Haarlemmer Halletjes.
ZATERDAG 2 JANUARI 1904
DE ZiTERDi&ATOND
dagblad kost BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD.
f 1.20 PER 3 MAANDEN REDACTIE, ADMINISTRATIE EN DRUKKERIJ
OF 10 CENT PER WEEK. ZUIDER B U IT E N S P A A R N E 6.
in haarlem's dagblad zijn
advertentièn doeltreffend.
onze annonces
worden opgemerkt.
ZONDAGSBRIEVEN.
Eenvoud en Natuurlijkheid.
Amice
Te handelen naar zijnen aardte
spreken, zooals het hart ingeeft; het
aangezicht te toonen zóo, dat de ziel
er in weerspiegelt; zich te gedragen
op een wijze, die het meest strookt
met eigen, waarachtig Ik, men zou
meenen, dat zulk een manier van
doen voor ieder mensch het meest
voor de hand ligt.
De werkelijkheid leert anders. Blijk
baar kost het velen niet geringe moei
te zich aldus goedrond door het
leven te bewegen. En dit gevaar loert
bovenal dreigend en tergend om een
hoekje bij een eerste kennismaking.
Spruit dit voort uit een onbedwing-
baren drang om n i e t-zichzelf te zijn
Die meening zou te forsch wezen.
Maar er is een onstuimig begeeren
om een bepaald-g e w i 1 d e n indruk
te makenomgekeerd, zekere vrees,
dat men aangezien worde voor zus of
zoo, als men niet wezen wil. Daar
door wordt de natuur op de vlucht
gedreven. Gelijkt het niet ietwat op
de stemming, waarmee velen zich
neerzetten voor de camera van den
fotograaf Ze zouden wel gaarne een
„gewoon" gezicht zetten. Ze doen er
hun best voor zelfs. Doch daar heeft
alreeds juist door de inspanning
misschien aleer ze 't zich bewust
zijn, een licht nerveuse aandoening
hen gegrepen, en... ze zetten een ge
legenheidsgezicht.
Toch zijn 't niet louter de zenuwen,
op wier breeden rug we alles mogen
laden. „O, dat gemis aan eenvoud
en natuurlijkheid", schreef ik
verleden week. Het verloochenen de
zer allerbeminnelijkste eigenschappen
is velen tot een nare hebbelijkheid
geworden. En Vandaar vooral de
aanmaningWeest voorzichtig met
het oordeel, dat ge zoo licht geneigd
zijt op een eerste en korte kennisma
king te bouwen.
Is het niet uitermate weldadig een
ongekunsteld mensch te ont
moeten, die in allen eenvoud en lou
terheid zijns bestaans zijn weg gaat
Noch aangewende manieren, noch
voorgewende eigenaardigheden ont
sieren zijn omgang. Zooals hij zijn
meening geeft, oprecht en bescheiden,
aan dezen, niet anders geeft hij haar
aan genen. Het is klaar en helder in
zijn ziel, gelijk het is in de beek,
langs wier boorden kalm de wateren
glijden, een blik u gunnend op de
zandige bedding. Zendt het losgeko
men voorjaar het water sneller van
boven, heeft het hooger-op een hinder
nis gevonden in zijn loop, driftiger,
woelender snelt het u voorbij, iets
meesleepend temet van dat, waaraan
het zich schuurde, en wat minder
doorzichtig misschien door de onge
wone beweging. Een mensch, die zich
geeft zooals hij is, stopt evenmin
zijn aandoeningen in zijn zak.
Ongekunsteldheid... Hoort ge
die uitheemsche woorden, losjes
zoo maar door 't gesprek geworpen,
maar die het bewijs moeten leveren,
dat Mevrouw in de groote wereld ver
keert? Ziet ge, hoe ze het mondje
plooit, zoo gansch niet gewoon, zoo
dra ze in gezelschap is?... Gemaakt
heid, anders niet.
Merkt ge dat voorkomen van on
verschilligheid en matheid op, waarin
dat jonge mensch zich hult, als om u
te overtuigen, dat wat hij verneemt en
aanschouwt, niet in het minst hem
verbaast, oude kost als 'tvoor hem
is?... Aanstellerij, anders niet.
Hebt ge aandacht op dat gerim
peld voorhoofd, het steunen van de
moede hersens met de hand, alsof alle
moeienissen en zorgen waren te tor
sen, alle diepzinnige raadselen te ont
warren gegeven aan dezen armen At
las, die doorbuigt onder den last?...
Maar Meneer „poseert", Meneer speelt
een rol, dat verzeker ik u.
Wel zeker, juffertje, pak maar uit
van wat „papa" des middags graag
ziet op den disch en „mama" niet
missen kan voor haar toilet, we we
ten wel, dat, trots deze grootdoenerij,
„papa" en „mama", eerzame burgers
zoowaar, alle inspanning zich ge
troosten om knapjes door de wereld
te komenwat hun ook lukt, trou
wens. Als ze je hoorden, mijn kind,
je kreegt van je verstandige moeder
duchtig ervan langs over je breed-
makerij.
De kwaal doorloopt alle rangen en
standen. Bakvischjes in de tram
giechelen achter hare handen, alsof
ze de diepste geheimen en de schoon
ste pret hadden,... mislukte zucht om
zich een houding te geven. Mijnheer
kijkt onverstoorbaar uit het raampje
•van de spoorcoupé, als waren buiten
gewone dingen langs den weg te aan
schouwen... en verbergt eenvoudig
een onoverwinnelijke verlegenheid.
Opgeschoten jongens en meiden zwie
ren in voorgewende dronkenschap
plomp schreeuwend over de kermis...
om de aandacht te vragen voor „ech
te kermisklanten". En de hooge amb
tenaar, die met de portefeuille onder
den arm, het ernstig geplooid gelaat
ter aarde gebogen, zijn bureau ver
laat,... doet gewichtig tegenover den
portier.
spel, dat voegt bij hun leeftijdeen
der opvoedingsmiddelen tot natuur
lijkheid. Die knaap met zijn grooten
vlieger, die trekt en trekt... hou'en
wat je hou'en kunt, m'n jongenDat
zult ge later ook moeten doen, als
ge den zwaren smidshamer hanteert
of 't ankertouw ïn de stevige handen
hebt. Dat meisje, lief moedertje in
den dop, dat met hare speelnooten de
poppen koestert en kleedt en te sla
pen legtWie ziet hen niet graag in
hun ongekunsteld genot?
De sport, thans zoo druk beoefend,
heeft haar nadeelenzij heeft ons
haar nut gebracht evenzeer in rijke
mate. Opwekkend gezicht, die meisjes
en jongens op tennis- en voetbalveld,
waar zij zich vermaken naar den
aard hunner jaren, longen en spieren
ten zegen. O laat den kinderen het
Ons geven g e 1 ij k w ij z ij n. „Mei
onze gebreken incluis, derhalve"?...
Dat ligt voor de hand, amice. Zoudt
gij meenen, dat daarin een aanspo
ring liggen kan om te koopteloo-
p e n met onze fouten Maar immers
neen Uit onzen aard zijn wij hoe
gelukkiggeneigd ze te verbergen.
Deze stille hulde aan de deugd isóok
natuur. Wie met een ondeugd, een
onhebbelijkheid praalt, toont juist
te lijden aan een der vormen van
aanstellerij.
Niet anders staat het met den eisch
van een aandoening te bedwingen, een
woord binnen te houden, waaraan we
gaarne uiting zouden willen geven.
Gij ontkent niet, dat er ervaringen
zijn in ons leven, waarmee -we ande
ren niet hebben te moeien, waarmee
we anderen niet mogen lastig val
len. Gij stemt toe, dat niet alles wat
u voor den mond komt, oirbaar is om
te zeggen, al is er wat u prikkelt om
de wacht voor uw lippen weg te ja-
gen. Welnu, deins er nimmer voor
terug dit zelfbedwang in prak
tijk te brengen. Zichzelf bezitten, zich
zelf beheerschen, is de hoogste vorm
van zichzelf te z ij n. Geen on-natuur
dus, maar natuur.
Natuurlijkheid toch is allerminst
plompheid. Het moge somtijds
eenige inspanning kosten, eenigen
tact vereischen de goede vormen
der uiterlijke beschaving
niet te doen botsen met eenvoud en
waarheid, het loon is de inspan
ning waard. Zeker, hoofse he vor
men, die niet passen bij uw aard, uw
opvoeding, uw standhöofsche vor
men, half verstaan, kwalijk nage
bootst, bot nageaapt, ze staan u als
een rok, die te groot is en in plooien
valt; als een galakleed, waar de
nachttenue onder uitkomt. Maar een
voudige, goede vormen zijn kinderen
der natuur, evengoed als koekoeks
bloemen en veldviooltjes. Eenvoudige,
goede vormeneerbied voor ouderen,
welwillendheid jegens minderen, ver
mijding van het ruwe woord, beschei
denheid van toon, zwijgen waar het
past... ze sieren eiken stand.
Ik zie de wortels van het kwaad.
vonden worden. Men denkt teveel aan
zichzelf.
Valsche schaamte is een an
dere. Men is beducht voor de verden
king van al te argeloos, te kinderlijk,
te braaf te zijn. Men vreest voor niet
„vol" te worden aangezien.
En in de diepte schuilt de hoofd
kwaal het faalt aan waarheids
zin.
Een geneesmiddel?... Wie waarheid
en oprechtheid liefheeft en maar niet
te veel aan zichzelven denkt, is een
heel eind op weg.
Gaat het u als mij, amicedan
trilt er, wanneer de vele acteurs
op het wereldtooneel zijn voorbijge-
stapt, iets van een stil welbehagen
door uw ziel bij het ontmoeten van
een ongekunsteld mensch.
t.t
LECTORISALUTEM.
DE PARTIJ.
Naar het Engelsch.
Behaagzucht is er een. Men
wil tot eiken prijs lief en aardig ge-
Alles schitterde en blonk op de ont
bijttafel van frischheid en nieuw
heid, van de antieke zilveren theepot
tot de Worcester broodjes, van het
splinter-nieuwe damast van het tafel
laken tot het aardige, frissche gezicht
van de jonge vrouwhet vlekkelooze
roode behangsel, de heldere biscuit-
kleurige fries, de ivoor-kleur, waarin
de eetkamer geverfd was, alles wees
er op, dat het huishouden pas be
gonnen was.
Een was maar aanwezig van dit
paar tortelduiven, ze was bezig eeni
ge rozen en wat aspergegroen tot een
tuiltje samen te binden, om het bij
een zeker bord neer te leggen.
Inderdaad, het was nog maar negen
weken geleden, dat Asta Brooke het
ouderlijke huis had verlaten en met
Owen Amaury was getrouwd. Owen
was knap, gezond, gevoelig, zacht van
aard, van goeden huize en zes voet
lang maar hij was predikant. Mas-
sey Brooke, Asta's vader, had hoogere
verwachtingen. Zij was de oudste,
zij was heel mooi, ze had geen for
tuin, maar ze was de lieveling van
eene rijke tantehij had gedacht,
dat ze een goed huwelijk zou doen en
nu wilde ze trouwen met een predi
kant Algy, haar broer, had hem
als vriend eens geïntroduceerd in zijn
familiekring en zoo hadden die twee
elkaar leeren kennen. Hun engage
ment was toegestaan in de hoop, dat
Asta, die nog maar negentien was,
van gedachte mocht veranderen. Toen
stierf zijn vader en hij kwam in het
bezit van zijn kapitaal. Maar ongeluk
kig genoeg was dat niet groothet
maakte alleen een eenvoudig huwe
lijk, een klein huis en het houden
van slechts eene dienstbode moge
lijk.
Asta aarzelde niet. Vader en moe
der werden in vertrouwen genomen
Asta was nu twee en twintig en
indien nu geen toestemming voor het
huwelijk gegeven werd, zou het later
waarschijnlijk zonder die toestemming
plaats hebben. Men gaf dus toe en
Asta kreeg haar uitzet, maar niet
meer.
Arme Asta Die uitzet was in haar
eigen en in haar moeders oogen van
groot gewicht. Hoe kon het arme
bruidje weten, dat de kleeding, die
ze gewoon was te dragen, de Fran-
sche schoenen, de toques, de oude
kant, de juweelen, enz. niet pasten
voor een dominé's vrouw in eene
landelijke plaat9. Zij was voorko
mend en vriendelijk voor al die
nieuwsgierige menschen ze zo-i
ze eens komen opzoeken en wild*
g ede vr' j den met hen zijn /.ii was
van nat-i.-e liee' eenvoudig, ze z -u
no-iit ittiunu* kwetsen, maa- kon d.t
ook van anderen niet verdragen. Mis
schien dat de publieke opinie ver
zacht was, indien men te weten was
gekomen, van welke familie Asta
was, maar Owen was er de man niet
naar, om zich te verheffen op de
voorname familiebetrekkingen van
zijne vrouw.
Al wat men er van wist was, dat
het huwelijk heel eenvoudig voltrok
ken was, dat de Amaury's geen ver
mogen hadden en dat de familie hen
meer of min genoodzaakt had, naar
Coventry te gaan.
Ze was er zich in het geheel niet
van bewust, dat vijandige, nijdige
blikken haar volgden, toen ze den
eersten morgen naar de kerk ging.
Ze werd al gehaat, voor men
had gezien, omdat zij degene was,
die het hart veroverd had van den
knappen dominé, op wien de dames
Oldrey, Nixon, Baxter, Short, Cooper,
Ellison enz. recht meenden te hebben.
Niet door met hem te trouwen had
ze gezondigd tegen al deze dames
het ergste was, dat hij nooit te voren
daar over zijn engagement had ge
sproken, terwijl hij al dien tijd in
het geheim met haar geëngageerd
was. Niemand had daar ook maar
eenig vermoeden van gehad.
Indien hij van het begin af ge
zegd had, dat hij geëngageerd was,
zei Phyllis Oldrey, men zou geweten
hebben, waaraan men zich te houden
had; maar wij vroegen hem herhaal
delijk te dineeren en hij scheen het
altijd heel graag aan te nemen. O,
het is in-gemeen.
De onbetwistbare gratie en charme
van de bruid had den genadeslag ge
geven. Was ze gehaat, toen ze de
kerk binnenging, men verfoeide haar,
toen ze er weer uitkwam. Was ze een
slonzig, klein ding geweest, hadden ze
elkaar kunnen verzekeren, dat het
de oude geschiedenis was, dat hij
verplicht was zijn woord te houden,
dan zouden ze haar ontzien en hem
beklaagd en getroost hebben. Maar
iets in het fijne profiel van Asta's
gezicht deed alle hoop vervliegen.
Had mevrouw Amaury echter ge
duld. d-.'. n.«'n een '°schermenden
toon tegen haar aansloeg, misschien
had dan de tijd verandering ge
bracht. Phyllis Oldrey was een der
eerste bezoekers.
De algemeene indruk, welken men
van Asta zeide te krijgen, was, dat
ze trotsch was en zich airs gaf. Phyl
lis gevoelde zich dan ook niet recht
op haar gemak tegenover haar. De
01 drey's waren rijk, haar vader had
in den handel veel geld verdiend, was
weduwnaar en verheugde zich in het
bezit van vier knappe, would-be ge
distingeerde dochters. Zij gaven een
diner ter eere van de bruidAsta ge
voelde zich al dien tijd onbehaaglijk,
zonder eigenlijk te weten waarom.
De meisjes deden alle moeite om
intiem te worden vertelden verder,
dat ze veel uitgingen en heel wat
menschen kenden. Asta begon te be
grijpen, dat er heel wat omging in
deze kleine wereld, waar ze geen
idéé van had gehad. Maar dit alles
kon geen afbreuk doen aan het geluk
van deze jonge menschen, na drie
jaren wachtens vereenigd, elkaar op
recht lief hebbende, en elkaar geheel
begrijpende.
Op dezen zonnigen Junimorgen
scheen toch iets angstigs in de lucht
te hangentante Christina zou voor
het eerst een bezoek brengen.
Mejuffrouw Christina Brooke wa9
de tante, bij wie Asta zoo goed stond
aangeschreven. Deze dame was heel
haar rijk, ongetrouwd en ongeveer vijftig
jaar oud ze was nog eene mooie
vrouw, maar ze was heerschzuchtig
en vijandig gezind tegen Owen Amau
ry.
Owen kwam juist beneden, toen het
ontbijt klaar stond. Zijn zonnig ge
zicht getuigde van blijde tevreden
heid, en hij glimlachte, toen hij aan
de uitlokkende tafel plaats nam en
zei
Wel, vrouwtje, dit is alzoo de
schrikwekkende dag
Ze lachte vroolijk.
Het zal een triomf voor ons zijn.
Tante Chris is in minder dan een dag
bekeerd. Waarom lach je?
Om de herinnering, die ik over
gehouden heb van hetgeen ze eens
tegen me zeide Ze had liefde en ge
luk gezien in hutten, maar in zoo'n
kleine villa nu ze zou het zwijgen
er verder maar aan toe doenMaar
wat ik zeggen wou, ging hij verder,
laat me niet vergeten, dat briefje te
rug te zenden aan mevrouw Raikes
dien curieuzen brief, welke ons in ver
gissing gezonden moet zijn.
Asta nam het briefje- van den
Een ZaterdagaYondpraatje.
De Nieuwjaarsdag is mj uitnemend
heid de dag, waarop we uit ons ge
wone doen raken. Sommigen maken
uit den treure visites, anderen zen
den uit den treure visitekaartjes rond,
angstig dat iemand zou kunnen
worden overgeslagen en de bel is
niet stil van Nieuwjaarwenschers van
overal en allerlei soort, van men
schen, die heel nuttig voor je zijn
tot menschen, die je 'theele jaar niet
ziet. Het kan wel eens gebeuren, dat
deze Nieuwjaarwenscherij niet van
een leien dakje gaat. Zoo zijn er
bijvoorbeeld van de gemeentereiniging
personen, die bij gegoede ingezetenen
nog wel eens een kleine handreiking
verleenen als zij met den vuilniswa
gen voorbijkomenbijvoorbeeld door
even aan te bellen als de bak niet
buiten staat of die uit den tuin te
gaan halen. Voor deze kleine hulp
beloont de geholpene wel gaarne met
een fooi op Nieuwjaarsdag. Maar
wanneer een opzichter van de reini
ging ziet, dat de man dergelijke
handreiking doet, krijgt hij boete.
En wanneer in den gemeenteraad de
loonen van het personeel der reini
ging ter sprake komen, worden deze
emolumenten er wel bij gerekend. Uit
een en ander wordt men opnieuw
gewaar, dat een zaak van meer dan
van twee kanten beschouwd kan wor
den. In dit geval van drie.
Er zijn Nieuwjaarwenschers, die
den eersten dag van 'tjaar óók van
drie kanten beschouwen, namelijk
van den cirkelvormigen, den ellipti-
schen en den zigzagkant. Deze min of
meer meetkundige phrase vereischt
toelichting. Sommige van deze wen-
schers, blijkbaar aan veel spreken
niet gewoon, achten het, wanneer ze
een straat hebben afgewerkt, noodig
om hun keel te smeren voor verdere
Nieuwjaarsredevoeringen, waar zij
des te eerder toe komen, omdat zij
altijd wel een collega ontmoeten, die
dezelfde neigingen heeft. Al heel
gauw zijn de vrienden de meetkunsti
ge waarheid vergeten, dat de rechte
lijn de kortste weg is tusschen twee
punten of, zoo zij die al niet verge
ten zijn, dan is hun toch de kracht
ontzonken, om haar in toepassing te
brengen, zoodat zij zich cirkel- of
ellipsvormig of in zigzagvorm voort
bewegen en ten slotte heel blij mogen
wezen, wanneer zij niet in het bu
reau van politie, maar thuis in hun
eigen bed hun geschokt evenwicht
mogen terugvinden.
Weliswaar komt er langzamerhand
ernstig verzet tegen ongevraagde
boodschappen aan de deur (dus ook
tegen het Nieuwjaarwenschen) in al
lerlei vorm. Ik geef toe, dat al die
boodschapjes het heele jaar door een
groote last opleveren. Wat hebben
wij aan den haveloozen landlooper,
die in het onvermijdelijk gezelschap
van een vrouw, die een kind mee
draagt in een om zich heen geknoop-
ten doek, muizevallen of kleerhangers
of lampeschoonmakers te koop pre
senteert, die we niet noodig hebben,
terwijl zij bovendien wel weten, dat
we niet zullen koopen, maar alleen
probeeren een aalmoes los te krijgen.
We hebben al zooveel en zoo vaak
gehoord van dit volkje, dat, als de
gelegenheid schoon is, de vingers veel
verder uitstrekt dan naar zijn eigen
bezittingen, dat we zelfs niet meer
aangedaan worden door de strooibil
jetten van „den man met een borst
kwaal, geheel vrij van sterken drank",
een dubbele speculatie evenwel op
onze teergevoeligheid. Het gebeurt
ook wel, dat zoo'n snuiter uit zijn rol
valt. „Sterf danhoorde ik er nog
onlangs een zeggen, toen hij aan een
deur werd afgewezen. Neen waarlijk,
dat we dit soort menschen van onze
woning weren, is geen hardheid van
gemoed.
Maar nu gaan verschillende men
schen al een stap verder en kondigen
per gedrukte mededeeling in hun deur
of voor hun raam aan„Circulaires
worden niet teruggegeven." Dus ook
niet de circulaires van weldadigheids-
vereenigingen, ook niet de inteeken-
biljetten van voor hunne zaak ijve
rende boekhandelaars of andere han-
deldrijvenden Dat zou wel wat hard
wezen. Zoo las ik op een deur een
aankondiging„Tusschen half een
en een uur worden hier geen bood
schappen aangenomen", een mededee
ling, die klaarblijkelijk de goede be
doeling heeft de dienstbode rustig
haar boterham te kunnen laten eten,
te verhinderen, dat zij ieder oogenblik
er af moet om naar de bel te loopen.
Toch heeft dit ook zijn schaduwzijde.
Straks zonderen anderen liet oogen
blik van twaalf tot half een uit, weer
anderen dat van een tot half twee en
zoo vervolgens en wanneer dit zelfde
zou worden ingevoerd op den middag
maaltijd, die in de verschillende cate-
goriën onzer samenleving wel zoowat
duurt van twaalf tot zeven uur, dan
zou het langzamerhand voor ons al
len zeer bezwaarlijk worden om el
kaar te gaan spreken, of briefjes en
boodschappen toe te zenden. Dan
zouden met name de winkeliers van
de diverse uitzonderingen heel wat
moeite en schade ondervinden.
En vraagt de lezer mij nu, wat voor
nieuws er is in ons Haarlemsch we
reldje, dan moet ik tot mijn leedwe
zen antwoordengeen. Of het zou
dit moeten wezen, dat de Amsterdam-
sche assuradeurs besloten hebben, de
premieën van verzekering tegen brand
schade te verhoogen. Ontevreden over
de financieele resultaten van het be
drijf hebben de heeren een trust ge
vormd, die de groote posten boven
de honderdduizend gulden belang
rijk in premie verhoogt. Sprongen
van negentig cents op een rijksdaalder
zijn niet ongewoon en wat dat jaar
lijks voor een bedrag van een ton zeg
gen wil, moet men zelf maar eens na
rekenen. Ook in Haarlem zijn ver
schillende groote zaken, wier polis
ten einde liep, onder het mes en
trachten er aan te ontkomen door een
verzekering bij particuliere maat
schappijen.
Was er maar een verzekering te
gen armoede en gebrek, dan zou me
nigeen graag daarvoor een hooge
premie willen betalen. Maar zoo iets
bestaat er niet en ieder moet zelf
maar zien, dat hij aan die rampen
ontkomt, of zich wenden tot de parti
culiere liefdadigheid. Dat het een
zegen is, dat die bestaat, gevoelen we
in deze dagen van kou en werkgebrek
het best.
Verlangend zullen velen uitzien
naar de uitdeeling van warme klee-
ren, die de Commissie voor Voeding
op zich genomen heeft. Ik sprak daar
over onlangs een onderwijzeres, die
hart heeft voor haar klasse.
„Van de 42 kinderen in mijn klas
se", zei ze, „weet ik al zeker van vier,
die voor kleedïng in aanmerking ko
men. Het is droevig om te zien en te
hooren, hoe de stakkers zich moeten
behelpen. Klompen kunnen zij krij
gen en hebben die dan ook wel noo
dig, want den eenen keer komt zoo'n
kind op schoenen, die geen schoenen
meer zijn, een anderen keer op zijn
moeders schoenen, die hem veel te
groot zijn. En wat kleeren betreft,
vertelde mij eens een van de vier,
toen ik hem vroeg of hij Zondag ('t
was een mooie dag weer geweest) pret
had gehad, dat hij thuis had gezeten,
omdat hij geen Zondagsche kleeren
bezat en geen lust had, om in zijn
voddige daagsche plunje op straat te
gaan. Om dezelfde redenen had zijn
vader hem dien dag gezelschap ge
houden."
Zulke dingen doen zeer om te hoo
ren en 'tis toch goed, dat wij onze
ooren er niet voor sluiten.
Intusschen wil ik met zoo'n droevig
tafreel niet eindigen en de grap mee-
deeten, dat de stoompont uit de fa
briek van Stoom- en andere Werktui
gen te Amsterdam gerepareerd is af
geleverd, zoodat de proeven te Velsen
weer kunnen worden hervat.
Die de proeven gezien hebben en
den toestand dus kennen, zijn van
oordeel, dat de ponthistorie thans
een nieuwe phase is ingetreden. Voer
ze tot dusver zonder succes tusschen
den eenen en den anderen kant van
het Noordzeekanaal, thans zal de pont
zich waarschijnlijk bewegen tusschen
Velsen en de reparatie-werkplaats te
Amsterdam, met even weinig succes.
Als ik dus spreek van een grap,
dan bedoel ik daarmee een dure
FIDELIO.