RUBRIEK VOOR ONZE JEUGD WEDSTRIJD. druk a. Dj voor >t ge uaó". - HENK's LELIES. door Venetia Hohler. i-wiji Sic, rdei Wel, Henk, heb je nu al beslo- wat je hebben wil, om mee te „Jen in den tijd, dat ik weg ben? as het niet een dominospel Vader lachte, terwijl hij Henk ann- ,üel tk. maar Henk schudde ernstig het 00 („fd. uk- Neen, vader, dank u, zeide hij. vol ben van plan veranderd, omdat, bui- jt u, als u weg bent, dan zou ik ordt ch niemand hebben om mee te spe- Eq. [n, en het is toch niet leuk om al en domino te spelen Maar ik zou jver planten hebben, lelies, ziet u, mier ior mijn tuintje. Maar, Henk, wou je nu nog Ie es hebben? De tuin staat al vol DemonAls je heusch planten wil leest ibben, zal ik ze je natuurlijk geven., •ouw aar verander nu niet weer als je ze lerd- iflmaal gekregen hebt. Neen, neen, vader, ik weet het i heel zeker. Jansen zegt altijd, dat niet aan de bloemen mag komen. aar nu voor mij zelf van die groote. itte lelies, die zoo lekker ruiken. Een paar dagen later vertrok va- er, en Henk was druk bezig met het anten van de lelies in zijn tuintje, erst was Henk wat teleurgesteld ge- eest ze waren zooveel kleiner dan ij gedacht had; maar Jansen, die i een bijzonder goed humeur was, ertelde hem, dat het juist erge mooie lonten waren, en dat juist die klei- f zij re soort veel mooier bloeide dan de roote. lederen avond ging Henk zijn le- de emd >s water geven, en hij keek er met itte- igen iieid leze leizier naar, hoe hoog ze werden en oe mooi de knoppen open gingen. Nu was de tuin omsloten door een oogen, steenen muur, en liet groote 1(je« leren hek was altijd op slot, want ansen zei, dat, wanneer het open ge- jt»n werd, al zijn vruchten gestolen luden worden. Eindelijk stonden de dies in vollen bloei, en zelfs Jansen erklaarde, dat hij nooit mooiere ge len had. Henk was er erg trotsch op, maar ij wilde dolgraag, dat er nu nog ens iemand anders was om zijn le es te bewonderen. Wat heb ik nu aan mijn bloe- als ik ze aan niemand kan ge en? vroeg hij aan zichzelf, terwijl ij op een warmen middag naar de loernen stond te kijken. Ik zou haast lillen, dat ik het domino-spel maar ekozen had. Opeens hoorde hij iets, en (oen hij inkeek, zag hij een klein'meisje dooi e ijzeren spijlen van het hek kijken, e zag er erg armoedig uit, en stak aar handje door het gesloten hek. Wat wou je, klein meisje?vroeg [enk en hoe heet je Ik ben Zus, en ik wou zoo graag jo'n witte bloem, zei het kind. Henk was verrukt. Hij holde weer laar zijn tuintje, en plukte een hee- iboel lelies en toen gaf hij ze door et hek aan het kleine meisje. Dank je wel. zei ze, Jan en ik lebben al zoo dikwijls naar die bloe- aen gekeken, maar ik had nooit ge lacht,, dat ik er zelf wat van zou rijgen. Wie is Jan en waar is hi] l vroeg ïenk. Kom eens hier, Jan, riep Zus en aeteen kwam een wat grootere jon- ;en aanloopen. Jan vindt ze ook zoo mooi, zei ie, en zijn moeder is zoo ziek, en hii iou het zoo prettig vinden, er een paar voor haar mee te nemen. Is je moeder erg ziek vroeg Henk. Ja, heel erg, zei de jongen. Toen Henk liern ook wat lelies bracht, vatte hij moed eii hij zei Neemt u me niet kwalijk, hebt u ook soms een tuinjongen noodig? Ik ben niet erg gr'oot, maar ik kan ver schrikkelijk hard werken, en ik houd zooveel van bloemen. Henk schudde het hoofd. Neen, dat denk ik niet, zei hij. en Jansen, onze tuinman, is niets geen vriendelijke man. Maar toen hij zag, dat Jan erg te leurgesteld keek, zei hij Ik wil hem wel eens vragen, kom morgen maar hier terug. Den volgenden morgen liep Henk naar Jansen toe. Goeden morgen. Jansen, zei hij. hij zag, dat Jansen erg in zijn hu meur was, en daarom vroeg hij maar] dadelijk Denk je niet, dat het prettig zou zijn als je hier een tuinjongen had om je te helpen? Jansen keek op. Wel, zei hij, mijnheer heeft ge-1 zegd, dat ik er maar een moest ne men maar die jongens zijn altijd zoo lastig 1 O, maar Jansen, riep Henk opge wonden, dan weet ik een geschikte jongen voor je. Hij is niet erg groot, maar hij wil verschrikkelijk hardwer ken, en hij houdt zooveel van bloe men. Och toe, Jansen, neem hem maar En Jansen, die werkelijk wel een jongen wilde hebben, ging 's avonds naar het hek toe, om met Jan te pro. ten, en het eind was, dat hij Jan tot tuinjongen aanstelde. Toen vader weer thuis kwam, was zijn kamer heelemaal met witte le lies versierd. Wel, Henk, riep vader, wat een prachtige lelies. Zijn die uit uw tuintje Henk kreeg een kleur van blijd schap. Ja, vader, zei hij, het zijn de laatste. Vindt u ze mooi Ja. zeker, zei vader glimlachen i; en was je blij met je keus, of wilde je, dat je het domino-spel gekozen hadt Henk schudde het hoofd en begon te tellen. Ten eerste Zus, en dan Jan, dat is twee; en Jan's moeder, dat ;s drie; en u, u vondt ze ook mooi, vader, dat is vier; en dan ik zelf nog, dat is vijf. Dominospelen hadden wij alleen maar met ons tweeén kunnen doen, en van de lelies hebben we met ons vijven pleizier gehad. Was dat nu niet veel beter DE EENDJES. Vier eendjes zwemmen in een plas Maar, als je nu geen eendje bent, Met vroolijk, luid gesnaterDan mag je niet zoo plassen, Ik wou, dat ik een eendje wasEn hoor je telkens„Netjes, vent. 'k Zou plassen in het waterNiet morsen bij het wasschen I" 'k Zou stoeien in het frissche nat Vier eendjes zwemmen in een plas En met de vischjes spelènEn duiken kopjen onder Al werd ik heelemaal bespat, Ik wou, dat ik een eendje was! 't Zou niemand kunnen schelen. Zeg, vind je dat zoo'n wonder? HERMANNA. 25. Het eerste deel stroomt van het hart naar 't hart, het tweede en derde is een feest, en het geheel is een droevige geschiedkundige bizonder- heid. 26. Het is een vreemd muntstuk; zet men er een letter achter dan wordt het gevormd door een riviermond. 27. Men vroeg aan iemand, hoe oud of hij was. Hij antwoordde: Mijn va der is 40 jaar ouder dan ik, en is 20 maal zoo oud als mijn zoontje, wiens leeftijd 1/10 van mijn jaren bedraagt. Hoe oud was hij 28. Het woord wordt met 20 letters geschreven, en komt bij de taalles te pas. 11, 18, 15 vindt men aan postzegels. 16, 18, 3, 4 is een verscheurend dier. 5, 6, 18, 2, 3 is een zitplaats. 17, 18, 19, 20 is een andere naam voor landstreek. 20, 16. 2, 19. 11 is een kleine man. 20, 10, 2, 4, 5. 6, 14, 3 wordt gestraft 1, 13, 12, 20 vindt men op het 5, 6, 19, 14. 12, 20. 29. Met a is het een stad in Frank rijk, met u een stad in Nederland. 30. Hoe moet ge het onderstaande lezen Wanden vedeinde dijrts. Brievenbus. Brieyen aan de Redactie van de Kinder-af deeling moeten gezonden worden aan Mej. M. G'. v. Doorn, Sophiastraat No. 22, Haarlem. Oplossing ran liet kunstje. Betsy is slim geweest, en heeft zelf de oplossing gevonden van Mien's kunstje. Maar omdat de meisjes en jongens die „Voor onze Jeugd" lezen, het misschien niet allemaal geraden hebben, heeft ze het voor ze opge schreven. Natuurlijk kan je het kunstje doen met ieder willekeurig getal, en kan je het alle mogelijke bewerkingen la ten ondergaan, als je maar zorgt, dat het getal, dat je in je gedachte hadt genomen, er afgetrokken wordt, en je zelf goed meetelt. Betsy had b.v. in gedachte genomen 15, en Mien telt mee, maar begint b.v. met 8. Neem nu de opgave van ver leden week naast je, en vergelijk het met onderstaand lijstje. tel er 18 bij Betsy 33 Mien 26. trek er 7 af 26 19. tel er 27 bij53 46. het f^tal, dat je in je gedachte geno men liadt, eraf Betsy 38 Mien 38. Ze hebben nu dus hetzelfde getal en wat of Mien er nu bij laat optel len, aftrekken, waarmee ze het laat vermenigvuldigen en waardoor ze het laat deelen, ze zullen altijd dezelfde uitkomst hebben. Eerste Afdeeling. (11 jaar, of beneden 11 jaar.) 23. Schrijf mij met een k of met een t, in beide gevallen is mijn woon plaats in het paleis. 24. Maak eens een woord van deze letters lswciavh 25. Mijn eerste deel is een edel me taal, mijn tweede is een dier en mijn geheel leeft in vijvers, maar komt uit vreemde landen. 26. Gij gebruikt mij zeker eenige ma len daags, en ik besta uit 8 letters. Den naam van den man, die zorgt, dat 1, 2, 3, 4, 5 op mij gesmeerd wordt, schrijft men met 1, 2, 4, 5, maar liever gebruikt men mij met Wat' is 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 27. De nachtwacht nam mij vroeger mede Thans hebben kinderen mij nog veel. Ik maak ook een geweldig leven, En vorm van 't woord, het eerste deel. 'k Kruip laugs den grond, en doe elk beven, 'k Ben bruin gevlekt en groen en geel; Mijn naam alleen doet velen sid- dren, En 'k vorm van 't woord, het tweede deel. En mijn geheel leeft in Amerika, En hier soms in gevangen staat Ik ben gevaarlijk als mijn tweede: Nu wed ik, dat ge mij wel raadt. 28. Niet arm en niet verstandigals men dit samenvoegt, wat krijgt men dan 29. Mijn geheel is een stad in Gel derland. Welke stad wordt bedoeld, als ik zeg, dat zij bestaat uit een hondennaam en een sterkte 30. Het eerste deel is waterhet tweede deel is water, en het derde deel is min. Het geheel heeft nooit bestaan, en toch vraag ik, wat of het is. Tweede Afdeeling. (boven de 11 jaar.) 23. In mijn eerste staan duizende van mijn tweede deel, terwijl mijn ge heel ook mijn tweede is, hoewel de zaken der gemeente daar behartigd worden. 24. k lmieabnoij 1 Aan alle kinderen. In dit nummer van de courant vin den jullie de laatste raadsels, die bij dezen wedstrijd behooren. Wanneer je nu alle antwoorden, die je van deze dertig raadsels hebt kunnen vin den, netjes opgeschreven hebt, moet je ze maar aan mijn adres zenden, maar in ieder geval voor 10 Maart. De uitslag van den wedstrijd hoor je dan in een van de volgende nummers. Je hebt nu dus mooi tijd om nog eens over de raadsels te denken, en schrijf er dan, wanneer je ze aan mij stuurt, vooral bij hoe je heet, hoe oud je bent, waar je woont, en of je de antwoorden alleen gevonden hebt. Dus, voor 10 Maart krijg ik alle oplossingen. Ik ben benieuwd, wie de prijswin- ners en -winsters zullen zijn Herbert Ph. De eerste brief van dé week is voor jou, omdat ik je eens gauw hartelijk wil bedanken voor je teekening. Ik vind, dat ze erg mooi uitgevallen is en zal er een plaatsje voor opzoeken in mijn kamer. Maar waarom ben je niet even binnen ge komen, want je kwam liet pakje toch zelf brengen, is het niet? Ik had het nog aardiger gevonden, wanneer ik je zelf even had kunnen bedanken Wat je me verder beloofd hebt, vind ik natuurlijk ook prettig. Dit raadsel is prachtig. Blijft je oom lang hier? Het eerste zet ik toch maar niet in de courant, dat vind je nu toch zeker wel goed? Lena V. Wel Lena, wat heb ik je in een tijd niet gezien Ik verlang er nu al naar, dat je me Maandag komt open doen Wanneer ga je weer eens mee wandelen? Dank je wel voor je brief. Kobus K. Je hebt het dezen keer niet getroffen met je raadsels, Ko bus Het eerste was wel goed, maar ik laat de kinderen toch liever naar iets anders raden dan juist naar mijn naamen het tweede Bedenk eens gauw, Kobus, of je, wat bij den smid gebruikt wordt, met ij of met ei schrijftEen volgenden keer beter, hè, Kóbus Johan K. Alles komt gelukkig uit, en de raadsels komen tri de courant. Ik ben blij, dat je de brievenbus aar dig vindt. Schrijf me maar weer eens gauw, en vertel me dan eens iets van je zelf, dan vindt je weer een ant woord in „De Zaterdagavond". Francisca v. M. Ik vind het best, dat je ine een raadsel stuurt, maar ik zou dolgraag het antwoord willen weten. En zou je de raadsels een vol gende keer niet op een apart stukje papier willen schrijven? Gerard H. Wel, ik vind het erg prettig, dat je den heelen Zaterdag verlangt naar jouw courant, al zegt pa, dat het jouw courant niet is. Ik vind het goed, dat je geholpen wordt bij het bedenken \an nieuwe raadsels. Maar de raadsels van den wedstrijd los je toch alleen op, hè Dit raadsel is weer erg mooi Betsy V. Zooals ik je verteld heb vind ik je raadsel heel leuk. Doe je nu nog mee aan den wedstrijd Ik hoop, dat je me weer eens gauw een brief schrijft! Nu, dag, tot Maan dag Nelly de M. Wat naar, dat jc al vier maanden ziek bentZou het nu nog lang duren voor je weer beter bent Ik kan me begrijpen, dat je je verveelt. Houdt je veel van lezen? Dat moet jc me eens vertellen. Een matje wil ik heel graag van je hebben. Dag, Nelly Johan C. H. Zou je me de antwoor den even willen schrijven van dè raadsels, die je me gestuurd hebt Dan zal ik eens voor je kijken, of ik ze in de courant kan opnemen. Antjc v. d. L. Het is best, dat je meedoet aan den wedstrijd. Het eer ste raadsel zal ik in de courant plaat sen, maar heb je je met het tweede niet vergist Je zegt, dat het woord bestaat uit 18 letters, en ik tel er 19. De rivier- en de meisjesnaam ko men ook niet uit. Vindt je het niet het beste, mij dit tweede raadsel nog eens te zenden, en dan verbeterd Zus H. Ik dank je wel voor je goe de opmerking. Ja, er was een fout in het kunstje gekomen bij het afdruk ken. Het getal, dat je er op het laatst af moest trekken, was 66 in plaats van 62. Je bent een knappe reken- meesteres, maar reken je ook zoo mooi als je 's avonds naar bed moet En tel je ook zoo mooi hoeveel boter hammen je per dag wel eet Cornelia en Johanna M. Wat een verzameling raadsels heb ik van jul lie gekregenHeb jc ze allemaal zelf bedacht Van die kaarsen had ik. ge loof ik, al eens meer gehoord, maar dan was het antwoord toch anders dan jullie schrijft. En wie had nu den brief geschreven, C. of J. Het was erg netjes Piet Sch. Dat je het kunstje uitge rekend hebt, vind ik uitstekend. Maar Mien kon toch onmogelijk weten, welk getal Betsy in haar gedachten genomen had. vind je niet Kijk maar eens goed naar de oplossing in dit nummer M. C. v. DOORN. Hop. Bier is wel eeru onzer oudste volks dranken. Reeds onze vooro.uders, de- Friezen en Batavieren, dronken ger stebier, dat ze zelf gebrouwen hadden en dat veel koppiger moet geweest lijn dan het tegenwoordige gerste bier. Het gebeurde namelijk meerma len. dat ze in de heilige bosschen" ook bier dronken. Zoo nu en dan ge raakte er iemand „boven zijn bier" «n viel. Als afschrikwekkend voorbeeld moest hij dan uit het bosch gerold worden. In eigen huis, of liever op vergader plaatsen. werd onder den invloed van dit bier ook gedobbeld, niet op de beurs, want er waren toen nog geen Amerikaansche spoorweg» andeelen doch met dobbelsteenen. Zelfs verdob belden ze dan soms alles, wat ze hadden, ja, ook hun vrouwen en kin ieren. Vast staat het, dat Vlaanderen en Nederland de oudste bierbrouwendc landen waren. Daar toch groeiden [poistsoorten en hop in hetNvild. daar was op' primitieve wijze gemakkelijk bier te brouwen, vooral toen men ze zelf ging zaaien (of liever de grijs aards, vrouwen en kinderen-, die niet len strijde konden trekken). Toen zou niemand gezegd hebben dat. wij zegt Ericus in de „Tele- iraaf" later het brouwen van Juitschland moesten leeren. Dit kwam Vooral door verbetering der hopteelt in genoemd land. In 1524 kwam de hop reeds uit Vlaanderen in Engeland «n weldra ook naar Frankrijk en Duitscbland. Beieren vooral werd beroemd door het zeer geurige, pikante, pittige bier. dat men er wist te brouwen, eerst voor eigen gebruik, later voor den uitvoer. 1 Daartoe droeg niet. alleen bij een nieuwe, heel zorgvuldige wijze van brouwen, maar vooral ook de verede ling der oorspronkelijk in bet wild [roeiende hopplanten. Zonder hop is lier een flauw watersoepje van gerst, at niet te bewaren is. Wanneer men in boschachtige stre len wandelt, waar bet houtgewas niet heel zorgvuldig onderhouden wordt, tiet men hooggroeiende klimplanten met krachtige stengels en prachtige bladeren. Die planten houden jonge foomen tot in den top, (wel tot, 10 M. hoog) zoo goed vast, dat ze een die- ien, spiraalvormigen indruk achter aten, niet alleen in den bast, maar ook in het. zachte hout. Deze hopplanten geven tot vrucht eigenaardige geschubde „bellen", waarin ook het zaad groeit. Zoodra deze rijp zijn, is de kleur eerst groen achtig geel. wordt dan goudgeel, maar na het afplukken wat donkerder en na het drogen rood. Zeer vele on zer lezers hebben ze zeker wel eens gezien, ja. wel in handen gehad. Ze I voelen wasachtig aan, hebben een i üttigen. echt aromatischen geur en wanneer gij ze in de hand neemt, be merkt ge, dat er eèn zwavelgele, meel achtige stof uit valt. Deze veroor zaakt dien geur, maar wanneer gij 1 ze voorzichtig aan den mond brengt, bevalt u de bittere smaak volstrekt niet. •En toch geeft dit „hopmeel" niet alleen den geur. maar ook den smaak aan het bier. Bittere extract stoffen daaruit maken liet pittig; liet looizuur in dit meel geeft 't hier duur zaamheid en de aethcrische hoporie geeft den geur. Vooral de vroeg rijpe Saazer roode hop (uit Bohemen) is zeer gezocht bij de bierbrouwers. Zij verdrong bijna geheel de Nederland- sehe soorten. Vooral van 1887 tot 1889 ging de Nederlandsche hopproduc^e zoo ach teruit, dat wij in 1887 nog 181 H A. aan „hoptuinen" hadden (zoo noemt men de kweekplaatsen), in 1888 nog 145 II. A.. maar in 1889 slechts 80 11. A Na dien tijd is menigeen vooral door de hooge prijzen uitgelokt uitsteken de buitenlandsche hop higt_ te plan ten en velen slaagden daarin uitmun tend. Nu, er wordt in ons land steeds meer bier gebrouwen. Dikwijls gaan door de hardnekkig heid van Duitsche brouwmeesters ge- heele brouwsels verloren, wijl deze absoluut B'eiersche of Saazer hop willen hebben en die oud en onsma kelijk krijgen, omdat er daar geen voorraad van versche is, terwijl in I den naasten omtrek ook Saazer hop i gekweekt wordt, die minstens even geurig en looizuurhoudend, maar bo vendien versch en daardoor sraake- lïjlc is. Schoorvoetend beginnen ze er nu toe over te gaan. ook deze te be- proeven en te koopen. Zoo begint ook in ons land de hopteelt nu weer hier en daar te herleven. Tets over kon-en. De kousen, die tegenwoordig zulk een gewichtige plaats onder onze. kleedingstukken beslaan, zijn waar schijnlijk een Spaansche uitvinding. De gescliiedvorscher Howel althans verzekert, dat de Engelsche koning I Hendrik VIII nu ruim 380 jaar gele- I den in Frankrijk de eerste kousen I droeg en dat die in Spanje vervaar- j digd waren. Hij voegt er bij, dat ko- j ning Eduard, zoon van den genoem den vorst, van zijn leverancier Tho mas Gresham een paar zijden kousen present kreeg, die eveneens uit Span- je afkomstig waren, en door de hove- lingen zeer bewonderd werden. Honderd jaar later vond de En- gelschman William Lee den kousen- weefstoel uit, en deze uitvinding baar- i de zooveel opzien, dat de toen regee- rende koning Jacobus I zich naar den i uitvinder begaf en oplettend toezag boe een paar kousen konden geweven worden. Lee had niet veel plezier van zijne uitvindingkousen weven, neen daar was men tegen hij ging daarom naar Frankrijk, waar het hem even eens ging. In dien tijd droegen alleen de groo- j ten nu en dan kousen, die gebreid waren, maar zij waren zoo duur dat 1 alleen de rijken ze konden dragen. Meestal bediende men zich van door de kleermakers vervaardigde slob kousen, of wikkelde linnen omslagen om de voeten. Zelfs veertig jaren na de uitvinding der kousen-vervaardi- ging waren die aan het Engelsche hof een zeldzaam artikel, want toen lady Montague, een dame die door hare reizen bekend is, koningin Eli- j zabeth een paar kousen present deed, nam die zulks als iets zeer bijzon- ders op en was er zoo mede in haar schik, dat zij ze voortdurend dragen wilde. 1 Uit een brief van koning Jakobus I van Schotland, blijkt hoe hooge waar de men in zijn tijd aan zulke voor werpen hechtte. In dit schrijven aan graaf von Mar gericht, verzoekt de koning dien heer hem voor den dag, waarop hij aan de Spaansche gezan ten audiëntie geven zou, een paar zij den kousen te leenen. „Zij zullen zich dan ten minste kunnen overtuigen" voegt de vorst er bij, „dat een koning voor vreemden niet als een bedelaar verschijnt." Voor 600 jaar droeg onder de dui zend menschen ternauwernood één kousen, voor 200 jaar droeg onder de honderd menschen ongeveer één kou sen, en thans? Een uitstekend middel. Mijnheer X. was van plan een korte zeereis te ondernemen. De goede man haatte de zee in den grond van zijn hart en had altijd, indien hij, 't geen zijn zaken dikwijls vorderden, zich aan de ongewisse baren toever trouwde. zijn tol aan de natuur moe ten betalen. Dezen keer echter besloot hij een nieuw middel tegen zeeziekte in praktijk te brengen. Zoodrn hij aan boord gekomen was. begaf hij zich naar kooi en sliep vast tot den volgenden morgen. Hij voelde zich uiterst behagel ijk en kwam met een stralend gelaat aan dek. Ik heb een zeker middel tegen zeeziukte gevonden, kapitein, deelde hij dezen mede. Je behoeft slechts, zoodrn je aan boord bent, naar kooi te gaan, en er niet uit te komen voor je .ie plaats van bestemming hebt be reikt, Ik heb bet geprobeerd en ben er bijzonder over tevreden. Den ge beden nacht heb ik geslapen als een marmot. Maar waarom lacht u O,om niets, zei de kapitein, maar juist toen wij vertrekken zouden, ge beurde er een ongeval met de machi ne, zoodat we vannacht de haven niet, verlaten hebben. Do overige passé giers werden op een ander schip over gebracht, maar we wisten niet, dat u aan boord was. China. In de Vereeniging tot bevordering der Staatswetenschappen te Berlijn heeft deze week prof. Schumacher uit Keulen een voordracht gehouden over de beteekenis van Óost-Azië voor den hantlel, met name voor Duitscbland. De spreker noemde het begrijpelijk, dat bij den oorlog in bet Oosten het gevoel der Duitschers niet ten gunste van Rusland is, reeds omdat men de behandeling van Finland niet kan vergeten. Maar men mag zich niet door gevoelspoiitiek laten leiden en moet niet vergeten, dat Rusland's neerlaag op militair gebied tot een financieele ramp zou leiden, die voor Europa en vooral voor Duitscbland dc ernstigste gevolgen zou hebben. Bovendien is de tijd voorbij van wed ijver enkel tusschen de Europeesch» landen; wij slaan nu voor den strijd tusschen Europa en Azië. Mantsjoi- rije en Korea zijn maar voorposten op China komt het aan. Zal China Wijven bestaan? In zijn ligging is het eenerzij ds door hooge hergen, anderzijds dooi de woestijn van andea-e volkeren ge scheiden en vormt daardoor een ont zaglijk groot geheel, een eeu'i-id, o k in zijn beschaving en zeden, die rus ten op den eeredienst der voorvade ren. Deze vormt de nationale eenheid der Chineezen door het geheele rijk heen, en is de grondslag van het na tionaal gevoel, dat zich boveil alle andere volken verheven acht. De buitenlandsche handel van Ch - na is nog zeer beperkt. Wel is hij in de laatste 10 jaren verdubbeld, maar per hoofd per bevolking gerekend voert Duitscbland 50-maal, Groot- Brittannië 100-maal zooveel uit en 'n als China. Zelfs Japan heeft ongeveer even grooten invoer als China. Men denke nu aan da reusachtige ontwik keling, die in den handel van China nog mogelijk is om naar verhouding aan dien der Europeesche staten of zelfs maar van Japan gelijk te komen. Van groote beteekenis voor die uit breiding is het feit. dal de Chinee- sche bevolking in hoofdzaak dezelfd-s behoeften heeft, ongeveer gelijke klee deren, gelijke hoeden, geiijke pijpen en theekopjes enz. gebruikt. Dit maakt, dat men er een zeer ruim gebied van aftrek voor tal van dergelijke waren vindt, en de behou dende geest der Chineezen waarborgt dit nog voor heel wat jaren. Het komt er echter op aan, dat handelsgebied te veroveren. Tot voor korten tijd was China enkel van den zeekant te bereiken en daar stond Engeland vooraan. Sedert 1861 zijn allengs meer havens voor den Euro- pec-sehen handel geopend, ook noor delijke, en is door de opening van het Suez-kanaal door telegraafkabels enz., de handel van China vooruit gegaan, ook met andere landen. Dat alles raakte echter maar den rand van het groote rijk. Eerst door den aanleg van# spoor wegen naar binnen toe is en wordt China meer voor de buitenwereld ont sloten. Een groote belemmering be staat nog in den geldomloop. China wordt allengs het eenige land met zilveren standaard -en de schomme lingen in de zilverprijzen belemmeren het beleggen van kapitalen in Cliinee- sche ondernemingen. De toestand is nu zoo, dat Enge- I land. Rusland en Frankrijk door hun veroveringen de buren van China zijn geworden en dat met name Rusland den Engelschen invloed in China heeft teruggedrongen. Toch is het niet gelukt de Chineezen te Europeanisee- ron en dat zal vermoedelijk in de toekomst evenmin gelukken. Het Christendom is er afgestuit op den eeredienst der voorvaderen en afkeer van de Westerlingen is nog overheersehend. Daarom zal China vermoedelijk liever Japan als leer meester erkennen. Tóch is er voor den Europeeschen handel en nijverheid en volgens den spreker bepaaldelijk voor den Duitschenin China nog een ont- zaglijk veld van ontginning, waar mede reeds een begin is gemaakt en die met goede vooruitzichten kan worden voortgezet. JOZEF IN EGYPTE. De „Westminster Gazette" beeldt Joe Chamberlain af, staande voor een sphinx, die hem het volgende raadsel opgeeft ..Wat is het onderscheid tusschen u en den eersten Jozef En als Joe het niet raden kan, zegt de sphinx: „Die andere Jozef werd door zijn broeders in een put gelaten en gH zijt bezig, uw broeders in een put té helpen Gelegenheidsdichter. Maar weet u dan geen enkel middel te bedenken waardoor mijn liederen onder het volk verspreid raken? Redacteur. Wel zeker, mijnheer Laat er confetti van maken. Iemand had een lezing gehouden over het bewaren der gezondheid en noodigde na afloop zijn hoorders uit hem vragen te doen. Wat doet u, als u 'snachts niet kan slapen vroeg een uit het pu bliek. Dan blijf ik wakker, antwoordde de spreker. Indien er nog iemand .s die iets vragen wil, dan ben ik gaarne bereid hein te beantwoorden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 7