BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD. Haarlemmer Halletjes. ZATERDAG 23 JANUARI 1904 ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST f 1.20 PER 3 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. REDACTIE, ADMINISTRATIE EN DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARlLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIÉN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. ZOND AGSBRIE YEïf 5. Yeeleiseliend. Lieve Bep! Wat hebt ge u koninklijk gewro ken met uw rustigen, gezelligen briet over allerlei en nóg wat. Als alle zon daars en zondaressen zóo resoluut zich aanpakten om den eersten stap te zetten op een beteren weg, dan hadden de geestelijke heeren spoedig afgedaan. De bijzonderheden van uw schrij ven laat ik thans onaangeroerd, zelfs de wonderen van den kleinen Gustaaf. Op dit alles antwoordt tante. Wat mij aangaat, aangezien ik verleden week de vrijheid nam je de les te lezen, mag ik heden een prijsje niet achterhouden. Een prijsje ten aanzien van een andere zaak. En over dat onderwerp laat ik dan te vens mijn pen maar eens den vrijen loop. Gij weet, dat doe ik graag, wan neer een of ander mij na aan 't hart ligt. Ik legde verleden week even slechts den vinger op een uitdrukking van je, die mij opviel. Gij spraakt van het eenvoudig oord uwer inwoning als van een ,,negerijtje". En hoewel mij uit dit schertsend woord in 't minst geen klacht tegenklonk, wist ik toch niet, dat gij zoo ten volle behagelijk u gevoelt in uw tomge- ving en zoo innig tevreden en geluk kig zijt met dat, wat ik noemde, zoo als ge u herinneren zult, „werkelijk nog zoo'n kwaad lot niet uit 's levens loterij." Die stemming deed mij uitermate veel genoegen. Het. prijsje, waarvan ik sprak, kan ik eigenlijk wel binnen houden. Want uw grootste belooning ligt in die tevredenheid en in dat geluk-zelf. Wie zóo gestemd is, stapt over kleine ongeriefelijkheden heen en maakt 't voor zichzelf en zijn om geving prettig. Hoe totaal anders is 't geschapen met tal van mensclienIk weet wel deze „behoeften" vervullen, zonder dat het jongere geslacht er van stond de toekomst er goed voor. Maar des doctors jeugdige echtgenoo- te pruilde, trok 't neusje op, vond 't nest onuitstaanbaar, meette alle bezwaren breed uit, totdat op een goeden morgen de groote verhuiswa gen voor de deur stond om de stom me getuigen te herbergen van veel volslagen noodeloos huiselijk leed, geboren uit het pure egoïsme en den merkte. Maar dat gaat niet. En wie denkt zonder schrik aan het voor beeld, dat de jeugd In zich opneemt? Wie doet zonder angst de vraag Waar moet het heen? Zullen we ons troosten met het spreekwoord, dat de wal het schip wel keert? Maar ziet ge niet hoe menige boeg bij die aan raking een onherstelbaren deuk krijgt, indien hij al niet geheel wordt ingedrukt? spraak? Met klem, als op een recht. verbeteren; laat staan dat 't hun Met een zucht, als 't ontbreekt. Met onmogelijk is, allen menschen *t naar een gezicht, als bestond in deze din- j den zin te maken. Keulen en Alcen gen alleen des levens vreugd. zijn niet op éen dag gebouwd. Men zou er zich nog bij kunnen j Vergeet bovendien niet, dat een neerleggen, als alleen de ouderen j geestelijke vrucht niet is als een ap- deze eischen konden doen hooren, j pel, dien gij ziet met uw lichamelijk oog, dien gij tast met de handen. Of de vrucht van den beschavingsarbeid zwakken wil van een verwend kind. Waar halen de honderdduizenden de stoutmoedigheid van daan om hun hooge eischen te doen weer klinken hun eischen van geld, van genot, gemak, eerbetoon, onderda nigheid of vriendschap? Waar halen zij ze vandaan, de kinderen, die nog niets hebben uit gericht dan ontvangen, verzorgd worden, geld kosten? De jongelieden, die nog moeten beginnen, nog moe ten toonen wat zij waard zijn die nog aan den aanvang staan en ver geten dat elke ingewilligde wensch door een nieuwen wordt gevolgd? De menschen die met een beetje zelf kennis konden bedenken, dat het hun past een bescheiden toon aan te slaan? Er is nog een ander terrein van veeleischendheid. waarop ik den voet heb te zetten. Een terrein, waarop ons gebrek zeer stuitend en weerzin wekkend optreedt. Ik bedoel dat der plichten, die we anderen gaarne zien vervullender eischen, die wij anderen stellen terwijl in diezelf de dingen onze eigen persoonlijkheid somtijds schromelijk te kort schiet. Is 't niet mal mijnheer A. te hooren Wie van het leven vraagt, moet uitvaren tegen de lompheid eerst tot het leven bijdragen. Die bij- J stuurschheid van zijn buurman? Wel drage kan van onderscheiden aard man, uw eigen vrienJelijkheid en zijn. Noem haar talent, bekwaam- j beleefdheid zijn de kinderschoenen heid, arbeidskracht, ijver, toewij- nogr nauwelijks ontwassenHem te ding, liefde, om 't even. De maat- i hooren opmerken," dat de fooi van schappij is niet zoo onrechtvaardig t zijn gasten erg, erg zuinig was? Maar als zij schijntzij heeft de schatting, j hemel, vriend, gij zijt in dergelijke waarop zij hare leden stelt, honderd- j gevallen de karigheid in persoon voudig gesplitst en „eigen aangifte" j Mejuffrouw B. wil vriendelijkheid, laat zij tot zeer groote hoogte toe. toeschietelijkheid, hulpvaardigheid Maar betalen moeten we. Eerst van iedereenzelf evenwel loopt mee het onze toebrengen tot het i ze er geen tredje harder om, al weet groote kapitaal, en dan wachten tot zij, dat haar dienstbode, die uit moet, ons wordt aangezegd, dat er dividend j op haar terugkomst wacht met bran- te deelen valteerst mee brandstof aandragen voor den grooten haard, en dón komen om ons te warmen. Eerst plichten vervullendan rech ten doen gelden. Lachwekkend zou hij zijn in dien hij niet zoo bedroevend ware dend ongeduld. Wij foeteren heftig, als ons tractement een paar dagen te laat wordt uitbetaald, en we vinden er geen been in, anderen te laten wachten, wachten op de betaling hunner oude vordering. Wel zeker, ieder ander moet plicht- Op eens was het hem ingevallen, dat in B. ook een oude vrouw leefde, die evengoed onverwachts kon sterven als vrouw Pietersen. Dag en nacht had hij moeten denken aan dat andere oudje, dat hen in zijne jonge jaren eiken avond had laten bidden, had goeden nacht gekust, dat hem met hare zegenwenschen gevolgd was de wereld door en naar wie hij nu in van vele jaren al dan niet rijp is acht jaren niet had omgezien!., om geplukt te worden, daarover kan groot verschil van oordeel zijn. En de Minister van de Kroon, dien gij be schuldigt van wéinig voortvarendheid omdat het wetsontwerp, juist door verwacht, niet uit zijn handen komt, hij Is misschien de werkzaamste man van heel het Kabinet. Maar genoegWie slechts eischen doet gelden naar zijn luim en zijn ongeduld, baant aan alle onbillijk heid den weg. En toch was hij geen onhartelijke zoon. Hij schreef dikwijls aan zijn oude moeder en dikwijls deed hij een biljet in den brief, waarvan een ban kier het bedrag niet hoog zou vinden, maar dat veel was voor den armen leeraar en heel veel in de oogen van zijne moeder. Zijne vrouw schreef vriendelijke briefjes met verjaardag. Kerstmis eu Nieuwjaar, en de kinderen zonden prentbriefkaarten aan de lieve Oma, die toch ook eens zien moest, welk een schoone stad Dunkelberg was. breid vraagt hij, en veegt langs zijn oogen. Neenze waren eigenlijk voor uw oudstemaar die is ze nu ont groeid! omdat ge niet eerder kwaamt, Frits Dat was nu het eenige woord van verwijtmaar wat doet het hem zeerl Dokter Holmberg valt op een stoel, hij kan haast niet spreken en merkt het, nauwelijks, dat Lotje, de naaister, die de brieven schreef, thuiskomt en de vrouwen in de andere kanier fluis teren en overleggen en dan heen en weer loopen. Eindelijk voelt hij een -magere hand op zijn schouder en eene beverige stem vraagt Frits, wilt ge nog eens bij uwe moeder eten Holmburg gaat naar binnen, zijne oogen weten niet wat ze zien. Bij hem in huis is alles eenvoudig, elke uit gaaf moet gewikt en gewogen wor den en bijna nooit komen er van die v.,1 „ij „d 11UUH auuivu Cl VUU UIC Laar>j vraa£' fie in eiken brief lekkernijen optafel, die zijn oudje 'rhflüln warn wpIkr- T iïlif> rif» nnni- herhaald werd, welke Lotje de naai ster van de oude smidsweduwe schreef„of zij haar jongen dan nooit zou weerzien?" die vraag werd altijd met een: „misschien dezen zomer wel beantwoord. En met eiken zomer, die voorbijging, zonder dat hij gekomen hern nu voorzetfijne broodjes, kreeft in de bus, ansjovis, lekkere haas, klei ne sappige biefstukjes, roomboter en bieralles heeft Lotje gehaald, hij heeft wel uit en in hooren gaan, maar liet geld Waar krijgt zijne moeder het van- „Wat 'n preek!" hoor ik mijn waarde nicht zuchten. En misschien voegt ze er met een schalksch lachje bij„Is d&t nu het prijsje?" Goedvergeef je oom de uitwei ding. Maar vergeet niet, ondankbaar schepseltje, dat ik immers heel de was, werd hare hoop op weerzien daan? tegenstelling optrok als een monu- j flauwer en het licht harer oogenpe maaltijd duurt heel lang Toen ment voor üw beider tevredenheid ia i zwaJdser zijne moeder na afloop de handen de stille en vaak eentonige dorpsom- Indrukken komen plotseling en ons vouwt, voelt Frits een drang in zich geving, waar uw arbeid en uw huis hart vaak 200 v»*eenid. Moeder som dat gebedje uit zijne kinderjaren en uw kind en uw liefde u troosten i smeekende vraag, neergeschreven m hardop te bidden, zooals hij deed in over het gemis van allerlei, wat ge in- alken brief, had bij haren zoon liet den tijd, toen de gruttenbrij dampend derdaad een paar jaren geleden vol- op de stond en ziin vador uil oo kondt eenieten huiselijke zorg met kunnen over-smederij kwam en het schootsvel aan op kondt gemeten. wianan De doodstijding van een oude wosch- Na het middagmaal komt zijne moe- vrouw werd voor hem eene waar-1 dcr dicht bij hem staan en met ieta schuwing om te gaan eer het te laat angstigs in hare stem, alsof ze haast iniet durft, fluistert zij: Op een guren dag in Maart klopt. Frits, het is misschien wel te erg, lieve schat, kijk in je omgeving maar dokter Holmburg aan de deur van het maar ZOu zoo gaarne iets aan u eens flink uit de oogen. Vader Cats kleine kms, waarin hij geboren was. .vragen, iets heerlijks voor mij. heeft het al gezegd „Heel de wereld J naar zijne moeder vroeg. Holmburg voelt, dat het bloed hem is een schouiLoLr. Blij- en treur- j ™Tn SBfc S.^Th.'S 3 S» Wat ge maar noode mist, intus- schen zoo zeidet ge verleden zo mer wasde schouwburg. Daar kan ik in komen. Toch de hooge dunk, dien we hebben matig, en zorgvuldig, moet lief zijn van onszelven. Elk meent zijn uil j ei* getrouwAanmatigende schepse- een valk te zijn, en wenscht mitsdien ^en> (^e w}3 zijn, denken we er dan -. vier jaren geleden de smederij had spel beiden levert het kleinste dorp. j verkocht en nu bij Otten den machi- En nu krijgt ge geen letter meer nist woonde. va"n mij te lezen, beste vóór de brief- Haar huis verkochtDat had hij kaart, die u melden komt, dat gij nooit geweten. Zondags daarop tante uit den tram Frits Holmberg voelt een toenemen- - den angst m zich. Groote hemel, zou zij'ne moeder gebrek lijden? Hij had stellig gemeend, dat de smederij, die vader naliet, en de arbeid van moe- het ievën mët rijn loonde I meegenomen op de met aan de hand te steken m eigen eischen, met zijn aangroeiende be- Jat*t. Tot eemg ambt van eere en boezem f heeften, gemakken en genietingen I vertrouwen mogelijk wel geroepen waar men naar het zeggen niet Ite kuimm worden, wanen ook zij. Nog elders stelt de raensch zijn meer buitei kan - brengt ons in,wier middelmatigheid voor memand hoogen eisch; aan den dag leggend groote verleiding om te vallen yoor verborgenheid is. Wie dingt naai daarbij zult zien stappen, gehoorzaam ge volgd door uw liefh. oom LECTORI SALUTEM. MOEDERLIEFDE. dit kwaad. Hetgeen evenwel de j betrekking, draagt nevens de waarheid niet wegneemt, dat we ontzaggelijk veeleischend zijn geworden. Wie spreekt er al niet van i vermaken, die men onmogelijk zou i kunnen missen, van uitspanningen, lie^ ^nden ^za zijn. zijn ongeduld en zijn onbillijkheid. Frits Holmburg, doctor in de lette- ders vlijtige handen gevoegd bij de banknoten, die hij af en toe zond. in I haar onderhoud hadden voorzien, j Hij klopte nu aan het vreemde huis i en een oogeublik later houdt hij zijne moeder in zijn armen. Wat is deze oud en vervallen. Alles trilt aan haar van blijdschap, maar ook de overtuiging in zijn borst, dat 'zijn arbeid: van eigen werk en van j het stille stadje Dunkelberg, woonde, Beste Frits, hebt ge nu die verre bekwamer en geschikter sollicitant dat van anderen. Men is onderwijzer, i nu.a* jaren in zijn eenyou ïg, reis gedaan met dit slechte weder da„ hij. bezwaarlijk onder hel Iroep- j vader moedermen voedt kinderen j fk^auw op daar moet oogst wassen op de yaJsteJ uren naar en van de school} ge_ken° die onontbeerlijk zijn, van gemakken Bescheidenheid, o vriendelij- velden, in het zweet des aanschijns regeid als een uurwerk. Ieder in de en weelderigheden, waarop een ke, stille deugd, zoo weldadig in de doorploegd en bezaaid. Men arbeidt i straat kende hem en hij kende allen, mensch recht heeft En aldus stape- ontplooiing uwer zachte schittering, j mede, voor zijn deel, aan de bescha- i Zoo gebeurde het, dat hij eens een len wij onze rechten" en onze zoo welkom in eiken kring, waar 1 ving, ten oirbaar van land en volkweek lang een oud vrouwtje nnste, eischen on van verplichtingen vloodt gij heen? Keer terug en breng dat moet wat opleveren, tot uitkom- dat hij dikwijls tegen kwam of zag - -ye vleugelen de z e 1 f k e nni s sten leiden. Men heeft zijn vertegen- zitten voor het venster Aan haar ka- zwijgend en kijken het leven zuur j op uwe vleugelen aan, wanneer het niet aanstonds mee uw moeder en uw dochter j woordigers in den Gemeenteraad en gereed staat om al die behoeften te tevens en berg in de plooien van m het Parlementdie moeten werk vervullen, niet laat doorschemeren uw engelengewaad de dankbaar- voor "t minst, dat het zoo spoedig 'heid! Van beiden een goede dosis mogelijk ervoor zal zorg dragen. iWant het getal der wachtende pa- Uw tevredenheid op uw dorpje tiënten is legio, brengt mij een geval te binnen, j waarvan ik onlangs hoorde. Een Maar legio is ook het aantal vor men, waaronder der lieden veel eischendheid voor 't voetlicht treedt. Op rijkdom van tafelgenot, op keu righeid en overvloed van wat de tong streelt, op onverpoosde afwisseling van ontspanningen, op weelderigheid plaatsje in Noord-Holland (ik ken het: het is klein, doch er zijn er veel mindere) had voor 't eerst een arts gekregen. Een jong man had er zich gevestigd. Men was wederzijds te vreden de dorpelingen trotsch op het bezit van een eigen geneesheer. De hulp van elders werd niet meer ontboden. Na een klein jaar reeds zat de man behoorlijk in 't zadel en afleveren Uitmuntend Wie zou ons verden ken het recht van dezen eisch niet te verstaan? Maareen geestelijke vrucht is niet een stuk werk, dat op een draaibank wordt afgedraaid en op bepaalden tijd afgeleverd. Men be stelt niet bij de Directrice der Hoo- gere Burgerschool of bij den Rector van het Gymnasium de meerdere vlijt van zijn dochter of de verhoog- van meubilair, op uitgezochte kleedij de ordelijkheid van zijn jongen, voor de kinderen, op geld en tijd voor Raadsleden, ook met den besten wil reizen en uitstapjes, op wat al niet j bezield, zijn geen wonderdoeners, die niertje. Hij begon er ongerust over te worden, al was dat oudje maar eene waschvrouw en al kende hij haar niet. Bij het naar school gaan, den achtsten dag, kon hij niet nalaten aan een van hare buren te vragen Wat is er toch met vrouw Pieter sen aan de hand? Ik heb haar in langen tijd niet gezien. En de buurvrouw, die den leeraar van aanzien kende, antwoordde zon- zonder eenige verbazing over zijne vraag Vrouw Pietersen is dezen nacht gestorven, mijnheer. De volgende week begon de vacan- tie en Frits Holmburg met zijn groot gezin besloot opeens tot dc kostbare reis naar het afgelegene B. Dat kwam maakt men onverbiddelijk aan- verkeerde toestanden met éen slag door den dood van die wasohvrouw. Moeder, waarom schreeft ge niet. dat ge de smederij moest verkoopen Waartoe zou dat gediend heb ben? Gij hebt al zorg genoeg. De Ot- ten's zijn heel goed voor me. Och jon gen. wat ben ik bij. dat ik je nog zien kan. Kunt ge dan niet goed meer zien Zij streek zacht met haar gerimpel de handen over zijn aangezicht en iets nu niet meer missen en zij zal hem vragen, haar niet langer te laten on der vreemden, zijne vrouw is de doch ter van een kapitein en zijn huis klein; maar zijn hart roept het toch uit zijne moeder zal een plaats hebben in zijn huis en een stoel aan zijne tafel als ze dat vraagt. Wat wilt ge zoo gaarne, moe dertje vraagt hij innig en slaat zijn armen om de magere schouders. Ja, ziet ge, er zijn hier wel fijne hotels, maar Otten heeft deze week dienst op den nachttrein, en nu kan ik best in zijn bed slapenen ik heb nog twee lakens met kant, nog een nieuwe deken en nu dacht ik, als ge 't doen wildet, Frits Wat, moedertje, wat Och. als ge dezen nacht mijn bed voor lief wilt nemenin al die jaren, sedert de smederij verkocht werd, was mij de gedachte het ergst, dat ge niet onder mijn dak zoudt kunnen slapen, dat ik u geen eigen thuis meer geven kon. Dokter Holmburg voelt weer iets opkruipen in de keel. Hij ziet naar de restjes van den maaltijd, het por- celeinen bord met blauwen rand. de anderen hadden witte borden. Dan keert hij zich om. zoodat niemand kon zien wat zijn oogen doen en fluis terend zegt hij Maar moeder, waar hebt ge i van een glimlach glijdt over haar dat schoons toch vandaan gehaald? ingevallen gelaat. O, Frits, ik zeg u, dat de winkels Ja, Frits, ik zie je nog wel en, hier beste waar hebben, en de.. de zon ook en het huis, en als er een trein aankomtmaar ik kan niets meer doen dan kousen breien. Hoe oud is uw jongste nu, Frits Vier jaar, antwoordt hij nu ver strooid. Dan zullen ze van pas zijn roept ze uit, terwijl zij eene schuif open trekt van een kastje en er in rond tastend, een paar witte kousjes te voorschijn haalt van dikke wol. Hebt gij die voor ons kleintje ge- Maar het geld. moedertje Opeens richt zich die gebogen ge stalte op, zoo hoog als zij nog kon, en in hare stem klinkt weer iets van den ouden terechtwijzenden toon, waarmede zij hem gewaarschuwd had, vroegere jaren, voor de vonken, die van het aambeeld sprongen. Wat praat ge toch, Frits, ik wist immers, dat ge zoudt komen. (Limb. K.) Een ZaterdagaYOndpraatje. Wie 's morgens tusschen negen en tien uur op de Groote Markt, liep, beeft als hij zelf op dat oogeublik al goed de vensters open had, kunnen gewaar worden, dat het Stadhuis de zijne nog dichthield^ De Secretarie lag om zoo te zeggen nog onder de wol, de Gemeente-administratie sliep nog. Ik heb er eens op dat uur een man voor de deur zien staan, die nijdig was en daar geen geheim van maak te. Kwaad keek hij naar de dikke deur, die heel onverschillig terugkeek en maakte daarbij onwelwillende com mentaren. Uit zijn verhalen viel af te leiden, dat hij een buitenman was, die 's morgens om vijf uur al aan zijn dagtaak was begonnen en precies te negen uur aan 't Stadhuis present was, daar hij een stuk moest brengen of afhalen, ik weet niet precies meer wat. „En wanneer, als ik vragen mag, gaat die kiekkast nu eindelijk open T' zei hij met zeer lakenswaardige min achting. „Jullie stedelingen slapen een gat in den dag. Willen jullie niet om vijf uur beginnen, alabeneur, maar zes of zeven uur is dan toch een uur in werking. En 't is daarom een goede gedachte van B. en W. ge weest, om het openingsuur te stellen op negen. Weliswaar heeft het publiek daarbij aan den anderen kant een veer moeten laten, want terwijl de bureaux tot dusver te vier uur dicht gingen, zullen ze voortaan om twee zien had. I uur gesloteu worden. Daar hij mij min'of meer in het! Het nadeelig saldo is dus een uur, geval scheen te willen betrekken en maar daar dit wel niet het eenige zal ik toch evenmin iets aan de Secreta- wezen, dat in de maand Januari in rie-uren kon veranderen, als aan den j Haarlem te boeken valt., glijd ikdaar- loop van zon of maan, ging ik maar lover liefst zachtkens heen en stel u verder, niet zonder instemming even-voor, een gemeenschappelijke!! boom zeker een fatsoenlijke tijd Daarbij staarde hij mij aan, alsof ik het helpen kon, keek voor de honderdste maal op liet uurwerk van de Groote kerk en zou, daar ben ik zeker van, als een tweede Simson uit pure kwaadaardig heid het Stadhuis hebben laten instor ten, wanneer hij er maar kans toe ge-1 wel met 's mans bittere klacht. Het j op te zetten over de reden, die het was eigenlijk een restantje uit de i noodig maakt, dat de ambtenaren ter de zaak was afgeloopen, zei u of ik, uit welwillende Vriendelijkheid „wat is het koud vandaag, het dringt door merg en been Nu spreekt het wel van zelf, dat ook de andere ambte naren afgeleid werden door die ver klaring over kou, merg en been de ambtenaar, die u of mij te woord stond en in wiens geschreven of on geschreven instructie staat, dat hij de burgerij beleefd behandelen moet, kon er zonder antwoord niet af en zoo werden allicht vijf kostelijke minuten aan, wanneer ik een van de bureaux remmend op den eang der gemeente der Secretarie binnentreed, het weör, jlijke administratie. Steken we de hand zelfs het mooiste, op de mat zal ach- j in eigen boezem en rukken wij den terlaten. worm. die daar knaagt, onversaagd Het zal wel voornamelijk de afdee- j uitHet is de Worm 'der Kletspraat, ling Financieën zijn geweest, die van die ons tot een druk bezig zijnden deze bezoeken had te lijden. De j ambtenaar doet zoggen, dat het slecht mensch is zoo niet, of hij wil wel eens weer is, of dat zijn tante er gauw weten, wanneer hij zijn betalings-tusschen uit is geweest, of dat er pas mandaat verwachten kan, en dat zeker I een paard op de Groote Markt aan wanneer de tijd zoowat nadert en, 't. hollen geslagen is. Dat is alles over- helaas. in verschillende gevallen ook 1 bodig. Een ambtenaar in functie weet wanneer de tijd van betalen nog niet van geen weer. kent geen tantes en versmeten en verdaan, maal zooveel i daar is. Het kan niet zoo ongewoon j heeft zelfs met een kudde hollende ambtenaren als er in dat lokaal aan-wezen, dat een leverancier, veelal zelf; olifanten niets van doen. Ik juich het wezig waren. geen rijkaard, komt vragen om een: dus toe, dat wij voortaan van 2 tot4 „«.o - Zoo deden u en ik en na ons kwa- gedeelte geld te mogen ontvangen van uur de bureaux der Secretarie gesloten groene doos, dat onze Secretarie pas: Secretarie in den namiddag een paar men er weer anderen en die deden een nog niet afgehandelde post. En zullen vinden en ik noodig u allen en te tien uur voor 't publiek werd ge- J uur gansch ongestoord aan hun werk ook zoo en als het dan vier uur was,nu kan men als ambtenaar een me-mij zeiven uit, sober te wezen in onze opend. De man van'buiten had ongo-kunnen blijven. I ging de laatste, bezoeker heen en was. devoelend-hart hebben en daarin aan- woorden op de uren. dat we er wel lijk toen hij de slaapuren in zijn dorp Ik moet zeggen de secretaris in het: het ook tijd voor den ambtenaar. klank vinden hij den wethouder van toegang hebben. vergeleek met die in de stad. Daarraadsstuk kleeft het zeer kiesch en Tot aan mijn dood toe zal het mij financiën en bij den ontvanger, maar Sober, dat is het woord. Laat ons, hebben ze geen vergaderingen tot elfwelwillend omschreven, maar ik zaleen zaak van wroeging blijven, dat toch, wegens de kans op meerdere; in het welbegrepen belang der ge- uur. half twaalf, zooals wij, in warme 1 het kind dan maar eens ruw weg bij ik op een zekeren zomerdag tot een van die aanvragen, genoodzaakt we-! meentelijke administratie, eens voor lokalen vol tabaksrook daar gaan I zijn waren naam noemen. YVij publiek j van de chefs der afdeelingen, nadat ik zen dat hart tijdelijk te portlanden, al geheel-onthouders worden van ze met'de kippen op stok en wordenhielden de ambtenaren dikwijls met j mijn zaken met hem had afgehan- Verdwijnt dan de leverancier na de kletspraat. met de. hanen wakker. Bovendien gaat daar de zon veel vroeger op, dan in de stad, waar ze niet dan met veel moeite over al die hooge huizen inde smalle straten kan kijken. Maar in weerwil van dat verschil was het uurtje van tienen, waarop de Secretarie haar oogen opendeed, wel wat ól te laat. Alle andere kantoren, deftige kantoren ook, waren dan al allerlei kletspraatjes van hun werk. i deld, gezegd heb „wat is het vandaageerste weigering? Natuurlijk niet, hij En let nu eens goed op de geweldige j prachtig weer't Was waar, het weer dringt aan. daalt af in bijzonderhe- j macht van het kwaad wamieer wijwis mooi, maar dat hield met de ge- den en de ambtenaar (zie artikel zoo-j een ambtenaar met allerlei wissewas-meente-administratie geen verband. Te veel van de geschreven of ongeschre-! jes van zijn werk hielden, dan stoor-' laat helaas, voel ik. dat deze opmer- ven instructie) staat hem vriendelijk; den we de heele afdeeling in hareking, hoewel zij door den ambtenaar te woord en kan 'intusschen niet met. I bezigheden. Bijvoorbeeld u of ik kwa- vriendelijk beantwoord werd. een zijn werk voortgaan, terwijl de andere men binnen en hadden den ambtenaar] spaak stak in den gang van het ge- ambtenaren in dit lokaal door het ge- een kleinigheid te vragen of te zeg- meentelijk beheer. Ik voor mij beloof sprek van hun werk worden afgeleid... j gen. Inplaats nu van heen te gaan, als dan ook hij deze plechtig, dat ik voort- Ja waarlijk, wij Publiek werken

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 5