NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD.
21e Jaargang. No. 6306.
Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
VRIJDAG 22 JANUARI 1904. B
AARL
'S DAGBLAD
ABONNEMENTEN
PER DRIE MAANDEN:
Voor Haarlem1.20
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der
gemeente)1.30
Franco per post door Nederland1.65
Afzonderlijke nummers0.02
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem0.37>|
„de omstreken en franco per post 0.45
Uitgave der Vennootschap Lonrens Coster. Directeur J. C. PEEREBOOM.
ADVERTENTIËN:
Van 1—5 regels 50 Cts.iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondissement
Haarlem van 1—5 regels 0.75, elke regel meer ƒ0.15. Reclames 30 Cent per regel.
Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Kleine advertentiën 3 maal plaatsen voor 2 maal betalen.
Hoofdbureau en Drukkerij: Zuider Buitenspaarne No. 6.
intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 eu der Administratie 122.
Bijkantoor: Groote Houtstraat No. 55. Telefoonnummer 724.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën
en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Succ., Pari/s, 31Faubourg Montmartre.
Tweede Blad.
GEMEENTERAAD.
Vergadering van den Raad dezer
IJemeente op Woensdag 20 Januari
904, des namiddags ten H uur, in de
itatenzaal (Prinsenhof).
Afwezig de heeren Rasch, Van Lijn
den en Spoor.
PUNT 1.
Mededeelingen en ingekomen stuk-
HL
a. dat bij Burgemeester en Wethou-
iers het voornemen bestaat, om op
2 dezer, zijnde de 25ste verjaardag
an den intocht van de Koniugin-
Joeder in de residentie, namens den
taad en de burgerij aan Hare Majes-
eit een adres, houdende betuiging
ran hulde en erkentelijkheid, te rich-
m.
De heer HUGENHOLTZ zegt, dat
iet standpunt van de sociaal-demo
raten in deze bekend mag worden
eschouwd. Niets heeft spr. tegen de
ersoon, maar over het algemeen ver-
iaart hij zich tegen het voorstel van
1. en W., omdat hij niet begrijpt,
raarom aan H. M. de Koningin-Moe-
Ier dank moet worden betuigd.
In stemming gebracht, wordt het
oorstel van B. en W. aangenomen
iet vier stemmen tegen, namelijk de
leeren Hugenholtz, Hofland, Groot
n Modoo.
b. dat is gesteld in handen van
lurgemeester en Wethouders om
dvies
lo. een adres van R. W'ereldsma en
Bouman, houdende verzoek goed
e keuren een bouwplan van grond
angs den toegangsweg naar de goe-
lerenloodsen aan de Leidschevaart.
Een adres van C. R. A. Hoëing,
lm een stuk van de Gedempte Beek
iaan hem te verkoopen of voor 5 of
■10 jaren te verhuren.
3o. Een adres van L. A. van der
Weiden Lz., om een pakhuis in de
Bakkumsteeg te mogen bouwen, hoo-
ger dan anderhalf maal de breedte
der steeg.
Een adres van H. Doing, om
goed te ketfren een bouwplan van
ïene onder- en bovenwoning aan de
-Schneevoogtstraat, waartegen door
Burgemeester en Wethouders beden-
|kingen zijn geopperd.
c. dat is ingekomen
lo. een adres van J. D. Rutgers
ran der Loeff, om hem definitief als
bibliothecaris der gemeente te benoe-
ien.
2o. Adressen van de Timmerlieden
en Modelmakersvereeniging ,,Door
Eendracht verbetering", van de Lood-
en Zinkwerkersvereeniging en van de
Burgersmedenvereeniging. houdende
adhaesiebetuiging met het door het
Haarlemsch Arbeids-Secretariaat in
gediende adres, inzake het spoedig
doen uitvoeren van gemeentewerken,
alsmede een voorstel van Burgemees
ter en Wethouders te dezer zake.
3o. Een adres van het bestuur der
coöperatieve bouwvereeniging „Ons
Tehuis", houdende verzoek, om van
gemeentewege in de Roosveldstraat
putten voor afvoer van faëcaliën te
doen maken.
4o. een adres van J. Ivens, oud
brugwachter, om hem pensioen te ver-
leenen.
De Voorzitter stelt voor dit adres ter
afdoening te stellen in handen van
B. en W.
5o. een adres van C. W. C. van
Rietschoten en andere ingezetenen van
Bloemendaal om hunne perceelen aan
het buizennet der gemeentelijke licht
fabrieken aan te sluiten.
De Voorzitter stelt voor dit adres ter
afdoening te stellen in handen van
B. en W.
a. dat door den Commissaris der Ko
ningin in de Provincie Noord-Holland
is benoemd tot buitengewoon gemeen
teveldwachter, de agent van politie
D. Zem*1.
PUNT 2.
Onderzoek geloofsbrief nieuw inko
mend lid,
De Commissie, bestaande uit de hee
ren Tbyssen, De Braai en VanLinden
Tol, adviseert tot toelating van den
beer Seignette.
Daartoe wordt besloten.
De heer N. KRUSEMAN zegt dat
eenige weken geleden een vraag aan
B. en W. is gericht over langdurigen
werktijd der werklieden aan de licht
fabrieken. Daarop wenscht spr. thans
te antwoorden.
Er is in den nacht van 10 op 11 Dcc.
doorgewerkt, doch niet 36 uur, maar
23'/. uur. Dit was noodig door bui
tengewone omstandigheden. Gaarne
hebben 7 menschen, die zelf ook niet
daarover geklaagd hebben, zich be
reid verklaard het zeer noodzakelijke
-werk in dien nacht uit te voeren.
De heer GROOT wees er op dat dit
werk, al willen de werklieden het nog
zoo graag, ook door anderen had
kunnen worden verricht. En dat had
hier bij de heerschende werkeloos
heid moeten geschieden.
Dit feit doet ons weer eens zien
hoe treurig de maatschappelijke toe
standen zijn.
Spr. hoopt dat B. en W. in het ver
volg de gewone werklieden niet lan
ger zullen laten arbeiden, en voor
meerder werk losse arbeiders zullen
nemen.
De heer v. d. KAMP acht den werk
dag van 24 uur ook te lang. Wan
neer het werk door anderen kon ge
daan worden, was spr. het met den
heer Groot eens.
De heer STOLP zegt dat anderen
het werk niet konden verrichten.
Voorts komt het in bedrijven groot en
klein meermalen voor, dat af en toe
door spoedeischenden arbeid eens
meer gewerkt moet worden. En dat
was hier het geval.
De heer KLEIJNENBERG zegt dat
ook de commissie, die over dezen
langen werkdag eene opmerking had
gemaakt, van den Directeur, den heer
Blom ten antwoord had gekregen,
dat het bedoelde werk onmogelijk
door anderen kon worden verricht.
De heer HUGENHOLTZ zegt dat in
dit geval dus het werk niet door an
deren kon worden verricht, maar het
komt toch wel eens voor dat er werk
verricht moet worden, dat wel door
anderen kan worden gedaan. Daar
om hoopt spr. dat B. en W. aan de
ambtenaren eens een leiddraad in
deze zullen geven. Eene stellige uit
spraak van B. en W. acht spr. dus
zeer raadzaam.
De heer N. KRUSEMAN zegt dat hij
den werkdag van 24 uur ook wel
lang vindt, doch er kon hier niet an
ders gehandeld worden.
Daarna gaat de Raad te ruim 2 uur
in geheime vergadering over.
Na heropening der vergadering komt
in behandeling punt 3.
PUNT 3.
Voortzetting behandeling voorstel
B. en W. tot vaststelling reglement
voor werklieden en daarmede gelijk
gestelden in dienst der Gemeente.
In de vorige vergadering is men
komen tot punt 14.
Door de heeren HUGENHOLTZ en
MODOO waren bij dit art. betreffen
de den werktijd amendementen voor-
i gesteld.
De heer HUGENHOLTZ trekt zijn
amendement, wegens verwerping van
een voorgaand, in.
De heer MODOO meent, dat in dit
artikel nog moet gevoegd „60 uren
per week".
De heer DE BREUK zegt, dat B. en
W. zich met dit systeem niet kunnen
vereenigen. Het zal ook wat meer
kosten.
De heer MODOO meent, dat zijn
amendement alle aanbeveling ver
dient.
De heer HUGENHOLTZ zegt, dat
het amendement van hem en den heer
Hofland dezelfde strekking heeft.
De VOORZ. antwoordt, dat het
laatstbedoelde amendement handelt
over loon en tijd.
Het amendement-Modoo in stem
ming gebracht, wordt verworpen met
14 tegen 12 stemmen.
Vóór de heeren De Braai, Loomeyer,
v. d. Kamp, Schram, Groot, Hofland,
Modoo, Kleijnenberg, Bijvoet, Hugen
holtz, Rinkema en Beijnes.
De heer HUGENHOLTZ zegt, dat
zijn amendement spreekt van nacht
arbeid, waarvoor meer betaalt moet
worden dan dagarbeid. Dat is overal
het geval. Tot nachtarbeid wil men
rekenen van 9 uur 's avonds tot 5 uur
's morgens, en voor die uren 50 en
voor andere over-uren 25
De heer V. D. KAMP vraagt, of
werklieden der Lichtfabrieken, toren-
wachters, nacht-agenten, dan steeds
die verhooging moeten hebben
De heer HUGENHOLTZ zegt, dat
dergelijke personen van deze bepalin-1
gen zijn uitgesloten. Het doel van spre-1
kers amendement is, om den nacht- i
arbeid zooveel mogelijk tegen te gaan. I
De heer DE BRAAL zegt dat het
door den heer Hugenholtz voorgestel
de, bij alle particulieren ook het ge
val is.
De heer BEIJNES zal voor het
amendement stemmen. Bij de parti
culiere nijverheid is ook usance om
avond- met 25 en nacht- en Zon-
dagarbeid met 50 te betalen. Spr.
zou dan ook gaarne zien dat de ge
meente niet achterbleef. Hij zal vóór-
stemmen.
De heer v. d. BERG vroeg of de
nachtdienst bij de particulieren ook
van 9 uur af wordt gerekend?
De heer Beijnes antwoordt beves
tigend.
Over het amendement Hugenholtz
staakten de stemmen.
Vóór stemden de heeren de Braai,
Loomeijer, v. d. Kamp, Schram.
Groot, Hofland, Modoo, Kleijnenberg,
Bijvoet, Hugenholtz, Rinkema, Beij
nes, van Styrum.
Het volgende amendement van den
heer Hugenholtz betrof den Zondags-
arbeid.
Spr. plaatst zich op het standpunt
dat Zondagsarbeid zonder meer moet
zijn buitengesloten. Wanneer het al
onvermijdelijk is, dan moet het als
uitzondering zijn en dit moet uit de
redactie van het artikel blijken. En
als het dan zoo noodzakelijk is, dan
moet hiervoor worden betaald een
loon van 100 procent boven het ge
wone. Die climax past, om eens
in den stijl van den wethouder te
spreken, geheel in het systeem van
het reglement. Maar afgescheiden
blijft die loonkwestie van de hoofd
kwestie dat men Zondagsarbeid uit-
sluite, en het niet aan de willekeur
der arbeiders zelf overlate.
De heer v. d. BERG voelt wel iets
voor hetgeen de heer H. voorstelt,
omdat hij ook van meening is dat
Zondagsarbeid zooveel mogelijk moet
worden vermeden. Echter is spr. er
niet voor om voor Zondagsarbeid 100
pet. te betalen. Spr. dient derhalve
een sub. amendement in om in plaats
van 100, 50 pet. te betalen.
De heer KLEIJNENBERG vindt
juist dat begrip van vrijwilligheid
mooi, indien men ook vrijwillig kan
weigeren. Spr. is het niet eens dat
men gedwongen kan worden, want
er is een zeer groot corps dat uit
geloofsovertuiging niet wil werken op
Zondag. En die moeten vrijheid heb
ben om te weigeren. Daarom vindt
spr. deze bepaling mooi. Het vrijwil
lige moet voorkomen kunnen, even
als de weigering indien men er be
zwaar tegen heeft.
De heer DE BRAAL is het met den
heer Kleijnenberg eens. Spr. vindt
dat Zondagsarbeid steeds vrijwillig
moet geschieden.
Spr. is het dus niet eens met den
heer Hugenholtz, maar wel met B.
en W.
De VOORZITTER zegt dat wat de
heer Hugenholtz wenscht niet iets an
ders is als wat B. 'en W. willen. Hun
bedoeling is niet te doen werken ten
zij 't bepaald onvermijdelijk is. Maar
moet het, dan is de redactie van
B. en W. beter, omdat er dan vrij
willigers kunnen gevraagd worden.
En wat betreft de loonkwestie, dat
is wat anders. Spr. kan niet toege
ven dat 100 procent in het systeem
van B. en W. ligt.
De heer HUGENHOLTZ is den voor
zitter dankbaar voor zijn toelichting.
De bedoeling van B. en W. is dus, dat
nooit op Zondag gewerkt zal worden,
tenzij dat omstandigheden dit drin
gend noodzakelijk maken. Maar vol
gens spr. is de redactie van art. 15
dan niet geheel juist. Spreker hoopt
deze redactie aan te houden, opdat
eene betere redactie worde gevonden,
die aan alle misverstanden een einde
maakt.
De heer BIJVOET stelt nu eene ge
wijzigde redactie voor, die geheel in
overeenstemming is met de bedoeling
van den heer Hugenholtz.
De lieer STOLP meent, dat het
goed zal zijn de verdere behandeling
uit te stellen, omdat nu toch over het
financieele deel er van niet kan
worden beslist.
De heer BIJVOET wil zijn amende
ment even ontwerpen en gelooft, dat
de zaak dan dadelijk kan worden af
gehandeld, en derhalve niet behoeft
te worden aangehouden.
De heer BIJVOET stelt nu een
amendement voor, waarbij wordt be
paald, dat op Zondagen niet wordt
gewerkt, behalve bij die verrichtin
gen, waarbij het volgens B. en W.
onvermijdelijk is. En dan nog geheel
vrijwillig.
De heer VAN DEN BERG trekt zijn
amendement in.
Alsnu komt in behandeling het
amendement Hugenholtz om boven
het 1/60 gedeelte van het weekloon
100 pCt. te betalen voor Zondagsar
beid.
Dit is de algemeen erkende regeling
bii particulieren.
Dit amendement staat echter in
verband met het vorige, waarover de
stemmen staakten, zoodat spr. thans
voorstelt, deze zaak aan te houden.
De heer KLEIJNENBERG zegt, dat
een groot deel der Industrie wel be
taalt 100 pCt. op Zondagen, doch 50
pCt. op algemeen erkende feestdagen.
De heer STOLP geeft B. en W. in
overweging de zaak aan te houden,
omdat ook over het vorige amende
ment nog geen beslissing is genomen.
Paragraaf 15 en 16 worden nu aan
gehouden tot de volgende vergade
ring.
De heer MODOO acht het nu nood
zakelijk, te bepalen, dat op Zon- en
feestdagen het loon op 100 pCt. wor
den gesteld.
De gewone werklieden zouden voor de
feestdagen gewoon loon krijgen maar
z' die op die dagen werken, krijgen
50 procent meer. Wat is het gevolg
Aangezien de anderen, die niet wer
ken, toch loon krijgen, krijgen de
wei-werkenden feitelijk maar half
loon. Dit nu acht spreker onbillijk en
daarom moet het gewijzigd worden.
De heer KLEIJNENBERG zegt. dat
de werkgever den werkman met Kerst
mis een vrijen dag geeft, komt die
man nu toch werken, dan krijgt hij,
behalve het loon van den vrijen dag,
zijn weekloon met de bepaalde ver
hooging. Dat spreekt voor zichzelf.
De heer MODOO zegt. dat, wanneer
dit zoo is, hij zijn amendement zou
willen intrekken. Doch hij betwijfelt
het, en daarom had hij 100 pCt. voor
gesteld.
De heer KLEIJNENBERG zegt, dat
de practische uitvoering geheel an
ders is dan de heeren Modoo en Hu
genholtz theoretisch meenen. Daarom
is hij ook niet voor de voorgestelde
100 procent, en acht hij 50 zeer
billijk en conform den regel in de
industrie.
De heer VAN STYRUM zegt. dat bij
dit art. steeds wordt gesproken over
zaken, die er niet bü behooren. Hij
hoopt, dat de sprekers zich nu alleen
bij art. 17 zullen bepalen.
De heer DE BREUK zegt, dat de
zaak is, zooals de heer Kleijnenberg
heeft voorgesteld. Doch de toepassing
dezer bepalingen komt zeer zelden
voor, al is het wel voorgekomen.
De heer HUGENHOLTZ zegt dank
voor deze mededeeling, waarvan hij
nota neemt, en hoopt, dat dit door
allen zal worden gedaan, die met die
zaak te maken hebben.
De heer BIJVOET zegt, dat de heer
Van Styrum er op gewezen had bij
art. 17 te blijven, maar de heer Mo-
doo's amendement, betrekking heb
bende op paragraaf 16, is z. i. nog
aan de orde.
De VOORZITTER zegt, dat de zaak
volkomen juist behandeld is. Para
graaf 17 is nu aan de orde.
De heer BIJVOET antwoordt, dat
de behandeling van dit artikel niet
kan geschieden zonder aanhaling dei-
vorige artikels.
Als men iets wil bepalen, moet het
z. i. duidelijker in het reglement
De heer DE BRAAL gelooft, dat na
aanhouding der paragrafen 15 en 16,
de grondslagen, waarop het reglement
moet worden gebouwd, de behande
ling van het geheele reglement dient
te worden aangehouden. Spreker doet
een desbetreffend voorstel.
Den heer BIJVOET komt het wen-
schelijk voor de bepalingen aangaan
de het loon aan te houden, dat is tot
paragraaf 20.
De VOORZITTER gaat nog een
stap verder, en meent, dat heei
over het loon kan worden gesproken,
zonder dat bepaald is of 25 of 50
zal worden uitbetaald.
Het voorstel-De Braai wordt ver
worpen met 6 stemmen vóór.
De heer BIJVOET stelt nu voor de
behandeling van paragraaf 17 uit te
stellen, omdat deze paragraaf verband
houdt met paragraaf 15 en 16.
Dit wordt aangenomen.
Bij paragraaf 20, betreffende het
verlof, is er een amendement van
den heer Hugenholtz.
Deze stelt voor, dat het verlof niet
kan gegeven worden bij gebleken
toewijding en nauwgezette plichtsbe
trachting, maar zal gegeven wor
den.
Wanneer we een wet vaststellen,
moet er naast een geschreven
niet meer een ongeschreven wet
zijn, wier toepassing afhankelijk is
van een hoofdambtenaar.
De heer DE BRAAL zegt, dat er
werklieden zijn, die bepaald geen
verlof willen hebben; dit weet spr.
bij ervaring. En derhalve acht spr.
het beter, dat de redactie van het ar
tikel door B. en W. worde behouden.
Ook zijn er nog andere motieven, die
pleiten vóór het behoud van het ar
tikel zooals het is.
De heer GROOT acht het artikel,
zooals het nu geredigeerd is, onbil
lijk. Wanneer de werkman toewijding
en geschiktheid heeft getoond, dan
moet de man verlof kunnen krijgen
en moet dit niet afhankelijk worden
gesteld van superieuren.
En al zijn er nu ook eenige arbei
ders, die geen verlof verlangen, dan
mogen voor deze enkele uitzonderin
gen, alle werklieden toch geen schade
lijden. De heer De Braai toont hier
door een geheel verkeerden weg te
zijn ingeslagen.
Spreker verklaart zich vóór het
amendement Hugenholtz.
De VOORZITTER gelooft, dat de
kwestie meer em theoretische dan
een practische is. Is de onderstelling,
dat de hoofdambtenaar niet billijk zal
zijn
De heer GROOTJa.
Maar, vraagt de VOORZITTER, zal
h;: dan wel billijk zijn bij de beoor
deeling van toewijding en geschikt
heid Men verplaatst alleen de moei
lijkheid. Ook geeft spreker den heer
De Braai toe, dat weigering van ver
lof voorkomt. Spreker zelf heeft het
bij ambtenaren ondervonden. Daar
om acht hij het beter alles niet pre
cies te omschrijven.
De heer HUGENHOLTZ geeft gaar
ne toe dat alle moeilijkheden bij het
vaststellen van een reglement niet
kunnen worden ondervangen. Maar
dat is hier wel het geval. Alleen door
een verbeterde redactie is de moei
lijkheid weg te nemen. Tusschen het
aannemen van een verlof en het ver-
leenen van een verlof is nog eene
groote ruimte. Wil de werkman geen
verlof aannemengoed, dan doet hij
dit niet. En hiermede is het bezwaar
van den heer De Braai vervallen.
Daar bij B. en W. echter geen over
wegend bezwaar bestaat, om de re
dactie te wijzigen, hoopt spreker, dat
de Raad zijn amendement zal aan
nemen.
De heer SNELTJES is het met den
Voorzitter eens, dat. als de heer Hu
genholtz zijn zin krijgt, het hoege
naamd geen verschil maakt met het
geen is voorgesteld. Spreker kan zich
onmogelijk voorstellen, dat een amb
tenaar, die geen verlof krijgt, niet
zeggen zou ..Waarom verleent ge dat
verlof niet?"
Dat zal steeds gebeuren.
De heer Modoo acht de zaak niet
zoo eenvoudig als de heer Sneltjes
zich voorstelt. Volgens het tegen
woordige artikel kan het verlof wor
den geweigerd, ook al heeft hij zijn
plicht gedaan. Maar wanneer het
verlof wordt verleend bij trouwe
plichtsbetrachting, dan kunnen de
betrokkenen ook zelf nagaan of ze
al dan niet hun plicht gedaan heb
ben. En dit is nu het geval.
Het amendement wordt verworpen
met 9 stemmen vóór, die van de hee
ren de Braai, v. d. Kamp, Schram,
Groot, Hofland, Modoo, Hugenholtz,
Rinkema, Beijnes.
Daarna komt aan de orde het amen-
dement-HUGENHOLTZ betreffende 't
geven van een reispenning. Hoewel
het ook hier de dubbeltjes betreft, en
spreker dus eene verwerping van zijn
amendement vreest, wil hij toch even
het amendement verdedigen.
Bij het verleenen van het verlof
moet de werkman zich kunnen ont
spannen en ontwikkelen, dat is toch
de bedoeling. Dan kan de werkman
zien wat hij aan zijn verlof heeft,
blijft hij in de stad dan heeft hij er
niet veel aan.
Daarom is een reispenning voorde
werklieden noodig.
De heer GROOT zal vo o r of te
gen de amendementen niets meer
zeggen. De wijze waarop de heeren
over deze zaken spreken, zoo min-
en kleinachtend, geeft hem den in
druk dat er niet de wil is om iets
goeds tot stand te brengen. Daarom
zal hij niets meer zeggen en alleen
stemmen.
De heer SCHRAM is tegen het ge
ven van een reispenning, omdat hij
daarin voor de werklieden eene be-
leediging ziet. Is het loon niet hoog,
laat het verbeterd worden. Maar een
aalmoes aan de werklieden te geven,
daartegen is spr. ten sterkste.
De heer HOFLAND zegt dat de heer
Schram toch ook wel weet dat het
loon der arbeiders niet van dien aard
is, dat zij zich daarvan een uitstapje
naar Rotterdam of eene andere plaats
gedurende enkele dagen kunnen ver
oorloven.
Spr. zou zelfs gaarne zien dat de
werklieden met hun vrouwen gedu
rende enkele dagen konden uitgaan.
Daar hebben ze recht op. Ja, sommi
ge leden lachen, maar wanneer zij
op reis gaan, nemen ze toch ook hun
echtgenooten mede. Spr. ziet in het
amendement dan ook in het geheel
geen aalmoes maar iets waarop de
werkman recht heeft.
Naar des heeren v. d. KAMP's
bescheiden meening moet ieder werk
man hebben een menschwaardig be
staan. Maar dat moet komen van de
loonen, en dat moet men die verhoo-
gen. Trouwens, ook in de burger
maatschappij moet iemand met 8
kinderen zich menig genot ontzeggen
dat iemand met een of twee kinderen
zich wel veroorloven kan.
De heer KLEIJNENBERG zegt dat
waar de gemeente een stap in de
goede richting gedaan heeft, z. i.
niet meer van de gemeente mag
worden gevergd.
De heer HUGENHOLTZ zegt dat de
maatregel van verlof beter doel zal
treffen, wanneer daarbij eene reis
penning wordt gegeven. Want an
ders kan de bepaling van verlof wel
eens uitwerken, dat men werklieden
langs de straten zag slenteren. En dat
is toch niet de bedoeling.
Voorts bestrijdt spr. de meening
van den heer Schram, en zegt dat
we het op het oogenblik niet hebben
over loonsverhooging.
De VOORZITTER ontkent, op de
woorden van den heer Hugenholtz.
dat van de bestuurstafel zoo kwistig
met het financieel argument is ge
schermd. Dat blijkt wel uit het regle
ment.
De heer DE BRAAL heeft niet de
vrijheid om te stemmen tegen het
amendement-Hugenholtz. Van een
douceurtje is geen sprake bij hem,
omdat de zedelijke betrekking tus
schen werkgever en werknemer voor
spr. hierop rust, dat de patroon mei
't betalen van zijn loon er niet af is,
maar dat de arbeid nooit volkomen
kan worden betaald, die is onbetaal
baar.
In stemming gebracht wordt het
amendement verworpen. Vóór stem
den de heeren de Braai, Groot, Hof
land. Modoo. Hugenholtz.
De heer HUGENHOLTZ komt bij
art. 24 verdedigen zijn amendement
om ook de kem te hooren in twijfel
achtige gevallen waarin een werk
man ongeschikt mocht worden ver
klaard. Het kon zijn dat iemand een
ongeluk had, dat op dat oogenblik
de man naar sterken drank rook, en
men zou allicht zeggen, dat is dron
kenschap. In zoo'n geval zouden de
kameraden van den betrokkene beter
een oordeel kunnen vellen dan een
geneeskundige.
De heer MODOO kan zich niet ge
heel vereenigen met het voorstel
Hugenholtz, daar B. en W. niet het
oog hebben op ongevallen, maar op
ziekten.
Het amendement wordt verworpen
met 4 stemmen tegen.
Bij art. 28 is een amendement om
te laten vervallen de woorden
„waarbij geen reden behoeft opge
geven te worden."
De heer HUGENHOLTZ
Deze weglating kan den grootsten
willekeur scheppen. Bij de H. IJ. S.
M. is eenigen tijd geleden op dezelf
de wijze een ambtenaar ontslagen, op
wiens werk niets was aan te merken.
Een reden voor zijn ontslag blijft
dus steeds een geheim.
Maar waarvoor is dit noodzakelijk.
Is er iemand, die men niet langer in
dienst wil houden, hetzij om oprui
ing of anderszins, laat men hem dit
dan openlijk zeggen, en de reden
daarbij. Dan weet de man dit en dat
zal hem veel aangenamer zijn, dan
steeds in het duistere te moeten
tasten.
De VOORZITTER komt op tegen
de terminologie van den heer Hu
genholtz, als hij spreekt van „open
kaart spelen". Het lijkt wel of B. en
W. in dit reglement allerlei verbor
gen striemen en zwepen hebben wil
len leggen. Niets is minder juist.
B. en W. staan volstrekt niet vij
andig tegenover de arbeiders, maar
er kunnen zich gevallen voordoen
waarbij het niet goed is alles te zeg
gen. „De waarheid kan niet altijd
herberg vinden" zegt spr.
De heer BIJVOET begrijpt niet
waarom de woorden in quaestie niet
uit het reglement zijn gebleven. In
het contract wordt van een termijn
van opzegging gesproken, en waar
dus een einde wordt gemaakt aan
een gewone contractueele verhouding
ziet hij niet in waarom dit niet even
goed zou kunnen zonder opgave van
redenen, als wanneer een huis-eige
naar aan bewoners van zijn perceelen
de huur opzegt. Om deze, dus ge
heel andere redenen als de heer Hu
genholtz, is spr. voor diens amen
dement voor weglating der woorden.
De heer HOFLAND bestrijdt de
redenen, waarom de heer Bijvoet
voor het amendement zal stemmen.
Z.i. gaat de vergelijking van huur
ders en gemeente-werklieden mank.
Verder zegt spr. dat de gemeente
als goede werkgeefster toch wel bij
het eindigen van een arbeidscontract
de redenen daarvoor aan den werk
man moet opgeven.
De heer BIJVOET zegt, dat wan
neer de Gemeente het noodig acht
iemand te ontslaan, het z. i. niet
noodzakelijk is de redenen daartoe
op te geven, temeer niet waar hier
een reglement bestaat, dat waar
borgt dat ontslag niet op losse gron
den zal worden gegeven.
De VOORZITTER zegt dat B. en
W. ter voorkoming van misverstand,
de bedoelde woorden in het artikel
gezet hebben.
De heer HUGENHOLTZ stelt nu
een nieuw amendement voor om bij
ontslag aan den betrokken werkman
de redenen daartoe mede te deelen.
De heer HUGENHOLTZ licht dit
amendement toe. en antwoordt te
vens op de opmerking des Voorzit
ters. Zijn uitdrukking Open kaart
spelen" is bevestigd door de woorden
van den heer Bijvoet die B. en \V
handelwijze niet politiek noemde
Doch tevens heeft diens raad er spr