m^sm
SS& SS
KSflsëJ
verwonderd. Eene zoo fijn gemanier
de netheid, zonderlinge lotgevallen,
die van mond tot mond verhaald wor
den. een satrapische weelde jnen
zect dat hij een zilveren badkuip te
huis heeft), dit alles komt met over
een met den eenvoud, dien men rnt
recht verwachten kan bij een verte
genwoordiger van eenvoudige lands
lieden
Het'is dan ook hoog tijd om een
eind te maken aan dat verdicht ver
haal. dat men van dezen Barras een
zcon van een landman maken. wi.. lu
ouders van Jan Mauriel bewonen een
kasteel in Indre-et-Maine. Mevrouw
Mauriel. die arglistig en geslepen is
zooals gezegd wordt, ontvangt vele
bezoeken, naar het schijnt. En, zeker
om de volksgunst, waarin haar zoon
staat, te onderhouden, is zij er in
geslaagd eene partij te vormen, die
der regeering vijandig is en zeer ge
vaarlijk. Kan zij dien staat voeren
met de toelage van den jeugdigen af
gevaardigde Baudm heeft ons wel
eer getoond, hoe men, met vijf-en-twin-
tig franken sterft, de heer Mauriel
laat ons zien, hoe men niet vijf-en-
twintig franken het leven van een
prins leidt,
Neen neenneenDaar zal het
mEnbj'i>iiblliV ui' zijn bed gesprongen
en trekt koortsachtig zijn kleederen
a^ü' ^'at doe je daar, vraagt zijne
moeder verwonderd.
Ik trek mijn kleeren aan.
Waarom'? T.
Vandaag is er Kamerzitting, ik
ga er heen.
Ben je gek?
Neen 1 antwoordt de af ge vaar dig
dc opgewonden. Ik zou gek zijn als
ik mij nog vandaag met rechtvaardig
de voor de oogen van geheel Frank
rijk. Mijn stilzwijgen zou het geloof
aan die hatelijke beschuldiging nog
sterker makenIk moet noodzakelijk
spreken... uitlegging geven.
Maar de dokter verbiedt je uit
te gaan, als je het doet, kun je weer
opnieuw ziek worden...
Wat geef ik om den dokter
Als die ellendelingen nog maar mij
alleen aanvielen! Maar zij vergrijpen
zich aan u. aan mijne ouders, aan
u. inocder, begrijp dat toch eensgoea.
Dat is gemeen Mijn eer staat op het
spel Mijn egr is de uwe, nietwaar
Is die van geheel de streek, die mij
gekozen heeft... Gij wilt toch met, dat
die gekrenkt wordt?
Ik zou niet graag willen, dat ge
weer een kou pakte.
Och Ik voel mij sterk genoeg!
gij behoeft niet bang te zijn 1 De zit
ting begint om half drie. Ik heb met
veel tijd meer.
.- Je gaat je dood maken i
Adieu
En de oude op zij dringend, die
bevend en op zij gezet verbluft staat
te kijken, heelt Mauriel zich iu een
oogwenk aangekleed, want de veront
waardiging geelt hem krachten, en
7an de trappen vliegend, is Mauriel
verdwenen.
Het is eene laagheid, mijne hee-
reneene laagheidIk, Jan Mauriel,
beschuldigd van omgekocht te zijn
Het is eene laagheid... eene laag...
Een hoestbui onderbrak plotseling
den redenaar. Reeds een kwartier is
bij aan het woord. Een van zijne po
litieke tegenstanders heeft de neschul-
diging herhaald en zoo juist op de
spreektribune het venijnige artike
TOlXe-satrapische weelde - de
buitenkansjes van een weelderig le
ven de zilveren badkuip ae
moeder eene invloedrijke, argiistige
dame eene soort Madame Déca
mier het gevaarlijke politieke
kornplot - niets heeft hij overgesla
gen.
Mauriel is opgesprongen vol veropt
woordiging 1 Hij verdedigt zich met
eene woedende hevigheid. Maar hijs
nog zwak. en langzamerhand wordt
zijn stem klankloozer... de krach'e 1
van /line beterschap begeven hem.
Toch houdt hij de tribune krampach-
tig va«t. In een rossig schijnsel ziel
hij gezichten vol aandacht, eene rij
kale of woestharige schedels booger
op bewegen zich eene menigte hoof-
den. omlijst door het hoogroode ti >o
der verheven zitbanken. Over dac alles
valt uit den licl.lgevendan koepcleei
netsche schemering. Door een niterste
krachtsinspanning van z>jnen w-ü her
vat Mauriel het woord en met toorn
en spot in zijne woorden, gaat hij
Men beschuldigt mij van omge-
kocht te zijn, omdat ik het schaam
teloos gedrag niet leid, dat sommigen
a)s noodzakelijk verbonden meenen
aan de vertegenwoordiging van he.
'"uw ik vraag het u, mijne hee-
renen ik riclit mij tot allen, die
gezond verstand hebben is het
noodzakelijk zich voor taoa" e.e™
wilde man met ongekamde haren, om
de verklaring te erlangen, dat men
met omkoopbaar is? Kan me"?'cl:ï;ts
dan het Fransche volk waardig ver
tegenwoordtge.il, als men een sloch
"foireenf'ovéSniving komt mij
voor als een comediespel. Ik houd het.
cr voor, dat eene 8ezonhegdl,Jeü"adia
vertegenwoordigers moet hebben, die
haar waardig zijn. Men spreekt van
mijn weelde I Men zegt, dat miine
ouders een kasteel bewonen m Indre
aPMalno waar zij. zooals liet schijnt
een gevaarlijk staatkundig complot
crpiineed hebben Beveel een onder
foek mijne heeren! Dat men mijn
levensloop onderzoeke Ik houd mets
verborgen. Ik kef alleen, m eene een-
voM'iige woning in de Rue c°yYc^'t
Daar is geeu badkuip (en dat p
mii wel). Wat mijne oudais aangaai.
'die belasterde m'?sch™ z''n
die» landlieden, die den akker dbd u
wen en daarin stel ik mijne e-r.
Hm kasteel Hei is eene eenvoudisr»
bovenwoning, die zij /««hunnen
ee2-ZaanrpgraateT? Welnu, gedt gij
het tegenbewijs?.. In dat geva1--
Mauriel kan van toorn geen adem
meer halen. Eene nieuwe hoestbui
overvalt hem en duurt deze keervnj
lyng. Het zweet stroomt over zijr. go-
laat. Zijne haren kleven aan zijne sla
pen Hij kan niet meer spreken, .e-
vergeefs beproeft hij het hij wordt e
in gehinderd door het geraas met de
schrijftafels die. waarmede zijne«o-
Jega's. als schooljongens m opstand
voortdurend klapperen.
De zitting is geschorst', zegt de
voorzitter, terwijl hij met de bel het!
teeken geeft; dan buigt hij zich voor
over tot den spreker
Rust een oogenblik, mijnheer de
afgevaardigde. Wij zullen aanstonds
weer beginnen.
Mijnheer Je afgevaardigde verlaat
de tribune, droogt zich het zweet van
zijn aangezicht en gaat naar de gan
gen. Hij ziet daar eenige van zijn
vrienden. Maar deze ontwijken hem
en maken zich uit de voeten. Zij ver
bergen behoedzaam hunne gemoeds
stemming, wachten het einde der
gebeurtenissen af en 'tslot van Mau-
riel's antwoord.
De zitting vangt aan roept de
pedel niet krijschende stem. Een ieder
begint haast te makendie nog maar
alleen aan de buvette staat, verwij
dert zich snel. Maar oi> zijn weg houdt
eene hand hem tegen. Hij ziet om.
Mama I
Ja... ik heb het maar gedurfd
ik ben je gevolgd.
Waarom
Je hebt Je flanel vergeten
Welnu
Wat ben je heetJe zwemt in je
zweet. Arme jongen!... en wat ben je
bleek!... Wat zou de dokter zeggen
als hij wist, dat je zonder flanel ben
uitgegaan, na zoo ziek te zijn ge
weest? Ik heb het je meegebracht...
En haastig maakt ze een pakje open
en spreidt voor de oogen van den ver
baasden afgevaardigde een grooten
flanellen borstrok uit
Gauw Aangetrokken zegt zij.
Verlegen, maar toch hartelijk, sta
melt Jan
Dank je mamaAanstonds, na
de zitting.
Neen, terstond.
Dat is onmogelijk... Ik was juist
in het volle van eene groote redevoe
ring... De zitting begint weer... Inde
Kamer wachten ze op mij... De mi
nisters...
En ik zou er den brui van geven,
van die Kamer en van die ministers.
Als je weer een zware pleurezij op-
geloopen hebt... als je dood zult zijn...
zijn zij het dan, die je aan je moeder
zullen teruggeven? Trek ze aan, zoo
als ik het je zeg
Hij trachtte haar nog te ontloopen.
Maar zij hield hem stevig vast
Reeds waren eenige van zijn col
lega's, die zich wat verlaat hadden,
blijven staan, om dat vreemde too-
neeltje even aan te zien en lachten er
heimelijk om.
Jan las in die oogen van eene on
verzettelijke boerin eene onoverwinne
lijke weerspannigheid. Hij begreep,
dat geen menschelijke macht hart
eenmaal vastgezette gedachte zou
kunnen veranderen. Hij zag zich al,
terwijl hij over de tribune naar zijne
plaats ging, achtervolgd door die
goede vrouw, die de noodige borstrok
met de hand door de ruimte deed
wuiven, terwijl de oogen van geheel
de Kamer op hem gevestigd waren...
Toen zag hij in, dat er maar één kans
was om zich te redden in haast ge
hoorzamen. Opeens neemt lyij de fla
nellen borstrok, die zij hem toereikte
op smeekende, maar tevens vastbera
den manier, hij ging in eene kleed
kamer, waar hij zich ontkleedde.
De zitting gaat door, zegt de
voorzitter.
De achtbare Mauriel heeft het
woord.
Niemand.
Met de oogen zoekt men Jan Mauriel.
Zijne plaats is onbezet.
Een afkeurend gemompel klinkt
langs de zitplaatsen. De hevigste te
genstander van Jan Mauriel, zijn aan
klager. riep met luide stem
Hij houdt zich schuil. Zijn vlucht
is eene bekentenis.
Ja Ja herhaalden in koor eeni
ge stemmen.
Het gemompel werd luider en zwol
als een golf.
Verschillende partijen maakten
koor. Het publiek, wiens belangstel
ling opgewekt was door het begin van
de zitting, en dat angstig verlangde
ook het vervolg van den strijd bij te
wonen, voelde zich teleurgesteld in
zijne verwachting en begon mede te
doen. Men riep
- Weg met Jan Maurielweg met
den omgekochte
De voorzitter bracht de bel in be
weging.
Het rumoer hield op.
Is de achtbare afgevaardigde
van Indre-et-Maine weggegaan? vroeg
hij.
Toen hoorde men van boven komen,
eene scherpe stem, die met een lande
lijke tongval antwoordde
Neen, hij zal aanstonds komen
Hij is bezig zijtf flanel aan te doen.
Een uitbundig gelach weerklonk
door de Kamer. Men dacht met een
grap te doen te hebben.
Alle hoofden draaiden zich om, en
men bemerkte op de tribune, voor
het publiek bestemd, een oude, kleine
boerin met een witte muts metbreede
banden op en met een zwarten schou
dermantel. De uitdrukking van haar
gelaat teekende eene kommervolle
onthutsing. Terstond bedaarde het
lachen. Men werd nieuwsgierig... Wat
zou dat wel beduiden
Zoo half begrijpend, dat het om
haar jongen te doen was, en hem
tegenover allen willende verdedigen,
stamelde de oude verlegen
Hij komt zoo net uit eene ziek
te... Hij zwom als 't ware in zijn
zweetDaarom wilde ik, dat hij zich
goed aankleedde.
En zij voegde cr bij
Ik ben zijn moe 1
Zijne moederdie boerin met die
muts op Die was dan die geslepen,
kruipende kasteel-dame, die andere
madame Récamier, die eene partij
gevormd had, zoo gevaarlijk voorden
staat
In. tegenwoordigheid van die onge
manierde verschijning, zoo treffend
om hare ongekunstelde teerhartigheid
begon men zoo iets te raden. Men
herinnerde zich de woorden van den
afgevaardigde, zijne hoestbui.
Het voorval werd begrepen. Opeens
kwam voor den geest een vluchtige
voorstelling van een huiselijke, ^een
voudige woonkamer, van den zieken
zoon, van de moeder, die van het
land gekomen was, om hem op te
passen... en die menigte van Parijze-
naars, die lacht en weent met eene
zelfde luchthartigheid, die menigte
voelde zich getroffen.
Het leven van Jan Mauriel toonde
zich daar voor het gansche publiek.
OmgekochtHij Nou nog mooier
Te gek om aan te denken
De beschuldigingen vielen, de eene
na de andere.
Een afgevaardigde was de tolk van
aller gevoelen, als hij riep
Bravo, moedertje
Op hetzelfde oogenblik komt Mau
riel in de zaal en bestijgt het spreek
gestoelte. Maar tot zijn groote ver
wondering, nog vóór dat hij zijn
mond geopend had, brak er een don
derende toejuiching los over de ban
ken der Kamer.
Van alle zijden riep men„Leve
Mauriel
Van verwondering geen woord kun
nende spreken, heft hij zijn hoofd op
en bemerkt daar heel in de hoogte
de goede vrouw, die hem wenkte ge
rust te zijn. Toen begreep hij alles
en zonder valsche schaamte, in tegen
woordigheid van allen, maakte hij
een ongekunsteld gebaar en wierp een
kushand naar zijn moeder.
Rubriek voor Dames.
DE TERUGKEER VAN SHERLOCK HOLMES
HET AVONTUUR VAN DE KOSTSCHOOL.
Uit het Engelschvan CONAN DOYLE.
(Vervolg van het No. van Haarlem's Dagblad van 11 Februari).
indiaansch parelwerk.
Een bekoorlijke nieuwigheid op 1eet
eebied van gordels, horloge- en w
erketüngen kwani tot on* u.tj.et
verre Westen van Amen Ra,
^^dMhetSo°=^
men mTkleine spijkertjes opslaande
ven^p^e'j^de^ljwanden^ timmert
wTarla? men de parelsj rijgt, dunner
'SetdeL j
Cer°^eS£spand-«d «gj
en ™^?YeatPmat dfwaafdraad on- j
g^ïïMdoji d*' tus.ri.en
iederl£ SïïJ dto SS bovèn <le span
draden parelen heen, da
punt aangeland geefdraad onder
wijze voort .erst den wee ^i
de spandraden te legg d ie. I
dan naar boven tehalen e
der der P?/ele«^„ E kan als
draad stijf aa«p^00B kruissteek-pa-
patroon ieder gew er 0|n
deMeenSS teeds pareSeiSean gelijke
grootte te nemen.
rfrreide blouses.
Deze hfouse» schijnen bijzonder^n,
den smaak te va'jc" J?d'en in t bij-
3£g~£g—
hoog-rood of maiine ipdere ande-
WLnogeTbpJendewordtuit
elkaar genomen of an.J® mcn vol.
?Sr<SeÖuendeJeefenoJr|.
Skte dTenkeïe deelen natuurlijk
naalden de enke t<j rekcncll. De
zonder de „kken moet recht ge
rand der yoorf*u n neemt ze eenige
breid worden nm" rs omgelegd
c.M. breeder die a^ itormknoopen
en met 3 d v00rzien
ieder op breit men boord
moeten woriien. Da e slllkken,
en manchetten, oeio men ze
maar 'weemaal zoo to l ft nnar
hebben Wil. daar z,j voor wordpB
buiten omgeslage boQrd en mau-
Senr?£ "een S^andere Waur
SefrTollSuw o, donkeen mct
Het werk vordert Vlug Wouses
r,ndnenn» ««„Jf
warm enS staan velen uitstekend.
huishoudelijke wenken.
goed geklopt eiw b is lclltbnnr
gebroken maar het
weer aan elkaar iJ wasschen zijn.
moet vooruit goed alg ^ftWOrden
ii. Om maken moet men
zijn, weer zacht te maken,
ze vier-en-twintig uitspoelcn m
•weeken zetten en haal dit proces,
warme terpentijn, wasch ze In
warm water en ^oda met zachte zeep.
Hoera riep ik. Wij hehben het.
Maar Holmes schudde het hoofd en
zijn gelaat drukte meer verbazing en
verwachting dan vreugde uit.
Zeker, een fiets, maar niet .,de"
fiets, zeide hij. Ik ken twee-en-veerlig
verschillende indrukken, die fietsban
den kunnen achterlaten. Zooals ie
ziet, is dit een Dunlop met een gere
pareerde plek op den buitenband.
Heidegger had Palmerbanden, die
langsstrepen achterlaten. Aveling, de
leeraar in wiskunde, wist dat heel
zeker. Dit is dus niet het spoor van
Heidegger.
Van den jongen dan
Mogelijk, als wij konden oewij-
zen, dat hij in het bezit van een fiets
was. Maar dat hebben wij niet kun
nen doen. Zooals je ziet, is dit spoor
gemaakt door een wielrijder, die van
de school kwam rijden.
Of er heen
Neen. neen, waarde Watson. Hat
achterwiel laat natuurlijk den diep-
sten indruk achter, want daar rust
het heele gewicht op. Je kunt hier ver
scheidene plekken zien, waar het over
het vóórwiel heengegaan is en het
spoor, daarvan bijna geheel uitge-
wischt heeft. Hij reed ontegenzeglijk
van de school weg. Het is mogelijk,
dat het met ons onderzoek te maken
heeft, maar alvorens verder te gaan,
zullen wij het terug volgen.
Dit deden wij en een paar honderd
meters verder, aan het eind van den
moerasgrond van de heide, raakten
wij het spoor kwijt. Wij liepen over
het pad terug en zochten een andere
plek op, waar zich een bron bevond.
Hier zagen wij weer het spoor van de
fiets, maar het -was bijna geheel weg
getrapt door de indrukken van koeien-
hoeven. Verder zagen wij er iets
meer van, maar het pad liep regel
recht in de Ragged Shaw, het bosch
achter de school, uit. Hier moest de
fiets uitgekomen zijn. Holmes ging op
een grooten steen zitten en liet zijn
kin op zijn handen rusten. Voor dat
hij opstond, had ik reeds twee siga
retten opgerookt.
Welnu, zeide hij. Het is natuur
lijk mogelijk, dat een geslepen man
van fietsband verwisselt, om een ver
keerd spoor achter te laten. Een mis
dadiger, die aan zoo iets weet te den
ken, is iemand, op wiens kennisma
king ik trotsch zou zijn. Wij zullen
deze quaestie in het midden laten en
weer naar ons moeras terugkeeren,
want wij hebben daarvan nog een heel
stuk te doorzoeken.
Systematisch zochten wij verder op
den rand van den weeken grond van
de heide en weldra werd onze vol
harding beloond. Aan den overkant
van het lagere gedeelte van het moe
ras liep een modderig pad. Holmes
liet een vreugdekreet hooren, toen hij
het naderde. Er midden over liep een
spoor als van een fijnen bundel tele
graafdraden. Het was de Palmerband.
Hier is dan toch Herr Heidegger,
riep Holmes opgetogen. Mijn redenee
ring was dus juist, Watson.
Ik feliciteer je.
Maar wij moeten nog een neei
eind loopen. Wees zoo goed niet op
het pad te trappen. Laat ons nu het
spoor volgen. Ik vrees, dat het niet
heel ver zal leiden.
Onderweg bemerkten wij echter, dat
zich op dit gedeelte van de heide hier
en daar weeke plekkenbevonden 'n
ofschoon het spoor telkens verdween,
vonden wij het altijd weer terug.
Zie je wel, dat de fietser hier
zijn vaart versneld heeft?" zeide Hol
mes. Daar valt niet aan te twijfelen.
Kijk maar eens naar de indrukken
van de beide banden. Zij zijn beide
even diep. Dat beteekent niets anders,
dan dat de wielrijder met zijn volle
gewicht op het stuur leunt, als
iemand, die alle kracht bijzet Verdui
veld hij is gevallen.
Er was een breede veeg, die zich
over een paar ellen van het pad uit
strekte. Verder een paar voetstappen
en dan weer het spoor van den band.
Geslipt, merkte ik op.
Holmes hield een verschrompeld
takje bloeiende brem in de hoogte. Tot
mijn afschuw zag ik, dat de
bloesems met rood bevlekt waren. Op
het pad en tusschen de heideplantjes
bevonden zich eveneens plekken ge
ronnen bloed.
Dat is leelijkzeide Holmes.
Zeer leelijk blijf staan, waar je staat,
Watson geen noodelooze voetstap
wat zie ik hieruit? Hij is gewond
neergevallen, opgestaan, weer op de
fiets gestapt en verder gereden. Maar
hier is een ander spoor. Vee op dit
zijpad hij is toch niet door een stier
gestooten onmogelijkmaar ik zie
geen andere sporen. Wij moeten ver
der, Watson. Nu wij behalve het
spoor nog de bloedvlakken hebben,
kan hij ons niet ontsnappen.
Wij behoefden niet lang te zoeken.
De indrukken van de banden begon
nen fantastische bochten te maken op
het glimmende, natte pad. Eensklaps
zag ik, voor mij uitkijkend, tusschen
de dichte bremstruiken metaal glin
steren. Wij trokken er een fiets uit
te voorschijn met Palmerbanden, met
een verbogen trapper en aan den
voorkant afschuwelijk besmeerd met
bloed. Aan den anderen kant van de
struiken stak een schoen uit. Wij lie-
PARVENU.
Kom, kom zonder omslag, je
gaat van avond met me in Riche di-
neeren, zei de man, die met specu-
leeren eenige tonnen bij elkaar had.
Onmogelijk, ik ga van avond
naar Lohengrin.
't Komt er op een niet aan, ouwe
jongen, breng hem maar mee.
•N RECORD.
Denk eens, buurvrouw, we heb
ben vandaag in den sneltrein ge
spoord, en nog wel in den eetwagen,
daar hebben wij vijf en veertig
kilometer lang gegeten
Hl
Waar moet u heen
Naar Holderness Hall.
Vrienden van den hertog
zeide de waard met een ironij
blik op onze bemodderde kleerei
Holmes lachte goedig. t*
Hij zal in ieder geval blijjrte
als hij ons ziet. K'
Waarom
Omdat wij hem tijding bré gc
over zijn vermisten zoon.
De waard ontstelde merkbaar.
Wat, is u dien op het spooijTg
Men heeft hem in Liverpor"
zien en hoopt hem ieder oogen»
krijgen.
Weer onderging het ruwe,
schoren gezicht een groote, snell
andering. Hij werd eensklaps or
delijk. o«l
Ik heb minder reden dan ie
anders om den hertog iets goec iin
te wenschen, zeide hij, want il&
vroeger zijn eerste koetsier en 10C
leelijk heeft hij mij behandeld. '<jl
gaf mij de bons zonder getuigs."
en wel op het zeggen van een le
achtigen korenhandelaar. Maar 'Om
doet mij toch plezier te hooren
de jonge lord in Liverpool gezii
en wil meewerken om die ti^a£
naar de Hall te laten brengen. F
Dank u, zeide Holmes. Wij 2PP
eerst wat eten. Daarna kan u de!c'vf
voor laten komen.
zoek liefst voortzetten, want wij heb
ben al zooveel tijd verspild, dat wij
geen uur meer verloren mogen laten
gaan. Aan een anderen kant, is het
onze plicht de politie met onze ontdek
king in kennis te stellen en er voor te
zorgen, dat het lijk van den armen
man behoorlijk wordt behandeld.
Ik zou een briefje kunnpn bren
gen
—Maar ik heb je gezelschap en je
hulp noodig. Wacht eens daar is een
man bezig met het steken van turf.
Roep hem hier, dan kan hij de politie
waarschuwen.
Ik riep den boer en Holmes zond
den verschrikten man met een briefje
naar dr. I-Iuxtable.
Nu, Watson, zeide hij, wij heb
ben vandaag twee leiddraden gevon
den. De eene is de fiets met de Pal
merbanden en wij zien, waartoe die
geleid heeft. De andere is de fiets met
den gerepareerden Dunlopbanu. Laat
ons, voordat wij verder zoeken, na- j ik heb geen fiets,
gaan, wat wij eigenlijk weten, zoodat ik heb geen fiets,
wij daar zooveel mogelijk partij j Holmes hield den souverein ii
van kunnen trekken en het belang- j hoogte.
rijke van het toeval scheiden. Man, ik zeg je, dat ik er
Ten eerste moet je weten, dat heb. Ik zal u twee paarden geve
de jongen zeer zeker vrijwillig is mee- u naar de Hall te brengen.
gegaan. Hij is uit zijn venster ge- j Nu, zeide Holmes, als wij geeen
klommen en alleen of met iemand an-hebben, zullen wij daar nog we
ders gevlucht. Dat staat vast. over praten. !er
Ik stemde dit toe. I Toen wij alleen waren in de k<
Zoo. laat ons nu eens tot dien met steenen vloer, was het woao€
ongelukkigen Duitschen leeraar te- j baarlijk, zoo vlug als die verz
rugkeeren. De jongen was geheel ge- enkel genas. Het was bijna avoi t
kleed, toen hij vluchtte. Hij wist duswij hadden sedert den vroegen ae
vooruit, dat hij het doen zou. Maar j gen niets gegeten, zoodat ons
dc Duitscher is zonder sokken ge- nogal lang duurde. Holmes zat ile.
gaan. Hij is dus heel overhaast ge- dachten verdiept, een paar male b\e
vlucht. j hij naar het venster en keek er dig
Ongetwijfeld. naar buiten. Dit zag uit op een WÉj
Waarom is hij gegaan? omdat sige binnenplaats. In den verst 1
hij door zijn slaapkamervenster den wijderden hoek stond een sn
jongen zag vluchten. Omdat hij hem waar een onzindelijke jongen aaijP
wilde inhalen en terugbrengen. Hij werk was. Aan de andere zijde ^de
greep zijn fiets, reed den jongen ach- de stal. Na een van die omwani E
terna. en zoo zijn dood tegemoet. gen was Holmes weer gaan z ier
Dat schijnt wel zoo. maar sprong eensklaps met een lua?
Nu kom ik aan het kritieke punt uitroep op I d11
van mijn redeneering. De natuurlijk-Bij God Watson, ik geloof
ste manier, waarop een man een jon-; ik het heb! riep hij. Ja, ja, 7,00 I
iaw
'Ra:
gen zou achtervolgen, zou zijn doorhet zijn. Watson, herinner jij jel
hem achterna te loopen. Hij wist dan '^*5""
toch zeker, dat hij hem zou inhalen.
Maar de Duitscher doet dat niet. Die
grijpt naar zijn fiets. Ik heb gehoord,
dat hij een uitstekend wielrijder was. i.™ "c 1
Hij zou dat niet doen,als hij niet ge- waar het lijk van den armen Ha
zien had, dat de jongen een of ander ger lag.
snel vervoermiddel voor zijn vlucht] Juist. Welnu Watson, ho|
koeien heb je op de heide gezien
daag koeiensporen gezien te hebj
Ja. verscheidene.
Waar
Wel, overal. Op het moersi
op het pad en dan weer op de
Ik kan er mij geen herinner
Zonderling, Watson, dat wij
al sporen zouden zien zonder ei
Rc
be
df
had.
De andere fiets.
Laat ons de redeneering voortzet
ten. Zoowat vijf mijlen van de school,
vindt hij den dood - niet door een op d*e heele heide een enkele ka
kogel, let wel, die zelfs door een jon- gen te komenzeer vreemd, Wal
gen afgevuurd zou kunnen worden, 1 vindt je niet'?
maar door den woesten slag van een Ja, het is vreemd,
krachtigen arm. De jongen was dus Nu Watson, bedenk je eens
niet alleen in zijn vlucht. En hij Zie je in je verbeelding die spor]
vluchtte snel, aangezien een bekwaam het pad weer voor je
fietser hem zelfs eerst vijf mijlenver- j Ja.
der inhaalde. Toch vinden wij bij het j Herinner jij je nog, dat de sd
onderzoeken van den grond, waar het zoowat zoo liepen, Watson,
treurspel plaats had, niets dan een legde een reeks broodkruimels oa
paar sporen van vee. Ik heb een heel wijze neer en somj
eind omgeloopen en er bevindt zich 1 ---en van tijd tof
binnen vijftig ellen geen pad. Een an-j zoo Kan jij ji
der fietser kan met den eigenlijken nog herinneren
moord niets te maken hebben gehad, j Neen.
Er waren ook geen menschelijke voet-Maar ik wel. Ik zou er op
stappen. nen zweren. Maar wij zullen er o|
Holmes, riep ik, dat is onmoge- gemak nog eens heengaan en 01
lijk. van overtuigen. Wat 'n blinde kil
Prachtigzeide hij. Een schitte-ik toch geweest, dat ik daar nie|
rende opmerking. Zooals ik het voor-der aan gedacht heb.
stel is het onmogelijk en dus moet ik j Waaraan
ergens een fout gemaakt hebben.Dat het een merkwaardige ko d
Maar je hebt het toch zelf gezien. Kandie stapt, draaft en galoppeert. I 1>
jij ergens een vergissing aanwijzen'? draaid Watson, dat is niet ui E
Kan hij zijn schedel niet bij een brein van een dorpsherbergier i u
val verbrijzeld hebbenj men Er schijnt hier op het ooge] E
In een moeras. Watson niemand te zijn dan die jongen j E
Ik ben ten einde raad. smederij. Laat ons gaan zien, wal v
Tuut, tuut, wij hebben wel eensz'en kunnen,
raadselachtiger vraagstukken opge- i den vervallen stal stonden
lost. Wij hebben ten minste volop ma- i ongeroskamde, ruwharige paa^
teriaal, als wij het maar weten te Holmes tilde den poot van een v
gebruiken. Kom, en als wij den Pal- i twee op en lachte hardop,
mer uitgeput hebben, kunnen wij eensOude hoefijzers, maar pas
zien, wat de gerepareerde Dunlop-Sen oude hoefijzers, maar nil
band ons te vertellen heeft. spijkers. Dit is een interessant g
Wij zochten het spoor weer op en Laat ons naar de smederij gaan.
volgden het een eind vermaar wel- 1 He jongen zette, zonder op on|
dra steeg de heide tot een lange met letten, zijn werk voort. Ik zag,
heideplantjes begroeide helling en lie- Holmes zijn oog rechts en links,
ten wij het water achter ons liggen. het oude ijzer en hout liet gaan]
Op de plek waar wij den Dunlopband °P den grond verspreid lag. 1
het laatst zagen, kon deze evengoed k]aPS hoorden wij echter een zwj
geleid hebben naar Holderness Hall, staP achter ons en daar stond|
waarvan de statige torens eenige mij
lijn links van ons uitstaken, of an
ders naar een klein, grijs dorp, dat
vóór ons lag en aanwees, waar de
Chesterfieldsche weg begon.
Toen wij de sombere onzindelijke
herberg met een uithangbord met een
kemphaan er op naderden, liet Hol
mes eensklaps een luid gekerm hoo
ren en greep mij bij den schouder om
niet te vallen. Hij had zich hevig den
enkel verzwikt. Met moeite strompelde
hij naar de deur,waar een korte, don
kere vrij oude man een zwart aarden
pijp stond te rooken.
Hoe gaat het u, mijnheer Reuben
Hayes? vroeg Holmes.
Wie is u, en hoe weet u mijn
naam zoo precies antwoordde de man
met een wantrouwenden blik uit een
paar sluwe oogen.
Wel, die staat op het uithangbord
pen er heen en daar lag de ongeluk- boven uw hoofd gedrukt. Men kan
kige berijder. Hij was een lang man,
met vollen baard en een bril, waaruit
één glas was weggeslagen. Zijn dood
was veroorzaakt door een ontzetten-
den slag op het hoofd, waardoor zijn
schedel gedeeltelijk verbrijzeld was.
Het pleitte wel voor de geestkrachten
moed van den man, dat hij zoo ver
wond nog verder was gereden. Hij
had schoenen aan, maar geen sokken
en onder zijn jas eqp. nachthemd. Het
was ongetwijfeld de Duitsche onder
wijzer. Holmes keerde eerbiedig het
lijk om en onderzocht het nauwkeu
rig. Toen zat hij een oogenblik in diep
nadenken verzonken en ik zag aan
zijn gefronst voorhoofd, dat deze grie
zelige ontdekking ons veel verder had
gebracht met ons onderzoek.
Het is moeilijk te zeggen, wat wij
nu moeten doen, Watson, zeide hij
eindelijk. Ik voor mij zou het onder
den heer des huizes gemakkelijk ge
noeg herkennen. U heeft bijgeval geen
rijtuig in uw stal?
Neen, ik heb er geen.
Ik kan mijn voet bijna niet op
den grond zetten.
Zet hem dan niet op den grond.
Maar, ik kan niet loopen.
Hink dan.
Mijnheer Reuben Hayes' manieren
waren verre van toeschietelijk, maar
Holmes nam het nogal kalm op.
Hoor eens hier, vriend, zeide hij.
Ik zit werkelijk erg in 't nauw. Het
kan mij niet schelen op welke manier
ik verder kom.
Mij ook niet, zeide de stugge
waard.
Het is een zaak van groot ge
wicht. Ik zal je een souverein geven
voor het huren van een fiets.
De waard spitste zijn ooren.
waard. Zijn dikke wenkbrauwen|
ren gefronst, zijn donkere gelaat:
ken verwrongen van drift.
Hij had een korten stok met ii
len knop in de hand en kwanj
dreigend naar ons toe, dat ik blij
dat ik mijn revolver in mijn zak|
Verwenschte spionnen riej
man. Wat doen jullie hier?
Wel, mijnheer Reuben Hayes]
de Holmes koel, men zou bijna
denken, dat u hang was, dat wijl
zouden ontdekken.
De man herstelde zich met gij
moeite en liet een valschen lach
ren, die nog dreigender scheen
zijn drift.
U mag in mijn smederij zol
zooveel als 11 wil, zeide hij, maar)
eens, mijnheer, ik houd er niet
dat de menschen zonder mijn pei
sie in mijn huis loopen te snuff
hoe eerder u dus maakt, dat u
komt. hoe liever het mij zal zijn
Heel goed, mijnheer Hayes -
was zoo kwaad niet gemeend. Wij
ben eens naar uw paarden gek«
maar ik denk, dat ik toch maar
pen zal. Het is. geloof ik, niet
Niet meer dnn twee mijlen
de poort van de Hall. Dat is de
naar links.
Hij keek ons somber na, tot wij1
zijn erf verdwenen waren.
Wij hadden nog niet ver gelod
toen Holmes, zoodra de kromming
den weg ons aan het oog van
waard onttrok, bleef staan.
(Wordt vervolgd