NIEUWS= en ADVERTENTIEBLAD.
Nieuws op Schsepvaartgebied.
j De Erfgenaa m van
U[ het M ijoraat.
21e Jaargang.
No. 6305.
Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
DONDERDAG 21 JANUARI 1904. B
HAARLEM S DAGBLAD
ABONNEMENTEN
PER DRIE MAANDEN;
Voor Haarlem f 1.20
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der
gemeente) 1.30
Franco per post door Nederland 1.65
Afzonderlijke nummers 0.02}£
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem 0.37}|
«de omstreken en franco per post 0.45
Uitgave der Vennootschap Lourens Coster Directeur J. C. PEEREBOOM.
ADVERTENTIËN:
Van 1—5 regels 30 Cts.iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondissement
Haarlem van 1—5 regels 0.75, elke regel meer ƒ0.15. Reclames 30 Cent per regel.
Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Kleine advertentiën 3 maal plaatsen voor 2 maal betalen.
Hoofdbureau en Drukkerij: Zuider Buitenspaarne No. 6.
fntercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 122.
Bijkantoor: Groote Houtstraat No. 55. Telefoonnummer 724.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën
en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Succ., Pafijs, 31bis Faubourg Montmartre.
DeMedusa bij Simoiioseki
Onder de oudsten der op Bronbeek
rerpleegdeu behoort ook een matroos
jen stil, in zichzelf gekeerd man, uit
■Rviens, geheel door baard omlijst
^Rimpelig gelaat, 'n paar donkere
"^Tiogen blikken, waaruit 'n zekere
"Tick oefgeestigheid is te lezefl. Gerrit
g'\Y ei j denkamp zoo heet hij ver-
'telde me, dat ie in Juli 1863 onder
i??den kapitein de Casembroot, bevel-
^"fhebber van de „Medusa", in de straat
.Van Simoiioseki tegeiï~de Japannee-
A8»z en had gestreden. De Japanneezen
ftoch verheugen zich op den huldigen
dag in dezelfde algemeene belangstel
ling, die hun te beurt viel in den tijd,
I Ln Engeland, Amerika, Frankrijk,
«Nederland en. Duitschland gemeen-
?08iJsChappeijk tegenover hen stonden,
in, (Welk journalist zou 't derhalve geen
3id.|belang inboezemen te vernemen, hoe
ke zich in die dagen hebben gehou-
Benden.
OqJ Onze matroos spreekt met het
^grootste respect over hen, maar hij
peigert beslist te gelooven, dat ze
sedert dien tijd zoo kolossaal zijn
s .vooruitgegaan en nu zelfs 'n oorlog
®aWt Rusland aandurven. „Daar heb-
ze geen inborst voor," zei Gerrit
lie geen kranten leest.
,De Medusa", zoo vertelde hij ver-
jder, „wat 'n schroefkorvet met hulp-
1st oomver mogen, dat onder zeil snel-
Hier ging dan onder stoom. Hadden
jwe enkel stoom op, dan liepen we
[soms maar twee mijlen in 't uur, on-
^Wder zeil brachten we 't niet zelden
jtot op het dubbele van dien afstand.
l7Sv, e voeren van Batavia naar Soera-
,baia en vernamen daar, dat we naar
jrJapan moesten, 't Laat 'n matroos
5®tysteenkoud waar-ie naar toe moet en
't „waarom" kan 'm nog minder
'schelen.
gi. „Maar tijdens de vaart buitenom
moorden we van 'n adelborst, dat de
Japanneezen 'n paar Engelschen had
den vermoord en daar nu geen dui
ten voor wilden geven. Wij hadden
'i daar evenwel niets mee te maken,
waar Nederland en Japan steeds
goede vrienden waren geweest. Dat
Icon ook wel niet anders zijn, want
toen we op de ree van Nagasiki la
gen. kwamen er verscheidene Japan
neezen „van de bovenste plank", om
i de „Medusa" te bekijken. Die kleine
üollcerelijes snuffelden overal rond en
dronken op 't laatst champagne als
of 't water was.
'n Paar dagen later kregen we nog
maals bezoek en wel van officieren,
die enkele woorden Hollandsch ver
stonden. Ze vertelden aan onze offi-
eieren, dat ze van de Hollanders mili-
[tair onderwijs hadden ontvangen.
lOO N zullen ze daaraan gejokt heb-
gno ben I Wat kon 't ons echter schelen.
De heertjes waren zoo nieuwsgierig,
dat ze gaarne in onze 30-ponders
zouden zijn gekropen "om precies te
weten, hoe die dingen er van binnen
[uitzagen. Vermoedelijk vertrouwde
Ilonze kolonel het zaakje niet al te
best. Onze bezoekers waren tenminste
^^nauwelijks vertrokken ,of we stoom
den zeewaarts. We waren nog niet
lang onderweg of we ontmoetten 'n
klein stoomschip, dat onmiddellijk
'n sloep op ons afzond.
„Zij was bemand met Franschen,
die ons mededeelden, dat de Japan
neezen in de straat van Simonoseki
op hen hadden gevuurd en zulks on
danks de boot ongewapend was. Hun
schip had dan ook zooveel gaten in
z'n romp gekregen, dat 't precies 'n
zeef geleek. Wat de Franschen met
onzen kolonel bespraken werden wij,
natuurlijk, niet gewaar. We stoom
den door en kwamen in den vroegen
morgen vóór de straat van Simono
seki aan. Vóór ons lag de stad en in
de haven zagen we 'n paar schepen
liggen, die veel van oorlogsbodem
pjes weg hadden. Alles was schijn
baar kalm en we zaten doodleuk in
den kuil ons potje eten naar binnen
te spelen, toen plotseling 'n ver-
schikkelijke slag door 't ruim dreun-
'de.
,,'k Liet van schrik m'n soepketel
[vallen. Sakkerloot, wat zag 't er in
'n oogwenk rond om me uitOp den
grond en over de tafel lagen 'n paar
kameraden als dood. 't Bloed liep zoo
j maar over den vloer. Maar we her-
i stelden ons spoedig en waren in min-
der dan geen tijd op 't dek en bij de
stukken. Duidelijk zag ik door den
kruitdamp heen, hoe ze onze verweer
de vlag inhaalden en een nieuwe he-
schen. Later vernam ik, dat de com
mandant had geloofd aan een mis
verstand van de zijde der Japannee
zen. Zij zouden onze vlag niet heb
ben herkend. De kerels bleven inmid
dels doorvuren, liefst uit 'n stuk of
zes batterijen aan den wal en van
twee oorlogsschepen, vlak vóór ons.
„Die laatsten gaven we al gauw
zoo „van jetje", dat er geen stuk
meer heel aan was en toen comman
deerde de kolonel„voorwaarts om
te enterenHelaas, 't water werd
onverwachts zoo ondiep, dat we haast
aan den grond waren geraakt. Een
oogenblik verdachten we den Japan-
schen loods, dien we aan boord had
den, maar Hat was ten onrechte,
't Zelfde kereltje bracht ons later heel
I netjes de straat uit. We stoomden dus
t achterwaarts en kregen nu de volle
laag van de batterijen. Stukken van
j de verschansing en van het takel-
werk vlogen als veertjes door de lucht
j Een Javaansch matroosje kreeg 'n
grooten spaander door 'n gezicht, net
i in 't kakement. Wat gilde de arme
kerel het uit
j „Hoe wij weer uit die 'hel geraak
ten, is me nog altijd 'n raadselte
meer, omdat er onverhoeds nog werd
geschreeuwd„brand in 't ruim!"
j Onze officieren bleven echter dood-
bedaard, alsof de heele rommel hun
j niets kon schelen. De brand werd ge-
j bluscht en tegelijkertijd werd er
flink geschoten op de batterijen, die
we voorbij moesten. Dat passeeren
i ging ontzettend langzaam in z'n werk
j omdat we maar 'n paar pond stoom
hadden. Daarbij was de stroom zóó
sterk, dat we haast meer achter- dan
l vooruit kwamen, 't Duurde zeker lan-
ger dan 'n uur vóórdat we dat leelij-
ke straatje achter den rug hadden.
„Toen konden we ons overtuigen,
dat de „Medusa" door zeven en twin
tig kogels was geraakt en dat wij
ook verliezen hadden te betreuren.
Vier onzer kameraden gingen in hun
ne hangmatten overboord.
„Ja, ja, die Japanneezen hadden
haar op de tanden. Ze bleven nog
schieten, toen hunne schepen reeds
begonnen te zinken en als we soms
een batterij op 't strand kapot had
den geschoten, dan duurde 't niet
lang of ze begonnen weer van voren
af aan te vuren.
„Onze kolonel was heel tevreden.
Hij was altijd even goed voor ons en
we zouden zeker met hem de lucht
in zijn gegaan, als de omstandighe-
j den 't noodig hadden gemaakt.
„Misschien zie ik 'm boven terug."
De Tel. A. P.
Moderne Stoomschepen. Grootte
en Snelheid. Kolenverbraik.
De geweldige vorderingen, welke
de scheepsbouw in de laatste jaren
i maakt, doen een mensch eenvoudig
verbaasd staan.
j Nog slechts enkele maanden gele-
den liep het grootste stoomschip ter
i w ereld, de „Baltic" van de White
Star Line, een zeereus van 23745 tons
te Belfast van stapel en thans zijn er
alweer schikkingen getroffen voor
den bouw van een nog veel grooter
stoomschip op dezelfde werf en voor
dezelfde reederij.
j Het dateert nog pas van 1899 dat
de White Star Line er zich op toe
legt in 't bijzonder zeer groote stoom
schepen te doen bouwen.
In 1897 bezat Duitschland het groot
ste stoomschip ter wereld, n.I. de
Kaiser Wilem der Grosze" van den
Norddeutschen Lloyd, dat ruim
14000 ton meetmaar in Januari 1899
liep de White Starlijner „Oceanic",
17246 ton groot van stapel en sedert
dien tijd kan de White Star Line er
op bogen grootere stoomschepen te
bezitten dan welke andere stoom
vaartlijn ook.
De „Oceanic" werd in 1901 gevolgd
I door de „Celtic", 20904 ton groot
het grootste Duitsche stoomschip was
toen de „Deutschland" van de Ham
burgAmerika-linie, dat 16.000 tons
i meet.
I In Februari 1903 kwam de White
I Starlijner „Cedric", 20930 ton, in
diensttwee maanden later vertrok
de „Kaiser Wilhelm II" van den
Norddeutschen Lloyd en 20010 tons
groot, op haar eerste reis van Bre-
men naar New-York en 21 Nov. 1903
j liep de White Star-lïjner „Baltic"
I 23745 tons en dus 3700 ton grooter
dan de „Kaiser Wilhelm II" van
stapel.
j Het nu te bouwen schip moet nog
30 voet langer en 3 a 4000 ton groo-
ter worden dan de „Baltic" het zal
ongeveer 28000 ton meten
Opmerking verdient dat geen an
dere Engelsche stoomvaartlijn 'nei
ging toont zulke zeereuzen te doen
bouwen de voor Engelsche rekening
gebouwde of thans in aanbouw zijn
de stoomschepen zijn of worden geen
van alle grooter dan 14000 ton, zoo-
dat de nieuwe White Star-lijner niet
alleen alle andere stoomschepen ter
wereld in tonnenmaat verre zal over
treffen, maar tevens tweemaal zoo
groot zal zijn als eenig ander in het
Vereenigd Koninkrijk gebouwde
stoomschip
Staat Engeland, wat de grootte der
stoomschepen betreft, aan het hoofd,
in snelheid winnen de Duitschers het
van alle anderen.
Zeer goed komt dit uit in het door
den postmeester-generaal te Washing
ton uitgegeven bericht betreffende
het postverkeer tusschen de Vereenig-
de Staten en het .buitenland over het
laatste fiscale jaar, waarin een staat
voorkomt, welke den gebruikten tijd
aangeeft voor het overbrengen der
post vanaf het vertrek van het post
kantoor te New-York tot de aankomst
te Londen, respectievelijk Parijs en
waaruit blijkt dat de snelste reizen
werden gemaakt door de Duitsche
stoomschepen „Kronprinz Wilhelm"',
met 148,5„Kaiser Wilhelm der
Grosze" met 148,6; „Deutschland"
met 151.6en Keiser Wilhelm II met
158.7 uurdan volgen de Engelsche
stoomschepen „Oceanic" met 163.4,
„Lucania" met 164.1 en „Campania"
met 164.4 uur. De langste reizen wer
den gemaakt door de Engelsche
stoomschepen „Saxonia" en „Cymric"
met respectievelijk 235.2 en 235.3 uur.
Ook berekend over een aantal rei
zen is de doorsnee-tijd door de vier
genoemde Duitsche stoomschepen ge
bruikt van 18 tot 8 uur korter dan
die van het als vijfde in de lijst vol
gende Engelsche stoomschip.
Het zijn hoofdzakelijk bedenkingen
uit een exploitatie-oogpunt, die de
Engelschen weerhouden ook in snel
heid de baas te worden, want nadat
in Duitschland snelvaarders van 23
24 knoopen gebouwd zijn, die heb
ben voldaan, behoeven geen bijzonde
re technische moeilijkheden meer
overwonnen te worden om het tot
2526 knoopen te brengen, maar met
het klimmen der vaarsnelheid stijgt
j de benoodigde machinekracht en
i daarmede het kolenverbruik en de
j sterkte van het machinepersoneel bo-
ven mate.
Een voorbeeld kan dit verduidelij
ken.
De snelvaarder „Deutschland" met
202 meter lengte heeft machines, die
38000 p.k. kunnen ontwikkelenals
hij met de gemiddelde snelheid van
j 23.5 knoopen vaart, kan hij den 3600
mijl langen afstand van Hamburg
naar New-York in 154 uren afleggen,
j Rekent men voor het p.k.-uur 0.7
K.G. kolen, dan heeft hij voor den
overtocht 4100 tons kolen noodig.
De machines van den 215.4 meter
langen snelvaarder „Kaiser Wil
helm II" kunnen 44000 p.k. ontwik
kelen en het stoomschip een snelheid
van 24 knoopen geven,
i Om echter dezen halven knoop
j meer te bereiken, zijn 500 tons kolen
per overtocht meer noodig.
Rekent men de ton kolen vrij aan
boord op 17 mark, dan kost een heen-
en terugreis 146.000 mark aan kolen.
J De Scientific American heeft nu
I eenige cijfers opgesteld omtrent de
kosten der Cunardstoomschepen, die
met behulp van het Engelsche gou-
verneinent gebouwd zouden worden.
Het blad meent, dat een stoom
schip van 23 knoopen 210 meter lang
moet zijn en machines van 30.000
p.k. noodig heeft met 150 man ma-
chinekamerpersoneel. Het stoomschip
zou rond 11.400.000 mark kosten.
Een stoomschip van 25 knoop snel
heid zou ongeveer 229 meter lang
zijn en machines moeten hebben van
52.000 p.k. en een machinepersoneel
van 260 man; het zou ongeveer
20.000.000 mark kosten.
Voor een verdere verhooging der
snelheid met slechts één knoop, dus
tot 26 zeemijlen of 48.15 K.M. in het
uur zou een lengte van het schip van
238 meter gevorderd worden met
machines van 68.000 p.k. en een ma
chinepersoneel van 340 man, terwijl
de bouwkosten 25.000.000 mark zou
den beloopen.
Neemt men voor de behoefte aan
kolen de bovengenoemde cijfers tot
grondslag en voor de vergelijking
ook de vaart tusschen Hamburg en
New-York, dan blijkt, dat een stoom
schip van 25 knoopen snelheid voor
een heen- en terugreis noodig heeft
rond 10.400 tons kolen, welke 176.800
mark en een stoomschip van 26 knoo
pen snelheid rond 13.200 tons kolen,
welke 224.400 mark zouden kosten.
De grootere snelheid van één knoop
doet de bouwkosten dus stijgen met
5.000.000 markeischt 80 man meer
in de machinekamer en doet het ko
lenverbruik voor een heen- en terug
reis met 280(L tons toenemen, wat
een meerdere uitgaaf van 47.600 mark
medebrengt
Het gaat een gangetje!
Al de zeilvaartmaatschappijen aan
den Wezer en ook de reeders te Glas
gow en Liverpool hebben zich bij de
onlangs te Parijs gestichte Interna
tionale Vereeniging van Reeders van
Zeilschepen aangesloten, zoodat de
t kansen op het bereiken van het doel,
verbetering te brengen in den toe
stand der zeilvaart, de denkbaar
gunstigste zijn.
Met de geregelde stoomvaartlijnen
naar de westkust van Zuid-Amerika
wordt onderhandeld, opdat ook de
ze de eerlang vast te stellen mini
mum-vrachten zullen eerbiedigen en
j waarschijnlijk zal ook deze overeen
komst tot stand komen,
j Het gaat dus boven verwachting!
wacht en toen werd met opsleepen hot
doel bereikt. Dat de boeren liet schip
reeds als hun eigendom beschouwdeu
is zeker eveneens een geheel overdre
ven voorstelling.
De boeren kwamen, evenals zoovele
anderen, een kijkje nemen, doch zij
konden zich immers dagelijks over
tuigen, dat alles in het werk gesteld
werd om het schip af te brengen.
Hoe de schrijver dan kun meenen,
dat zij de ..Preussen" reeds hun
eicendom waanden, blijkt niet.
Tea. slotte mag gevraagd worden of
het eigenlijk niet bespottelijk is om te
kunnen gelooven, dat zelfs diploma
tieke onderhandelingen in Den liaag
en Berlijn schipbreuk leden op het
verzet van de boeren van Zoutelande
Denkt de schrijver werkelijk, dat de
kustbewoners in deze de lakens uit-
deelen
Het geheele schrijven maakt dan
ook den indruk, dat het zonder onder
zoek is opgesteld, waartegen een
waardig protest niet mag uitblijven.
Eindelijk moet niet vergeten worden,
dat van strandrooverijen in 't geheel
geen sprake kon z" aangezien zoo
wel nolitie als rijkskommiezen aan
houdend streng toezicht hielden.
Binnenland
Diefstal.
Gisterennacht zijn door opschuiving
van een raam uit een kabinet bij den
landbouwer en steenfabrikant A. J.
i H. te Lonneker vele gouden en zilve-
ren lijfsieraden ontvreemd.
j De marechaussees hebben de zaak
in handen.
Nederlandsche Zeeroovers.
Men meldt aan „De Tel."
Naar aanleiding van de mededee-
lïng van de „Welt am Montag", be
treffende de stranding van de Lloyd-
boot Preussen" bij Zoutelande, kan
ik u. na nauwkeurige informatie, be
richten. dat daar een 'geheel verkeer
de voorstelling van de feiten wordt
gegeven. Het is werkelijk waar, dat
geen toestemming is gegeven om een
zuigbaegermachine te gebruiken om
het schip vlot te krijgen, doch aller
minst hebben de boeren te Zoutelande
hieraan iets af of toe kunnen doen.
Neen. de Waterstaat gaf hiervoor
geen permissie, wijl de duinen daar
de eenige beschermin" zijn van de
Walchersche kusten en het niet ver
antwoordelijk was daar te graven,
omdat dit gevaar voor de oeververde
diging had kunnen opleveren.
Bovendien mag vooral niet ver
ten worden, dat de Preussen" met
de doode tijden is gestrand en dus
van uitbaggeren toen niet veel heil
kon verwacht worden. Men heeft
daarom de toenemende getijden afge-
Yreemd bezoek.
Men schrijft uit Gouda
Chodaschewitz (Chocoladewit in
den volksmond), de bekende Choda
schewitz met zijn beer, de „beroemde"
Russische hof jager, die te Zoelen zoo
raar en zoo gevoelig is terecht geko
men, dezelfde Chodaschewitz, was in
de stad en gaf er voorstellingen, doch
ze trokken niet erg. Was een groot
industrieel niet zoo goed geweest een
honderdtal kaarten te koopen voor
zijn werklieden, dan was van zijn
voorstelling heelemaal niets terecht
gekomen, wat het financieele althans
betreft.
Het was hier dus geen vruchtbaar
jachtveld voor den „hofjager". Zoe
ken naar betere oorden dus. Maar
een beer is een vreemd instrument,
om daarmede overal heen te trekken,
dat ondervindt zelfs een Russische
hofjager.
De beer wordt dus achtergelaten bij
den zoogenaamden ..rooie boer", in
de nabijheid, zijn tijdelijk kosthuis,
en de baas trekt er op uit. Doch
bruintje, ook nie;t mis, misschien ook
omdat het oog van den meester ont
breekt, trekt er eveneens op uit, doch
niet op klaarlichten dag, maar als
een diefin den nacht. Hij offert
zijn nachtrust er aan op en valt in
een tuin van een der ingezetenen, in
slaap.
De bewoners verschrokken Zondag
ochtend niet weinig, toen ze, zich
wanende in een beschaafd land, waar
I alle sporen van wilde dieren zijn
i uitgewischt, een beer, een wild dier
dus, in hun tuin zien liggen. De be-
I voegde macht werd te hulp geroepen
j en door deze raad verschaft. De be
schikbare politie ('n miniem aantal)
werden opgecommandeerd, bewapend
met scherp, er werd een kring ge
vormd door de vele moedige man
nen, die op 't hooren van de onrust
barende tijding waren toegesneld
pardon, schoorvoetend naderbij wa
ren gekomen.
En ondertusschen lag bruintje in
rustige rust, zich niets aantrekkend
en misschien niets vermoedend van
a? bij, door zijn aanwe
zigheid, onder de burgerij van het
stille dorpje had verwektMaar
plotseling werf! hij aangerepen, en in
1/ Fenillet on.
Naar het Duitsch van
E. TO N WKRN h' II.
19.
Heden was men in Raansdal, waar
gewoonlijk het leven zoo kalm en op
dezelfde wijze voortging, drukker dan
anders, want het jacht van Prins Sas-
a senburg werd verwacht en zou tegen
ji den middag binnenloopen. De Raans-
ijjl dalers bemoeiden zich overigens niet
veel met de wereld daarbuiten, maar
als echte 'zeelieden, wat zij grooten-
deels waren, interesseerden zij zich
voor ieder schip en de „Zeeadelaar"
was bovendien sinds vijf of zes jaar
j I een geregelde gast in hunne wateren.
[Gedurende het verblijf daar, dat we
ken aanhield, was de bemanning na-
tuurlijk in Raansdal en aan land en
jij bewoog zich onder de inwoners, voor
J zoover dat mogelijk was. Het verschil
3D' 'n. taal maakte, dat de verhouding
niet intiemer werd, en de vorstelijke
l huishouding daarboven op Alfheim
"Ji hield zich steeds op voornamen af-
stand en kwam heelemaal niet in
aanraking met de inwoners van het
plaatsje. Toch was de aankomst van
het jacht een groote gebeurtenis voor
Raansdal, waar meestal alleen vis-
schersbooten binnenkwamen en waar
reeds het aanleggen van het beurt
schip, dat tweemaal in de week kwam,
als iets bijzonders gold. Het was wel
kom als afwisseling op de gewone ge
lijk- en gelijkvormigheid.
Bernard Hohenfels en Koert Fem-
stein wandelden samen op den weg,
die van Edsviken langs het Fjord liep.
De laatste was heden in volledig ma
rine-uniform, de eerste in jachtkos
tuum, dat hier hij feestelijke gelegen
heden als gezelschapstoilet dienst deed
ten minste voor zoover Bernard be
trof. De predikant was gewoon bij
zulke gelegenheden in ambtskleed te
verschijnen, de anderen in hun volks
dracht. De jonge Hohenfels had sinds
hij de Marine vaarwel gezegd had,
nooit weer de uniform gedragen.
Achter het tweetal marcheerde
Christiaan Kunz met niet weinig zelf-
bewuste houding, want de heer luite
nant had doorgezet, dat hij aan de
j ontvangst van den „Zeeadelaar"
j mocht deelnemen, en hij was niet
j weinig trotsch daarop. Zijn stralend
i gezicht vormde een merkwaardige te-
genstelling met het sombere, dreigen-
j de gelaat van zijn meester, die op
I halflüiden toon. maar blijkbaar boos
tot zijn vriend sprak
Ik weet warempel niet, wat 'k
hiervan denken moetIk vertelde je
immers, dat mijn kennismaking met
SaSsenburg maar zeer vluchtig was
geweest, een kennismaking, die ik vol
strekt niet van plan was voort te
zetten, en nu schrijft hij mij op jen
toon, alsof wij de beste vrienden wa
ren. Hij deelt mij mee, dat mijne
bloedverwanten aan boord zijn van
zijn jacht alsof ik dat al niet lang
van jou zou weten meldt mij dag
en uur van zijn komst, en verheugt
zich dan jou te zullen leeren kennen,
want hij heeft natuurlijk van oom ge
hoord, dat je bij mij bent wat moet
dat alles beteekenen?
Ik begrijp er ook niejs van, ant
woordde Koert peinzend. In elk geval
heeft hij je daarmee het pistool op
de borst gezet. Er bleef ons nu niets
anders over, dan in gala op 't appél
te zijn. Zou het van je oom zelf uit
gaan?
Neen, wij hebben met elkaar af
gedaan klonk gedécideerd het ant
woord. Hij vergeeft het mij nooit, dat
ik de Marine den rug heb toegedraaid, j
dat ik vaderland en familie heb op-'
gegeven. Daarvoor ken ik hem te
goed. Toch ziet het er in weerwil van
alles uit als een poging tot toenade
ring, waarbij de prins als bemidde
laar optreedt.
Misschien zit Svlvia er achter.
Sylvia? Hoe kom je er bijZij
zal zich mijner nauwelijks herinne
ren en bovendien zijn de souvenirs uit
onze kinderjaren niet van vriend-
schappelijken aard. Ik was de eenige,
die in opstand kwam, als zij met haar
kinderachtige luimen het geheele huis
tyranniseerde, eu werd dientengevol
ge door iedereen voor een ongevoelï-
gen barbaar aangezien.
Nu, beminnelijk ben je ten minste
niet geweest voor je nichtje, als je
in Guntersberg was, daarvan weet :k
mee te praten. Het was toch in elk
geval een ziekelijk kind en jij
Een wilde, onnadenkende jongen!
Ja, ik was toch nog niet genoeg ge
dresseerd in Rotenbach, maar dat
wist men immers. Waarom hield men
mij dan niet op een afstand van het
kleine óngeluksschepseltje, dat geen
hard woord kon hooren. Ik heb nu
eenmaal een tegenzin in alles wat
zwak en leelijk is, en Sylvia met haar
onnatuurlijk groote oogen in het ma
gere, was-bleeke gezicht, zag er al
tijd uit. als kwam ze uit het graf.
Echte spookoogenAls men er in
keek, was men als vastgeketend. Zij
merkte heel goed, dat mij dat ergerde
en boos maakte, daarom staarde zij
mij voortdurend aan, als wij alleen
waren. Zij verstond al de kunst om
te plagen in weerwil van haar hulpe
loosheid en ik liet mij niet plagen
zooals de anderen dat vergaf oom
mij bovendien niet.
Neen, eens stuurde hij je volko
men in ongenade bij ons op Otten-
dorf, viel Koert hem in de rede. Jij
was zeer in je schik over die verban
ning, maar hij was buiten zichzelf
van woede over je harteloosheid. Wat
was er toen toch eigenlijk aan ie
hand Ik herinner mij dat alles nog
heel vaag.
Och, een kinderplagerij zei
Bernard verachtelijk. Een ander zou
het misschien niet eens opgemerkt
hebben. Sylvia lag in haar kleine rij-
stoel op het terras en ik moest op
haar letten. Ik was daarover woedend,
want ik wilde naar jou toe en moest
nu in plaats daarvan dat kind oppas
sen. En nu plaagde ze mij ook nog
met alle mogelijke vragen. Ik moest
haar vertellen, hoe het in Raansdal
was, hoe de zee er uitzag, hoe mijn
schip zou heeten, waarop ik altijd zoo
praalde. Ik begon haar een storm te
beschrijven, eigenlijk alleen om haar
bang te maken en dat vragen af te
leeren. Toen strekte dat armzalige,
kleine schepsel, dat zonder steun nau
welijks loopen kon. opeens de armen
uit en roeptDat is schoon Daar wil
ik ook heen Ik wil met je mee op
het schip en met je door den storin
Toen verloor ik mijn geduld en spot
tend zei ik Dank je wel, zoo'n zwak,
gebrekkig ding als jij bent. kan men
daar niet gebruiken. Jij behoort niet
op een schip in den storm, maar daar
beneden bij de nixen en zeemeermin
nen.
De jonge zeeman schudde ongedul
dig het hoofd.
Schaam je, Bernard dat was
ruw.
7 Het was niet anders dan kibbe
larij, antwoordde Bernard ongedul
dig. Op dien leeftijd is men eenmaal
niet ridderlijk tegen kleine meisjes.
Heb jij nooit met je zuster gekibbeld?
O ja, heel vaak, maar K&thchen
was gezond en volkomen tegen mij
opgewassen.
En Sylvia maakte een drukte, als-
of zij daaraan sterven zou Eerst keek
zij mij alleen maar stom en star aan
met haar spookoogen. Daarna, toen
oom juist buitenkwam, riep ze luid:
Papa Hij wil mij in de zee gooien
bij do nixen en zeemeerminnenEn
toen kreeg zij een stuip, dat wij
meenden, dat het kind er in zou blij
ven. Haar vader droeg haar naar bin
nen, haar moeder en de kinderjuf
frouw werden geroepen, het s<
huis kwam in opstand en ik werd als
een soort van misdadiger behandeld.
Sinds dien tijd waren wij gezworen
vijanden.
Zij waren juist het boschje weer
doorgegaan en zagen nu op eenigen
afstand de eerste huizen van Raans
dal. Daar voorbij, waar de weg van
de bergen daalt, stond een wagentje,
zooals hier op bet platteland gebruikt
7fl