Haarlemmer Halletjes. ZATERDAG 2 JANUARI 1904 DE ZiTERDi&ATOND dagblad kost BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD. f 1.20 PER 3 MAANDEN REDACTIE, ADMINISTRATIE EN DRUKKERIJ OF 10 CENT PER WEEK. ZUIDER B U IT E N S P A A R N E 6. in haarlem's dagblad zijn advertentièn doeltreffend. onze annonces worden opgemerkt. ZONDAGSBRIEVEN. Eenvoud en Natuurlijkheid. Amice Te handelen naar zijnen aardte spreken, zooals het hart ingeeft; het aangezicht te toonen zóo, dat de ziel er in weerspiegelt; zich te gedragen op een wijze, die het meest strookt met eigen, waarachtig Ik, men zou meenen, dat zulk een manier van doen voor ieder mensch het meest voor de hand ligt. De werkelijkheid leert anders. Blijk baar kost het velen niet geringe moei te zich aldus goedrond door het leven te bewegen. En dit gevaar loert bovenal dreigend en tergend om een hoekje bij een eerste kennismaking. Spruit dit voort uit een onbedwing- baren drang om n i e t-zichzelf te zijn Die meening zou te forsch wezen. Maar er is een onstuimig begeeren om een bepaald-g e w i 1 d e n indruk te makenomgekeerd, zekere vrees, dat men aangezien worde voor zus of zoo, als men niet wezen wil. Daar door wordt de natuur op de vlucht gedreven. Gelijkt het niet ietwat op de stemming, waarmee velen zich neerzetten voor de camera van den fotograaf Ze zouden wel gaarne een „gewoon" gezicht zetten. Ze doen er hun best voor zelfs. Doch daar heeft alreeds juist door de inspanning misschien aleer ze 't zich bewust zijn, een licht nerveuse aandoening hen gegrepen, en... ze zetten een ge legenheidsgezicht. Toch zijn 't niet louter de zenuwen, op wier breeden rug we alles mogen laden. „O, dat gemis aan eenvoud en natuurlijkheid", schreef ik verleden week. Het verloochenen de zer allerbeminnelijkste eigenschappen is velen tot een nare hebbelijkheid geworden. En Vandaar vooral de aanmaningWeest voorzichtig met het oordeel, dat ge zoo licht geneigd zijt op een eerste en korte kennisma king te bouwen. Is het niet uitermate weldadig een ongekunsteld mensch te ont moeten, die in allen eenvoud en lou terheid zijns bestaans zijn weg gaat Noch aangewende manieren, noch voorgewende eigenaardigheden ont sieren zijn omgang. Zooals hij zijn meening geeft, oprecht en bescheiden, aan dezen, niet anders geeft hij haar aan genen. Het is klaar en helder in zijn ziel, gelijk het is in de beek, langs wier boorden kalm de wateren glijden, een blik u gunnend op de zandige bedding. Zendt het losgeko men voorjaar het water sneller van boven, heeft het hooger-op een hinder nis gevonden in zijn loop, driftiger, woelender snelt het u voorbij, iets meesleepend temet van dat, waaraan het zich schuurde, en wat minder doorzichtig misschien door de onge wone beweging. Een mensch, die zich geeft zooals hij is, stopt evenmin zijn aandoeningen in zijn zak. Ongekunsteldheid... Hoort ge die uitheemsche woorden, losjes zoo maar door 't gesprek geworpen, maar die het bewijs moeten leveren, dat Mevrouw in de groote wereld ver keert? Ziet ge, hoe ze het mondje plooit, zoo gansch niet gewoon, zoo dra ze in gezelschap is?... Gemaakt heid, anders niet. Merkt ge dat voorkomen van on verschilligheid en matheid op, waarin dat jonge mensch zich hult, als om u te overtuigen, dat wat hij verneemt en aanschouwt, niet in het minst hem verbaast, oude kost als 'tvoor hem is?... Aanstellerij, anders niet. Hebt ge aandacht op dat gerim peld voorhoofd, het steunen van de moede hersens met de hand, alsof alle moeienissen en zorgen waren te tor sen, alle diepzinnige raadselen te ont warren gegeven aan dezen armen At las, die doorbuigt onder den last?... Maar Meneer „poseert", Meneer speelt een rol, dat verzeker ik u. Wel zeker, juffertje, pak maar uit van wat „papa" des middags graag ziet op den disch en „mama" niet missen kan voor haar toilet, we we ten wel, dat, trots deze grootdoenerij, „papa" en „mama", eerzame burgers zoowaar, alle inspanning zich ge troosten om knapjes door de wereld te komenwat hun ook lukt, trou wens. Als ze je hoorden, mijn kind, je kreegt van je verstandige moeder duchtig ervan langs over je breed- makerij. De kwaal doorloopt alle rangen en standen. Bakvischjes in de tram giechelen achter hare handen, alsof ze de diepste geheimen en de schoon ste pret hadden,... mislukte zucht om zich een houding te geven. Mijnheer kijkt onverstoorbaar uit het raampje •van de spoorcoupé, als waren buiten gewone dingen langs den weg te aan schouwen... en verbergt eenvoudig een onoverwinnelijke verlegenheid. Opgeschoten jongens en meiden zwie ren in voorgewende dronkenschap plomp schreeuwend over de kermis... om de aandacht te vragen voor „ech te kermisklanten". En de hooge amb tenaar, die met de portefeuille onder den arm, het ernstig geplooid gelaat ter aarde gebogen, zijn bureau ver laat,... doet gewichtig tegenover den portier. spel, dat voegt bij hun leeftijdeen der opvoedingsmiddelen tot natuur lijkheid. Die knaap met zijn grooten vlieger, die trekt en trekt... hou'en wat je hou'en kunt, m'n jongenDat zult ge later ook moeten doen, als ge den zwaren smidshamer hanteert of 't ankertouw ïn de stevige handen hebt. Dat meisje, lief moedertje in den dop, dat met hare speelnooten de poppen koestert en kleedt en te sla pen legtWie ziet hen niet graag in hun ongekunsteld genot? De sport, thans zoo druk beoefend, heeft haar nadeelenzij heeft ons haar nut gebracht evenzeer in rijke mate. Opwekkend gezicht, die meisjes en jongens op tennis- en voetbalveld, waar zij zich vermaken naar den aard hunner jaren, longen en spieren ten zegen. O laat den kinderen het Ons geven g e 1 ij k w ij z ij n. „Mei onze gebreken incluis, derhalve"?... Dat ligt voor de hand, amice. Zoudt gij meenen, dat daarin een aanspo ring liggen kan om te koopteloo- p e n met onze fouten Maar immers neen Uit onzen aard zijn wij hoe gelukkiggeneigd ze te verbergen. Deze stille hulde aan de deugd isóok natuur. Wie met een ondeugd, een onhebbelijkheid praalt, toont juist te lijden aan een der vormen van aanstellerij. Niet anders staat het met den eisch van een aandoening te bedwingen, een woord binnen te houden, waaraan we gaarne uiting zouden willen geven. Gij ontkent niet, dat er ervaringen zijn in ons leven, waarmee -we ande ren niet hebben te moeien, waarmee we anderen niet mogen lastig val len. Gij stemt toe, dat niet alles wat u voor den mond komt, oirbaar is om te zeggen, al is er wat u prikkelt om de wacht voor uw lippen weg te ja- gen. Welnu, deins er nimmer voor terug dit zelfbedwang in prak tijk te brengen. Zichzelf bezitten, zich zelf beheerschen, is de hoogste vorm van zichzelf te z ij n. Geen on-natuur dus, maar natuur. Natuurlijkheid toch is allerminst plompheid. Het moge somtijds eenige inspanning kosten, eenigen tact vereischen de goede vormen der uiterlijke beschaving niet te doen botsen met eenvoud en waarheid, het loon is de inspan ning waard. Zeker, hoofse he vor men, die niet passen bij uw aard, uw opvoeding, uw standhöofsche vor men, half verstaan, kwalijk nage bootst, bot nageaapt, ze staan u als een rok, die te groot is en in plooien valt; als een galakleed, waar de nachttenue onder uitkomt. Maar een voudige, goede vormen zijn kinderen der natuur, evengoed als koekoeks bloemen en veldviooltjes. Eenvoudige, goede vormeneerbied voor ouderen, welwillendheid jegens minderen, ver mijding van het ruwe woord, beschei denheid van toon, zwijgen waar het past... ze sieren eiken stand. Ik zie de wortels van het kwaad. vonden worden. Men denkt teveel aan zichzelf. Valsche schaamte is een an dere. Men is beducht voor de verden king van al te argeloos, te kinderlijk, te braaf te zijn. Men vreest voor niet „vol" te worden aangezien. En in de diepte schuilt de hoofd kwaal het faalt aan waarheids zin. Een geneesmiddel?... Wie waarheid en oprechtheid liefheeft en maar niet te veel aan zichzelven denkt, is een heel eind op weg. Gaat het u als mij, amicedan trilt er, wanneer de vele acteurs op het wereldtooneel zijn voorbijge- stapt, iets van een stil welbehagen door uw ziel bij het ontmoeten van een ongekunsteld mensch. t.t LECTORISALUTEM. DE PARTIJ. Naar het Engelsch. Behaagzucht is er een. Men wil tot eiken prijs lief en aardig ge- Alles schitterde en blonk op de ont bijttafel van frischheid en nieuw heid, van de antieke zilveren theepot tot de Worcester broodjes, van het splinter-nieuwe damast van het tafel laken tot het aardige, frissche gezicht van de jonge vrouwhet vlekkelooze roode behangsel, de heldere biscuit- kleurige fries, de ivoor-kleur, waarin de eetkamer geverfd was, alles wees er op, dat het huishouden pas be gonnen was. Een was maar aanwezig van dit paar tortelduiven, ze was bezig eeni ge rozen en wat aspergegroen tot een tuiltje samen te binden, om het bij een zeker bord neer te leggen. Inderdaad, het was nog maar negen weken geleden, dat Asta Brooke het ouderlijke huis had verlaten en met Owen Amaury was getrouwd. Owen was knap, gezond, gevoelig, zacht van aard, van goeden huize en zes voet lang maar hij was predikant. Mas- sey Brooke, Asta's vader, had hoogere verwachtingen. Zij was de oudste, zij was heel mooi, ze had geen for tuin, maar ze was de lieveling van eene rijke tantehij had gedacht, dat ze een goed huwelijk zou doen en nu wilde ze trouwen met een predi kant Algy, haar broer, had hem als vriend eens geïntroduceerd in zijn familiekring en zoo hadden die twee elkaar leeren kennen. Hun engage ment was toegestaan in de hoop, dat Asta, die nog maar negentien was, van gedachte mocht veranderen. Toen stierf zijn vader en hij kwam in het bezit van zijn kapitaal. Maar ongeluk kig genoeg was dat niet groothet maakte alleen een eenvoudig huwe lijk, een klein huis en het houden van slechts eene dienstbode moge lijk. Asta aarzelde niet. Vader en moe der werden in vertrouwen genomen Asta was nu twee en twintig en indien nu geen toestemming voor het huwelijk gegeven werd, zou het later waarschijnlijk zonder die toestemming plaats hebben. Men gaf dus toe en Asta kreeg haar uitzet, maar niet meer. Arme Asta Die uitzet was in haar eigen en in haar moeders oogen van groot gewicht. Hoe kon het arme bruidje weten, dat de kleeding, die ze gewoon was te dragen, de Fran- sche schoenen, de toques, de oude kant, de juweelen, enz. niet pasten voor een dominé's vrouw in eene landelijke plaat9. Zij was voorko mend en vriendelijk voor al die nieuwsgierige menschen ze zo-i ze eens komen opzoeken en wild* g ede vr' j den met hen zijn /.ii was van nat-i.-e liee' eenvoudig, ze z -u no-iit ittiunu* kwetsen, maa- kon d.t ook van anderen niet verdragen. Mis schien dat de publieke opinie ver zacht was, indien men te weten was gekomen, van welke familie Asta was, maar Owen was er de man niet naar, om zich te verheffen op de voorname familiebetrekkingen van zijne vrouw. Al wat men er van wist was, dat het huwelijk heel eenvoudig voltrok ken was, dat de Amaury's geen ver mogen hadden en dat de familie hen meer of min genoodzaakt had, naar Coventry te gaan. Ze was er zich in het geheel niet van bewust, dat vijandige, nijdige blikken haar volgden, toen ze den eersten morgen naar de kerk ging. Ze werd al gehaat, voor men had gezien, omdat zij degene was, die het hart veroverd had van den knappen dominé, op wien de dames Oldrey, Nixon, Baxter, Short, Cooper, Ellison enz. recht meenden te hebben. Niet door met hem te trouwen had ze gezondigd tegen al deze dames het ergste was, dat hij nooit te voren daar over zijn engagement had ge sproken, terwijl hij al dien tijd in het geheim met haar geëngageerd was. Niemand had daar ook maar eenig vermoeden van gehad. Indien hij van het begin af ge zegd had, dat hij geëngageerd was, zei Phyllis Oldrey, men zou geweten hebben, waaraan men zich te houden had; maar wij vroegen hem herhaal delijk te dineeren en hij scheen het altijd heel graag aan te nemen. O, het is in-gemeen. De onbetwistbare gratie en charme van de bruid had den genadeslag ge geven. Was ze gehaat, toen ze de kerk binnenging, men verfoeide haar, toen ze er weer uitkwam. Was ze een slonzig, klein ding geweest, hadden ze elkaar kunnen verzekeren, dat het de oude geschiedenis was, dat hij verplicht was zijn woord te houden, dan zouden ze haar ontzien en hem beklaagd en getroost hebben. Maar iets in het fijne profiel van Asta's gezicht deed alle hoop vervliegen. Had mevrouw Amaury echter ge duld. d-.'. n.«'n een '°schermenden toon tegen haar aansloeg, misschien had dan de tijd verandering ge bracht. Phyllis Oldrey was een der eerste bezoekers. De algemeene indruk, welken men van Asta zeide te krijgen, was, dat ze trotsch was en zich airs gaf. Phyl lis gevoelde zich dan ook niet recht op haar gemak tegenover haar. De 01 drey's waren rijk, haar vader had in den handel veel geld verdiend, was weduwnaar en verheugde zich in het bezit van vier knappe, would-be ge distingeerde dochters. Zij gaven een diner ter eere van de bruidAsta ge voelde zich al dien tijd onbehaaglijk, zonder eigenlijk te weten waarom. De meisjes deden alle moeite om intiem te worden vertelden verder, dat ze veel uitgingen en heel wat menschen kenden. Asta begon te be grijpen, dat er heel wat omging in deze kleine wereld, waar ze geen idéé van had gehad. Maar dit alles kon geen afbreuk doen aan het geluk van deze jonge menschen, na drie jaren wachtens vereenigd, elkaar op recht lief hebbende, en elkaar geheel begrijpende. Op dezen zonnigen Junimorgen scheen toch iets angstigs in de lucht te hangentante Christina zou voor het eerst een bezoek brengen. Mejuffrouw Christina Brooke wa9 de tante, bij wie Asta zoo goed stond aangeschreven. Deze dame was heel haar rijk, ongetrouwd en ongeveer vijftig jaar oud ze was nog eene mooie vrouw, maar ze was heerschzuchtig en vijandig gezind tegen Owen Amau ry. Owen kwam juist beneden, toen het ontbijt klaar stond. Zijn zonnig ge zicht getuigde van blijde tevreden heid, en hij glimlachte, toen hij aan de uitlokkende tafel plaats nam en zei Wel, vrouwtje, dit is alzoo de schrikwekkende dag Ze lachte vroolijk. Het zal een triomf voor ons zijn. Tante Chris is in minder dan een dag bekeerd. Waarom lach je? Om de herinnering, die ik over gehouden heb van hetgeen ze eens tegen me zeide Ze had liefde en ge luk gezien in hutten, maar in zoo'n kleine villa nu ze zou het zwijgen er verder maar aan toe doenMaar wat ik zeggen wou, ging hij verder, laat me niet vergeten, dat briefje te rug te zenden aan mevrouw Raikes dien curieuzen brief, welke ons in ver gissing gezonden moet zijn. Asta nam het briefje- van den Een ZaterdagaYondpraatje. De Nieuwjaarsdag is mj uitnemend heid de dag, waarop we uit ons ge wone doen raken. Sommigen maken uit den treure visites, anderen zen den uit den treure visitekaartjes rond, angstig dat iemand zou kunnen worden overgeslagen en de bel is niet stil van Nieuwjaarwenschers van overal en allerlei soort, van men schen, die heel nuttig voor je zijn tot menschen, die je 'theele jaar niet ziet. Het kan wel eens gebeuren, dat deze Nieuwjaarwenscherij niet van een leien dakje gaat. Zoo zijn er bijvoorbeeld van de gemeentereiniging personen, die bij gegoede ingezetenen nog wel eens een kleine handreiking verleenen als zij met den vuilniswa gen voorbijkomenbijvoorbeeld door even aan te bellen als de bak niet buiten staat of die uit den tuin te gaan halen. Voor deze kleine hulp beloont de geholpene wel gaarne met een fooi op Nieuwjaarsdag. Maar wanneer een opzichter van de reini ging ziet, dat de man dergelijke handreiking doet, krijgt hij boete. En wanneer in den gemeenteraad de loonen van het personeel der reini ging ter sprake komen, worden deze emolumenten er wel bij gerekend. Uit een en ander wordt men opnieuw gewaar, dat een zaak van meer dan van twee kanten beschouwd kan wor den. In dit geval van drie. Er zijn Nieuwjaarwenschers, die den eersten dag van 'tjaar óók van drie kanten beschouwen, namelijk van den cirkelvormigen, den ellipti- schen en den zigzagkant. Deze min of meer meetkundige phrase vereischt toelichting. Sommige van deze wen- schers, blijkbaar aan veel spreken niet gewoon, achten het, wanneer ze een straat hebben afgewerkt, noodig om hun keel te smeren voor verdere Nieuwjaarsredevoeringen, waar zij des te eerder toe komen, omdat zij altijd wel een collega ontmoeten, die dezelfde neigingen heeft. Al heel gauw zijn de vrienden de meetkunsti ge waarheid vergeten, dat de rechte lijn de kortste weg is tusschen twee punten of, zoo zij die al niet verge ten zijn, dan is hun toch de kracht ontzonken, om haar in toepassing te brengen, zoodat zij zich cirkel- of ellipsvormig of in zigzagvorm voort bewegen en ten slotte heel blij mogen wezen, wanneer zij niet in het bu reau van politie, maar thuis in hun eigen bed hun geschokt evenwicht mogen terugvinden. Weliswaar komt er langzamerhand ernstig verzet tegen ongevraagde boodschappen aan de deur (dus ook tegen het Nieuwjaarwenschen) in al lerlei vorm. Ik geef toe, dat al die boodschapjes het heele jaar door een groote last opleveren. Wat hebben wij aan den haveloozen landlooper, die in het onvermijdelijk gezelschap van een vrouw, die een kind mee draagt in een om zich heen geknoop- ten doek, muizevallen of kleerhangers of lampeschoonmakers te koop pre senteert, die we niet noodig hebben, terwijl zij bovendien wel weten, dat we niet zullen koopen, maar alleen probeeren een aalmoes los te krijgen. We hebben al zooveel en zoo vaak gehoord van dit volkje, dat, als de gelegenheid schoon is, de vingers veel verder uitstrekt dan naar zijn eigen bezittingen, dat we zelfs niet meer aangedaan worden door de strooibil jetten van „den man met een borst kwaal, geheel vrij van sterken drank", een dubbele speculatie evenwel op onze teergevoeligheid. Het gebeurt ook wel, dat zoo'n snuiter uit zijn rol valt. „Sterf danhoorde ik er nog onlangs een zeggen, toen hij aan een deur werd afgewezen. Neen waarlijk, dat we dit soort menschen van onze woning weren, is geen hardheid van gemoed. Maar nu gaan verschillende men schen al een stap verder en kondigen per gedrukte mededeeling in hun deur of voor hun raam aan„Circulaires worden niet teruggegeven." Dus ook niet de circulaires van weldadigheids- vereenigingen, ook niet de inteeken- biljetten van voor hunne zaak ijve rende boekhandelaars of andere han- deldrijvenden Dat zou wel wat hard wezen. Zoo las ik op een deur een aankondiging„Tusschen half een en een uur worden hier geen bood schappen aangenomen", een mededee ling, die klaarblijkelijk de goede be doeling heeft de dienstbode rustig haar boterham te kunnen laten eten, te verhinderen, dat zij ieder oogenblik er af moet om naar de bel te loopen. Toch heeft dit ook zijn schaduwzijde. Straks zonderen anderen liet oogen blik van twaalf tot half een uit, weer anderen dat van een tot half twee en zoo vervolgens en wanneer dit zelfde zou worden ingevoerd op den middag maaltijd, die in de verschillende cate- goriën onzer samenleving wel zoowat duurt van twaalf tot zeven uur, dan zou het langzamerhand voor ons al len zeer bezwaarlijk worden om el kaar te gaan spreken, of briefjes en boodschappen toe te zenden. Dan zouden met name de winkeliers van de diverse uitzonderingen heel wat moeite en schade ondervinden. En vraagt de lezer mij nu, wat voor nieuws er is in ons Haarlemsch we reldje, dan moet ik tot mijn leedwe zen antwoordengeen. Of het zou dit moeten wezen, dat de Amsterdam- sche assuradeurs besloten hebben, de premieën van verzekering tegen brand schade te verhoogen. Ontevreden over de financieele resultaten van het be drijf hebben de heeren een trust ge vormd, die de groote posten boven de honderdduizend gulden belang rijk in premie verhoogt. Sprongen van negentig cents op een rijksdaalder zijn niet ongewoon en wat dat jaar lijks voor een bedrag van een ton zeg gen wil, moet men zelf maar eens na rekenen. Ook in Haarlem zijn ver schillende groote zaken, wier polis ten einde liep, onder het mes en trachten er aan te ontkomen door een verzekering bij particuliere maat schappijen. Was er maar een verzekering te gen armoede en gebrek, dan zou me nigeen graag daarvoor een hooge premie willen betalen. Maar zoo iets bestaat er niet en ieder moet zelf maar zien, dat hij aan die rampen ontkomt, of zich wenden tot de parti culiere liefdadigheid. Dat het een zegen is, dat die bestaat, gevoelen we in deze dagen van kou en werkgebrek het best. Verlangend zullen velen uitzien naar de uitdeeling van warme klee- ren, die de Commissie voor Voeding op zich genomen heeft. Ik sprak daar over onlangs een onderwijzeres, die hart heeft voor haar klasse. „Van de 42 kinderen in mijn klas se", zei ze, „weet ik al zeker van vier, die voor kleedïng in aanmerking ko men. Het is droevig om te zien en te hooren, hoe de stakkers zich moeten behelpen. Klompen kunnen zij krij gen en hebben die dan ook wel noo dig, want den eenen keer komt zoo'n kind op schoenen, die geen schoenen meer zijn, een anderen keer op zijn moeders schoenen, die hem veel te groot zijn. En wat kleeren betreft, vertelde mij eens een van de vier, toen ik hem vroeg of hij Zondag ('t was een mooie dag weer geweest) pret had gehad, dat hij thuis had gezeten, omdat hij geen Zondagsche kleeren bezat en geen lust had, om in zijn voddige daagsche plunje op straat te gaan. Om dezelfde redenen had zijn vader hem dien dag gezelschap ge houden." Zulke dingen doen zeer om te hoo ren en 'tis toch goed, dat wij onze ooren er niet voor sluiten. Intusschen wil ik met zoo'n droevig tafreel niet eindigen en de grap mee- deeten, dat de stoompont uit de fa briek van Stoom- en andere Werktui gen te Amsterdam gerepareerd is af geleverd, zoodat de proeven te Velsen weer kunnen worden hervat. Die de proeven gezien hebben en den toestand dus kennen, zijn van oordeel, dat de ponthistorie thans een nieuwe phase is ingetreden. Voer ze tot dusver zonder succes tusschen den eenen en den anderen kant van het Noordzeekanaal, thans zal de pont zich waarschijnlijk bewegen tusschen Velsen en de reparatie-werkplaats te Amsterdam, met even weinig succes. Als ik dus spreek van een grap, dan bedoel ik daarmee een dure FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 1