RUBRIEK VOOR ONZE JEUGD
WEDSTRIJD.
druk
a. Dj
voor
>t ge
uaó". -
HENK's LELIES.
door Venetia Hohler.
i-wiji
Sic,
rdei
Wel, Henk, heb je nu al beslo-
wat je hebben wil, om mee te
„Jen in den tijd, dat ik weg ben?
as het niet een dominospel
Vader lachte, terwijl hij Henk ann-
,üel tk. maar Henk schudde ernstig het
00 („fd.
uk- Neen, vader, dank u, zeide hij.
vol ben van plan veranderd, omdat,
bui- jt u, als u weg bent, dan zou ik
ordt ch niemand hebben om mee te spe-
Eq. [n, en het is toch niet leuk om al
en domino te spelen Maar ik zou
jver planten hebben, lelies, ziet u,
mier ior mijn tuintje.
Maar, Henk, wou je nu nog Ie
es hebben? De tuin staat al vol
DemonAls je heusch planten wil
leest ibben, zal ik ze je natuurlijk geven.,
•ouw aar verander nu niet weer als je ze
lerd- iflmaal gekregen hebt.
Neen, neen, vader, ik weet het
i heel zeker. Jansen zegt altijd, dat
niet aan de bloemen mag komen.
aar nu voor mij zelf van die groote.
itte lelies, die zoo lekker ruiken.
Een paar dagen later vertrok va-
er, en Henk was druk bezig met het
anten van de lelies in zijn tuintje,
erst was Henk wat teleurgesteld ge-
eest ze waren zooveel kleiner dan
ij gedacht had; maar Jansen, die
i een bijzonder goed humeur was,
ertelde hem, dat het juist erge mooie
lonten waren, en dat juist die klei-
f zij re soort veel mooier bloeide dan de
roote.
lederen avond ging Henk zijn le-
de
emd >s water geven, en hij keek er met
itte-
igen
iieid
leze
leizier naar, hoe hoog ze werden en
oe mooi de knoppen open gingen.
Nu was de tuin omsloten door een
oogen, steenen muur, en liet groote
1(je« leren hek was altijd op slot, want
ansen zei, dat, wanneer het open ge-
jt»n werd, al zijn vruchten gestolen
luden worden. Eindelijk stonden de
dies in vollen bloei, en zelfs Jansen
erklaarde, dat hij nooit mooiere ge
len had.
Henk was er erg trotsch op, maar
ij wilde dolgraag, dat er nu nog
ens iemand anders was om zijn le
es te bewonderen.
Wat heb ik nu aan mijn bloe-
als ik ze aan niemand kan ge
en? vroeg hij aan zichzelf, terwijl
ij op een warmen middag naar de
loernen stond te kijken. Ik zou haast
lillen, dat ik het domino-spel maar
ekozen had.
Opeens hoorde hij iets, en (oen hij
inkeek, zag hij een klein'meisje dooi
e ijzeren spijlen van het hek kijken,
e zag er erg armoedig uit, en stak
aar handje door het gesloten hek.
Wat wou je, klein meisje?vroeg
[enk en hoe heet je
Ik ben Zus, en ik wou zoo graag
jo'n witte bloem, zei het kind.
Henk was verrukt. Hij holde weer
laar zijn tuintje, en plukte een hee-
iboel lelies en toen gaf hij ze door
et hek aan het kleine meisje.
Dank je wel. zei ze, Jan en ik
lebben al zoo dikwijls naar die bloe-
aen gekeken, maar ik had nooit ge
lacht,, dat ik er zelf wat van zou
rijgen.
Wie is Jan en waar is hi] l vroeg
ïenk.
Kom eens hier, Jan, riep Zus en
aeteen kwam een wat grootere jon-
;en aanloopen.
Jan vindt ze ook zoo mooi, zei
ie, en zijn moeder is zoo ziek, en hii
iou het zoo prettig vinden, er een
paar voor haar mee te nemen.
Is je moeder erg ziek vroeg
Henk.
Ja, heel erg, zei de jongen.
Toen Henk liern ook wat lelies
bracht, vatte hij moed eii hij zei
Neemt u me niet kwalijk, hebt u
ook soms een tuinjongen noodig? Ik
ben niet erg gr'oot, maar ik kan ver
schrikkelijk hard werken, en ik houd
zooveel van bloemen.
Henk schudde het hoofd.
Neen, dat denk ik niet, zei hij.
en Jansen, onze tuinman, is niets geen
vriendelijke man.
Maar toen hij zag, dat Jan erg te
leurgesteld keek, zei hij
Ik wil hem wel eens vragen, kom
morgen maar hier terug.
Den volgenden morgen liep Henk
naar Jansen toe.
Goeden morgen. Jansen, zei hij.
hij zag, dat Jansen erg in zijn hu
meur was, en daarom vroeg hij maar]
dadelijk
Denk je niet, dat het prettig zou
zijn als je hier een tuinjongen had
om je te helpen?
Jansen keek op.
Wel, zei hij, mijnheer heeft ge-1
zegd, dat ik er maar een moest ne
men maar die jongens zijn altijd zoo
lastig 1
O, maar Jansen, riep Henk opge
wonden, dan weet ik een geschikte
jongen voor je. Hij is niet erg groot,
maar hij wil verschrikkelijk hardwer
ken, en hij houdt zooveel van bloe
men. Och toe, Jansen, neem hem
maar
En Jansen, die werkelijk wel een
jongen wilde hebben, ging 's avonds
naar het hek toe, om met Jan te pro.
ten, en het eind was, dat hij Jan tot
tuinjongen aanstelde.
Toen vader weer thuis kwam, was
zijn kamer heelemaal met witte le
lies versierd.
Wel, Henk, riep vader, wat een
prachtige lelies. Zijn die uit uw
tuintje
Henk kreeg een kleur van blijd
schap.
Ja, vader, zei hij, het zijn de
laatste. Vindt u ze mooi
Ja. zeker, zei vader glimlachen i;
en was je blij met je keus, of wilde
je, dat je het domino-spel gekozen
hadt
Henk schudde het hoofd en begon
te tellen.
Ten eerste Zus, en dan Jan, dat is
twee; en Jan's moeder, dat ;s drie;
en u, u vondt ze ook mooi, vader, dat
is vier; en dan ik zelf nog, dat is vijf.
Dominospelen hadden wij alleen maar
met ons tweeén kunnen doen, en van
de lelies hebben we met ons vijven
pleizier gehad. Was dat nu niet veel
beter
DE EENDJES.
Vier eendjes zwemmen in een plas Maar, als je nu geen eendje bent,
Met vroolijk, luid gesnaterDan mag je niet zoo plassen,
Ik wou, dat ik een eendje wasEn hoor je telkens„Netjes, vent.
'k Zou plassen in het waterNiet morsen bij het wasschen I"
'k Zou stoeien in het frissche nat Vier eendjes zwemmen in een plas
En met de vischjes spelènEn duiken kopjen onder
Al werd ik heelemaal bespat, Ik wou, dat ik een eendje was!
't Zou niemand kunnen schelen. Zeg, vind je dat zoo'n wonder?
HERMANNA.
25. Het eerste deel stroomt van het
hart naar 't hart, het tweede en derde
is een feest, en het geheel is een
droevige geschiedkundige bizonder-
heid.
26. Het is een vreemd muntstuk; zet
men er een letter achter dan wordt
het gevormd door een riviermond.
27. Men vroeg aan iemand, hoe oud
of hij was. Hij antwoordde: Mijn va
der is 40 jaar ouder dan ik, en is 20
maal zoo oud als mijn zoontje, wiens
leeftijd 1/10 van mijn jaren bedraagt.
Hoe oud was hij
28. Het woord wordt met 20 letters
geschreven, en komt bij de taalles te
pas.
11, 18, 15 vindt men aan postzegels.
16, 18, 3, 4 is een verscheurend dier.
5, 6, 18, 2, 3 is een zitplaats.
17, 18, 19, 20 is een andere naam
voor landstreek.
20, 16. 2, 19. 11 is een kleine man.
20, 10, 2, 4, 5. 6, 14, 3 wordt gestraft
1, 13, 12, 20 vindt men op het 5, 6,
19, 14. 12, 20.
29. Met a is het een stad in Frank
rijk, met u een stad in Nederland.
30. Hoe moet ge het onderstaande
lezen
Wanden vedeinde dijrts.
Brievenbus.
Brieyen aan de Redactie van de
Kinder-af deeling moeten gezonden
worden aan Mej. M. G'. v. Doorn,
Sophiastraat No. 22, Haarlem.
Oplossing ran liet kunstje.
Betsy is slim geweest, en heeft zelf
de oplossing gevonden van Mien's
kunstje. Maar omdat de meisjes en
jongens die „Voor onze Jeugd" lezen,
het misschien niet allemaal geraden
hebben, heeft ze het voor ze opge
schreven.
Natuurlijk kan je het kunstje doen
met ieder willekeurig getal, en kan
je het alle mogelijke bewerkingen la
ten ondergaan, als je maar zorgt,
dat het getal, dat je in je gedachte
hadt genomen, er afgetrokken wordt,
en je zelf goed meetelt.
Betsy had b.v. in gedachte genomen
15, en Mien telt mee, maar begint b.v.
met 8. Neem nu de opgave van ver
leden week naast je, en vergelijk het
met onderstaand lijstje.
tel er 18 bij Betsy 33 Mien 26.
trek er 7 af 26 19.
tel er 27 bij53 46.
het f^tal, dat je in je gedachte geno
men liadt, eraf Betsy 38 Mien 38.
Ze hebben nu dus hetzelfde getal
en wat of Mien er nu bij laat optel
len, aftrekken, waarmee ze het laat
vermenigvuldigen en waardoor ze het
laat deelen, ze zullen altijd dezelfde
uitkomst hebben.
Eerste Afdeeling.
(11 jaar, of beneden 11 jaar.)
23. Schrijf mij met een k of met
een t, in beide gevallen is mijn woon
plaats in het paleis.
24. Maak eens een woord van deze
letters
lswciavh
25. Mijn eerste deel is een edel me
taal, mijn tweede is een dier en mijn
geheel leeft in vijvers, maar komt
uit vreemde landen.
26. Gij gebruikt mij zeker eenige ma
len daags, en ik besta uit 8 letters.
Den naam van den man, die zorgt,
dat 1, 2, 3, 4, 5 op mij gesmeerd
wordt, schrijft men met 1, 2, 4, 5,
maar liever gebruikt men mij met
Wat' is 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8
27. De nachtwacht nam mij vroeger
mede
Thans hebben kinderen mij nog veel.
Ik maak ook een geweldig leven,
En vorm van 't woord, het eerste
deel.
'k Kruip laugs den grond, en doe elk
beven,
'k Ben bruin gevlekt en groen en
geel;
Mijn naam alleen doet velen sid-
dren,
En 'k vorm van 't woord, het tweede
deel.
En mijn geheel leeft in Amerika,
En hier soms in gevangen staat
Ik ben gevaarlijk als mijn tweede:
Nu wed ik, dat ge mij wel raadt.
28. Niet arm en niet verstandigals
men dit samenvoegt, wat krijgt men
dan
29. Mijn geheel is een stad in Gel
derland. Welke stad wordt bedoeld,
als ik zeg, dat zij bestaat uit een
hondennaam en een sterkte
30. Het eerste deel is waterhet
tweede deel is water, en het derde
deel is min. Het geheel heeft nooit
bestaan, en toch vraag ik, wat of
het is.
Tweede Afdeeling.
(boven de 11 jaar.)
23. In mijn eerste staan duizende
van mijn tweede deel, terwijl mijn ge
heel ook mijn tweede is, hoewel de
zaken der gemeente daar behartigd
worden.
24.
k
lmieabnoij
1
Aan alle kinderen.
In dit nummer van de courant vin
den jullie de laatste raadsels, die bij
dezen wedstrijd behooren. Wanneer
je nu alle antwoorden, die je van
deze dertig raadsels hebt kunnen vin
den, netjes opgeschreven hebt, moet
je ze maar aan mijn adres zenden,
maar in ieder geval voor 10 Maart.
De uitslag van den wedstrijd hoor je
dan in een van de volgende nummers.
Je hebt nu dus mooi tijd om nog
eens over de raadsels te denken, en
schrijf er dan, wanneer je ze aan mij
stuurt, vooral bij hoe je heet, hoe
oud je bent, waar je woont, en of je
de antwoorden alleen gevonden hebt.
Dus, voor 10 Maart krijg ik alle
oplossingen.
Ik ben benieuwd, wie de prijswin-
ners en -winsters zullen zijn
Herbert Ph. De eerste brief van dé
week is voor jou, omdat ik je eens
gauw hartelijk wil bedanken voor je
teekening. Ik vind, dat ze erg mooi
uitgevallen is en zal er een plaatsje
voor opzoeken in mijn kamer. Maar
waarom ben je niet even binnen ge
komen, want je kwam liet pakje toch
zelf brengen, is het niet? Ik had het
nog aardiger gevonden, wanneer ik
je zelf even had kunnen bedanken
Wat je me verder beloofd hebt, vind
ik natuurlijk ook prettig. Dit raadsel
is prachtig. Blijft je oom lang hier?
Het eerste zet ik toch maar niet in
de courant, dat vind je nu toch zeker
wel goed?
Lena V. Wel Lena, wat heb ik je
in een tijd niet gezien Ik verlang er
nu al naar, dat je me Maandag komt
open doen Wanneer ga je weer eens
mee wandelen? Dank je wel voor je
brief.
Kobus K. Je hebt het dezen keer
niet getroffen met je raadsels, Ko
bus Het eerste was wel goed, maar
ik laat de kinderen toch liever naar
iets anders raden dan juist naar mijn
naamen het tweede Bedenk eens
gauw, Kobus, of je, wat bij den smid
gebruikt wordt, met ij of met ei
schrijftEen volgenden keer beter,
hè, Kóbus
Johan K. Alles komt gelukkig uit,
en de raadsels komen tri de courant.
Ik ben blij, dat je de brievenbus aar
dig vindt. Schrijf me maar weer eens
gauw, en vertel me dan eens iets van
je zelf, dan vindt je weer een ant
woord in „De Zaterdagavond".
Francisca v. M. Ik vind het best,
dat je ine een raadsel stuurt, maar
ik zou dolgraag het antwoord willen
weten. En zou je de raadsels een vol
gende keer niet op een apart stukje
papier willen schrijven?
Gerard H. Wel, ik vind het erg
prettig, dat je den heelen Zaterdag
verlangt naar jouw courant, al zegt
pa, dat het jouw courant niet is. Ik
vind het goed, dat je geholpen wordt
bij het bedenken \an nieuwe raadsels.
Maar de raadsels van den wedstrijd
los je toch alleen op, hè Dit raadsel
is weer erg mooi
Betsy V. Zooals ik je verteld heb
vind ik je raadsel heel leuk. Doe je
nu nog mee aan den wedstrijd Ik
hoop, dat je me weer eens gauw een
brief schrijft! Nu, dag, tot Maan
dag
Nelly de M. Wat naar, dat jc al
vier maanden ziek bentZou het nu
nog lang duren voor je weer beter
bent Ik kan me begrijpen, dat je je
verveelt. Houdt je veel van lezen? Dat
moet jc me eens vertellen. Een matje
wil ik heel graag van je hebben. Dag,
Nelly
Johan C. H. Zou je me de antwoor
den even willen schrijven van dè
raadsels, die je me gestuurd hebt
Dan zal ik eens voor je kijken, of ik
ze in de courant kan opnemen.
Antjc v. d. L. Het is best, dat je
meedoet aan den wedstrijd. Het eer
ste raadsel zal ik in de courant plaat
sen, maar heb je je met het tweede
niet vergist Je zegt, dat het woord
bestaat uit 18 letters, en ik tel er 19.
De rivier- en de meisjesnaam ko
men ook niet uit. Vindt je het niet
het beste, mij dit tweede raadsel nog
eens te zenden, en dan verbeterd
Zus H. Ik dank je wel voor je goe
de opmerking. Ja, er was een fout in
het kunstje gekomen bij het afdruk
ken. Het getal, dat je er op het laatst
af moest trekken, was 66 in plaats
van 62. Je bent een knappe reken-
meesteres, maar reken je ook zoo
mooi als je 's avonds naar bed moet
En tel je ook zoo mooi hoeveel boter
hammen je per dag wel eet
Cornelia en Johanna M. Wat een
verzameling raadsels heb ik van jul
lie gekregenHeb jc ze allemaal zelf
bedacht Van die kaarsen had ik. ge
loof ik, al eens meer gehoord, maar
dan was het antwoord toch anders
dan jullie schrijft. En wie had nu den
brief geschreven, C. of J. Het was
erg netjes
Piet Sch. Dat je het kunstje uitge
rekend hebt, vind ik uitstekend. Maar
Mien kon toch onmogelijk weten,
welk getal Betsy in haar gedachten
genomen had. vind je niet Kijk
maar eens goed naar de oplossing in
dit nummer
M. C. v. DOORN.
Hop.
Bier is wel eeru onzer oudste volks
dranken. Reeds onze vooro.uders, de-
Friezen en Batavieren, dronken ger
stebier, dat ze zelf gebrouwen hadden
en dat veel koppiger moet geweest
lijn dan het tegenwoordige gerste
bier. Het gebeurde namelijk meerma
len. dat ze in de heilige bosschen"
ook bier dronken. Zoo nu en dan ge
raakte er iemand „boven zijn bier"
«n viel.
Als afschrikwekkend voorbeeld
moest hij dan uit het bosch gerold
worden.
In eigen huis, of liever op vergader
plaatsen. werd onder den invloed van
dit bier ook gedobbeld, niet op de
beurs, want er waren toen nog geen
Amerikaansche spoorweg» andeelen
doch met dobbelsteenen. Zelfs verdob
belden ze dan soms alles, wat ze
hadden, ja, ook hun vrouwen en kin
ieren.
Vast staat het, dat Vlaanderen en
Nederland de oudste bierbrouwendc
landen waren. Daar toch groeiden
[poistsoorten en hop in hetNvild. daar
was op' primitieve wijze gemakkelijk
bier te brouwen, vooral toen men ze
zelf ging zaaien (of liever de grijs
aards, vrouwen en kinderen-, die niet
len strijde konden trekken).
Toen zou niemand gezegd hebben
dat. wij zegt Ericus in de „Tele-
iraaf" later het brouwen van
Juitschland moesten leeren. Dit kwam
Vooral door verbetering der hopteelt
in genoemd land. In 1524 kwam de
hop reeds uit Vlaanderen in Engeland
«n weldra ook naar Frankrijk en
Duitscbland.
Beieren vooral werd beroemd door
het zeer geurige, pikante, pittige bier.
dat men er wist te brouwen, eerst
voor eigen gebruik, later voor den
uitvoer.
1 Daartoe droeg niet. alleen bij een
nieuwe, heel zorgvuldige wijze van
brouwen, maar vooral ook de verede
ling der oorspronkelijk in bet wild
[roeiende hopplanten. Zonder hop is
lier een flauw watersoepje van gerst,
at niet te bewaren is.
Wanneer men in boschachtige stre
len wandelt, waar bet houtgewas niet
heel zorgvuldig onderhouden wordt,
tiet men hooggroeiende klimplanten
met krachtige stengels en prachtige
bladeren. Die planten houden jonge
foomen tot in den top, (wel tot, 10 M.
hoog) zoo goed vast, dat ze een die-
ien, spiraalvormigen indruk achter
aten, niet alleen in den bast, maar
ook in het. zachte hout.
Deze hopplanten geven tot vrucht
eigenaardige geschubde „bellen",
waarin ook het zaad groeit. Zoodra
deze rijp zijn, is de kleur eerst groen
achtig geel. wordt dan goudgeel,
maar na het afplukken wat donkerder
en na het drogen rood. Zeer vele on
zer lezers hebben ze zeker wel eens
gezien, ja. wel in handen gehad. Ze
I voelen wasachtig aan, hebben een
i üttigen. echt aromatischen geur en
wanneer gij ze in de hand neemt, be
merkt ge, dat er eèn zwavelgele, meel
achtige stof uit valt. Deze veroor
zaakt dien geur, maar wanneer gij
1 ze voorzichtig aan den mond brengt,
bevalt u de bittere smaak volstrekt
niet.
•En toch geeft dit „hopmeel" niet
alleen den geur. maar ook den
smaak aan het bier. Bittere extract
stoffen daaruit maken liet pittig; liet
looizuur in dit meel geeft 't hier duur
zaamheid en de aethcrische hoporie
geeft den geur. Vooral de vroeg rijpe
Saazer roode hop (uit Bohemen) is
zeer gezocht bij de bierbrouwers. Zij
verdrong bijna geheel de Nederland-
sehe soorten.
Vooral van 1887 tot 1889 ging de
Nederlandsche hopproduc^e zoo ach
teruit, dat wij in 1887 nog 181 H A.
aan „hoptuinen" hadden (zoo noemt
men de kweekplaatsen), in 1888 nog
145 II. A.. maar in 1889 slechts 80 11. A
Na dien tijd is menigeen vooral door
de hooge prijzen uitgelokt uitsteken
de buitenlandsche hop higt_ te plan
ten en velen slaagden daarin uitmun
tend. Nu, er wordt in ons land steeds
meer bier gebrouwen.
Dikwijls gaan door de hardnekkig
heid van Duitsche brouwmeesters ge-
heele brouwsels verloren, wijl deze
absoluut B'eiersche of Saazer hop
willen hebben en die oud en onsma
kelijk krijgen, omdat er daar geen
voorraad van versche is, terwijl in
I den naasten omtrek ook Saazer hop
i gekweekt wordt, die minstens even
geurig en looizuurhoudend, maar bo
vendien versch en daardoor sraake-
lïjlc is. Schoorvoetend beginnen ze er
nu toe over te gaan. ook deze te be-
proeven en te koopen. Zoo begint ook
in ons land de hopteelt nu weer hier
en daar te herleven.
Tets over kon-en.
De kousen, die tegenwoordig zulk
een gewichtige plaats onder onze.
kleedingstukken beslaan, zijn waar
schijnlijk een Spaansche uitvinding.
De gescliiedvorscher Howel althans
verzekert, dat de Engelsche koning
I Hendrik VIII nu ruim 380 jaar gele-
I den in Frankrijk de eerste kousen
I droeg en dat die in Spanje vervaar-
j digd waren. Hij voegt er bij, dat ko-
j ning Eduard, zoon van den genoem
den vorst, van zijn leverancier Tho
mas Gresham een paar zijden kousen
present kreeg, die eveneens uit Span-
je afkomstig waren, en door de hove-
lingen zeer bewonderd werden.
Honderd jaar later vond de En-
gelschman William Lee den kousen-
weefstoel uit, en deze uitvinding baar-
i de zooveel opzien, dat de toen regee-
rende koning Jacobus I zich naar den
i uitvinder begaf en oplettend toezag
boe een paar kousen konden geweven
worden. Lee had niet veel plezier van
zijne uitvindingkousen weven, neen
daar was men tegen hij ging daarom
naar Frankrijk, waar het hem even
eens ging.
In dien tijd droegen alleen de groo-
j ten nu en dan kousen, die gebreid
waren, maar zij waren zoo duur dat
1 alleen de rijken ze konden dragen.
Meestal bediende men zich van door
de kleermakers vervaardigde slob
kousen, of wikkelde linnen omslagen
om de voeten. Zelfs veertig jaren na
de uitvinding der kousen-vervaardi-
ging waren die aan het Engelsche
hof een zeldzaam artikel, want toen
lady Montague, een dame die door
hare reizen bekend is, koningin Eli-
j zabeth een paar kousen present deed,
nam die zulks als iets zeer bijzon-
ders op en was er zoo mede in haar
schik, dat zij ze voortdurend dragen
wilde.
1 Uit een brief van koning Jakobus I
van Schotland, blijkt hoe hooge waar
de men in zijn tijd aan zulke voor
werpen hechtte. In dit schrijven aan
graaf von Mar gericht, verzoekt de
koning dien heer hem voor den dag,
waarop hij aan de Spaansche gezan
ten audiëntie geven zou, een paar zij
den kousen te leenen. „Zij zullen zich
dan ten minste kunnen overtuigen"
voegt de vorst er bij, „dat een koning
voor vreemden niet als een bedelaar
verschijnt."
Voor 600 jaar droeg onder de dui
zend menschen ternauwernood één
kousen, voor 200 jaar droeg onder de
honderd menschen ongeveer één kou
sen, en thans?
Een uitstekend middel.
Mijnheer X. was van plan een
korte zeereis te ondernemen. De goede
man haatte de zee in den grond van
zijn hart en had altijd, indien hij, 't
geen zijn zaken dikwijls vorderden,
zich aan de ongewisse baren toever
trouwde. zijn tol aan de natuur moe
ten betalen. Dezen keer echter besloot
hij een nieuw middel tegen zeeziekte
in praktijk te brengen.
Zoodrn hij aan boord gekomen was.
begaf hij zich naar kooi en sliep vast
tot den volgenden morgen.
Hij voelde zich uiterst behagel ijk
en kwam met een stralend gelaat
aan dek.
Ik heb een zeker middel tegen
zeeziukte gevonden, kapitein, deelde
hij dezen mede. Je behoeft slechts,
zoodrn je aan boord bent, naar kooi
te gaan, en er niet uit te komen voor
je .ie plaats van bestemming hebt be
reikt, Ik heb bet geprobeerd en ben
er bijzonder over tevreden. Den ge
beden nacht heb ik geslapen als een
marmot. Maar waarom lacht u
O,om niets, zei de kapitein, maar
juist toen wij vertrekken zouden, ge
beurde er een ongeval met de machi
ne, zoodat we vannacht de haven niet,
verlaten hebben. Do overige passé
giers werden op een ander schip over
gebracht, maar we wisten niet, dat u
aan boord was.
China.
In de Vereeniging tot bevordering
der Staatswetenschappen te Berlijn
heeft deze week prof. Schumacher uit
Keulen een voordracht gehouden over
de beteekenis van Óost-Azië voor den
hantlel, met name voor Duitscbland.
De spreker noemde het begrijpelijk,
dat bij den oorlog in bet Oosten het
gevoel der Duitschers niet ten gunste
van Rusland is, reeds omdat men de
behandeling van Finland niet kan
vergeten. Maar men mag zich niet
door gevoelspoiitiek laten leiden en
moet niet vergeten, dat Rusland's
neerlaag op militair gebied tot een
financieele ramp zou leiden, die voor
Europa en vooral voor Duitscbland
dc ernstigste gevolgen zou hebben.
Bovendien is de tijd voorbij van wed
ijver enkel tusschen de Europeesch»
landen; wij slaan nu voor den strijd
tusschen Europa en Azië. Mantsjoi-
rije en Korea zijn maar voorposten
op China komt het aan.
Zal China Wijven bestaan?
In zijn ligging is het eenerzij ds
door hooge hergen, anderzijds dooi
de woestijn van andea-e volkeren ge
scheiden en vormt daardoor een ont
zaglijk groot geheel, een eeu'i-id, o k
in zijn beschaving en zeden, die rus
ten op den eeredienst der voorvade
ren. Deze vormt de nationale eenheid
der Chineezen door het geheele rijk
heen, en is de grondslag van het na
tionaal gevoel, dat zich boveil alle
andere volken verheven acht.
De buitenlandsche handel van Ch -
na is nog zeer beperkt. Wel is hij in
de laatste 10 jaren verdubbeld, maar
per hoofd per bevolking gerekend
voert Duitscbland 50-maal, Groot-
Brittannië 100-maal zooveel uit en 'n
als China. Zelfs Japan heeft ongeveer
even grooten invoer als China. Men
denke nu aan da reusachtige ontwik
keling, die in den handel van China
nog mogelijk is om naar verhouding
aan dien der Europeesche staten of
zelfs maar van Japan gelijk te komen.
Van groote beteekenis voor die uit
breiding is het feit. dal de Chinee-
sche bevolking in hoofdzaak dezelfd-s
behoeften heeft, ongeveer gelijke klee
deren, gelijke hoeden, geiijke pijpen
en theekopjes enz. gebruikt.
Dit maakt, dat men er een zeer
ruim gebied van aftrek voor tal van
dergelijke waren vindt, en de behou
dende geest der Chineezen waarborgt
dit nog voor heel wat jaren.
Het komt er echter op aan, dat
handelsgebied te veroveren. Tot voor
korten tijd was China enkel van den
zeekant te bereiken en daar stond
Engeland vooraan. Sedert 1861 zijn
allengs meer havens voor den Euro-
pec-sehen handel geopend, ook noor
delijke, en is door de opening van
het Suez-kanaal door telegraafkabels
enz., de handel van China vooruit
gegaan, ook met andere landen. Dat
alles raakte echter maar den rand
van het groote rijk.
Eerst door den aanleg van# spoor
wegen naar binnen toe is en wordt
China meer voor de buitenwereld ont
sloten. Een groote belemmering be
staat nog in den geldomloop. China
wordt allengs het eenige land met
zilveren standaard -en de schomme
lingen in de zilverprijzen belemmeren
het beleggen van kapitalen in Cliinee-
sche ondernemingen.
De toestand is nu zoo, dat Enge-
I land. Rusland en Frankrijk door hun
veroveringen de buren van China zijn
geworden en dat met name Rusland
den Engelschen invloed in China
heeft teruggedrongen. Toch is het niet
gelukt de Chineezen te Europeanisee-
ron en dat zal vermoedelijk in de
toekomst evenmin gelukken.
Het Christendom is er afgestuit op
den eeredienst der voorvaderen en
afkeer van de Westerlingen is nog
overheersehend. Daarom zal China
vermoedelijk liever Japan als leer
meester erkennen.
Tóch is er voor den Europeeschen
handel en nijverheid en volgens
den spreker bepaaldelijk voor den
Duitschenin China nog een ont-
zaglijk veld van ontginning, waar
mede reeds een begin is gemaakt en
die met goede vooruitzichten kan
worden voortgezet.
JOZEF IN EGYPTE.
De „Westminster Gazette" beeldt Joe
Chamberlain af, staande voor een
sphinx, die hem het volgende raadsel
opgeeft
..Wat is het onderscheid tusschen u
en den eersten Jozef
En als Joe het niet raden kan, zegt
de sphinx:
„Die andere Jozef werd door zijn
broeders in een put gelaten en gH
zijt bezig, uw broeders in een put té
helpen
Gelegenheidsdichter. Maar weet
u dan geen enkel middel te bedenken
waardoor mijn liederen onder het
volk verspreid raken?
Redacteur. Wel zeker, mijnheer
Laat er confetti van maken.
Iemand had een lezing gehouden
over het bewaren der gezondheid en
noodigde na afloop zijn hoorders uit
hem vragen te doen.
Wat doet u, als u 'snachts niet
kan slapen vroeg een uit het pu
bliek.
Dan blijf ik wakker, antwoordde
de spreker. Indien er nog iemand .s
die iets vragen wil, dan ben ik gaarne
bereid hein te beantwoorden.