een treurig ding is. De verhouding tusschen arbeider en patroon moest zoo zijn, dat het niet noodig was. Ver schillende patroons staan den gehee- len dag gereed om hun personeel te ontvangen en hun grieven aan te hooren. Dit weer vast te leggen in tij den acht spr. niet gelukkig. De heer DE BRAAL is het daarmee oneens, hij is wel voor een vast tijd stip, al is spr. het eens dat een con tract niet behoorde te bestaan. Hoe goed een patroon ook voor zijn arbei der is, hij heeft het druk en zal soms denken, ik wou, dat je later gekomen was. Is er een vast uur, dan kan de hoofdambtenaar er op rekenen. De heer HOFLAND verdedigt het amendement tot het hooren van het advies van de kern over de regeling der werktijden. In Amsterdam is het advies van het trampersoneel daar over ingewonnen. Hierdoor zou de ze kerheid verkregen zijn van de grootst mogelijke toewijding van de werklie den. omdat de regeling dan een deel van hun eigen wil zou zijn. De VOORZITTER refereert zich aan liet reeds vroeger gezegde. Meende de Raad dat de voorgestelde amende menten verbeteringen waren, dan zou hij die wel aannemen. Ook over de voorstellen van B. en W. wordt cri- tiek geoefend. De heer HOFLAND wijt het telkens afstemmen der amendementen hier aan dat telkens van de groene tafel de quaestie van vertrouwen in B. en W. wordt gesteld. Het amendement om het advies der kern te kennen in de regeling der werktijden, wordt verworpen. Vóór waren de heeren Hofland, Schram. Modoo, Hugenholtz. Van de Kamp. De Braai, Groot en Kleijnen- berg. Het amendement om den normalen arbeidsdag te bepalen op 10 uur. on- gerek§nd de gebruikelijke rust- en schafttijden komt ter sprake. De heer HUGENHOLTZ rekent uit, dat de tijd dien de arbeider buiten zijn huis beschikbaar wezen moet 12 uur per dag is en wijst er op. dat de bedoeling is het tekortkomende in den winter, in den zomer in te halen Daarmee wordt de tijd te lang en acht spr. beter te spreken van den normalen arbeidsdag, niet gerekend over een vol kalenderjaar. Dan zal in den zorner niet behoeven te worden ingehaald. De heer DE BRAAL zou dit niet graag ondersteunen, al zou hij er voor zijn als het een particuliere fabriek gold. In deze takken van dienst kan van geregelden schafttijd of arbeids tijd geen sprake zijn. De heer DE BREUK zegt, dat het voorgestelde de basis der berekening omverwerpt en tevens den 10-urigen arbeidsdag invoert, wat B. en W. niet wenschen. De heer HUGENHOLTZ zegt, dat wanneer het amendement werd aan genomen, toch meer dan 10 uur kan worden gewerkt 'de heer DE BREUK ja. tegen extra betaling) juist, dat is liet, laat de heer de Breuk dan dui delijk zeggen dat het een dubbeltjes- quaestie is. De vrees van den heer de Braai, dat de menschen minder geld zouden krijgen, vindt weerleg ging in de bepalingen omtrent over werk. Derhalve zouden de arbeiders er beter bij worden, al is het niet de bedoeling hier tersluiks een loonsver- hooging in te voeren. Spr. hoont dat de eemeente na de laatst gevallen beslissing over den 10-urigen arbeidsdag, dien ook zal vaststellen voor haar eigen personeel. De heer SCHRAM meent, dat er ontzaglijk hard en onchristelijk tegen de werklieden wordt gediscussieerd, wanneer deze menschen de schade van den winter in den mooisten tiid moeten inhalen, in plaats van te kunnen gaan wandelen. De heer DE BREUK wil bok de dingen noemen, zooals ze zijn, maai de heer Hugenholtz had dan ook moe ten zeggen, dat, dit het gevolg er van ziin zou. - (HUGENHOLTZ dat heb ik gedaan Tiet financieele is niet 't. eenige be zwaar. het heele reglement zou door dit amendement omver geworpen wor den. Hoe veel het kosten zou, kan men nog niet zeggen. De heer DE BRAAL acht het ver standig, tegen de begrooting meteen dergelijk voorstel te komen. Men kan toch altijd voorstellen doen tot wijzi ging. De heer HUGENHLTZ meent, dat de cijfers nog wel zouden meevallen. De heer De Breuk noemt ook het sy steem evenals een minister achter de groene tafel. Spr. zou daarom zoo gaarne hooren, wat dan wel in het systeem zou worden veranderd door dit amendement. De heer De Braai kan dus op deze bezwaren van den heer De Breuk wachten. Bij de begroo ting kan men geen verandering voor stellen in het werkliedenreglement, zoo draait men rond in eet} kringetje. De VOORZ. stelt voor de discussie te sluiten. Aldus besloten. Het amendement wordt verworpen. Vóór waren de heeren Hofland, Schram, Modoo, Hugenholtz en Groot. De behandeling wordt geschorst. De vergadering gaat (half vijf) over in comité. Bij de heropening der openbare ver gadering, te kwartier over vijven, worden punt 1016 aangehouden en gaat de Raad tot de benoemingen over Punt 17. Voordracht van regenten van de be waarschool in het voorm. Barbara- gasthuis ter vervulling van de vaca ture in hun college. Op de voordracht staan M. N. Beets (aftr.) en mr. P. Tjeenk Willink. Herkozen wordt de heer Beets. Punt 18. Voordracht van de Comm. v. Toez. o. h. Sted. Museum ter vervulling van de vacature in die commissie. Op de voordracht staan C. J. Gonnet (aftr.) en J. Krol Kz. Herkozen wordt de heer Gonnet. Punt 19. Voorstel van B. en W. om tot onder wijzer of onderwijzeres le kl. te be vorderen T. Messchaert, H. Zwart, Mejs. A. Rab, E. de Boer, Mej. J. A. la Bas- tide, J. Ott, Mej. J. Hoeksema, Mej. M. C. van der Voort, R. van der Waard en Mej. Klok, allen op een jaarwedde van ƒ900, met periodieke verhoogin gen. Al de voorgedragenen worden be vorderd. Punt 20. Voordrachten voor onderwijzer 2e kl. aan de 6de Tusschen school M. Kramer, Haarelmmermeer, D. R. F. de Vries, Haarlem, D. Weeshoff. Zaandam. D. R. F. de Vries, A. D. II. Wepster, en C. Overbeek allen te Haarlem. Benoemd worden de heeren Kramer en De Vries. Punt 21. Voordracht voor onderwijzer 2e kl. aan de 5e Tusschenschool A. D. H. Wepster, Haarlem, D. Kui per. Haarlem, A. Jonk. Naarden. Benoemd wordt de heer Wepster. Punt 22. Voorziening in de vacature van Mej. M. S. Stolp en den heer J. L. J. Staal, respectievelijk onderwijzeres en on derwijzer aan de kostelooze school litt. A. waarvoor door B. en W. de volgende voordracht is opgemaakt: OnderwijzeresMej. C. F. G. van Gelder te Schoten Mej. H. M. Schutte en mej. M. G. G. Roos beiden te Haar lem. OnderwijzersA. P. Vogel J. J. Kraal en C. Overbeek allen te Haar lem. Benoemd worden mej. Van Gelder en de heer Vogel. Rondvraag. De heer GROOT meent, dat van B. en W. in 1903 een loonregeling voor de lantaarnopstekers te verwachten was en vraagt, of die nu spoedig kan worden tegemoet gezien. De VOORZITTER antwoordt, dat zi j in bewerking is. De vergadering wordt gesloten. Biuuealand Veiligheid in Theaters. De zitting van den Amsterdauischen gemeenteraad, gisteren, eindigde met eene interpellatie door mr. van Gigh, betreifende door B. en W. genomen maatregeleu, met betrekking tot brandgevaar in schouwburgen. Reeds meermalen heeft hij B. en W. met nadruk gewezen op hunne verant woordelijkheid in deze, maar zijn waarschuwende stem was die eens roependen in den woestijn. Thans ech ter, onder den indruk van de ramp te Chicago, hoopte hij, dat net belang der zaak zou doordringen tot de har ten en geesten. Met het oog op meni ge inrichting hier, die aan primitieve eischen van veiligheid zelfs niet be antwoordt, herinnert spr. aan het voorbeeld door den Duitschen Keizer gegeven, die kort en goed den hof- schouwburg heeft gesloten, tot tijd en wijle de noodige voorziening, in ver band tot brandgevaar, getroffen zijn. Hij verwacht, dat men niet langer door een misplaatst medelijden met schouwburgondernemers zich zal la ten weerhouden van te doen wat plichtmatig is en critiseert de zorge loosheid van B. en W., die tot heden zelfs nalieten, wat zonder iemand te schaden, in liet algemeen belang had kunnen worden gedaan. Zoo is nim mer gevolg gegeven aan den wensch van spr. om bij het uitgaan der schouwburgen alle branddeuren open te zetten en de toegangen te ontslui ten naar de buiten aangebrachte noodbalkons en trappen, opdat het publiek die uitwegen leert kennen. Om een voorbeeld te noemen, schetste spr. wat bij een brandpaniek te wach ten is in een schouwburg als die van bet Paleis voor Volksvlijt, een spa nen doos, een muizenval, waarin het schrikkelijkst onheil zich zou ophoo- pen. De voorzitter antwoordde, dat B. en W. deden en voortgaan zullen te doen wat in de gegeven omstandigheden te doen is. Dat vooral in oude theaters, gebouwd in een tijd, dat men nog geen hooge eischen aan de veiligheid stelde, de toestand niet boven beden king is, erkende hij maar tot een rigoureus besluit van sluiting kan moeilijk, om de gevolgen voor zoove- len. die er schade door zouden lijden, worden overgegaan, tenzij men, als de Duitsche Keizer, de gevolgen voor zijn rekening neemt. Men moet niet vergeten, dat eigenlijk elke schouw burg bestemd is om te verbranden en dat absolute veiligheid nooit te berei ken is. in verband juist met den aard der inrichting. B. en W. beseffen de verantwoordelijkheid, die op hen rust. en al kan niet alles wat wenschelijk opeens worden geëischt, wat dade lijk te bereiken va.lt, is bevolen, dat moet worden aangebracht. Ten slotte wijst spr. op art. 233 der Alg. Politie verordening, waaraan de raad het recht kan ontleenen tot dadelijke on- gescbiktverklaring van etablissemen ten enz. over te gaan. Mr van Gigh toonde zich niet zeer voldaan over de verzekeringen en be schouwingen des loco-voorzittersbij i verwachtte niet veel van geleidelijke verbeteringen, als ingrijpende veran deringen dringend noodzakelijk zijn, waarbij niet is terug te deinzen voor schadeberokkening aan particuliere belangen, omdat het algemeen be lang boven alles dient te gaan en al lerminst mocht hij de verwijzing aan vaarden naar art.. 233 der A .P.. als een poging om de verantwoordelijk heid in deze materie te schuiven op den raad. Geen der andere raadsleden achtte het noodig mede van zijn opinie blijk te geven, zoodat de interpellatie bij gebrek aan deelnemers vrijwel ver liep. Natuurverschijnsel. Aangaande een eigenaardig ge zichtsbedrog dat vooral op nevelach tige winterdagen schijnt voor te ko men. schrijft men aan de Zutph. Ct,.: Het schijnt dat de grijze nevel, die op mooie winterdagen vaak voor komt. tegen de zon in gezien, vergroo- tend werkt. Meermalen had ik de gelegenheid dit op te merken, maar zoo sterk als Zondag zag ik het nog nooit. Buiten wandelend op een vrij lan gen rechten weg, zag ik op een af stand van 5 a 10 minuten gaans een man aankomen. Deze leek zulk een Enak's zoon, dat ik me afvroeg of de Berlijnsche reus Machnow soms uit de gijzeling ontsnapt was en hier in Gelderland ronddwaalde. Toen de man «genaderd was, bleek hij evenwel iemand te zijn van een grootte, die zelfs nog beneden de middelmaat was. Eenige oogenblikken later deed zich hetzelfde verschijnsel voor, toen in do verte een vrouw naderde. Hare ge stalte leek die van een Brunhilde of een andere walkure uit den Germaan- schen tijd. Niettegenstaande de reeds opgedane ondervinding mij reden tot voorzichtigheid in het oordeelen had verschaft, twijfelde ik er ditmaal niet aan, of de naderende was een vrouw van bijzonder hooge statuur, en naar verhouding breed. Mijn ontnuchtering was dan ook niet gering toen zij bij het naderen een jong meisje van vol strekt niet buitengewone grootte bleek te zijn. Ditzelfde gebeurde mij dienzelfden morgen nog bij het schatten van de grootte van hoornen huizen en molens. Trouwens van een. vooropgestelde schattingsneiging was geen sprake het verschijnsel was zóó opvallend, dat men het moest zien. Het was of men rondwandelde in een land van reuzen, met gebouwen en boomen, wier afmetingen in proportie waren van de bewoners. Eén geval wil ik nog vermelden. Het was toen vóór mij uit den ne vel een fguur opdook, die ik hield voor een man, zittend op een ouder- wetschen hoogen tweewieler. Dit voor historische voertuig komt hier in de Graafschap nog wel enkele malen voor, zóodat de veronderstelling niets ongei-ijnids had. Bij het naderen bleek het evenwel een 14- of 15-jarige jongen op een ge wone fiets te zijn. Eigenaardig is het. dat dit ver schijnsel zich niet voordeed, bij voor werpen achter mij en dus gezien van de zon af. Het bleeke winterzonnetje schijnt dus bij dit gezichtsbedrog wel een rol te spelen. Inbraak. In den afgeloopen nacht heeft men. tijdens de bewoners afwezig waren, zich door insluiping of door middel van een valschen sleutel toegang ver schaft tot een spekslagerswinkel in de Lange delft te Middelburg. In een in den winkel staand kantoortje be vindt zich een lessenaar, waarvan een der laden is opengebroken. Daaruit.is een bedrag van ongeveer f 40(1 in bankpapier en specie ontvreemd, be nevens een Turksch lot van 400 francs. Een bedrag van f 70 in papier heeft de dader of hebben de daders buiten liet kantoortje laten liggen. De dienstbode, die thuis was docli op de bovenverdieping sliep, heeft niets gehoord en evenmin de heer. die boven den winkel zijn kamer-heeft en die ook daarop aanwezig was. De dader of daders zijn nog niet opge spoord. De politie hoorde echter reeds een paar verdachte personen. Pokben in Amsterdam. Bij de bovenbewoners van een per ceel in de Tollensstraat heeft zich wederom een geval van pokken voor gedaan. Twee huisgezinnen van deze bovenwoning, bestaande uit man en vrouw met respectievelijk 4 en 5 kin deren waren reeds naar het gasthuis overgebracht. Een de rvrouv en is, zoo als gemeld, aldaar overleden. Nu heeft ook van het derde gezin, bestaande uit man en vrouw, met 4 kinderen, een der leden, een jongen, de pokken gekregen. Het geheele gezin is naar het Wilhelmina-gasthuis ge transporteerd. Daar zijn ook reeds op genomen verscheidene bewoners van een perceel in de Tuinstraat. De toestand der patiënten is bevre digend.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 6