BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD fl.20 PER 3 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. jj|ONDAGSBRIEYE]V. j Den Heeren Buntin k Greven Uitgevers Qjlaarlemmer Halletjes. g< gf ZATERDAG 13 FEBRUARI 1904 r HAARLEM'S DAGBLAD KOST ADMINISTRATIE QROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Amsterdam. Geachte Heeren schrijft mij, dat er nog een klein itsje open is in het eerstvolgend van uw maandschrift, ik niet een eenvoudig schetsje b? Js ik mij veroorloven mag den na- te leggen op dat „eenvoudig", ben ik zoo vrij het bijgaande u te bieden. hoop dat u 't gebruiken kunt. feelooft mij hoogachtend Uw dienstw. dr. LECTORI SALUTEM. grootmoeder. loor 't venster keek ze in 't zonne- ikend spionnetje. Maar Anneke am niet aandribbelen dicht langs huizenrei heen. Woei 't ook niet t stoer voor de kleuter? n haar hart wist Grootje wel, dat windje 't 'm niet deed. Anneke's oekjes,. grootmoeders grootste ver- ikking, bleven schaarsch. Waarom Anneke heden juist komen? Alé- moest ze efkens in 't spiegeltje n, de stille straat langs. )an, als er inderdaad niets op- agde. zocht ze haar troost in de iene neusjes van kroken en hyacin- m, die verlangend door de aarde orden, krèk als Anneke het hare itig vooruitplantte in de lucht. Sn de kleine meid zelf? Wel, die niet minder te hunkeren om naar lotmoeder te komen. Maar Waar ik het oudje voor de eerste lal met Anneke samen zag? Grootmoeder en ik tusschen twee akjes kenden elkander wel, al dden we elkaar nooit gesproken. ?e zijn geburen. Ik op de gracht, i in de straat. Met een stillen hoofd- hik zijn we gewoon een groet te Ssselen, wanneer ik, dagelijks het pekje voorbijgaand, haar een lucht- 6 scheppen zie of wel een praatje laken te zomeravond of op den lan- p Zondagmiddag. Een buur of riend, aan wie ze haar „Gen'avond!" I „Mooi weertje I" kwijt raakt, idt ze e/ temet altijd wel. [aar met Anneke had ik haar nooit ,zien. 't Was verleden zomer op een mooi- morgen, zoo tusschen tien en paalf, dat ik ze samen zag. Een >ede straat in onze buurt verlus- ftjde zich in 't lekker morgenzonnc- je. Daar vóór mij uit op 't trottoir in de koele schaduwzijde drentelde et doddig figuurtje van een driejarig jnd, kruïlende lokken onder 't roode autsje uit, bloote knieën rijzend uit strepen van de sokjes. Bewonde- ïd staat ze stil voor een winkel- amgrootje moet even wachten, xgeloos bukt ze naar den grooten and, die te hunkeren staat voor de kkernijen van den slager; angstig ekt grootmoeder haar weg, gretig ?ens de gelegenheid aangrijpend om stramme hand te streelen langs de poezele rozenvingers van 't bewegelijk snoesje. Ik schrijd het tweetal voorbij, maar kan niet laten öm te zien naar de donkerblauwe kijkers en de kleurige wangen. Haar handje mij reiken als ik het haar vraag, kan ze bezwaar lijk rechter en linker samen omspan nen het kleine mandje, waarmee ze met grootmoeder boodschappen heet te doendoch de lipjes steekt ze voor uit, als mag ik ter vergoeding een kusje stelen. Overgelukkig was het oudje met Anneke er opuit gegaan en een blijde glimlach overtoog haar trekken als ze zag hoe de lieftallige verschijning de aandacht der passanten niet ont ging. Maar van binnen wonnen de smartelijke aandoeningen het van de blijde. Het stond hg.ar hoog, als een gunst te aanvaarden een genot en een.zorg, waarop haar hart rechtma tige aanspraken had. Die misken ning deed haar zeer. En pijnlijker nog brandde de ongenezen wond, die de dood haar sloeg, toen hij Anneke haar in de armen legde, omdat hij het jonge moedertje meedoogenloos meenam naar zijn kille grafgewesten. Wat was Hiltje een mooi jong vrouwtje en, voor zoo kort helaas, een lief moedertje geweest in dezelf de woning, waarin thans Sofie haar echtelijke plaats innam. 't Was winter. Duchtig vroor 't er op los. De ijsfeesten zijn in vollen gang. Bertus en Hiltje doen mee aan den wedstrijd in schoonrijden. De pa ren zwieren de jury voorbij. Hiltje rijdt nog de oude sierlijke schaats. Maar ze kan die thans niet botvie ren in breeden zwaai. Bertus, in hard rijden een meester, schiet in de kunstgrepen der schoonrijderij te kort. Spoedig hebben ze 't afgelegd tegen de meer bedreven paren. Dat schaadt aan Hiltje's vroolijk- lieid niet. Trouwens evenmin aan die van Bertus. Lachend, bekennen ze elkaar dat ze in dit span niet gelijk- op trekken en goedsmoeds verdraagt hij de kleine plagerijen der opgewekte feestgenooten. TotdatGerrit er zich in mengt, de goedhartige, schoon ietwat ruwe schippersknecht, die met zijn kloeke wederhelft in dezen mooien oud-Hol- landschen kamp de victorie had weg gedragen. Gerrit was niet altijd overwinnaar geweest. Zooals 't gaat bij 't rad van avontuur. Nu boven, dan onder. Een jaar of wat geleden, in een anderen strijd, om het hart van Hiltje, had Bertus hem verslagen. Maar daar was bij Gerrit niets van blijven zit ten. „Willen we eens zien, hoever wij het op de schaats samen nog brengen, Hiltje?" zei Gerrit eensklaps, met een glunderen nadruk op het woord schaats. Er was in zijn aanbod iets ronds en vertrouwelijks, iets van een verkla ring, dat hij den ouden tijd als afge daan beschouwde. En dat deed hij ook, al voelde hij juist heden, nu Hiltje daar zoo bekoorlijk op de schaatsen stond, nog een klein pun tje van de oude pijl haken. Het aanbod werd aanvaard. Een onvoorzichtigheid van Hiltje. Zij kende haar Bertus in zijn voortreffe lijke eigenschappen, maar ook in de heftigheid van zijn jaloezie. Daar glijden ze samen over de spie gelende vlakte, overbuigend tot den scherpst mogelijken hoek naar rechts en naar links evenals Gerrits schuit, wen zij sierlijk laveert keerend met de bevalligste wending, arabes ken snijdend in den spiegel onder hun gevleugelde voeten, een gratie spreidend over het lichaam, als al leen het Hollandsche ijs te schenken weet. Bertus is zichzelf niet meer mees ter van ijverzucht. Hij maant naar huis. Maar Hiltje wil blijven. Het ijs is zoo heerlijk. Morgen wellicht valt de dooi in. Nu, goedMaar dat schoonrijden verveelt hem. Hij wil de beenen rek ken. Vóór donker kunnen we nog juist naar oom en tante te Ouderveen heen en weer. Dat's een mooi besluit van den dag. Is dat niet wat vèr, Bertus? Niets te verEn terug hebben we 't windje meê. Ze leggen op. In 't hardrijden staat Bertus zijn man. In een oogwenk zijn ze uit 't gezicht. Gesproken wordt er niet. Dat kan ook niet in zoo'n vaart. Als ze overstappen bij een dam, oppert Hiltjeof ze niet zullen terugkeeren? En je woudt zoo graag blijven op 't ijs? Eoei, Bertus, wat woelt het dui veltje in je borst Voort ging hetHij genootgenoot van de kloeke beweging in zijn sterke spieren genootook een weinig, misschien, van zijn stille wraak?. Neen, tóch nietdaar priemde veeleer iets in zijn binnenste bij 't voelen dat bij Hiltje de gang eruit was, dat ze blijkbaar moe werd. „Willen we wat zoetjes aan? rreb je last met je adem?" wou hij ge- vraagd hebben. Of, liever nog, vroolijker „Krijg je 't te kwaad met je merg pijpen, Hil?" Dat wou hij gevraagd hebben. Maar zijn booze kop zeiVooruit Bij oom en tante zaten ze warm en deed men der gastvrijheid eere. En al was Bertus iets stiller, Hiltje praatte honderd uit. Maar de sche mering dreigde. Tante durfde even min tot langer toeven nooden. Oom bond eveneens aan en ging een eind- weegs mee om „op te duwen", want het windje was even gedraaid en er viel een vermanend vlokje sneeuw. De terugtocht was bezwaarlijk. Men moest een keer of wat „opsteken" om den wind, om de sneeuw, om den dorst, om Hiltje's moeheid. Met een kloppend hoofd hield ze zich dapper. Met een lachenden groet nog stapte ze van 't achtererf van ,,'t Gouden Haantje", de laatste pleisterplaats, het ijs op. .„Dat vrouwtje zal nog een toer heb ben naar huis", zei de waardin in 't tapkastje. En ze had een toer. Bertus' kop was gebroken. Zijn zorgzaamheid kende geen grens. Hij liet haar voelen dat hij zich schuldig wist. Maar zij 'k Heb 't immers zelf óok gewild?" Doch ze hè.d een toer. ThuisWelk een woord na een overspannen tocht, na doorgestanen angst, na 't gevoel van niet meer kunnen. i Bertus hielp haar zich te ontklee- i den. Haar kracht was ten eind. Bertus waakte, en riep moeders hulp in den anderen morgen. Voor 1 geen geld van de wereld mocht ze op- staan. ...,.M ocht zij opstaan!" Waar zou 1 zo de kracht van daan hebben ge- haald I Eerst langzamerhand weken de ge- volgen der oververmoeidheid. De aanstonds voelbare en gevoelde gevol- gen voor 't minst. Ze was weer in haar doen en weer vroolijk. Maar dat de opgewektheid meer inspanning en zelfoverwinning kostte dan zij zich bekennen wou, ontging aan moeder j niet, van 't eerste oogenblik af. De blijde hoop, de menigvuldigheid der zorgen het gevoel van verant- woordelijkheid, die een aanstaande moeder vervullen, hielden Hiltje op de been, gaven haar kracht, verklaar- j den den schijnbaar goeden gang van j zaken. Maar toen in den volgenden nazomer klein Anneke in de wieg lag, had grootmoeder een lief popje op te i kweeken en een tobbend, strijdend, j inzinkend moedertje te verzorgen, j Odie oogenblikken als de hoest scheen te wijken voor een dag of wat j en grootmoeder verzekerde, dat ze 't i ergste gehad hadden. Als Anneke's eerste lachjes weerspiegelden in Hil- tje's oogen en Bertus haar in zijn breede armen omvatte... moeder en j kind Maar de dag kwam, dat zij met bittere droefheid, met bangen angst het kind kuste, dat ze aan Bertus zeiZul je haar vertellen, Bert, van d'r moeder?... i De dag kwam ook, waai'op zelfs de teerste banden waren losgemaakt j door de smarten des doods, en ze naar Anneke nauwelijks kon vragen. j De dag ook, waarop grootmoeder Anneke's hand liet streelen langs j koude marmerwangen, een lief- kozing ten heiligen afscheid. j Grootmoeder had haar huisje al lang verlaten en bleef bij Bertus en j Anneke, beiden even gek op de oude, j die ontzaggelijk veel miste en ontzag- gelijk veel vond. Maar twee jaren later stonden er in grootmoeders vroegere woning weer bloemen voor de ramen, bloemen die troost brachten en achter wier blader- tros de smart verborgen weenen kon. Het huisje was weer open gekomen en grootmoeder was er opnieuw in- 1 getrokken. Want in Bertus' woning kwam So- I fie. Het kind moest een moeder heb- i ben. En Sofie was een goede moeder voor i haar aangenomen Anneke. Bertus had j goed uit zijn oogen gezien voor de tweede maal. Doch een mensch heeft zijn gebre ken. Bertus had zijn jaloezie. En Sofie hadde hare. Grootmoeder, zoo meende zij, scheen wel rechten te willen doen gelden op de huishouding, die z ij toch te bestieren hadop de kleine meid, die de hare geworden was. Die dolle verhouding zou ze zoetjes aan omkeeren. Bertus leed onder dat „zoetjes aan", omdat er boven een vaart achter dat „zoetjes" bleek te zitten, als toen hij met Hiltje naar Ouderveen reed. Op een goeden morgen echter had Sofie het overdruk. Zij zou visite krij gen 's avonds en had heel wat te be stellen. Anneke scheen wel lastig, juist nu ze 't druk had. Als groot moeder de boodschappen eens doen wou Fluks wipte ze 'n twintigtal huizen voorbij en stond ze in 't vriendelijk bloemenvertrek. „Goeden morgen, grootje Ik zit in een razenden rommel en alles loopt me tegen. Zoudt u een paar bood schappen voor me willen doen En kom dan even aan, dan kunt u Anneke meenemen, met 't mooie weertje, als u er zin in hebt." Grootjes hart sprong op. Dat was op den morgen, toen ik de twee achteropliep op het bescha duwd trottoir. Door z'h Moeder Gered. Voel je je beter, mijn jongen Wel ja, moeder, heel wat beter. Wat heeft de dokter gezegd Dat je over eenige dagen rnis- schien wel zult kunnen uitgaan. Maar dan moet je je goed, dik aankleeden en oppassen dat je geen kou vat. An ders zou je weer invallen. Wees gerust. Ik zal oppassen. En Jan Mauriel drukt de eeltige 'hand zijner moeder, die hij met een liefdevollen blik beschouwt, zachtjes tusschen zijne handen. Met die bree- i de, grijsachtige, glanzend gestreken banden aan hare muts. die breede, j gouden oorringen, dat eenvoudige gezicht van eene boerin, met haren schoudermantel van grove stof, en j haar zwart, wollen kleed, maakte j moeder Mauriel den indruk van die i goede landlieden, die als een geur ..verspreiden van omgeploegde akkers, stallen, en gezondheid, j Hare dikke handen en haar zop.t- I houtachtig gekleurd gelaat teekenen j een arbeidzaam en eenvoudig leven, een leven van veldarbeid. Niettegen- staande haar krachtvol uiterlijk schijnt zij toch wat vermoeid. Dit is, omdat zij nu bijna veertien dagen geleden, op een zekeren morgen te iParijs kwam om haren jongen te ko- men oppassen, Jan Mauriel, de afgc- vaardigde van Indre-et-Maine. en ge durende die dagen heeft Jan, bijna stikkend, naar adem zoekend, door longontsteking gemarteld, zich om geven gevoeld door zorgen, teeder- heid en hartelijkheden. Oh, gelukkig I de zieke, over wien een moederlijke bekommernis waaktZijn vader, een 'eenvoudige landbouwer, had hem. nog zeer klein, naar de volksschool gezonden. i Maar hij gaf blijken van zulk een helderen geest, van een zon scherp begrip, de kleine van vader Mauriel, dat zijn meesters hem vooruit hielpen. Hij kreeg een beurs voor het college van de nabijgelegen stad. Dan, ge holpen door het gemeentebestuur, kon hij zijne studiën gaan voleinden te Parijs, waar hij zich een plaats koos onder de staatkundige dagblad schrijvers. liet allereerst had hij de belangen der landbouwers, wier af- jstammeling hij was, ter hand geno- men, en steunde hij in zijne artikelen j wetsvoorstellen, die de verbetering van hunnen toestand zouden bewer- ken en tevens hen zouden ontheffen i van den te zwaren druk der belastin gen. In korten tijd had hij de volksgunst gewonnen in Indre-et-Maine. Eenige gemeenteraadsleden stelden hem can- didaat bij de keuze van afgevaardig den. Wie zou beter de belangen van de landbouwers vertegenwoordigen en verdedigen dan bij Hij kwam in de Kamer met eene groote meerderheid van stemmen. Sedert de vijf jaren, die hij te Pa rijs leefde, had Jan Mauriel fijnere manieren aangenomen. Hij was een net heer geworden met een zeker we re ld sch vernis. Men zou niet gezegd hebben, dat hij een boerenzoon van de Danube was. Zijne verschijning was immer on berispelijk. Zijn linnen schitterdeniet minder dan zijn verstand. De me daille had toch eene keerzijde om dat de jeugdige afgevaardigde zoo schitterend geslaagd was, waren er velen, die hem benijdden, en vijandig tegen hem over stonden. Wat moeder Mauriel aangaat, zij was een eenvoudige ziel. Ternauwer nood kon zij lezen Vreemd was haar alles, wat niet in verband stond met het landleven. En uitdrukkingen alsKamer van Afge vaardigden, ministers, politiek en der gelijke stadhuiswoorden gonsden om hare ooren als schotsche en onbegrij pelijke klanken. Die barbaarsche geluiden joegen haar zelfs schrik aan. Voor haar beduidde dat zooveel als het monster, als het geheimzinnige raderwerk, dat haar van haren jongen beroofd had. Zonder twijfel kwam er een gevoel van trotschheid in haar op, als zij nu en dan gearmd wandelde met dien jeugdigen mijnheer, van alle zij den gegroet met den titelMijnheer de afgevaardigde,. i Dat alles was mooi en >velmaar toch had zij hem liever daar ginds onder hare moederlijke oogen gehou- den, ver van alle gevaar, te midden j van de vredige natuur. Zij was er dan ook niet over ver- wonderd, als zij hoorde, dat hij ziek te bed lag. Dat moest wel den een of ande ren clag gebeuren met al dat, wat ze daar ginder aanvangen, had zij ge zegd, en zonder zicli te bedenken, was zij naar Parijs geijld, voor den ecv- sten keer van haar leven... Nu, na eenige slapelooze nachten, na vele angsten, kon zij eindelijk vrij adem halen. Jan was gered en aan de betere hand. Hare oogen blikten met eene onuit sprekelijke teederheid naar haren schoonen jongen. In ziju bed zittend, zijn rug tegen de kussens geleund, doorliep Jan de dagbladen. Opeens werd hij bleek en riep uit Ah van je leven da's al te erg Wat dan? Hij hernam, met geweld op zijn blad slaande 1 Mijn naam Maurielmijn naam op een lijst van omgekochte afge vaardigden En als zij een paar vragende oogen openspalkte Zij zeggen, dat ik omgekocht ben! ik... dat ik meegedaan heb in een zaak, waaraan eenige van mijn collega's schuldig zijn... dat ik on dershands geld aangenomen heb... dat ik geknoeid heb... Mijn stem ver kocht... mijn geweten Begrijpt gij En dat is nog niet alles Dit blad van de tegenpartij raapt die beschul diging op, grijpt die modder te zaam en werpt ze op mij. En met een stem vol verontwaardi ging las hij De heer Jan Mauriel heeft groo- telijks deel aan die zaak van om- kooperij. Maar hierover zijn wij niet IVI Een ZaterdagaTondpraatje. Om de vijf jaar moet de AJgemcene olitieverordening herzien worden. Natuurlijk is dat een vervaarlijk werk. De verordening bevat hon- erden artikelen en er kunnen einde- ios veel amendementen op worden igediend. Vandaar dan ook het be ende spreekwoordéén gek kan leer amendementen indienen dan iven wijzen kunnen voorkomen. Iedereen die maar een korreltje be- ip van stadhuisaangelegenheden ezit, weet dus dat wanneer de alge herziening van de politieveror- Jgjening aan de orde kwam, daarmee agen en nog eens dagen zouden ge- 1 loeid zijn. Ik wil niet zeggen, dat ze daarom oo lang uitblijft, maar dat deze we- snschap toch niet geschikt is om het C emeentebestuur naar de zaak te g oen verlangen, is licht te gelooven. Maar daarom staan toch de zaken liet stil. Volstrekt niet. De Raad ■loet alleen, wat andere kin... ik be- oei wat kinderen in zoo'n geval doen, ij slikt namelijk het bittere drank- b bij kleine teugjes. De Commissie oor de Strafverordeningen, als dok ter fungeerende, schrijft telkens een paar lepels voor. Zoo wordt de pa tiënt niet al te ziek en behoeft hij den heelen emmer medicijn toch ook niet achter elkaar in te nemen. Deze Commftsie namelijk heeft on langs, zooals men zich herinneren zal, een voorstel gedaan, waarbij o.a. straf werd bedreigd tegen het verwec ken van oploopen door colporteurs en tevens 't hondengeblaf bij nacht werd geregeld. Gelukkig was het, dat daar bij de tentoonstellingen waren uitge zonderd, want- de menschen, die in de buurt van de Sociëteit Vereeniging wonen, hebben bij de laatste tentoon stelling geen oog dicht kunnen doen van 't geblaf bij nacht. Gelukkig voor de eigenaars bedoel ik, daar deze an ders hadden moeten worden beboet. Weliswaar kon men dezen honden hun luidruchtigheid niet te zeer kwa lijk nemen: 'twaren meest honden van buiten, die dus niet konden we ten, wat de Raad over hen in de Haarlemsche politieverordening heeft gezet. Dit evenwel in 't voorbijgaan. Waar ik op wijzen wou is dit, dat de Com missie voor de Strafverordeningen nu weer met eenige lepels medicijn komt aanzetten. Namens haar stelt dokter Van Styrum voor, dat B. en W. voor taan zullen kunnen bepalen of en zoo ja, hoe de zitplaatsen in openbare gelegenheden aan den grond zullen zijn bevestigd en dokter Bijvoet komt met een geneesmiddel aan tegen het leunen tegen perceelen en het zitten en spelen op stoepen, in raamkozij nen of bordessen. Allebei deze voorstellen hingen, om zoo te zeggen, al lang in de lucht. Het vastmaken van stoelen in open bare lokalen is een voorschrift van veiligheid en het verbod om tegen huizen te leunen of in raamkozijnen te zitten, zal een zielewensch vervul len van de bewoners van onze drukke winkelstraten. 'tWas een groote last, dat kwajon gens en heusch niet alleen die in korte broeken brutaalweg tegen de ramen stonden te hangen of in de vensterbanken gingen zitten en daarbij een taaltje uitsloegen, dat al lesbehalve aangenaam was om te hoo- ren. Joeg de bewoner ze weg, dan kon hij een stortbui van scheldwoor den krijgen en moest bovendien lij- delijk aanzien, dat ze kalm bleven j zitten en er niet aan dachten, om heen te gaan, wel wetende, dat de politie er toch ook niets aan doen kon. Hieraan zal dus nu voortaan een einde worden gemaakt en dat is maar goed ook. Gelukkig zijn er evenwel uitzonderingen gemaakt. Stel u im mers voor, dat je op een mooien zomermorgen je deur uitkomt en leuk tegen je eigen gevel leunende, opeens een agent van politie tegen je hoort zeggen„in naam der wet, gij leunt, ik maak proces-verbaal tegen u op." Vandaar, dat een uitzondering is ge maakt voor de gebruikers en hen, die handelen met toestemming van deze. Huurders kunnen dus gerust wezen. Zij hebben het volste recht, om tegen hun perceel te leunen, of in hunne raamkozijnen, op de dor pels van hunne deuren, op stoepen of op bordessen te zitten of te spelen. Die vrijheid kan geen politieman hun ontnemen. Eigenaars van huizen daarentegen moeten voortaan voorzichtig wezen. Wanneer zij de huur komen ophalen en, in afwachting van de betaling, tegen hun eigen huis leunen, dar. kan een slecht gemutste huurder een agent van politie aanroepen en zeg gen „Maak proces-verba al op tegen dien man. Hij leunt, zonder mijn toe stemming." Zoo veranderen de tijden en wij met hen. Vroeger heette het„pak de leuning Tegenwoordig wordt leu nen bijna een staatsgevaarlijke daad geacht. En ik wil wel erkennen, dat ik mij meermalen met bezorgdheid heb afgevraagd, hoe het nu gaan zal met baliekluivers en kringetjesspu wers, die een deel van hun levens genot zoeken in het leunen tegen een brugleuning. De vraag doet zich vooris een brug een perceel Hieruit spruit als vanzelf de vraag voortwat is een perceel Wordt daarmee alleen een huis be doeld of een kadastraal perceel? In 't laatste geval behooren de bruggen er denkelijk ook wel bij. In 't eerste geval zullen de baliekluivers vrijelijk kunnen voortgaan met den rug van hun jas glad te schuren aan de ge meentelijke bruggen. Wil men dat, dan moet het ook maar ronduit gezegd worden, ter ge ruststelling van de baliekluivers, die nu, naar ik hoor, min of meer in onrust zijn gebracht, daar zij anders een belangrijk deel van hun bestaan zouden komen te missen. Menschen, die er van houden, dat alles op tijd en in orde geschiedt, zullen en niet ten onrechte be-1 weren, dat al die gedeeltelijke her- zieninkjes van de politieverordening de algemeene herziening zullen ver tragen. Ik ben het daarmee eens. Het eenige, wat ik dan ook als verzach tende omstandigheid weet aan te voe ren is dit, dat we nu met die herzie ning toch eenmaal te laat zijn. Dat kan geen ijver op dit oogenblik, hoe groot ook, meer goed maken. Wil Haarlem's gemeentebestuur een lesje nemen in snelheid van wetge ving, dan wijs ik op de gemeente Bloemendaal, waar men Donderdag middag in den tijd van vijf minuten in den Raad een wijziging gebracht heeft in een gemeentelijke verorde ning, die niet eens op de agenda was aangekondigd. Het geval betrof den aanleg van waterleidingbuizen op Hartenlust. De heer Ter Hoffsteede kon zich daarmee maar moeilijk vereenigen en verlangde, dat voortaan zulke dingen op de agenda zouden worden gezet. De burgemeester verklaarde, dat het in dit geval niet anders gekund had. omdat... twee dagen later de buizen zouden worden gelegd en de men schen op Hartelust „zaten te sprin gen" om water. Precies andersom als bij ons in Haarlem. Hier zou men zeggen„ik zal u helpen, zoodra de verordening klaar is." Te Bloemendaal zegt men „laat ons gauw de verordening vast stellen, anders kunnen we de men schen niet gauw genoeg helpen 1" Waren we maar allemaal Bloemen dalers I Al was 't alleen maar om de belasting FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 5