NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD.
COSTER OF GUTENBERG.
De Erfgenaam van
het Majoraat.
21e Jaargang. No. 2693.
Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
DONDERDAG 7 JANUARI 1904. B
AARLEN S DAGBLAD
ABONNEMENTEN ADVERTENTIËN:
PER DRIE MAANDEN: wPk <P§SI» ^jST Van 1—5 regels 50 Cts.iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondissement
Voor Haarlem 1.20 Haarlem van 15 regels 0.75, elke regel meer 0.15. Reclames 30 Cent per regel.
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der V/>K;V Oroote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Franco^er" post* door' Nederland' I I I I I I I 1.65 Kleine advertentiSn 3 maai plaatsen voor 2 maal betalen.
G^Husbeerrf Zondagsblad, voor Haarlem" W. Hoofdbureau en Drukkerij: Zuider Buitenspaarne No. 6.
v r, de omstreken en franco per post „0.45 Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 122.
Uitgave der Vennootschap Lourens Coster* Directeur J. C. PEEREBOOM. Bijkantoor: Groote Houtstraat No. 55. Telefoonnummer 724.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën
en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Succ., Parijs, 31bis Faubourg Montmartre.
Tweede Blad.
Het eiiide van
een Faillissement.
In ons vorig nummer hebben wij
volledig, maar door den korten tijd
gedwongen vluchtig, meegedeeld dat
het door de heeren Laane en Van
Bemmel aangeboden accoord door
hunne schuldeischers is verworpen.
Misschien waren daarvan de bepa
lingen van dat accoord zelf voor een
deel de schuld. Niet zoozeer, omdat
niet precies werd opgegeven, wat de
crediteuren buiten de voorgestelde
ƒ35000 nog zouden ontvangen (het is
in een faillissement, waarover proce
dures loopen altijd moeilijk juiste u,it-
keeringscijfers op te geven) maar voor
al, omdat men zelfs die ƒ35000, die
vast waren, niet onmiddellijk, maar
eerst naderhand ontvangen zou. De
heer J. Bos Azn. sprak dan ook de
meening van velen uit, toen hij zei,
dat men dat bedrag gaarne zoo spoe
dig mogelijk ontvangen zou. Het was
jammer .dat de heer van Styrum die
het accoord aanbood, van zijn lastge
vers geen machtiging had om daar
van toezegging te doen, hoewel hij
voor zich blijkbaar wel ooren had
naar de gevraagde verandering.
Vooral was dit te betreuren, omdat
de goedkeuring van het accoord bo
vendien al ernstig in gevaar was ge
bracht door de verklaring van den ge
machtigde van de Kennemer Hypo
theekbank, dat deze tegen het accoord
zou stemmen. Hierdoor was de kans
om op deze vergadering 2/3 van de cre
diteuren en 3/4 van het kapitaal voor
't accoord te winnen verkekende
Kennemer Hypotheekbank legde met
haar vordering van ƒ182.000 teveel
gewicht in de schaal. Wel bestond er
nog een andere mogelijkheid, name
lijk deze, dat bij de stemming
2/3 van het aantal ter verificatie
aanwezige crediteuren, vertegenwoor
digende meer dan de helft van het
verschuldigde bedrag voor het ac
coord zouden hebben gestemd. In dat
geval zou de definitieve beslissing
over het accoord zijn uitgesteld tot
een tweede vergadering. Had dan de
Kennemer Hypotheekbank baar be
sluit gewijzigd, had wie weet
de familie die de ƒ35000 aanbood, on
der den drang der omstandigheden
nog iets meer gedaan, dan zou mis
schien deze tweede vergadering tot
de homologatie hebben geleid.
Daaraan is men evenwel niet toe
gekomen. Hoewel het voor uitstel
benoodigde aantal voorstemmers aan
wezig was, vertegenwoordigden hun
ne pretentiën een te gering bedrag,
zoodat het accoord verworpen werd
verklaard.
Het merkwaardige geval "deed zich
hier voor, dat wie tegen het accoord
was omdat hij de ƒ35000 te weinig
of de betaling daarvan te laat vond,
toch feitelijk vóór had moeten stem
men, omdat de kans van aanneming
op deze vergadering door de ver
klaring van den vertegenwoordiger
der Kennemer Hypotheekbank dat hij
tegen stemmen zou, niet meer bestond
en de andere crediteuren door vóór
te stemmen bewerkt zouden hebben,
dat er een tweede vergadering zou
zijn uitgeschreven, waarop niemand
aan zijn stem op de eerste vergade
ring uitgebracht, zou zijn gehouden
en waarop misschien door Mr. van
Styrum beter accoord zou zijn aange
boden.
De heer van Styrum trachtte dan
ook de oppositie op dien grond tot
voorstemmen te bewegen, maar zon
der succes. Heeft men hem niet begre
pen? heeft men aan een acrobaten-
handigheid gedacht? Iedere tegen
stemmer zal dat voor zichzelf wel we
ten, maar het feit is, dat door deze
beslissing de tegenstemmers zich en
hunne medecrediteuren voor 35000
hebben benadeeld.
Want we wezen er reeds in ons
vorige nummer op een nieuw ac
coord is volgens de wet niet meer
mogelijk. De beide gefailleerden kun
nen dat, al wilden ze, niet meer doen.
De malcontenten, die de nog onzekere
uitkeering uit den boedel plus ƒ35000
niet voldoende vonden, zullen het nu
met de onzekere uitkeering uit den
boedel, zonder meer, voor lief moeten
nemen.
Waarschijnlijk is er nog een andere
reden dan dat men het accoord te laag
en te vaag vond, die sommigen tot
tegenstemmen heeft genoopt. Er
heerschte wrevel, bitterheid, men gun
de den gefailleerden de homologatie
niet. 't Is waar, nu zij insolvent zijn
gebleven, hangt hun altijd als een
zwaard van Damocles boven het
j hoofd, dat zoodra zij weer in het ge
not van ^enig bezit mochten komen,
de een of ander er beslag op laat leg-
gen en heropening aanvraagt van het
faillissement. Dit en de eigenaardige
'positie, die de insolvent van zelf in
de maatschappij inneemt, zijn pijn
lijke dingen. Meende men dus, dat
de gefailleerden van hun crediteuren
een bestraffing behoorden te ontvan
gen, dan hebben de tegenstemmers
dat verkregen. Alleen strekken de on
aangename gevolgen van de insol
ventie zich tot over de grenzen niet uit.
Waarschijnlijk hebben de opponee-
rende crediteuren dit laatste niet be
dacht.
Hoe dit ook wezen mag, de voor
stemmende crediteuren hebben hun
tegenstemmenden collega's geen dank
te weten. Zij zijn gezamenlijk Dins
dagmiddag ƒ35000 armer geworden.
Merkwaardig is het, dat de tegen
stemmers onder de grootste crediteu
ren werden gevonden, zichzelven dus
het diepst in den ringer hebben ge
sneden.
Binnenland
Bijna een Hongaarsche
Kamerzitting.
Aan het verslag der vergadering
van den Sittardschen gemeenteraad
op 31 December j.l. in de „Limb. Koe
rier" is het volgende ontleend
F. Arnoldts. Mag ik even 't. woord
Voorzitter. Waarom niet?
F. Arnoldts. Ik wilde dit maar
zeggenbij de behandeling van de
gemeenterekening heeft de commissie
verklaard, dat wellicht de ontvanger
de schuld was van 'tlaat inkomen
der rekening. Uit zijn brief echter,
hier in de notulen genoemd, blijkt
voldoende, dat hij niet de schuld er
van is. Daarom zou de commissie nu
graag ter rechtvaardiging zien dat de
raad zijn overtuiging uitsprak, dat de
ontvanger geen schuld hiervan is.
Voorzitter. Dat hoeft heelemaal niet,
want ik heb juist.
F. Arnoldts. In dien brief van den
ontvanger staat het toch.
Voorzitter. Ja, ja, dat kan wel, het
papier is geduldig.
F. Arnoldts. Dat doet er niets toe.
De commissie heeft interventie uitge
lokt en zou nu ook gaarne zien, dat
de raad den ontvanger in 't gelijk
stelde.
Verheggen. Ja, zeker, want de ont
vanger heeft in 't begin van Augustus
de lijst hier neergelegd.
Kamps. Natuurlijk, gij moet u maar
weer druk maken over dien ontvan
ger. Maar ik weet 'twel, dat is alleen
maar om den burgemeester op zijn
kon te geven.
F. Arnoldts. Ik vind dat de gemeen
teraad zich uit dient te spreken en
vraag of dit voorstel gesteund wordt.
Er is nu eenmaal een verdachtmaking
tegen een persoon uitgesproken.
Voorzitter. Hoor eens, ik hen er per
soonlijk heen geweest...
Kamps. Ach, belachelijk is 't, een
voudig belachelijk.
F. Arnoldts. Dat doet er niets bij.
Voorzitter. Wat wilt u nu eigenlijk?
F. Arnoldts. Ik vraag een motie
van vertrouwen in den ontvanger,
daar de commissie een vermoeden ge
provoceerd heeft.
Voorzitter. Zoo, maar wie zegt u
nu, dat de ontvanger de schuld niet
is. Wat wij zeggen is even goed als
wat de ontvanger zegt.
F. Arnoldts. Goed, breng 't dan in
omvraag of mijn voorstel gesteund
wordt, dan is 't immers uit.
Voorzitter. Ja, ja. Ik ben al lang
voor wat ge zegt. Zijt ge nu content
(tot den wethouder Verheggen) en
wat wilt u nu nog?
Verheggen. Ik vind ook, dat de
ontvanger in zijn eer hersteld moet
worden.
Kamps. Waarachtig niet, om den
bliksem niet. Ik vind...
Incident.
Er ontstaat een zeer ernstig en zeer
persoonlijk debat tusschen de heeren
burgemeester en Kamps eenerzijds en
den wethouder anderzijds.
Daarin worden zulke persoonlijk
heden gedebiteerd door den heer
Kamps onder beaming van den bur
gemeester aan het adres van den wet
houder, dat wij meenen beter te doen
om 't. weinige, dat wij er uit konden
opvangen daar 't lawaai afgrijse
lijk was achterwege te laten.
't Was heusch te grof.
Als woedenden stonden ze tegenover
elkaar, op tafel slaande en vuisten
ballende. De burgemeester halverwe
ge tegen den naast }iem zittenden
wethouder gekeerd, terwijl de heer
Kamps over de tafel heen vreeselijk
gesticuleert, in die bezigheid evenwel
niets toegegeven door wethouder Ver
heggen.
Nadat 't hevigste van 't debat was
afgeloopen, hoorden wij de heer
Kamps 'teerst weer duidelijk spreken.
Kamps (tot wethouder Verheggen)...
ik was toen voorzitter van die com
missie van nazien der achterstanden
en toen hebt gij dat maar den ketel
in gedouwd met den ontvanger, toen
er ƒ7000 te kort was. En nu ontkent
ge dat nog. Dat zeg ik maar.
Verheggen. Dat is voor onzen tijd
geweest.
F. Arnoldts. Nu ik was ook lid dier
commissie, maar ik...
Kamps. En ik was voorzitter
weet alles nog heel goed...
Verheggen. Mijnheer Kamps...
Kamps. Ja, maak nu maar zoo'n
spektakel niet. Denk er maar liever
eens aan wat gij allemaal aan den
burgemeester te danken hebt. Hi:
heeft u kapitein gemaakt...
Verheggen. Ilij... mij kapitein ge
maakt
Kamps. Ja zeker, u kapitein ge
maakt en wethouder ook.
Verheggen. Ich geluif das te gek
bis.
Voorzitter (ook tegen den heer Ver
heggen), ironisch lachendja, zeker,
mijnheer Kamps heeft gelijk.
De persoonlijkheden, elkaar naar 't
hoofd geslingerd, worden nu zóo erg,
dat de heer Nijssen, na een driewerf
herhaald geroep eindelijk verstaan
baar wordt en zegt
Nijssen. Mijnheer de burgemeester,
ik verzoek dat de belangen van de
gemeente bier behandeld zulten wor
den en niet persoonlijkheden zullen
worden geuit.
Kamps (tut den heer Verheggen)
Gij hebt geprovoceerd.
Verheggen. Ik heb niet geprovo-
Ds. H. Brugmans zet in het Januari
nummer van Onze Eeuw den stand
van het vraagstuk der uitvinding van
de boekdrukkunst nog eens uiteen, in
een uitvoerig en belangrijk artikel,
dat geschreven is vooral naar aanlei
ding der geschriften van mr. Enschedé
uit Haarlem en dr. Zedler, bibliothe
caris van Wiesbaden.
Het is, zoo zegt de schrijver aan
het slot van zijn artikel, na Zedler's
studiën besproken te hebben „onge
twijfeld een zeer groote voldoening
voor mr. Enschedé, dat een der meest
Turnouts, tls heelemaal niet wetenschappelijke Duitsche bibliogra-
tegen den burgemeester, dat we het j zich gewonnen geeft en de resul-
hebben, maar de heele raad en gij j taten, waartoe onze landgenoot bij
vooral, mijnheer Kamps, hebt zelf ge j zijn technisch onderzoek is gekomen,
zegd kan de ontvanger daar niet de zoo goed als geheel aanvaardt. Met
schuld van zijn...
Kamps. Dat is
F. Arnoldts. Laat mij nu uitspre
ken.
Kamps. Zoo als 'tdan niet aan den
ontvanger ligt. waarom moet 't dan
juist aan den burgemeester liggen
Gaat gij maar door. gij weet 't.
Verheggen. Nu, moet 'tniet in om
vraag gebracht worden?
Kamps. Ja, vooruit maar. Zeker, in
omvraag.
(De heer Dols komt ter vergade
ring).
Kamps (tot den heer Verheggen)
Ja, nu gij van 'tarmbestuur zijt...
Voorzitter lacht.
Verheggen. Zeker en daar gaat al
les eerlijk toe.
Kamps. God zal er mij voor bewa
ren, 't omgekeerde te zeggen.
Verheggen. "Ja, dat is maar goed
ook.
Delhougne. Mijnheeren, persoonlijk-
heden mogen hier niet besproken
worden. Is dat nu gedaan of niet
Kamps. Ja ,goed, 'tis al afgeloopen.
Aan het slot der vergadering had
nog de volgende discussie plaats
Cörvers. Mijnheer de burgemeester,
wij zijn nu zoo aan het eind van het
jaar en nu wilde ik toch eens even
zeggen, dat 't hoogst wenschelijk was,
dat de vergaderingen eens wat beter
geleid werden. Want men steekt met
ons den draak door 'tgeheele land in
de couranten.
Voorzitter. Ja, wie doet dat?
Cörvers. Gij zijt hier de baas van
heeft dan ook de nieuwe kunst de
wereld veroverd."
Toch meent dr. Brugmans dat men
zich bij deze uitkomst nog niet mag
neerleggen
,Er is één punt, dat nog niet vol
komen is opgehelderd, het verband
dat er tusschen beide noodwendig
moet bestaan, wil men Holland (d.i.
Haarlem en Coster) de eer geven, die
mr. Enschedé voor hen opeischt. De
ze geleerde wijst wel op punten van
overeenkomst, maar het alles afdoen
de bewijs, dat de wijze van werken,
om het concreet te zeggen, de giet-
methode van Gutenberg uit Holland
afkomstig moet zijn. is niet door hem
geleverd. Het is toch niet in te zien,
waarom een ingenieus man, als Gu
tenberg ongetwijfeld was, niet zelf dit
procédé heeft kunnen uitvinden. Van
eenige betrekking van Gutenberg met
Holland is ons niets bekendwij we
ten, waar Gutenberg heeft gewoond
maar dat hij ooit in Holland zou zijn
geweest, is ons geheel onbekend. En
wanneer men wil aannemen, dat Gu-
mr. Enschedé erkent dr. Zedlef, dat
Gutenberg koperen gravures en loo-
den matrijzen moet hebben gebruikt
en dat hij zijn lettertypen naar de
(door schr. uiteengezette) zoogenaam
de afslagmethode moet hebben gego-
ten. Een klein verschil in de opvat- j tenberg niet door het kennismaken
ting aangaande de gravure is van te niet de methode, maar alleen door het
met de methode, maar alleen door het
zien van een Donaat de kunst heeft
uitgevonden, dan is zijn recht op de
uitvinding tevens gehandhaafd. Dan
moest hij immers de in Holland ge
bruikelijke methode opnieuw zelf re-
contrueeren en zelf de technische
zwarigheden overwinnen. Dat is het
juist, wat men de uitvinding noemt.
Zie ik goed, dan berust de traditie
van Gutenberg's afhankelijkheid van
de Hollandsche uitvinding nog steeds
op het gezag der Keulsche Kroniek.
Kenden wij deze mededeeling niet, er
zou niet aan verwantschap tusschen
Mainz en Haarlem worden gedacht.
„Er blijft nog vrij wat te doen over,
voordat Coster weer geheel vast op
zijn voetstuk staat. Mr. Enschedé
heeft hoogst belangrijke gezichtspun
ten geopend het geheele vraagstuk
is omgezet ;een hoogst gewichtig on
derdeel is, naar het ons voorkomt, af
doende behandeld. Maar er blijven
nog meer onderzoekingen over. Laat
ons ten slotte een paar punten mogen
weinig belang, om er hier bij stil te
staan. Maar mr. Enschedé heeft nog
grooter succes te boeken. Niet alleen
erkent dr. Zedler, dat zijn meening
over Gutenberg's methode in het al
gemeen juist is, maar hij sluit zich
ook geheel aan bij de beschouwingen
van onzen Haarlemmer over de me
thode van gieten, in Holland toege
past. Ook dr. Zedler erkent, dat de
Donaten en de andere Hollandsche
drukken zijn tot stand gekomen met
behulp van koperen gravures, looden
matrijzen en den handgietvorm en
dat de lettergieter, die de Costeriaan-
sche typen vervaardigde, zijn kunst
niet kan hebben ontleend aan de
Mainzer drukkers, hetzij Gutenberg
of Schöffer, en dat dus de vinding
van het lettergieten hier in Holland
onafhankelijk van Mainz moet zijn
gedaan. Maar de bibliothecaris van
Wiesbaden geeft mr. Enschedé nog
meer toe. Hij erkent, dat eerst nu het
bericht van de Keulsche kroniek in
zijn ware beteekenis, in het volle licht noemen. Een grondig onderzoek zal
voor den dag komt. Niet alleen, dat de thans moeten worden ingesteld naar
't spel en moet daar dus goed voor "c"
zorgen, dat zoo iets niet voorkomenHollandsche uitvinding geheel onaf-
kan, door vooral de vergaderingen j hankelijk is van de Duitsche, maar
goed te leiden. omgekeerd is juist deze uit de Hol-
Voorzitter. Ja, wie doet dat dan? landsche voortgekomen. De Holland-
Cörvers. En nu ik toch over nieuw-1 sche heeft inderdaad Gutenberg op
jaar spreekt, zou ik haast zeggen ik}ie{. denkbeeld gebracht op zijn beurt i 1458 te plaatsen. Eerst dan zal men
wensch alle heeren een zal.e emdie I 2ek£.heid kunn(m vaststellen o(
den ouderdom der Donatenhun
chronologische volgorde moet worden
opgezocht, opdat kan blijken, of het
mogelijk is sommige van deze oude
drukken belangrijk vóór die van na
rr/en £ÜS iheuwjifar! i S*
F. Arnoldts. Jawel, mijnheer de te Moe' men daaruit de ge-
burgemeester, wat Cörvers zegt, isvolgtrekking maken, dat niet Guten
waar, er moet beter geleid worden en j berg, maar Coster de uitvinder van
laten de heeren ook Hollandsch spre-1 de lettergieterij en daarmede van de
ken.. I gUl "j
Allerlei stemmen. Neen. neen, neen.
(Er 1 ïangt intusschen weer een dik
ke rookwalm).
Kamps. En ik ben er ook voor, dat
er niet meer gerookt wordt. Dat gaat
zoo niet in een openbare vergade
ring, dat is ongepast. Dat kunnen we
wei doen buiten de openbare verga
deringen. En wat die slechte leiding
betreft, dat ligt veel meer aan een
paar personeji hier, die de boel in de
war brengen, volstrekt niet aan de
heide vergadering.
Verheggen (fluisterend). Ik heb ook
nog een en ander te zeggen, doch
verzoek daarvoor een geheime verga-
boekdrukkunst is? Dr. Zedler beant-
Coster inderdaad ongeveer 1440 Dona
ten kan hebben gedrukt. Een andere
vraag, die moet worden beantwoord,
is deze. Men weet, dat de oude druk
kers hun lettertypen vervaardigden
woordt deze vraag ontkennend. De naar het model van de geschreven
waarheid ligt volgens hem in het j letters van het handschrift, dat zij
midden. De lettergieterij is een Hol- i vóór zich hadden. Welnu, zijn ergens
landsche uitvindingzij is door Gu- j in Holland, te Haarlem of elders,
tenberg overgenomen. Maar deze me- j handschriften voor den dag gekomen,
thode had geen toekomst. Gutenberg j waarvan de lettervorm ten voorbeeld
zag dat en vond weldra den gietvorm heeft gestrekt voor die der Costeria-
uit, waardoor in één tempo de letter na? Voor zoover ik weet. nog niet,
kon worden gegoten. Toen eerst, en daar zulk een onderzoek nog nimmer
vooral nadat Schöffer de techniek is ingesteld. In die richting zal echter
nog zeer belangrijk had verbeterd
door de uitvinding van den stalen
stempel en de koperen matrijs, kon
de boekdrukkunst op zoo groote schaal
dering. worden uitgeoefend, dat het gedrukte
meer het ^breven
°ino. kon verdringen en- vervangen. Niet
ring.
Verslaggevers af
angen,
Haarlem maar van Mainz uit
ongetwijfeld moeten worden gezocht.
Kon men b.v. bewijzen, dat Coster of
■wie dan ook Hollandsche, liefst Haar-
lemsche manuscripten van tusschen
1430 en 1440 tot model heeft genomen,
dan zou daarin een belangrijke steun
voor Coster's aanspraken zijn gevon-
den. Zoo is er meer te onderzoeken."
Feuilleton.
Naar het Duitsch van
E. VÜN WERNER.
Speciaal bewerkt voor
Haarlem's Dagblad.
8)
Uit zijn toon klonk een warmte, zoo
als nooit te voren, wanneer hij over
zijn neef sprak. Hij had zeker gevoeld
dat den knaap, dien het lot hem nu
eenmaal als erfgenaam had aangewe
zen, en dien hij vroeger bijna gehaat
had, iets van zijn eigen bloed door de
aderen liep.
Koert Fernstein had onmiddellijk
van de verleende toestemming ge
bruik gemaakt en was naar de hoek-
kamer gegaan. Hij nam de geheele
zaak eigenlijk meer van den grappi-
gen kant op. Er was zeker heel wat
gepasseerd tusschen den oom en zijn
neef en de laatste had nu zeker een
van zijn dollemansbuien en raasde en
tierde van belang. Koert was volko
men bereid weer dienst te doen als
kalmeerend middel, maar de spotlust
verliet hem, toen hij binnenkwam.
Bernard lag op de knieën vooreen
van de groote leunstoelen, het gezicht
in de kussens begraven, als had een
slag hem neergeveld en hij bleef zoo,
ook toen Koert naderbij kwam en hem
heen en weer schudde.
Wat is er dan? Wat heb je?
Hij moest de vraag tweemaal her
halen, voordat het antwoord einde
lijk kwam en toen was het nauwelijks
hoorbaar Ga liever heen Laat mij
maar
Maar geef dan toch antwoord
riep Koert angstig uit. Oom Hohen-
fels zendt mij hierheen Wat heeft hij
je gedaan
Nu eindelijk hief Bernard het hoofd
op en ging weer staan, maar hij
scheen wel niet recht te weten, waar
hij was en tot wien hij sprak.
Niets, heelemaal niets. Ik wil lie
ver alleen zijn. Ga heenIk heb nie
mand noodig
Die woorden werden niet op den
gewonen, meesterachtigen toon uitge
sproken. Halfluid kwamen zij hem
over de lippen en zijn gelaat was niet
meer dat van den ruwen, trotschep
knaap, er lag een onaangename star
heid in zijn trekken, die hem veel
jaren ouder gemaakt scheen te heb
ben.
Koert schrok, zoo had hij zijn wil
den kameraad nooit meer gezien. Tus
schen hen beiden was nooit sprake
geweest van teederheid als teeken van
bijzondere vriendschap, nu echter leg
de de jonge Fernstein plotseling bei
de armen om de schouders van Ber
nard.
Maar ik ben immers KoertMij
kun je het toch wel zeggen Ik smeek
je, zeg toch eens wat
Er klonk zooveel hartelijkheid en
angstige deelneming uit die woorden
hetgeen men van dien overmoedigen
knaap nooit verwacht zou hebben,
dat eindelijk het ijs gebroken werd.
-- Mijn vader! riep Bernard uit.
Waarom heeft hij mij verlaten Waar
om heeft hij mij overgelaten aan de
zorgen van dien daar!
Een dreigende beschuldiging lag in
die woorden, toen legde hij zijn hoofd
op den schouder van Koert en barstte
in snikken uit.
Zijn vader Dat was de eenige, dien
hij bemind had, aan hem hing hij
met alle hartstochtelijkheid, die hij
van hem geërfd had, hij had hem aan
zich geketend en ieder ander buiten
gesloten. En nu had zijn vader hem
vrijwillig verlaten, en hij vast toch,
dat zijn zoon alleen in de wereld ach
terbleef, dat hij den diepgehaten broe
der in handen viel.
Hij was toch heengegaan, omdat hij
het leven niet meer dragen kon, dat
hem tot kwelling, tot last geworden
was. Bernard was nog te jong, om
het egoïsme, het gemis aan karakter
te begrijpen van een man, die op die
wijze het leven verliet, terwijl het
toch zijn plicht was voor zijn kind te
leven, dat hij eerst het vaderland ont
nomen had en toen geheel alleen ach
terliet.
Maar iets voelde de knaap daarvan
toch wel. Zijn afgodsbeeld was met
geweld vernietigd, maar als Hohen-
fels den blik gezien hadi die bij zijne
beschuldigingWaarom hebt ge mij
overgelaten aan de zorgen van dien
daarin de oogeu van zijn neef op- j
vlamde, een blik van namenloozen
haat dan zou het hem wel duide
lijk geworden zijn, dat de strijd,
waarop hij voorbereid was, niet zoo
gemakkelijk of misschien wel heele
maal niet uit te vechten was.
De stormachtige dagen en nachten
van den laatsten tijd waren voorbij.
De zonnige rust van een Noorschen
zomermiddag lag over de zee.
De stoomboot, die van Bergen kwam
en naar het Noorden koers zette,
stoomde dicht langs de kust voort. Ze
was nu midden in den reistijd druk
bezet en de reizigers zaten en stonden
in groepjes op het dek.
Het landschap aan de kust bood
niets bijzonders aan, rotsachtige
oevers met lage, kale bergen, waar-
tusschen hier en daar huizen, lagen
zoo nu en dan afgewisseld door een
verzameling huizen bij elkaar.
Aan den anderen kant een gewir
war van eilandjes, afzonderlijk en in
groepen, meest eenzame rotsen met
struikgewas begroeid. Slechts in het
Noorden, maar tamelijk ver weg re
zen hooge, donkere bergen op, die
weer binnen in het land schenen te
liggen.
Op het vóórdek stonden twee jonge
lieden, waarvan de een den uniform
der Duitsche Marine droeg, terwijl de
andere in reiscostuum met een verre
kijker in foudraal over den schouder
klaarblijkelijk met den naam van toe
rist bestempeld moest worden. Zij
praatten levendig, want het waren
twee vroegere schoolkameraden, die
elkaar in jaren niet gezien hadden, en
die elkaar nu toevallig aan boord van
de Noorsche stoomboot ontmoet had
den.
Komt er dan nooit een eind aan
dit kinderachtige geboemel langs de
kustenzei de jonge zeeman ongedul
dig. Er is niets te zien en de zee is ook
al zoo rustig.
Goddankviel de ander hem in
de rede. Zij heeft zich bij den over
tocht genoeg geweerd. Wij hadden
dag en nacht storm.
Noem je dat storm Dat beetje
wind op de Noordzee was niet de
moeite waard om over te spreken.
Dan moest je den Oceaan eerst eens
zien, als hij flink te keer gaat. Voor
jou was het inderdaad erg genoeg,
arme jongenJij moest maar in je
hut liggen tusschen leven en sterven
en hadt toen nog een heelen dag noo
dig om weer op je verhaal te komen.
Nu eerst kan ik eens een verstandig
woord met je praten. En dus, hoe is
het je gegaan, Philip? Wij hebben el
kaar niet weergezien, sinds wij Roten-
bach verlieten, en dat is
leden.
jaren ge-
Zes jaar, bevestigde Philip. Jou
behoef ik niets te vragen. Koert, het
is jou goed gegaan, dat is je aan te
zien.
- Zoo tamelijk ja. Ik heb intus
schen op alle mogelijke zeeën rondge
zworven en ben tegenwoordig res
pect alstublieft, mijnheer Philip Ro
der - luitenant op Z. M. stoomboot
IVineta.
Hij ging in cle positie staan en sa
lueerde. Uit den knappen, slanken
jongeling, die juist admiraal wilde
worden, was voorloopig een even knap
marineluitenant gegroeid, die met
zijn donkere oogen even moedig en.
opgewekt de wereld inkeek als eens
de knaap. Het gebruind aangezicht
verried, dat hij al met de tropen ken
nis gemaakt had. en behalve het don
kere. krulhaar dat uit zijn muls te
voorschijn kwam. bestond zijn haar
dos uit een knevel op de bovenlip. Ook
Philip Roder was een aangename ver
schijning, maar hij zonk toch in t
niet bij den. flinken, frisschen zee-