op bezoek is, logeert ze
bij hem?"
„Zeker - ik heb gisterenavond een
bed voor haar in orde gebracht. Wil
de juffrouw haar spreken?"
„Gaarne. Daar kom ik juist voor.
Ik wil haar verrassen. Zeg maar
welke deur, dank u."
Frans komt van het college thuis.
Tot zijn verwondering vindt hij zijn
grootmoeder niet op zijn kamer. Juist
wil hij de juffrouw roepen om haar
het geval de les hebben geput, dat
men in Raadsvergaderingen maar be
ter doet om niet in metaphoren of
beelden te spreken. Alles maar vlak
af, rechtuit, zooals dat past in onzen
overnuchteren, ovcrpractischen tijd.
Een uitzondering op die practische
neigingen van onzen tijd maakt de
Haarlemscho scholenbouw, die wel
zoowat tot do langzaamste gebeurte
nissen behoort, die men zich voorstcl-
lon kan. Een poosje geleden werd aan
den Raad beloofd, dat in het kastje
van de voor do leden bestemde stuk
ken een lijstje zou worden neerge
legd van data en feiten, die verband
bondon met den bouw van een tus-
schensehool, waartoe in Mei 1901 het
besluit word genomen eri waarvan op
dit oogenblik, dus meer dan 2i jaar
later, liet definitieve plan nog niet
is goedgekeurd. Welnu, op dit lijstje
staan 54 data vermeld, waarop met
dit schoolphm iets gebeurd is: voor
stel van R. en W„ Raadsvergadering,
behandeling door commission, corres
pondentie. adviezen, alles en alles te
zamen. Vier cn vijftig! En dan zijn
er nog menschen, die maar niet ge-
looven willen, dat ambtenaren het
Waagatuk.
II", is een slechts 19 voet lange cen
ter-board.
Hij vertrok van Boston en had bij
Halifax in zee stekend 50 dagen noo
dig om naar Madeira over te steken.
Meermalen werd het notudopjo dooi
felle stormen beloopen, eens zelfs zoo,
dat roer en anker, benevens alle le
vensmiddelen en een chronometer ver
loren gingen. In zijn dagboek schreef
de kapitein toen, dal hom niets over
bleef dan hoop.
En die werd niet beschaamd. Een
passeerend Engelsch stoomschip voor
zag den moedigen zeeman weer van
'tnoodige, en zoo kon de reis worden
voortgezet.
Bij een anderen storm kwam iict
scheepje met een walvisch in botsing,
gelukkig echter zonder averij te be
komen.
De kapitein zal weldra naar Ame
rika terugkeeren en hoopt zichzelf en
zijn scheepje op dn tentoonstelling te
St. Louis te laten kijken.
hierover te ondervragen, als zijn oog
op een brief valt, die op tafel ligt.
„Van Suze" mompelt hij. breekt de
enveloppe open en leest
Beste Frans
Ik moest erg boos op je zijn, dat
je me voor zoo kleingeestig houdt,
dat ik je minder om je afkomst zou
achten. Want daarom heb jo „onze"
grootmoeder voor mij willen verber
gen. Maar ik wil niet hoos zijn, ik
ben veel te gelukkig. Ik dacht altijd,
dat je een volmaakt mensch waart,
en gevoelde me zoo klein voor je. Nu
zie ik, dat je een gewoon mensch zijt,
die evengoed jo gebreken" hebt als ik,
druk kunnen bobben. Vier cn vijftig
daden, vier en vijftig handelingen,
vier en vijftig gebeurtenissen. Wie be
lang stelt in cijfers, zal zich, niet
zonder angst, afvragen hoeveel tien
tallen van daden er nu nog zullen
moeten geschieden vóórdat de eerste
les in deze rampzalige school kan
worden gegeven.
In afwachting van den tockomstigen
loop der dingen, hbb ik een poging
gedaan, om iets naders te vernemen
van de houten liulpschool, die binnen
kort hier zal komen te verrijzen. En
dat niet maar zoo achteraf, stiekem,
maar ronduit, flinkweg, door oen ver
zoek namelijk aan den Wethouder
van onderwijs. Welwillend beloofde
de wethouder, dat hij mijn verzoek
om plannen en tcckeningen te zien,
zou overbrengen in liet Collego van
B. en W. Welwillend gaf de wethou
der mij naderhand bericht, dat B. en
W. daaraan niet konden voldoen.
Hierover nu bon ik geenszins in
mijn wiek geschoten. Integendeel, ik
besef dat het besluit berust op goede
gronden. R. en W. willen ons blijk
baar met die houten hulpschool ver
rassen. Met zekerheid weet ik niets.
en dat doet me goed, nu voel ik me
dichter bij je. Ik "ben een slim meisje,
niet waar? Tot straf, dat je me hebt
willen bedriegen, heb ik grootmoe
der weggevoerd, en als je zien wil
moet je vanmiddag bij ons komen
eten, dan kunnen we meteen bespre
ken, wanneer we onze verloving be
kend zullen maken.
Ik wil het nu niet meer geheim
houden. En in het voorjaar, na ons
huwelijk, gaan we naar grootmoeder
en dan Iaat je me je geboortestad
zien. Tot weerziens om één uur. Eer
der mag je niet komen, ik moet me
eerst van grootmoeder nog veel laten
vertellen en goede maatjes met haar
worden.
In haast. Je liefhebbende
(Huisgezin). SUZE.
BERLIOZ.
11 December was het 100 jaar ge-
leden, dat Hector Berlioz te Cóte Saint
André in bet departement Isère werd
geboren. Berlioz' vader was genees
heer en wilde ook zijn zoon voorliet
zelfde beroep opleiden. Ondanks den
tegenstand zijner vróuw, die heel
weinig of liever niets met muziek op
had. liet hij den jongen Hector ook
muziekles geven, maar hij stond er
streng op en zorgde er voor, dat do
jongeling door zijn liefde voor de mu
ziek zijn andere studiën niet verwaar
loosde. In 1821 vertrok hij naar Parijs
om daar aanzie Universiteit zijn stu
diën te voltooien. Maar de jongeling,
die geheel in de muziek opging,wiens
levendige, muzikale geest niet ge
schikt was voor droge studiën, kon
liet aan de universiteit niet langer
uithouden en na eindelijk met veel
moeite van zijn ouders toestemming
gekregen te hebben, ging hij in Pttü
de lessen aan het conservatoire bij
wonen. Door een ongenoegen met zijn
vader, waardoor deze hem eiken on
derstand ontzegde, gebrek aan geld
hebbende, verbond hij zich als korist
aan den schouwburg van het gynmase
dramatique. Hierdoor was zijn toe
komst beslist. Onder leiding van
Reiclia begon bij compositie te bc-
studeeren. Reeds bij den aanvang de
zer studiën gaf Berlioz blijk, dat zijn
artistieke geest wars was van eiken
dwang.
Ilij wilde vrij zijii, niet gebonden
aan regels en voorschriften,daartegen
verzette zich zijn onrustige natuur en
het duurde dan ook niet lang, of
hij verliet zijn meester, ofschoon zijn
compositiekennis nog erg oppervlak
kig was.
Zijn besluit was genomen, zonder
onderwijs, zonder voorlichting van
anderen zou hij zich zelf vormen, zou
hij zijn eigen gedachten, die zijn jong.
dig gemoed bestormden, en die ande
ren niet zouden begrijpen, trachten
tc vertolken.
Het was toen juist in do spannende
maar ik raad het, ik zie het mot mijn
geestesoog, ik voel liet in mijn ziel
dat men iets extra's voor heeft mei.
dier school. Misschien wordt zij wel
geheel cn al in wit marmer geschil
derd, om den indruk van een marmo
ren paleis te geven misschien wordt
zc gebouwd in den vorm van oen
miniatuur van de Nieuwe Beurs te
\insterdam (ik meen Berlage hier deze
week gezien te hebben) waarmee te
vens een goede oplossing verkregen
zou zijn van de talrijke kleine raamp
jes. die noodig zijn tot het verschaf
fen van licht in zekere noodzakelijke
kleine vertrekken misschienmaar
waar zon ik eindigen De fantasie
verliest zich in het ver verschiet. Zoo
veel schijnt zeker te wezen, dat de
houten hulpschool mee zal doen in
den gevelwedstrijd, die tolken jure
door de Maats, van Bouwkunst hier
gehouden wordt. Schijnt, zeg ik, want
in dezen tijd blijkt dikwijls het waar
schijnlijkste niet eens juist te zijn.
Zelfs de zwakheid van liet vrouwelijk
geslacht dient als legende te word ei.
opgevat, nu een twintigjarige juffrouw
een 25-jarigen Zandvoortschen visch-
boer met een geëmailleerd kopje een
5
en onrustige jaren, die de onwonte-
ling van 1830 voorafgingen. Alom
werd een intellectueele hervorming
voorbereid. In de dramatische wereld
heerschte twist tusschen klassieken
en romantiekenin de schilderkunst
werd een geheel nieuwe richting in
geslagen, en men kon dan ook niet
uieenen, dat de toonkunst van dezen
algemeenen drang zou verschoond
blijven. Berlioz was dan ook du man,
die in dezen tijd van omwentelingen
op allerlei gebied een hervorming der
Toonkunst trachtte te bewerken. Zijn
streven was om door de muziek niet
alleen gewaarwordingen uit te druk
ken, maar om toestanden te schet
sen. Volgens Berlioz moest men een
gedachte met behulp van samenge
stelde klanken in al haar declen ver
staanbaar kunnen doen uitkomen.
Zijn eerste werk naar deze regels
gemaakt, was een mis met orkest, die
te Parijs werd uitgevoerd. Iedereen,
zoowel uitvoerenden als toehoorders,
getuigden eenparig dat zulke muziek
onbegrijpelijk was. Maar Berlioz liet
zich niet afschrikken en zette zijn
hervormingsplan door.
In 1826 weer aan het Conservatoire
terug gekomen zijnde, behaalde li ij
in 1830 den zoo vurig verlangden len
prijs voor compositie met een cantate
„Sardanapalus".
Zijn verblijf op's lands kosten in
Italië, gaf zijn gedachten geen andere
richting en zijn twee tc Rome gecom
poneerde werken, een ouverture van
King Lear en een symphonie „Le re
tour a la vie", gaven daarvan liet hes-
te bewijs.
Maar Berlioz werd niet begrepen
men lachte en spotte met hom en
men ontzag zich zelfs niet hem te
verloochenen en op hatelijke wijze
aan te vallen.
Hierdoor gekrenkt en verbitterd,
wierp hij zich op als criticus op het
gebied van Toonkunst. Eenige jaren
vroeger hadden zijn artikelen over
de symphonieën van Beethoven reeds
de aandacht getrokken. Hij werd nog
medewerker in de .Revue Europien
ne" in den „Courrier de 1' Europe",
„Gazette musicale de Paris" en in
het „Journal des Dcbats". in welk
laatste blad hij langen tijd zijn stel
lingen verdedigde.
Ondanks dezen reeds drukken ar
beid, verschenen van hem nog vele
composities.
Achtereenvolgens zagen het licht
„I-Iarold en Italis" (1834), „La Messo
des Morts", bij gelegenheid van den
dood van generaal Damrómont ge
schreven en den 5den December 1837
uitgevoerd en andere.
Al naar de persoonlijke opvatting
der hoorders verwierf Berlioz zich
hierdoor vrienden cn vijanden, maar
dit moet gezegd, niemand was er, die
er geen belang instelde, llcrlioz' mu
ziek aan het oordeel van een onpar
tijdig publiek onderworpen, leed een
nederlaag en zijn „Benvenuto Cellini"
opera in twee bedrijven, kon geen
genade vinden.
Werd Berlioz iu zijn vaderland mis
kend, in Duitscbland werd liij hoog
gewaardeerd. Zijn „Bonvenuto Cel
lini" had veel succes. Moedig ging hij
bloedende hoofdwonde hoeft toege
bracht. Ziedaar dan nu de meest mo
derne manier van oorlogvoeren in het
gevecht van man tegen man om zoo
te zeggen. Het geëmailleerde kopje
neerdalende op den ongeëmailleerden
kop. Hier doemt voor burentwist een
nieuwe toekomst op. Do traditionoele
strijdmiddelennagels, haarspelden,
poken en tangen aangevuld met het
huiselijk gerei. Mettertijd zie ik zelfs
de vreedzame koekenpan tot slag
zwaard misbruikt.
Intusschon zullen de scherpste wa
penen bij kleine en bij groote gele
genheden evenzeer, wol de pen en de
tong blijken te wezen. De scherpte van
de tong hebben wc kunnen waarne
men op de verificatievergadering van
Laane Van Bemmel. Op het podi
um, het smalle sympathieke profiel
van Mr. van de Koppel, den rechter
commissaris, naast hem de griffier,
Mr. Booij met het overvloedige, grij
zende krulhaar, aan den anderen kant
de curator, Mr. de Kantor, met (len
typisch Hollandschen kop, een trok
van beslistheid op het baardeloos gc-'
zicht. Hij is vandaag (1e debater,
staat dadelijk recht wanneer de con
voort en in 1846, toen hij zijn fantas
tisch oratorium „La Damnation de
Faust" opvoerde, daarvoor hij zelf
een gedeelte van den tekst schreef,
gaf hij het grootste bewijs van zijn
volhardend streven.
Dit algemeen bekende werk, werd bij
't Fransche publiek allesbehalve gun
stig ontvangen, te Weenen daarente
gen sloeg de bewondering bijna tot
razernij over. Een opgewonden be
wonderaar vloog op het podium en
ontrukte Berlioz, die zelf dirigeerde,
zijn dirigeerstokje.
Berlioz merkte het en de bewonder
aar moest het teruggeven.
Maar Berlioz sprak
- Afnemen laat ik het niet, maar
neem het van mij aan.
Overgelukkig verliet de Duitscher
het concertgebouw.
Berlioz' latere werken, o.a. ,.l' En-
fance du Christ", waren meer beza
digd en beter in overeenstemming
mot het begrip zijner tijdgenooten.
Zijn leeftijd en ondervinding had
den de hartstochten doen bedaren en
de onstuimigheid der jeugcl doen
plaats maken voor een kalmer en be
daarder optreden.
Dit is vooral te merken in „Les
Troyens". opera in vijf bedrijven,
waarvan hij zelf den tekst schreef.
Ofschoon een gedeelte van bet werk
nog het kenmerk droeg van Berlioz'
vroegere werken, waren er andere
gedeelten, die zelfs gebiseerd weAlen
en waren zijn tegenstanders genood
zaakt een deel van hun vooroórdeelen
te laten varen. Sedret 1839 was Berlioz
bibliothecaris van het conservatoire
en in den loop der jaren werden hem
elc ridderorden geschonken.
Den 9 Maart 1869 stierf te Parijs
als ridder van het legioen van eer
de man, die liever alle tegenspoeden,
miskenning en verguizingen der we
reld trotseerde, dan het streven en
werken naar het hem voor oogen
staande doel op te geven. W. G.
(„Centr.")
A LLEK LEI.
DOOR SIBERIE.
Freule A. von Schmidt auf Altcn-
stadt heeft in de „Leesinrichting" in
Den Haag van haar reis met den
Trans Siberischen Spoorweg verteld.
Zij had met een andere dame, lan
gen tijd in het Oosten rondgezworven
cn wilde voor de terugreis natuurlijk
van het nieuwe vervoermiddel gebruik
maken. Daarvoor was echter een spe
ciale vergunning noodig van den gou
verneur te Port-Arthur, omdat de
spoorweg nog niet in exploitatie is
cn nu alleen gebruikt wordt voor het
vervoer van soldaten en Chinecsche
arbeidskrachten. Bovendien zijn voor
hom, die over den spoorweg reizen
wil, een verlofpas, een kredietbrief en
ecu aanbeveling noodzakelijk. Nadat
do dames zicli té Tientsin voorzien
luidden van alle benoodigdheden voor
frères hem een vraag doen of een
aanval op hem richten en spaart zijn
Scherp doorklinkende stem niet.
Schuin tegenover hem, op de bank
der advocaten, naast elkaar de men
schen met wie hij vandaag te doen
heeft: op den hoek Mr. Van Styruni,
optredende voor de gefaillccrden, nu
en dan met zijn eigenaardig haastige
manier iets vragende of zeggende
naast, hem, glimlachend, de speciali
teit, in bouwzaken Mr. Goseling, daar
naast het roodblonde voorkomen van
Mr. Willekes McDonald en eindelijk
Mr. Bijvoet, met levendige gesticula
tion als altijd in een grijs colbertje.
Deze juristen gaan elkander met de
teug t.c lijf. En de toehoorders zouden
er bijna van schrikken als Mr. do
Kanter zijn confrère McDonald laat
weten, (lat hij over dat punt nu ver
der geen antwoord meer geeft en deze,
met bedarend handgebaar, als stond
liij water te sprenkelen, dreigt met de
autoriteit van den rechter-commissa-
ris - ze zouden er bijna van schrik
ken, zeg ik, wanneer zc niet zagen,
dat tien seconden naderhand deze
beide liecren allebei weer totaal be
daard zijn. Daar bindt Mr. Bijvoet
de reis, servies, eetwaren, beddegoed
en vooral vliegenpapier (de thermome
ter wees in Juni te Tientsin 110 gr.
Fahrenheit) bereikten zij, na heelwat
moeilijkheden, nog net bijtijds Port-
Arthur, waar de trein klaar ««ond,
waarin voor haar twee compartimen
ten waren gereserveerd. Het spoor van
de Trans-Siberische lijn is, evenals in
Rusland, maar in tegenstelling met
de geheele overige wereld, 2 meters
breed. De zware, liooge wagens staan
op heel hooge wielen; de circulatie
geschiedt binnendoor, maar de com
partimenten zijn van de gang niet af
gescheiden. In den winter worden de
wagens met een kachel verwarmd en
daar de Russen over 't algemeen met
de Cliineczen in onzindelijkheid wed
ijveren, ziet alles er nogal onfrischjes
uit. Op 't oogenblik heeft de spoorweg
nog slechts 2e. 3e, en 4e klasse wag
gons. In deze laatste, eenvoudig groo
te, open bakken, worden de Chineesche
koelies vervoerd, ellendig, als dieren.
Overdag zijn de stakkers er blootge
steld aan de schroeiende hitte en de
hevige slagregens en 's nachts aan de
vinnige koude. Ja, in den winter ge
beurt het herhaaldelijk, dat er bij
aankomst aan een station eenige men-
schen doodgevroren blijken. De 3e
klasse wagens voor de soldaten zijn
al veel beter. Die zijn tenminste goed
gesloten, al te goed eigenlijk, want
alleen heel bovenin bevinden zich
eenige luchtraampjes, en daar de Rus
sen niets van frissche lucht moeten
hebben (net als de Ilollandsche trein
reizigers dus), er in zoo'n wagen de
soldaten in drie rijen boven elkander
slapen en er geen bad-gelegenheid is,
kan men zich voorstellen, wat een at
mosfeer er hangt na een reis van 18
lagen. De voornaamste bagage van
den rcizenden Rus is zijn theeketel
tje. Buiten zijn fliee kan een Rus niet
leven, maar anders neemt hij ook al
niet mee. Aan verschooning doet hij
nietdat is overbodige weelde, waar
mee hij zich niet. ophoudt.
De trein loopt met een maximum
snelheid van ongeveer 30 K.M. en
deze „snelheid" daalt soms tot iö of
ook wel 10 K.M. in het uur.
Vanaf Port Arthur heeft men aan
vankelijk ter weerszijden van den weg.
verre bebouwde akkers, maar geen
boom krijgt men er te zien. Nu en dan
passoorl men wat armoedige hutten
van Cliineczen. of liever van Mands-
joes. Do Mandsjoe is een groote, for-
sche man, de vrouw ziet er gezond
en blozend uit, is eveneens flink ge
bouwd, zo heeft een eleganten gang
en sierlijke voetjes. Zij is, over 't ge
heel, een veel bekoorlijker wezen dan
haar Chineesche zuster
Dc temperatuur was op de reis aan
vankelijk heerlijk, zoodat de dames
het nog al schappelijk hadden, al
moesten zij zich behelpen. Zij hadden
twee compartimenten tot haar be
schikking het grootste diende voor
eet-, slaap- en zitkamer, het kleinste
voor kookplaats en verblijf voor den
Ciiineeschcn bediende. De dames had
den allo oetmiddelen meegenomen,
omdat het brood, dat langs den weg
een strijd met den curator aan over
een punt, waar geen sterveling, die
niet jurist is iets voor voelt of van be
grijpt. Kwaad smijt Mr. de Kanter als
hij gnat zitten .zijn lorgnet op tafel
neer kwaad wendt Mr. Bijvoet, wan
neer hij don curator niet tot zijn ge
voelen kan overhalen, zich tot zijn
Confraters, als om hun meening in tc
roepen, terwijl Mr. McDonald hem
oen glas water toeschuift als om hem
uit te n.iodigen „drink eens I" en hem
aan zijn jas trekt, die Mr. Bijvoet dan
losrukt met een nijdig gebaar van
blijf van me af, tot plezier van Mr.
Van Styrum, die goedlachs zich met
liet lieele tnfrccltje zit te vermaken.
Dit. longgevecht doet denken aan
florottenstrijd ze raken wel maar
wonden niet. Een volgenden keer zit
een van de andere heeren naast den
rechtcr-commissaris en Mr. de Kanter
op de ndvocatcnbank en dan zijn er
weer andere debatten, maar ten slotte
wandelt men gezamenlijk de deur
van liet Paleis van Justitie uit, zon
der dat. er één druppel bloed ge
vloeid is.
Zoo moet het zijn, vreedzaam, rus
tig en zonder haatdragendheid. En we
te koop wordt aangeboden, er te on-
frisch uitziet om te gebruiken. Wel
te gebruiken waren de eieren, die bij
massas tegen 1 cent 't stuk werden
verkocht. De dames kookten dus haar
eigen potje, beschikten over een blik
ken servies en hadden voor hetkook-
en waschwater een reservoir van 10
leege flesschen.
Een eigenaardigen aanblik levert de
stad Dalny op, een stad voor 100.000
menschen, waarin geen sterveling
leeft. Want de Russische regeering wil
er niemand in laten wonen voor zij ge
reed is, en zoo ziet men er alleen de
60,000 koelies, die bezig zijn de stad
op tc houwen, die 't centrum van den
handel worden moet, zooals Port-
Art,hur dat is van het militarisme.
Bij de aankomst te C.har i i, waar
men van trein verwisselen ->st, ble
ken twee groote koffers va dames
spoorloos verdwenen. Men haar
aan, niet verder te reizen, óór de
koffers waren terecht gekomen, om
dat zij ze anders nooit meer zouden
terugzien. Men bleef dus eenige da
gen te Charbin, maar het hotelletje
daar, zag er zoo vuns uit (er was bv.
in het vertrekje, dat men kreeg niet
eens een wasch-gelegenheid), dat men
heel bliwas.onderkomen bij een Rus
sische familie te vinden. Daar leerden
de dames de waarlijk roerende Russi
sche gastvrijheid kennen. Chavhin,
vroeger een eenvoudig Mandbjoe-
dorpje, wemelt tegenwoordig van sol
daten, vooral van kozakken, 's Mor
gens vroeg, als ze uittrokken te paard,
hoorde men ze droefgeestige liederen
zingen, eerst de officier, die voorop
rijdt, een couplet, waarna de man
schappen invallen in koor. Altijd, al
tijd op hun marschen zongen ze die
droeve liedjes, die men hoorde weg
sterven dan heel in de verte.
De koffers kwamen terecht en de
reis werd voortgezet, nu door weiden
met hoog gras, waarin kudden wilde
paarden zwerven. Men had thans een
prettigen wagen, maar werd vreese-
lijk gehinderd door insecten-zwermen:
sprinkhanen, muggen, wespen en vlie
gen. Bij hot naderen van de grens van
Mandsjoerije verandert het landschap
en gaat men door een sprookjestuin
van bloemen; niets dan bloemen ziet
men wilde rozen, irissen enorchidee-
en, in breede uitgestrekte velden,
waarin zich een riviertje kronkelt als
een zilverlint, cn die worden afgeslo
ten aan den horizon door heuveltjes
met dennen. Daarboven dan de blau
we lucht cn vorder niets, geen mensch
geen dier, niets dan do geweldige een
zaamheid.
Hot. belangwekkendste deel van den
tocht was daarmede voorbij. Men ging
nu door Siberië, bet blauwe jak van
den Chinees was vervangen door liet
roode van den kolonist. De zomer in
Siberië is kort, maar prachtig het
licht isdan verblindend fel, om half
10 's avonds is het nog niet donker,
en om half 3 komt de zon alweer op.
In den winter is het er wel koud,
maar door de afwezigheid yan scher
pe winden voelt men die koude min
der.
denken aan het oude rijmpje, dat
zegt, dat de aarde een paradijs en
geen hel zou wezen, wanneer alle
menschen wijs waren en daarbij wèl
deden. Nooit meer dan in dit jaar met
zijn finuncieelc rampen, hebben we
kunnen gevoelen, dat het met die wijs
heid en met het wèl doen dikwijls
nog maar treurig geschapen staat.
't Is dan ook een verfrissching,
wanneer er eens iets gedaan wordt
voor oen goed doel. Daarbij denk ik
aan de beweging voor een huldeblijk
aan de Koningin-Moeder, dat be
staan zal uit een bijdrage aan het
Sanatorium voor longlijders. Hier is
ook een commissie gevormd, maar ze
zit nog in de windselen. We weten
nog niet eens, wie er deel van uitma
ken. Alleen schijnt bet. dat het Be
stuur van de Vereeniging Koningin
nedag niet uitgenoodigd is. Ik denk
er niet aan, om wat men noemt, „roet
in 'I. eten te gooien", maar zou toch
wel mijn verwondering willen uit
spreken, dat bet Hoofdbestuur van
deze Vereeniging buiten de Commissie
is gebleven.
FIDELIO.