NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD. COSTER OF GUTENBERG. De Erfgenaam van het Majoraat. 21e Jaargang. No. 2693. Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. DONDERDAG 7 JANUARI 1904. B AARLEN S DAGBLAD ABONNEMENTEN ADVERTENTIËN: PER DRIE MAANDEN: wPk <P§SI» ^jST Van 1—5 regels 50 Cts.iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondissement Voor Haarlem 1.20 Haarlem van 15 regels 0.75, elke regel meer 0.15. Reclames 30 Cent per regel. Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der V/>K;V Oroote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Franco^er" post* door' Nederland' I I I I I I I 1.65 Kleine advertentiSn 3 maai plaatsen voor 2 maal betalen. G^Husbeerrf Zondagsblad, voor Haarlem" W. Hoofdbureau en Drukkerij: Zuider Buitenspaarne No. 6. v r, de omstreken en franco per post „0.45 Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 122. Uitgave der Vennootschap Lourens Coster* Directeur J. C. PEEREBOOM. Bijkantoor: Groote Houtstraat No. 55. Telefoonnummer 724. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Succ., Parijs, 31bis Faubourg Montmartre. Tweede Blad. Het eiiide van een Faillissement. In ons vorig nummer hebben wij volledig, maar door den korten tijd gedwongen vluchtig, meegedeeld dat het door de heeren Laane en Van Bemmel aangeboden accoord door hunne schuldeischers is verworpen. Misschien waren daarvan de bepa lingen van dat accoord zelf voor een deel de schuld. Niet zoozeer, omdat niet precies werd opgegeven, wat de crediteuren buiten de voorgestelde ƒ35000 nog zouden ontvangen (het is in een faillissement, waarover proce dures loopen altijd moeilijk juiste u,it- keeringscijfers op te geven) maar voor al, omdat men zelfs die ƒ35000, die vast waren, niet onmiddellijk, maar eerst naderhand ontvangen zou. De heer J. Bos Azn. sprak dan ook de meening van velen uit, toen hij zei, dat men dat bedrag gaarne zoo spoe dig mogelijk ontvangen zou. Het was jammer .dat de heer van Styrum die het accoord aanbood, van zijn lastge vers geen machtiging had om daar van toezegging te doen, hoewel hij voor zich blijkbaar wel ooren had naar de gevraagde verandering. Vooral was dit te betreuren, omdat de goedkeuring van het accoord bo vendien al ernstig in gevaar was ge bracht door de verklaring van den ge machtigde van de Kennemer Hypo theekbank, dat deze tegen het accoord zou stemmen. Hierdoor was de kans om op deze vergadering 2/3 van de cre diteuren en 3/4 van het kapitaal voor 't accoord te winnen verkekende Kennemer Hypotheekbank legde met haar vordering van ƒ182.000 teveel gewicht in de schaal. Wel bestond er nog een andere mogelijkheid, name lijk deze, dat bij de stemming 2/3 van het aantal ter verificatie aanwezige crediteuren, vertegenwoor digende meer dan de helft van het verschuldigde bedrag voor het ac coord zouden hebben gestemd. In dat geval zou de definitieve beslissing over het accoord zijn uitgesteld tot een tweede vergadering. Had dan de Kennemer Hypotheekbank baar be sluit gewijzigd, had wie weet de familie die de ƒ35000 aanbood, on der den drang der omstandigheden nog iets meer gedaan, dan zou mis schien deze tweede vergadering tot de homologatie hebben geleid. Daaraan is men evenwel niet toe gekomen. Hoewel het voor uitstel benoodigde aantal voorstemmers aan wezig was, vertegenwoordigden hun ne pretentiën een te gering bedrag, zoodat het accoord verworpen werd verklaard. Het merkwaardige geval "deed zich hier voor, dat wie tegen het accoord was omdat hij de ƒ35000 te weinig of de betaling daarvan te laat vond, toch feitelijk vóór had moeten stem men, omdat de kans van aanneming op deze vergadering door de ver klaring van den vertegenwoordiger der Kennemer Hypotheekbank dat hij tegen stemmen zou, niet meer bestond en de andere crediteuren door vóór te stemmen bewerkt zouden hebben, dat er een tweede vergadering zou zijn uitgeschreven, waarop niemand aan zijn stem op de eerste vergade ring uitgebracht, zou zijn gehouden en waarop misschien door Mr. van Styrum beter accoord zou zijn aange boden. De heer van Styrum trachtte dan ook de oppositie op dien grond tot voorstemmen te bewegen, maar zon der succes. Heeft men hem niet begre pen? heeft men aan een acrobaten- handigheid gedacht? Iedere tegen stemmer zal dat voor zichzelf wel we ten, maar het feit is, dat door deze beslissing de tegenstemmers zich en hunne medecrediteuren voor 35000 hebben benadeeld. Want we wezen er reeds in ons vorige nummer op een nieuw ac coord is volgens de wet niet meer mogelijk. De beide gefailleerden kun nen dat, al wilden ze, niet meer doen. De malcontenten, die de nog onzekere uitkeering uit den boedel plus ƒ35000 niet voldoende vonden, zullen het nu met de onzekere uitkeering uit den boedel, zonder meer, voor lief moeten nemen. Waarschijnlijk is er nog een andere reden dan dat men het accoord te laag en te vaag vond, die sommigen tot tegenstemmen heeft genoopt. Er heerschte wrevel, bitterheid, men gun de den gefailleerden de homologatie niet. 't Is waar, nu zij insolvent zijn gebleven, hangt hun altijd als een zwaard van Damocles boven het j hoofd, dat zoodra zij weer in het ge not van ^enig bezit mochten komen, de een of ander er beslag op laat leg- gen en heropening aanvraagt van het faillissement. Dit en de eigenaardige 'positie, die de insolvent van zelf in de maatschappij inneemt, zijn pijn lijke dingen. Meende men dus, dat de gefailleerden van hun crediteuren een bestraffing behoorden te ontvan gen, dan hebben de tegenstemmers dat verkregen. Alleen strekken de on aangename gevolgen van de insol ventie zich tot over de grenzen niet uit. Waarschijnlijk hebben de opponee- rende crediteuren dit laatste niet be dacht. Hoe dit ook wezen mag, de voor stemmende crediteuren hebben hun tegenstemmenden collega's geen dank te weten. Zij zijn gezamenlijk Dins dagmiddag ƒ35000 armer geworden. Merkwaardig is het, dat de tegen stemmers onder de grootste crediteu ren werden gevonden, zichzelven dus het diepst in den ringer hebben ge sneden. Binnenland Bijna een Hongaarsche Kamerzitting. Aan het verslag der vergadering van den Sittardschen gemeenteraad op 31 December j.l. in de „Limb. Koe rier" is het volgende ontleend F. Arnoldts. Mag ik even 't. woord Voorzitter. Waarom niet? F. Arnoldts. Ik wilde dit maar zeggenbij de behandeling van de gemeenterekening heeft de commissie verklaard, dat wellicht de ontvanger de schuld was van 'tlaat inkomen der rekening. Uit zijn brief echter, hier in de notulen genoemd, blijkt voldoende, dat hij niet de schuld er van is. Daarom zou de commissie nu graag ter rechtvaardiging zien dat de raad zijn overtuiging uitsprak, dat de ontvanger geen schuld hiervan is. Voorzitter. Dat hoeft heelemaal niet, want ik heb juist. F. Arnoldts. In dien brief van den ontvanger staat het toch. Voorzitter. Ja, ja, dat kan wel, het papier is geduldig. F. Arnoldts. Dat doet er niets toe. De commissie heeft interventie uitge lokt en zou nu ook gaarne zien, dat de raad den ontvanger in 't gelijk stelde. Verheggen. Ja, zeker, want de ont vanger heeft in 't begin van Augustus de lijst hier neergelegd. Kamps. Natuurlijk, gij moet u maar weer druk maken over dien ontvan ger. Maar ik weet 'twel, dat is alleen maar om den burgemeester op zijn kon te geven. F. Arnoldts. Ik vind dat de gemeen teraad zich uit dient te spreken en vraag of dit voorstel gesteund wordt. Er is nu eenmaal een verdachtmaking tegen een persoon uitgesproken. Voorzitter. Hoor eens, ik hen er per soonlijk heen geweest... Kamps. Ach, belachelijk is 't, een voudig belachelijk. F. Arnoldts. Dat doet er niets bij. Voorzitter. Wat wilt u nu eigenlijk? F. Arnoldts. Ik vraag een motie van vertrouwen in den ontvanger, daar de commissie een vermoeden ge provoceerd heeft. Voorzitter. Zoo, maar wie zegt u nu, dat de ontvanger de schuld niet is. Wat wij zeggen is even goed als wat de ontvanger zegt. F. Arnoldts. Goed, breng 't dan in omvraag of mijn voorstel gesteund wordt, dan is 't immers uit. Voorzitter. Ja, ja. Ik ben al lang voor wat ge zegt. Zijt ge nu content (tot den wethouder Verheggen) en wat wilt u nu nog? Verheggen. Ik vind ook, dat de ontvanger in zijn eer hersteld moet worden. Kamps. Waarachtig niet, om den bliksem niet. Ik vind... Incident. Er ontstaat een zeer ernstig en zeer persoonlijk debat tusschen de heeren burgemeester en Kamps eenerzijds en den wethouder anderzijds. Daarin worden zulke persoonlijk heden gedebiteerd door den heer Kamps onder beaming van den bur gemeester aan het adres van den wet houder, dat wij meenen beter te doen om 't. weinige, dat wij er uit konden opvangen daar 't lawaai afgrijse lijk was achterwege te laten. 't Was heusch te grof. Als woedenden stonden ze tegenover elkaar, op tafel slaande en vuisten ballende. De burgemeester halverwe ge tegen den naast }iem zittenden wethouder gekeerd, terwijl de heer Kamps over de tafel heen vreeselijk gesticuleert, in die bezigheid evenwel niets toegegeven door wethouder Ver heggen. Nadat 't hevigste van 't debat was afgeloopen, hoorden wij de heer Kamps 'teerst weer duidelijk spreken. Kamps (tot wethouder Verheggen)... ik was toen voorzitter van die com missie van nazien der achterstanden en toen hebt gij dat maar den ketel in gedouwd met den ontvanger, toen er ƒ7000 te kort was. En nu ontkent ge dat nog. Dat zeg ik maar. Verheggen. Dat is voor onzen tijd geweest. F. Arnoldts. Nu ik was ook lid dier commissie, maar ik... Kamps. En ik was voorzitter weet alles nog heel goed... Verheggen. Mijnheer Kamps... Kamps. Ja, maak nu maar zoo'n spektakel niet. Denk er maar liever eens aan wat gij allemaal aan den burgemeester te danken hebt. Hi: heeft u kapitein gemaakt... Verheggen. Ilij... mij kapitein ge maakt Kamps. Ja zeker, u kapitein ge maakt en wethouder ook. Verheggen. Ich geluif das te gek bis. Voorzitter (ook tegen den heer Ver heggen), ironisch lachendja, zeker, mijnheer Kamps heeft gelijk. De persoonlijkheden, elkaar naar 't hoofd geslingerd, worden nu zóo erg, dat de heer Nijssen, na een driewerf herhaald geroep eindelijk verstaan baar wordt en zegt Nijssen. Mijnheer de burgemeester, ik verzoek dat de belangen van de gemeente bier behandeld zulten wor den en niet persoonlijkheden zullen worden geuit. Kamps (tut den heer Verheggen) Gij hebt geprovoceerd. Verheggen. Ik heb niet geprovo- Ds. H. Brugmans zet in het Januari nummer van Onze Eeuw den stand van het vraagstuk der uitvinding van de boekdrukkunst nog eens uiteen, in een uitvoerig en belangrijk artikel, dat geschreven is vooral naar aanlei ding der geschriften van mr. Enschedé uit Haarlem en dr. Zedler, bibliothe caris van Wiesbaden. Het is, zoo zegt de schrijver aan het slot van zijn artikel, na Zedler's studiën besproken te hebben „onge twijfeld een zeer groote voldoening voor mr. Enschedé, dat een der meest Turnouts, tls heelemaal niet wetenschappelijke Duitsche bibliogra- tegen den burgemeester, dat we het j zich gewonnen geeft en de resul- hebben, maar de heele raad en gij j taten, waartoe onze landgenoot bij vooral, mijnheer Kamps, hebt zelf ge j zijn technisch onderzoek is gekomen, zegd kan de ontvanger daar niet de zoo goed als geheel aanvaardt. Met schuld van zijn... Kamps. Dat is F. Arnoldts. Laat mij nu uitspre ken. Kamps. Zoo als 'tdan niet aan den ontvanger ligt. waarom moet 't dan juist aan den burgemeester liggen Gaat gij maar door. gij weet 't. Verheggen. Nu, moet 'tniet in om vraag gebracht worden? Kamps. Ja, vooruit maar. Zeker, in omvraag. (De heer Dols komt ter vergade ring). Kamps (tot den heer Verheggen) Ja, nu gij van 'tarmbestuur zijt... Voorzitter lacht. Verheggen. Zeker en daar gaat al les eerlijk toe. Kamps. God zal er mij voor bewa ren, 't omgekeerde te zeggen. Verheggen. "Ja, dat is maar goed ook. Delhougne. Mijnheeren, persoonlijk- heden mogen hier niet besproken worden. Is dat nu gedaan of niet Kamps. Ja ,goed, 'tis al afgeloopen. Aan het slot der vergadering had nog de volgende discussie plaats Cörvers. Mijnheer de burgemeester, wij zijn nu zoo aan het eind van het jaar en nu wilde ik toch eens even zeggen, dat 't hoogst wenschelijk was, dat de vergaderingen eens wat beter geleid werden. Want men steekt met ons den draak door 'tgeheele land in de couranten. Voorzitter. Ja, wie doet dat? Cörvers. Gij zijt hier de baas van heeft dan ook de nieuwe kunst de wereld veroverd." Toch meent dr. Brugmans dat men zich bij deze uitkomst nog niet mag neerleggen ,Er is één punt, dat nog niet vol komen is opgehelderd, het verband dat er tusschen beide noodwendig moet bestaan, wil men Holland (d.i. Haarlem en Coster) de eer geven, die mr. Enschedé voor hen opeischt. De ze geleerde wijst wel op punten van overeenkomst, maar het alles afdoen de bewijs, dat de wijze van werken, om het concreet te zeggen, de giet- methode van Gutenberg uit Holland afkomstig moet zijn. is niet door hem geleverd. Het is toch niet in te zien, waarom een ingenieus man, als Gu tenberg ongetwijfeld was, niet zelf dit procédé heeft kunnen uitvinden. Van eenige betrekking van Gutenberg met Holland is ons niets bekendwij we ten, waar Gutenberg heeft gewoond maar dat hij ooit in Holland zou zijn geweest, is ons geheel onbekend. En wanneer men wil aannemen, dat Gu- mr. Enschedé erkent dr. Zedlef, dat Gutenberg koperen gravures en loo- den matrijzen moet hebben gebruikt en dat hij zijn lettertypen naar de (door schr. uiteengezette) zoogenaam de afslagmethode moet hebben gego- ten. Een klein verschil in de opvat- j tenberg niet door het kennismaken ting aangaande de gravure is van te niet de methode, maar alleen door het met de methode, maar alleen door het zien van een Donaat de kunst heeft uitgevonden, dan is zijn recht op de uitvinding tevens gehandhaafd. Dan moest hij immers de in Holland ge bruikelijke methode opnieuw zelf re- contrueeren en zelf de technische zwarigheden overwinnen. Dat is het juist, wat men de uitvinding noemt. Zie ik goed, dan berust de traditie van Gutenberg's afhankelijkheid van de Hollandsche uitvinding nog steeds op het gezag der Keulsche Kroniek. Kenden wij deze mededeeling niet, er zou niet aan verwantschap tusschen Mainz en Haarlem worden gedacht. „Er blijft nog vrij wat te doen over, voordat Coster weer geheel vast op zijn voetstuk staat. Mr. Enschedé heeft hoogst belangrijke gezichtspun ten geopend het geheele vraagstuk is omgezet ;een hoogst gewichtig on derdeel is, naar het ons voorkomt, af doende behandeld. Maar er blijven nog meer onderzoekingen over. Laat ons ten slotte een paar punten mogen weinig belang, om er hier bij stil te staan. Maar mr. Enschedé heeft nog grooter succes te boeken. Niet alleen erkent dr. Zedler, dat zijn meening over Gutenberg's methode in het al gemeen juist is, maar hij sluit zich ook geheel aan bij de beschouwingen van onzen Haarlemmer over de me thode van gieten, in Holland toege past. Ook dr. Zedler erkent, dat de Donaten en de andere Hollandsche drukken zijn tot stand gekomen met behulp van koperen gravures, looden matrijzen en den handgietvorm en dat de lettergieter, die de Costeriaan- sche typen vervaardigde, zijn kunst niet kan hebben ontleend aan de Mainzer drukkers, hetzij Gutenberg of Schöffer, en dat dus de vinding van het lettergieten hier in Holland onafhankelijk van Mainz moet zijn gedaan. Maar de bibliothecaris van Wiesbaden geeft mr. Enschedé nog meer toe. Hij erkent, dat eerst nu het bericht van de Keulsche kroniek in zijn ware beteekenis, in het volle licht noemen. Een grondig onderzoek zal voor den dag komt. Niet alleen, dat de thans moeten worden ingesteld naar 't spel en moet daar dus goed voor "c" zorgen, dat zoo iets niet voorkomenHollandsche uitvinding geheel onaf- kan, door vooral de vergaderingen j hankelijk is van de Duitsche, maar goed te leiden. omgekeerd is juist deze uit de Hol- Voorzitter. Ja, wie doet dat dan? landsche voortgekomen. De Holland- Cörvers. En nu ik toch over nieuw-1 sche heeft inderdaad Gutenberg op jaar spreekt, zou ik haast zeggen ik}ie{. denkbeeld gebracht op zijn beurt i 1458 te plaatsen. Eerst dan zal men wensch alle heeren een zal.e emdie I 2ek£.heid kunn(m vaststellen o( den ouderdom der Donatenhun chronologische volgorde moet worden opgezocht, opdat kan blijken, of het mogelijk is sommige van deze oude drukken belangrijk vóór die van na rr/en £ÜS iheuwjifar! i S* F. Arnoldts. Jawel, mijnheer de te Moe' men daaruit de ge- burgemeester, wat Cörvers zegt, isvolgtrekking maken, dat niet Guten waar, er moet beter geleid worden en j berg, maar Coster de uitvinder van laten de heeren ook Hollandsch spre-1 de lettergieterij en daarmede van de ken.. I gUl "j Allerlei stemmen. Neen. neen, neen. (Er 1 ïangt intusschen weer een dik ke rookwalm). Kamps. En ik ben er ook voor, dat er niet meer gerookt wordt. Dat gaat zoo niet in een openbare vergade ring, dat is ongepast. Dat kunnen we wei doen buiten de openbare verga deringen. En wat die slechte leiding betreft, dat ligt veel meer aan een paar personeji hier, die de boel in de war brengen, volstrekt niet aan de heide vergadering. Verheggen (fluisterend). Ik heb ook nog een en ander te zeggen, doch verzoek daarvoor een geheime verga- boekdrukkunst is? Dr. Zedler beant- Coster inderdaad ongeveer 1440 Dona ten kan hebben gedrukt. Een andere vraag, die moet worden beantwoord, is deze. Men weet, dat de oude druk kers hun lettertypen vervaardigden woordt deze vraag ontkennend. De naar het model van de geschreven waarheid ligt volgens hem in het j letters van het handschrift, dat zij midden. De lettergieterij is een Hol- i vóór zich hadden. Welnu, zijn ergens landsche uitvindingzij is door Gu- j in Holland, te Haarlem of elders, tenberg overgenomen. Maar deze me- j handschriften voor den dag gekomen, thode had geen toekomst. Gutenberg j waarvan de lettervorm ten voorbeeld zag dat en vond weldra den gietvorm heeft gestrekt voor die der Costeria- uit, waardoor in één tempo de letter na? Voor zoover ik weet. nog niet, kon worden gegoten. Toen eerst, en daar zulk een onderzoek nog nimmer vooral nadat Schöffer de techniek is ingesteld. In die richting zal echter nog zeer belangrijk had verbeterd door de uitvinding van den stalen stempel en de koperen matrijs, kon de boekdrukkunst op zoo groote schaal dering. worden uitgeoefend, dat het gedrukte meer het ^breven °ino. kon verdringen en- vervangen. Niet ring. Verslaggevers af angen, Haarlem maar van Mainz uit ongetwijfeld moeten worden gezocht. Kon men b.v. bewijzen, dat Coster of ■wie dan ook Hollandsche, liefst Haar- lemsche manuscripten van tusschen 1430 en 1440 tot model heeft genomen, dan zou daarin een belangrijke steun voor Coster's aanspraken zijn gevon- den. Zoo is er meer te onderzoeken." Feuilleton. Naar het Duitsch van E. VÜN WERNER. Speciaal bewerkt voor Haarlem's Dagblad. 8) Uit zijn toon klonk een warmte, zoo als nooit te voren, wanneer hij over zijn neef sprak. Hij had zeker gevoeld dat den knaap, dien het lot hem nu eenmaal als erfgenaam had aangewe zen, en dien hij vroeger bijna gehaat had, iets van zijn eigen bloed door de aderen liep. Koert Fernstein had onmiddellijk van de verleende toestemming ge bruik gemaakt en was naar de hoek- kamer gegaan. Hij nam de geheele zaak eigenlijk meer van den grappi- gen kant op. Er was zeker heel wat gepasseerd tusschen den oom en zijn neef en de laatste had nu zeker een van zijn dollemansbuien en raasde en tierde van belang. Koert was volko men bereid weer dienst te doen als kalmeerend middel, maar de spotlust verliet hem, toen hij binnenkwam. Bernard lag op de knieën vooreen van de groote leunstoelen, het gezicht in de kussens begraven, als had een slag hem neergeveld en hij bleef zoo, ook toen Koert naderbij kwam en hem heen en weer schudde. Wat is er dan? Wat heb je? Hij moest de vraag tweemaal her halen, voordat het antwoord einde lijk kwam en toen was het nauwelijks hoorbaar Ga liever heen Laat mij maar Maar geef dan toch antwoord riep Koert angstig uit. Oom Hohen- fels zendt mij hierheen Wat heeft hij je gedaan Nu eindelijk hief Bernard het hoofd op en ging weer staan, maar hij scheen wel niet recht te weten, waar hij was en tot wien hij sprak. Niets, heelemaal niets. Ik wil lie ver alleen zijn. Ga heenIk heb nie mand noodig Die woorden werden niet op den gewonen, meesterachtigen toon uitge sproken. Halfluid kwamen zij hem over de lippen en zijn gelaat was niet meer dat van den ruwen, trotschep knaap, er lag een onaangename star heid in zijn trekken, die hem veel jaren ouder gemaakt scheen te heb ben. Koert schrok, zoo had hij zijn wil den kameraad nooit meer gezien. Tus schen hen beiden was nooit sprake geweest van teederheid als teeken van bijzondere vriendschap, nu echter leg de de jonge Fernstein plotseling bei de armen om de schouders van Ber nard. Maar ik ben immers KoertMij kun je het toch wel zeggen Ik smeek je, zeg toch eens wat Er klonk zooveel hartelijkheid en angstige deelneming uit die woorden hetgeen men van dien overmoedigen knaap nooit verwacht zou hebben, dat eindelijk het ijs gebroken werd. -- Mijn vader! riep Bernard uit. Waarom heeft hij mij verlaten Waar om heeft hij mij overgelaten aan de zorgen van dien daar! Een dreigende beschuldiging lag in die woorden, toen legde hij zijn hoofd op den schouder van Koert en barstte in snikken uit. Zijn vader Dat was de eenige, dien hij bemind had, aan hem hing hij met alle hartstochtelijkheid, die hij van hem geërfd had, hij had hem aan zich geketend en ieder ander buiten gesloten. En nu had zijn vader hem vrijwillig verlaten, en hij vast toch, dat zijn zoon alleen in de wereld ach terbleef, dat hij den diepgehaten broe der in handen viel. Hij was toch heengegaan, omdat hij het leven niet meer dragen kon, dat hem tot kwelling, tot last geworden was. Bernard was nog te jong, om het egoïsme, het gemis aan karakter te begrijpen van een man, die op die wijze het leven verliet, terwijl het toch zijn plicht was voor zijn kind te leven, dat hij eerst het vaderland ont nomen had en toen geheel alleen ach terliet. Maar iets voelde de knaap daarvan toch wel. Zijn afgodsbeeld was met geweld vernietigd, maar als Hohen- fels den blik gezien hadi die bij zijne beschuldigingWaarom hebt ge mij overgelaten aan de zorgen van dien daarin de oogeu van zijn neef op- j vlamde, een blik van namenloozen haat dan zou het hem wel duide lijk geworden zijn, dat de strijd, waarop hij voorbereid was, niet zoo gemakkelijk of misschien wel heele maal niet uit te vechten was. De stormachtige dagen en nachten van den laatsten tijd waren voorbij. De zonnige rust van een Noorschen zomermiddag lag over de zee. De stoomboot, die van Bergen kwam en naar het Noorden koers zette, stoomde dicht langs de kust voort. Ze was nu midden in den reistijd druk bezet en de reizigers zaten en stonden in groepjes op het dek. Het landschap aan de kust bood niets bijzonders aan, rotsachtige oevers met lage, kale bergen, waar- tusschen hier en daar huizen, lagen zoo nu en dan afgewisseld door een verzameling huizen bij elkaar. Aan den anderen kant een gewir war van eilandjes, afzonderlijk en in groepen, meest eenzame rotsen met struikgewas begroeid. Slechts in het Noorden, maar tamelijk ver weg re zen hooge, donkere bergen op, die weer binnen in het land schenen te liggen. Op het vóórdek stonden twee jonge lieden, waarvan de een den uniform der Duitsche Marine droeg, terwijl de andere in reiscostuum met een verre kijker in foudraal over den schouder klaarblijkelijk met den naam van toe rist bestempeld moest worden. Zij praatten levendig, want het waren twee vroegere schoolkameraden, die elkaar in jaren niet gezien hadden, en die elkaar nu toevallig aan boord van de Noorsche stoomboot ontmoet had den. Komt er dan nooit een eind aan dit kinderachtige geboemel langs de kustenzei de jonge zeeman ongedul dig. Er is niets te zien en de zee is ook al zoo rustig. Goddankviel de ander hem in de rede. Zij heeft zich bij den over tocht genoeg geweerd. Wij hadden dag en nacht storm. Noem je dat storm Dat beetje wind op de Noordzee was niet de moeite waard om over te spreken. Dan moest je den Oceaan eerst eens zien, als hij flink te keer gaat. Voor jou was het inderdaad erg genoeg, arme jongenJij moest maar in je hut liggen tusschen leven en sterven en hadt toen nog een heelen dag noo dig om weer op je verhaal te komen. Nu eerst kan ik eens een verstandig woord met je praten. En dus, hoe is het je gegaan, Philip? Wij hebben el kaar niet weergezien, sinds wij Roten- bach verlieten, en dat is leden. jaren ge- Zes jaar, bevestigde Philip. Jou behoef ik niets te vragen. Koert, het is jou goed gegaan, dat is je aan te zien. - Zoo tamelijk ja. Ik heb intus schen op alle mogelijke zeeën rondge zworven en ben tegenwoordig res pect alstublieft, mijnheer Philip Ro der - luitenant op Z. M. stoomboot IVineta. Hij ging in cle positie staan en sa lueerde. Uit den knappen, slanken jongeling, die juist admiraal wilde worden, was voorloopig een even knap marineluitenant gegroeid, die met zijn donkere oogen even moedig en. opgewekt de wereld inkeek als eens de knaap. Het gebruind aangezicht verried, dat hij al met de tropen ken nis gemaakt had. en behalve het don kere. krulhaar dat uit zijn muls te voorschijn kwam. bestond zijn haar dos uit een knevel op de bovenlip. Ook Philip Roder was een aangename ver schijning, maar hij zonk toch in t niet bij den. flinken, frisschen zee-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 5