BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
fl.20 PER 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
jj|ONDAGSBRIEYE]V.
j Den Heeren Buntin k Greven
Uitgevers
Qjlaarlemmer Halletjes.
g<
gf
ZATERDAG 13 FEBRUARI 1904
r
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
ADMINISTRATIE QROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
Amsterdam.
Geachte Heeren
schrijft mij, dat er nog een klein
itsje open is in het eerstvolgend
van uw maandschrift,
ik niet een eenvoudig schetsje
b?
Js ik mij veroorloven mag den na-
te leggen op dat „eenvoudig",
ben ik zoo vrij het bijgaande u
te bieden.
hoop dat u 't gebruiken kunt.
feelooft mij hoogachtend
Uw dienstw. dr.
LECTORI SALUTEM.
grootmoeder.
loor 't venster keek ze in 't zonne-
ikend spionnetje. Maar Anneke
am niet aandribbelen dicht langs
huizenrei heen. Woei 't ook niet
t stoer voor de kleuter?
n haar hart wist Grootje wel, dat
windje 't 'm niet deed. Anneke's
oekjes,. grootmoeders grootste ver-
ikking, bleven schaarsch. Waarom
Anneke heden juist komen? Alé-
moest ze efkens in 't spiegeltje
n, de stille straat langs.
)an, als er inderdaad niets op-
agde. zocht ze haar troost in de
iene neusjes van kroken en hyacin-
m, die verlangend door de aarde
orden, krèk als Anneke het hare
itig vooruitplantte in de lucht.
Sn de kleine meid zelf? Wel, die
niet minder te hunkeren om naar
lotmoeder te komen. Maar
Waar ik het oudje voor de eerste
lal met Anneke samen zag?
Grootmoeder en ik tusschen twee
akjes kenden elkander wel, al
dden we elkaar nooit gesproken.
?e zijn geburen. Ik op de gracht,
i in de straat. Met een stillen hoofd-
hik zijn we gewoon een groet te
Ssselen, wanneer ik, dagelijks het
pekje voorbijgaand, haar een lucht-
6 scheppen zie of wel een praatje
laken te zomeravond of op den lan-
p Zondagmiddag. Een buur of
riend, aan wie ze haar „Gen'avond!"
I „Mooi weertje I" kwijt raakt,
idt ze e/ temet altijd wel.
[aar met Anneke had ik haar nooit
,zien.
't Was verleden zomer op een mooi-
morgen, zoo tusschen tien en
paalf, dat ik ze samen zag. Een
>ede straat in onze buurt verlus-
ftjde zich in 't lekker morgenzonnc-
je. Daar vóór mij uit op 't trottoir
in de koele schaduwzijde drentelde
et doddig figuurtje van een driejarig
jnd, kruïlende lokken onder 't roode
autsje uit, bloote knieën rijzend uit
strepen van de sokjes. Bewonde-
ïd staat ze stil voor een winkel-
amgrootje moet even wachten,
xgeloos bukt ze naar den grooten
and, die te hunkeren staat voor de
kkernijen van den slager; angstig
ekt grootmoeder haar weg, gretig
?ens de gelegenheid aangrijpend om
stramme hand te streelen langs de
poezele rozenvingers van 't bewegelijk
snoesje.
Ik schrijd het tweetal voorbij, maar
kan niet laten öm te zien naar de
donkerblauwe kijkers en de kleurige
wangen. Haar handje mij reiken als
ik het haar vraag, kan ze bezwaar
lijk rechter en linker samen omspan
nen het kleine mandje, waarmee ze
met grootmoeder boodschappen heet
te doendoch de lipjes steekt ze voor
uit, als mag ik ter vergoeding een
kusje stelen.
Overgelukkig was het oudje met
Anneke er opuit gegaan en een blijde
glimlach overtoog haar trekken als
ze zag hoe de lieftallige verschijning
de aandacht der passanten niet ont
ging. Maar van binnen wonnen de
smartelijke aandoeningen het van de
blijde. Het stond hg.ar hoog, als een
gunst te aanvaarden een genot en
een.zorg, waarop haar hart rechtma
tige aanspraken had. Die misken
ning deed haar zeer. En pijnlijker
nog brandde de ongenezen wond, die
de dood haar sloeg, toen hij Anneke
haar in de armen legde, omdat hij
het jonge moedertje meedoogenloos
meenam naar zijn kille grafgewesten.
Wat was Hiltje een mooi jong
vrouwtje en, voor zoo kort helaas,
een lief moedertje geweest in dezelf
de woning, waarin thans Sofie
haar echtelijke plaats innam.
't Was winter. Duchtig vroor 't er
op los. De ijsfeesten zijn in vollen
gang. Bertus en Hiltje doen mee aan
den wedstrijd in schoonrijden. De pa
ren zwieren de jury voorbij. Hiltje
rijdt nog de oude sierlijke schaats.
Maar ze kan die thans niet botvie
ren in breeden zwaai. Bertus, in hard
rijden een meester, schiet in de
kunstgrepen der schoonrijderij te
kort. Spoedig hebben ze 't afgelegd
tegen de meer bedreven paren.
Dat schaadt aan Hiltje's vroolijk-
lieid niet. Trouwens evenmin aan die
van Bertus. Lachend, bekennen ze
elkaar dat ze in dit span niet gelijk-
op trekken en goedsmoeds verdraagt
hij de kleine plagerijen der opgewekte
feestgenooten.
TotdatGerrit er zich in mengt,
de goedhartige, schoon ietwat ruwe
schippersknecht, die met zijn kloeke
wederhelft in dezen mooien oud-Hol-
landschen kamp de victorie had weg
gedragen.
Gerrit was niet altijd overwinnaar
geweest. Zooals 't gaat bij 't rad van
avontuur. Nu boven, dan onder. Een
jaar of wat geleden, in een anderen
strijd, om het hart van Hiltje, had
Bertus hem verslagen. Maar daar
was bij Gerrit niets van blijven zit
ten.
„Willen we eens zien, hoever wij
het op de schaats samen nog
brengen, Hiltje?" zei Gerrit eensklaps,
met een glunderen nadruk op het
woord schaats.
Er was in zijn aanbod iets ronds en
vertrouwelijks, iets van een verkla
ring, dat hij den ouden tijd als afge
daan beschouwde. En dat deed hij
ook, al voelde hij juist heden, nu
Hiltje daar zoo bekoorlijk op de
schaatsen stond, nog een klein pun
tje van de oude pijl haken.
Het aanbod werd aanvaard. Een
onvoorzichtigheid van Hiltje. Zij
kende haar Bertus in zijn voortreffe
lijke eigenschappen, maar ook in de
heftigheid van zijn jaloezie.
Daar glijden ze samen over de spie
gelende vlakte, overbuigend tot den
scherpst mogelijken hoek naar rechts
en naar links evenals Gerrits schuit,
wen zij sierlijk laveert keerend
met de bevalligste wending, arabes
ken snijdend in den spiegel onder
hun gevleugelde voeten, een gratie
spreidend over het lichaam, als al
leen het Hollandsche ijs te schenken
weet.
Bertus is zichzelf niet meer mees
ter van ijverzucht. Hij maant naar
huis. Maar Hiltje wil blijven. Het ijs
is zoo heerlijk. Morgen wellicht valt
de dooi in.
Nu, goedMaar dat schoonrijden
verveelt hem. Hij wil de beenen rek
ken.
Vóór donker kunnen we nog
juist naar oom en tante te Ouderveen
heen en weer. Dat's een mooi besluit
van den dag.
Is dat niet wat vèr, Bertus?
Niets te verEn terug hebben
we 't windje meê.
Ze leggen op. In 't hardrijden staat
Bertus zijn man. In een oogwenk
zijn ze uit 't gezicht. Gesproken wordt
er niet. Dat kan ook niet in zoo'n
vaart. Als ze overstappen bij een
dam, oppert Hiltjeof ze niet zullen
terugkeeren?
En je woudt zoo graag blijven
op 't ijs?
Eoei, Bertus, wat woelt het dui
veltje in je borst
Voort ging hetHij genootgenoot
van de kloeke beweging in zijn sterke
spieren genootook een weinig,
misschien, van zijn stille wraak?.
Neen, tóch nietdaar priemde veeleer
iets in zijn binnenste bij 't voelen dat
bij Hiltje de gang eruit was, dat ze
blijkbaar moe werd.
„Willen we wat zoetjes aan? rreb
je last met je adem?" wou hij ge-
vraagd hebben.
Of, liever nog, vroolijker
„Krijg je 't te kwaad met je merg
pijpen, Hil?"
Dat wou hij gevraagd hebben.
Maar zijn booze kop zeiVooruit
Bij oom en tante zaten ze warm en
deed men der gastvrijheid eere. En
al was Bertus iets stiller, Hiltje
praatte honderd uit. Maar de sche
mering dreigde. Tante durfde even
min tot langer toeven nooden. Oom
bond eveneens aan en ging een eind-
weegs mee om „op te duwen",
want het windje was even gedraaid
en er viel een vermanend vlokje
sneeuw.
De terugtocht was bezwaarlijk. Men
moest een keer of wat „opsteken"
om den wind, om de sneeuw, om den
dorst, om Hiltje's moeheid. Met een
kloppend hoofd hield ze zich dapper.
Met een lachenden groet nog stapte ze
van 't achtererf van ,,'t Gouden
Haantje", de laatste pleisterplaats,
het ijs op.
.„Dat vrouwtje zal nog een toer heb
ben naar huis", zei de waardin in 't
tapkastje.
En ze had een toer.
Bertus' kop was gebroken. Zijn
zorgzaamheid kende geen grens. Hij
liet haar voelen dat hij zich schuldig
wist. Maar zij 'k Heb 't immers
zelf óok gewild?"
Doch ze hè.d een toer.
ThuisWelk een woord na een
overspannen tocht, na doorgestanen
angst, na 't gevoel van niet meer
kunnen.
i Bertus hielp haar zich te ontklee-
i den. Haar kracht was ten eind.
Bertus waakte, en riep moeders
hulp in den anderen morgen. Voor
1 geen geld van de wereld mocht ze op-
staan.
...,.M ocht zij opstaan!" Waar zou
1 zo de kracht van daan hebben ge-
haald
I Eerst langzamerhand weken de ge-
volgen der oververmoeidheid. De
aanstonds voelbare en gevoelde gevol-
gen voor 't minst. Ze was weer in
haar doen en weer vroolijk. Maar dat
de opgewektheid meer inspanning en
zelfoverwinning kostte dan zij zich
bekennen wou, ontging aan moeder
j niet, van 't eerste oogenblik af.
De blijde hoop, de menigvuldigheid
der zorgen het gevoel van verant-
woordelijkheid, die een aanstaande
moeder vervullen, hielden Hiltje op
de been, gaven haar kracht, verklaar-
j den den schijnbaar goeden gang van
j zaken. Maar toen in den volgenden
nazomer klein Anneke in de wieg lag,
had grootmoeder een lief popje op te
i kweeken en een tobbend, strijdend,
j inzinkend moedertje te verzorgen,
j Odie oogenblikken als de hoest
scheen te wijken voor een dag of wat
j en grootmoeder verzekerde, dat ze 't
i ergste gehad hadden. Als Anneke's
eerste lachjes weerspiegelden in Hil-
tje's oogen en Bertus haar in zijn
breede armen omvatte... moeder en
j kind
Maar de dag kwam, dat zij met
bittere droefheid, met bangen angst
het kind kuste, dat ze aan Bertus
zeiZul je haar vertellen, Bert, van
d'r moeder?...
i De dag kwam ook, waai'op zelfs de
teerste banden waren losgemaakt
j door de smarten des doods, en ze naar
Anneke nauwelijks kon vragen.
j De dag ook, waarop grootmoeder
Anneke's hand liet streelen langs
j koude marmerwangen, een lief-
kozing ten heiligen afscheid.
j Grootmoeder had haar huisje al
lang verlaten en bleef bij Bertus en
j Anneke, beiden even gek op de oude,
j die ontzaggelijk veel miste en ontzag-
gelijk veel vond.
Maar twee jaren later stonden er in
grootmoeders vroegere woning weer
bloemen voor de ramen, bloemen die
troost brachten en achter wier blader-
tros de smart verborgen weenen kon.
Het huisje was weer open gekomen
en grootmoeder was er opnieuw in-
1 getrokken.
Want in Bertus' woning kwam So-
I fie. Het kind moest een moeder heb-
i ben.
En Sofie was een goede moeder voor
i haar aangenomen Anneke. Bertus had
j goed uit zijn oogen gezien voor de
tweede maal.
Doch een mensch heeft zijn gebre
ken.
Bertus had zijn jaloezie.
En Sofie hadde hare.
Grootmoeder, zoo meende zij,
scheen wel rechten te willen doen
gelden op de huishouding, die z ij
toch te bestieren hadop de kleine
meid, die de hare geworden was. Die
dolle verhouding zou ze zoetjes aan
omkeeren.
Bertus leed onder dat „zoetjes aan",
omdat er boven een vaart achter dat
„zoetjes" bleek te zitten, als toen hij
met Hiltje naar Ouderveen reed.
Op een goeden morgen echter had
Sofie het overdruk. Zij zou visite krij
gen 's avonds en had heel wat te be
stellen. Anneke scheen wel lastig,
juist nu ze 't druk had. Als groot
moeder de boodschappen eens doen
wou
Fluks wipte ze 'n twintigtal huizen
voorbij en stond ze in 't vriendelijk
bloemenvertrek.
„Goeden morgen, grootje Ik zit in
een razenden rommel en alles loopt
me tegen. Zoudt u een paar bood
schappen voor me willen doen
En kom dan even aan, dan kunt u
Anneke meenemen, met 't mooie
weertje, als u er zin in hebt."
Grootjes hart sprong op.
Dat was op den morgen, toen ik
de twee achteropliep op het bescha
duwd trottoir.
Door z'h Moeder Gered.
Voel je je beter, mijn jongen
Wel ja, moeder, heel wat beter.
Wat heeft de dokter gezegd
Dat je over eenige dagen rnis-
schien wel zult kunnen uitgaan. Maar
dan moet je je goed, dik aankleeden
en oppassen dat je geen kou vat. An
ders zou je weer invallen.
Wees gerust. Ik zal oppassen.
En Jan Mauriel drukt de eeltige
'hand zijner moeder, die hij met een
liefdevollen blik beschouwt, zachtjes
tusschen zijne handen. Met die bree-
i de, grijsachtige, glanzend gestreken
banden aan hare muts. die breede,
j gouden oorringen, dat eenvoudige
gezicht van eene boerin, met haren
schoudermantel van grove stof, en
j haar zwart, wollen kleed, maakte
j moeder Mauriel den indruk van die
i goede landlieden, die als een geur
..verspreiden van omgeploegde akkers,
stallen, en gezondheid,
j Hare dikke handen en haar zop.t-
I houtachtig gekleurd gelaat teekenen
j een arbeidzaam en eenvoudig leven,
een leven van veldarbeid. Niettegen-
staande haar krachtvol uiterlijk
schijnt zij toch wat vermoeid. Dit is,
omdat zij nu bijna veertien dagen
geleden, op een zekeren morgen te
iParijs kwam om haren jongen te ko-
men oppassen, Jan Mauriel, de afgc-
vaardigde van Indre-et-Maine. en ge
durende die dagen heeft Jan, bijna
stikkend, naar adem zoekend, door
longontsteking gemarteld, zich om
geven gevoeld door zorgen, teeder-
heid en hartelijkheden. Oh, gelukkig
I de zieke, over wien een moederlijke
bekommernis waaktZijn vader, een
'eenvoudige landbouwer, had hem.
nog zeer klein, naar de volksschool
gezonden.
i Maar hij gaf blijken van zulk een
helderen geest, van een zon scherp
begrip, de kleine van vader Mauriel,
dat zijn meesters hem vooruit hielpen.
Hij kreeg een beurs voor het college
van de nabijgelegen stad. Dan, ge
holpen door het gemeentebestuur,
kon hij zijne studiën gaan voleinden
te Parijs, waar hij zich een plaats
koos onder de staatkundige dagblad
schrijvers. liet allereerst had hij de
belangen der landbouwers, wier af-
jstammeling hij was, ter hand geno-
men, en steunde hij in zijne artikelen
j wetsvoorstellen, die de verbetering
van hunnen toestand zouden bewer-
ken en tevens hen zouden ontheffen
i van den te zwaren druk der belastin
gen.
In korten tijd had hij de volksgunst
gewonnen in Indre-et-Maine. Eenige
gemeenteraadsleden stelden hem can-
didaat bij de keuze van afgevaardig
den. Wie zou beter de belangen van
de landbouwers vertegenwoordigen en
verdedigen dan bij
Hij kwam in de Kamer met eene
groote meerderheid van stemmen.
Sedert de vijf jaren, die hij te Pa
rijs leefde, had Jan Mauriel fijnere
manieren aangenomen. Hij was een
net heer geworden met een zeker we
re ld sch vernis.
Men zou niet gezegd hebben, dat
hij een boerenzoon van de Danube
was.
Zijne verschijning was immer on
berispelijk. Zijn linnen schitterdeniet
minder dan zijn verstand. De me
daille had toch eene keerzijde om
dat de jeugdige afgevaardigde zoo
schitterend geslaagd was, waren er
velen, die hem benijdden, en vijandig
tegen hem over stonden.
Wat moeder Mauriel aangaat, zij
was een eenvoudige ziel. Ternauwer
nood kon zij lezen
Vreemd was haar alles, wat niet in
verband stond met het landleven. En
uitdrukkingen alsKamer van Afge
vaardigden, ministers, politiek en der
gelijke stadhuiswoorden gonsden om
hare ooren als schotsche en onbegrij
pelijke klanken.
Die barbaarsche geluiden joegen
haar zelfs schrik aan. Voor haar
beduidde dat zooveel als het monster,
als het geheimzinnige raderwerk, dat
haar van haren jongen beroofd had.
Zonder twijfel kwam er een gevoel
van trotschheid in haar op, als zij
nu en dan gearmd wandelde met
dien jeugdigen mijnheer, van alle zij
den gegroet met den titelMijnheer
de afgevaardigde,.
i Dat alles was mooi en >velmaar
toch had zij hem liever daar ginds
onder hare moederlijke oogen gehou-
den, ver van alle gevaar, te midden
j van de vredige natuur.
Zij was er dan ook niet over ver-
wonderd, als zij hoorde, dat hij ziek
te bed lag.
Dat moest wel den een of ande
ren clag gebeuren met al dat, wat ze
daar ginder aanvangen, had zij ge
zegd, en zonder zicli te bedenken, was
zij naar Parijs geijld, voor den ecv-
sten keer van haar leven...
Nu, na eenige slapelooze nachten,
na vele angsten, kon zij eindelijk vrij
adem halen.
Jan was gered en aan de betere
hand.
Hare oogen blikten met eene onuit
sprekelijke teederheid naar haren
schoonen jongen.
In ziju bed zittend, zijn rug tegen
de kussens geleund, doorliep Jan de
dagbladen.
Opeens werd hij bleek en riep uit
Ah van je leven da's al te erg
Wat dan?
Hij hernam, met geweld op zijn
blad slaande
1 Mijn naam Maurielmijn naam
op een lijst van omgekochte afge
vaardigden
En als zij een paar vragende oogen
openspalkte
Zij zeggen, dat ik omgekocht
ben! ik... dat ik meegedaan heb in
een zaak, waaraan eenige van mijn
collega's schuldig zijn... dat ik on
dershands geld aangenomen heb... dat
ik geknoeid heb... Mijn stem ver
kocht... mijn geweten Begrijpt gij
En dat is nog niet alles Dit blad
van de tegenpartij raapt die beschul
diging op, grijpt die modder te zaam
en werpt ze op mij.
En met een stem vol verontwaardi
ging las hij
De heer Jan Mauriel heeft groo-
telijks deel aan die zaak van om-
kooperij. Maar hierover zijn wij niet
IVI Een ZaterdagaTondpraatje.
Om de vijf jaar moet de AJgemcene
olitieverordening herzien worden.
Natuurlijk is dat een vervaarlijk
werk. De verordening bevat hon-
erden artikelen en er kunnen einde-
ios veel amendementen op worden
igediend. Vandaar dan ook het be
ende spreekwoordéén gek kan
leer amendementen indienen dan
iven wijzen kunnen voorkomen.
Iedereen die maar een korreltje be-
ip van stadhuisaangelegenheden
ezit, weet dus dat wanneer de alge
herziening van de politieveror-
Jgjening aan de orde kwam, daarmee
agen en nog eens dagen zouden ge-
1 loeid zijn.
Ik wil niet zeggen, dat ze daarom
oo lang uitblijft, maar dat deze we-
snschap toch niet geschikt is om het
C emeentebestuur naar de zaak te
g oen verlangen, is licht te gelooven.
Maar daarom staan toch de zaken
liet stil. Volstrekt niet. De Raad
■loet alleen, wat andere kin... ik be-
oei wat kinderen in zoo'n geval doen,
ij slikt namelijk het bittere drank-
b bij kleine teugjes. De Commissie
oor de Strafverordeningen, als dok
ter fungeerende, schrijft telkens een
paar lepels voor. Zoo wordt de pa
tiënt niet al te ziek en behoeft hij
den heelen emmer medicijn toch ook
niet achter elkaar in te nemen.
Deze Commftsie namelijk heeft on
langs, zooals men zich herinneren
zal, een voorstel gedaan, waarbij o.a.
straf werd bedreigd tegen het verwec
ken van oploopen door colporteurs en
tevens 't hondengeblaf bij nacht werd
geregeld. Gelukkig was het, dat daar
bij de tentoonstellingen waren uitge
zonderd, want- de menschen, die in
de buurt van de Sociëteit Vereeniging
wonen, hebben bij de laatste tentoon
stelling geen oog dicht kunnen doen
van 't geblaf bij nacht. Gelukkig voor
de eigenaars bedoel ik, daar deze an
ders hadden moeten worden beboet.
Weliswaar kon men dezen honden
hun luidruchtigheid niet te zeer kwa
lijk nemen: 'twaren meest honden
van buiten, die dus niet konden we
ten, wat de Raad over hen in de
Haarlemsche politieverordening heeft
gezet.
Dit evenwel in 't voorbijgaan. Waar
ik op wijzen wou is dit, dat de Com
missie voor de Strafverordeningen nu
weer met eenige lepels medicijn komt
aanzetten. Namens haar stelt dokter
Van Styrum voor, dat B. en W. voor
taan zullen kunnen bepalen of en zoo
ja, hoe de zitplaatsen in openbare
gelegenheden aan den grond zullen
zijn bevestigd en dokter Bijvoet komt
met een geneesmiddel aan tegen het
leunen tegen perceelen en het zitten
en spelen op stoepen, in raamkozij
nen of bordessen.
Allebei deze voorstellen hingen, om
zoo te zeggen, al lang in de lucht.
Het vastmaken van stoelen in open
bare lokalen is een voorschrift van
veiligheid en het verbod om tegen
huizen te leunen of in raamkozijnen
te zitten, zal een zielewensch vervul
len van de bewoners van onze drukke
winkelstraten.
'tWas een groote last, dat kwajon
gens en heusch niet alleen die in
korte broeken brutaalweg tegen
de ramen stonden te hangen of in
de vensterbanken gingen zitten en
daarbij een taaltje uitsloegen, dat al
lesbehalve aangenaam was om te hoo-
ren. Joeg de bewoner ze weg, dan
kon hij een stortbui van scheldwoor
den krijgen en moest bovendien lij-
delijk aanzien, dat ze kalm bleven
j zitten en er niet aan dachten, om
heen te gaan, wel wetende, dat de
politie er toch ook niets aan doen
kon.
Hieraan zal dus nu voortaan een
einde worden gemaakt en dat is maar
goed ook. Gelukkig zijn er evenwel
uitzonderingen gemaakt. Stel u im
mers voor, dat je op een mooien
zomermorgen je deur uitkomt en leuk
tegen je eigen gevel leunende, opeens
een agent van politie tegen je hoort
zeggen„in naam der wet, gij leunt,
ik maak proces-verbaal tegen u op."
Vandaar, dat een uitzondering is ge
maakt voor de gebruikers en hen,
die handelen met toestemming van
deze. Huurders kunnen dus gerust
wezen. Zij hebben het volste recht,
om tegen hun perceel te leunen, of
in hunne raamkozijnen, op de dor
pels van hunne deuren, op stoepen of
op bordessen te zitten of te spelen.
Die vrijheid kan geen politieman hun
ontnemen.
Eigenaars van huizen daarentegen
moeten voortaan voorzichtig wezen.
Wanneer zij de huur komen ophalen
en, in afwachting van de betaling,
tegen hun eigen huis leunen, dar.
kan een slecht gemutste huurder een
agent van politie aanroepen en zeg
gen „Maak proces-verba al op tegen
dien man. Hij leunt, zonder mijn toe
stemming."
Zoo veranderen de tijden en wij
met hen. Vroeger heette het„pak
de leuning Tegenwoordig wordt leu
nen bijna een staatsgevaarlijke daad
geacht. En ik wil wel erkennen, dat
ik mij meermalen met bezorgdheid
heb afgevraagd, hoe het nu gaan zal
met baliekluivers en kringetjesspu
wers, die een deel van hun levens
genot zoeken in het leunen tegen een
brugleuning.
De vraag doet zich vooris een
brug een perceel
Hieruit spruit als vanzelf de vraag
voortwat is een perceel
Wordt daarmee alleen een huis be
doeld of een kadastraal perceel? In
't laatste geval behooren de bruggen
er denkelijk ook wel bij. In 't eerste
geval zullen de baliekluivers vrijelijk
kunnen voortgaan met den rug van
hun jas glad te schuren aan de ge
meentelijke bruggen.
Wil men dat, dan moet het ook
maar ronduit gezegd worden, ter ge
ruststelling van de baliekluivers, die
nu, naar ik hoor, min of meer in
onrust zijn gebracht, daar zij anders
een belangrijk deel van hun bestaan
zouden komen te missen.
Menschen, die er van houden, dat
alles op tijd en in orde geschiedt,
zullen en niet ten onrechte be-1
weren, dat al die gedeeltelijke her-
zieninkjes van de politieverordening
de algemeene herziening zullen ver
tragen. Ik ben het daarmee eens. Het
eenige, wat ik dan ook als verzach
tende omstandigheid weet aan te voe
ren is dit, dat we nu met die herzie
ning toch eenmaal te laat zijn. Dat
kan geen ijver op dit oogenblik, hoe
groot ook, meer goed maken.
Wil Haarlem's gemeentebestuur een
lesje nemen in snelheid van wetge
ving, dan wijs ik op de gemeente
Bloemendaal, waar men Donderdag
middag in den tijd van vijf minuten
in den Raad een wijziging gebracht
heeft in een gemeentelijke verorde
ning, die niet eens op de agenda was
aangekondigd. Het geval betrof den
aanleg van waterleidingbuizen op
Hartenlust.
De heer Ter Hoffsteede kon zich
daarmee maar moeilijk vereenigen en
verlangde, dat voortaan zulke dingen
op de agenda zouden worden gezet.
De burgemeester verklaarde, dat het
in dit geval niet anders gekund had.
omdat... twee dagen later de buizen
zouden worden gelegd en de men
schen op Hartelust „zaten te sprin
gen" om water.
Precies andersom als bij ons in
Haarlem. Hier zou men zeggen„ik
zal u helpen, zoodra de verordening
klaar is." Te Bloemendaal zegt men
„laat ons gauw de verordening vast
stellen, anders kunnen we de men
schen niet gauw genoeg helpen 1"
Waren we maar allemaal Bloemen
dalers I Al was 't alleen maar om de
belasting
FIDELIO.