Uit Zuid-Afrika. Een bekentenis. Ons Land van 4 Februari zegt in een hoofdartikel Z.Exc. de hooge commissaris, Lord Milner, leverde Zaterdag voor acht dagen een hoogst belangrijke rede voering te Bloemfontein, belangrijk vooral wegens de volgende daarin voorkomende woorden ,,ln één beteekenis kunnen de doel einden waarvoor ik heb gearbeid se dert ik naar Zuid-Afrika kwam en waarvoor ik nog voortarbeid, niet snel volbracht worden. Mijn werk was steeds gericht naar een groot en ver doel, de stichting in Zuid-Afrika van eene groote, en beschaafde, en progressieve samenleving één van Kaapstad naar de Zambesi, onafhan kelijk in het beheer van haar eigen zaken, maar toch, uit eigen vast be sluit, een lid van de groote samenle ving van vrije natiën, bijeengeschaard onder de Britsche vlag. Dat was het doel van mijn streven. Dat is nog mijn doelmaar ik meen niet dat liet een doel is, dat kan worden vol bracht binnen een korten tijd. Het zou jaren meer kunnen eischen dan men doorgaans meent. Ik ben althans niet hoopvol genoeg om te verwach ten, dat het mogelijk in mijn tijd kan komen." Nu weten wij het vast en zeker. Laat er nu geen gekijf meer zijn over net punt. De zaak is voor goed uit gemaakt. Lord Milner kwam naar Zuid-Afrika om te arbeiden voor een groot doel. Het was niet om den bloei en geluk van Britsch Zuid-Afri ka te bevorderen in vrede, eensge zindheid en goede verstandhouding met de onafhankelijke staten of de koloniën van andere volken aldaar. Het was ook niet in het belang der reine philantropie om de zedelijke, verstandelijke en godsdienstige ont wikkeling de staatkundige gelijk heid van allen, zonder aanzien van kleur of ras te bevorderen. Neen, hij had een hooger doel, t.w. de stich ting van één groote samenleving, van Kaapstad naar Zambesi, onder de Britsche vlag. Hij kwam in een tijd van vollen vrede. Het was wel een tijd van di plomatieke spanning met de Trans vaal, maar toch van uiterlijke vriend schap met die republiek en van vol komen harmonie en vriendschap met den Vrijstaat. Maar reeds toen had hij vast beslo ten. dat beide staten zouden komen onder de Britsche vlag. Dat was het doel van al zijn arbeid, het mikpunt van zijn streven. Inderdaad een merkwaardige be kentenis. In het verdere gedeelte van het ar tikel betreurt Ons ^and het, dat Lord Milner voor de nieuwe koloniën de kans op zelfstandig bestuur, in het verdrag van Vereeniging in een nabij verschiet gesteld, verschuift tot na .zijn tijd. Dat kan lang duren, klaagt Ons Land want Lord Milner is nog jong. Maar als Milner eens bedoeld had zijn tijd als hooge commissaris van Zuid-Afrika? Die kon wel eens spoedig uit wezen. Gemengd Nieuws Moorddadiggevecht. In de 8e wijk te Antwerpen heeft een gevecht plaats gehad, tusschen jongelingen van 17 tot 20 jaar, voor een meisje, en dat waarschijnlijk het leven van een hunner zal keften, ter wijl een ander het gebruik van zij nen arm zal moeten missen. Boeren houdt eene herberg, De Marktschuit, waar 's Zondags gedanst wordt. Te 10 ure bevonden er zich vier meisjes, die er gewoonlijk ko men dansen, waaronder zekere Leo- poldina Lepont, 17 jaar. Dit meisje werd ten dans gevraagd door zekeren De Vré. Aan den dans vroeg hij het meisje om met hem mede te gaan. Zij gaf een weigerend antwoord, daar ze reeds met een anderen ken nis had. Eerstgenoemde lette daar weinig op hij greep haar toen vast en droeg haar "buiten, vervolgens in eene zijstraat. Op haar hulpgeroep kwamen hare vriendinnen toegesneld, die, ziende, wat er gebeurde, en daar De Vré niet alleen was, den vrijer van het meisje gingen verwittigen, die een orgel draaide in eene herberg. Over dit geval ontstond er reeds ruzie in de Marktschuit tusschen ka meraden van De Vré en verbruikers, maar zij waren toch henen gegaan. Nauwelijks waren zij tot de helft der Gijzelaarsstraat gekomen, of zij werden door den vrijer van bovenge meld meisje overvallen, die eveneens gekomen was met eenige vrienden. Oogenbiikkelijk ontstond er een ge vecht en in een paar oogenblikken waren er drie personen door messte ken getroffen. De ergste van allen is Lecq^eter er aan toe. Deze jongen werd door een messteek in de volle borst getroffen. Hij werd eerst in de herberg 03 der -Vlaamscke kaai, door dokter Van Hege verpleegd en ondervraagd door den adjunct Lievens. De jongen ver klaarde met zwakke stern, dat hij ge heel onschuldig is aan het gevecht, en als toeschouwer daar aanwezig was. In het later ingestelde onder zoek is zulks waar gebleken. De jongen werd naar het Sint-Eli- sabeth-gasthuis gevoerd, waar de wonde als levensgevaarlijk wordt be schouwd. De tweede gekwetste heet Huys- raans, die een messteek in den lin ker voorarm bekwam hetgeen tot ge volg zal hebben, dat hij voor altijd het gebruik van dit lichaamsdeel zal moeten missen, daar het stijf zal blijven. De derde gekwetste noemt zich Taeymans, die twee lichte steken in de zijde heeft bekomen. Beide laatste getroffenen zijn even eens naar het Sint Elisabeth-gasthuis overgebracht. Dez^ waren» kameraden van den vrijer van het meisje Lepont hetgeen deed veronderstellen dat een der andere partij zich van een mes heeft bediend, doch geen enkel hun ner was bekend, of evenmin aange houden, allen waren op de vlucht. De politie heeft terstond het onder- zoele voortgezet en de leden der an dere ploeg ontdekt. In den morgen vroeg werd de broer van bovenge- noemden De Vré, van zijn bed ge haald Hij bekende gevochten te heb ben, daar hij werd aangevallen doch wist niets aangaande de messen. De grootste dader werd op zijn werk aan de petroleumtanks te Hoboken aangehouden liet is dezelfde De Vré die de oorzaak is van al het onheil. Hij had geen mes op zak, doch heeft er een gevraagd aan een zijner mak kers. Eens in het bezit van dit wa pen heeft hij alles gestoken en ge kerfd wat hem te dicht nabij kwam. Hij heeft alles bekend, doch zeide half zot te zijn geweest op dit oogen- blik en ook dronken. Het mes dat rood was van het bloed, heeft de dader heel netjes afgeveegd en is toen naar huis ge gaan. Men heeft het wapen terugge vonden. Kindermoord uit Wraak. Eene vreeselijke misdaad werd de zer dagen ongeveer 10 uur in de Rap- pelallee (Berlijn) gepleegduit wraak en ijverzucht tegen zijne vrouw heeft de 38-jarige werkman Joh. Seufert zijn 2-jarig dochtertje Gertrude ver moord. Het gezin bestond uit man, vrouw, een 7-jarig jongetje, Arthur, en het zooeven genoemde meisje. Hec echtpaar is drie jaargetrouwd. Arthur Is een voorkind van haar. De ver standhouding was tot voor eenige dagen goed, de man verdiende be hoorlijk zijn brood. Eensklaps werd de eensgezindheid verbroken, doordat de man geloofde dat zijne vrouw hem bedroog. Het dochtertje werd de twistappel. Donderdag kwam het tot handtas telijkheden. De vrede keerde schijn baar in het gezin terug, want Vrij dagavond bezocht men gezamenlijk een café. Thuis gekomen meende de man weer reden voor zijn jaloersch- heid te hebben. Hij maakte zich drif tig. Toen zijne echtgenoote even voor tien uur de" woning verliet, om een boodschap te doen, maakte de opge- wonaen man van de gelegenheid ge bruik om het kind, dat naast zijn wakkerliggend broertje sliep, te ver moorden. De zevenjarige Arthur moest zien hoe zijn vader een keuken mes op een steen sleep en daarbij mompelde„Ik wil mij wreken." De knaap sprong uit het bed en snelde weg. Bij de deur hoorde hij den woestaard nog aan het bed tot het slapende kind zeggen„Truitje, je laatste uur is gekomenToen de jongen met het echtpaar, dat een verdieping hooger woont, terugkwam was ook de moeder gearriveerd. Het was echter reeds te laat. Seufert trad juist uit de kamer en droeg op een kussen het kleine meisje, dat hij den hals liad afgesneden. Het was een vreeselijk oogenblik, toen de snood aard het nog levende kind aan de1 moeder overreikte met de woorden „Hier heb je jou kind 1" Zij stiet een kreet uit en rende, zoo gauw als zij kon, naar dén naastbijzijnden politie post, waar bleek dat het onschuldige wicht reeds was overleden. Intusschen was het geheele huis in opschudding gebracht. Spoedig kwam ook de politie, die den moordenaar, die kalm in de kamer zat en zich zonder verzet "boeien liet, naar het bureau bracht. Op weg daarheen kon den drie politieagenten hem niet tegen de woede der verbitterde me nigte beschermeTi. Verschillende ver wondingen werden hem toegebracht. Een kwaad punt. Kaap Hoorn bezit een geheel eigen reputatie. Reeds vele eeuwen geniet dit kale, Zuidelijke hoogland een niet te benijden algemeene bekendheid we gens zware stormen, die daar heer- schen en gedurende de laatste maan den is deze oude reputatie meer dan gehandhaafd door de ongelukken, overkomen aan een aantal groote zeil schepen bij de pogingen om den fa- meuzen „hoek" om te komen. Zoaals de zeelieden weten, is voor al de uitreis rijk aan moeilijkheden. De met de kracht van een orkaan waaiende Westelijke winden hebben vaak tot resultaat, dat zeilschepen maanden lang worden opgehouden eer zij er in slagen de stormkaap rond te komen en niet zelden gebeurt het, dat gezagvoerders, liever dan den strijd voort te zetten met een afge tobde en ontmoedigde bemanning, voor den storm, wijken en de reis naar San Francisco of andere Noordelijk gelegen Zuidzeehavens langs Kaap de Goede Hoop maken. Van ten minste twee groote zeil schepen is bekend, dat zij in het af- geloopen seizoen verplicht waren de zen koers te volgen en het is niet on waarschijnlijk, dat andere schepen, die lange reizen maken, er evenmin in geslaagd zijn Kaap Hoorn te ron den en de reis doen via den Zuide lijken Oceaan. De groote Fransche bark „LaBruyè- re", welke vóór eenige dagen van de Tyne te Port Los Angelos arriveerde, via Kaap de Goede Hoop, was 218 da gen onderweg. Het schip had bij Kaap Hoorn schade geleden en was door de stormen teruggedreven, de gezagvoer der rapporteert aldaar drie andere schepen gezien te hebben met wegge waaide zeileneen van deze drie was vermoedelijk het groote Fransche schip „Paris", dat reeds in Mei 1903 van Hamburg naar San Francisco vertrok en nog niet op de bestemming is aangekomen. Een ander schip, dat teruggeslagen werd, is de Engelsche vier master „Falls of Halladale". Het schip arri veerde in September 1.1. bij Kaap Hoorn en werd gedurende drie weken zwaar geteisterd door hevige Weste lijke stormen. Op 10 October sloeg de kombuis geheel leeg door een overko mende zee, zoodat niets meer gehaakt kon worden, en eenigen der opvaren den weigerden dienst. Het water drong naar beneden en het schip werd lek. In die omstandigheden baart net geen verwondering, dat de kapitein besloot de reis Oostwaarts te maken en aldus den tegenwind te verande ren in een gunstigen wind. Sedert is het schip met gebrek aan water en schade aan de rondhouten in een Nieuw-Zeelandsche haven binnenge vallen. Toen het anker viel, sloeg de bemanning aan het muiten en ver zocht aan land gezet te worden, doch om licht te begrijpen redenen kon noch wilde de kapitein aan dit ver zoek voldoen en het schip koos ten slotte weer zee met zes man dei- equi page in de ijzers gesloten. De „Falls of Halladale"' moet nu goed en wel onderweg zijn naar San Francisco en het zal belangwekkend zijn te verne men hoeveel personen der bemanning in die haven zullen deserteeren. Andere schepen werden bij Kaap Hoorn zoo zwaar beschadigd, dat zij naar de Falklandseilanden moe' en te- rugkeeren om te repareeren. Een daarvan is het Amerikaansche schip „Willscot", dat in November te Stanley binnenviel met zware schade aan het bovenwerk en gedeeltelijk ver hitte kolenlading, na een moedig vol gehouden strijd van 67 dagen tegen de Westelijke stormen. Na tijdelijk gerepareerd te hebben, koos het schip vóór eenige weer zee om thans de reis naar San Diego Oostwaarts voort te zitten. Twee andere schepen, de Engelsche bark „Lurlei", van Liverpool naar Callao en de „Emilee", van Antwer pen naar een Noordelijke Zuidzeeha ven, moesten eveneens op de Falk landseilanden een wijkplaats zoeken en de bemanning van 't eerstgenoem de schip weigerde dienst, omdat net dale van den bak, het volkslogies, zwaar lek was. De Noorsche bark „Theodor" 4 April van Rotterdam en 8 September van Montevideo naar San Francisco vertrokken, is ook nog niet op de be stemming gekomen. Uit de aangehaalde voorbeelden blijkt duidelijk, hoe geducht het dit seizoen bij Kaap Hoorn weer heeft gespookt. Reeds meermalen is het denkbeeld geopperd een sleepdienst ten behoeve van zeilschepen door de Straat van Magellaan in 't leven te roepen om de reis rond Kaap Hoorn onnoodig te maken, doch dit plan, zelfs afgezien van de hooge kosten (het sleeploon voor elk schip wordt geschat op 2500 gulden) is moeilijk uit te voeren. Een vloot van krachtige sleepbooten, ge- commandeerd door personen, die een grondige kennis bezitten van de ge vaarlijke bochten en kronkelingen van die Straat, zou daarvoor een eerste vereischte zijn "en acht slaande op het feit, dat het zeilschip langzaam, doch niettemin zeker, plaats maakt voor het „tramp"-stoomschip schijnt het wel wat laat in den tijd voor zulk een plan. Hoelang het zeilschip zijn plaatsin de vaart op de Westkust nog zal we ten te handhaven, staat te bezien. Te genwoordig is het al geen zeldzaam heid meer, dat stoomschepen salpeter en andere voortbrengselen van de Westkust als thuisvracht laden en nu het lang ontworpen Panamakanaal een „fait accompli" is, zal de gehee le Zuidzeekust, van Britsch Columbië tot Kaap Hoorn, een groot aantal markten verschaffen aan het vracht stoomschip. Stuurlui aan wal. Een militair deskundige in de „Vos- sische Ztg." komt in een terugblik op de uitkomsten van de drie eerste we ken van den oorlog tot de slotsom, dat de kleine voordeelen, die de Ja panners tot nog toe behaald hebben, tezamen gerekend met een groot moreel verlies voor Rusland gelijk staan. Bij de jongste gebeurtenissen hebben de Japanners getoond, de kunst te verstaan, om aan de voor hand te blijven en hun tegenstanders de wet van handelen voor te schrij ven. Bij de Russen blijkt, welke ern stige gevolgen voor de eerste krijgs verrichtingen een versnippering van krachten in het begin van den oorlog pleegt te hebben. liet lijkt bijna, als of opnieuw het bekende woord van Multke bewaarheid zal worden dat een fout in de aanvankelijke verza meling der legers in het latere beloop van den veldtocht nauwelijks meer goed te maken is. Het kan bevreemden dat deJapan- sche admiraal Togo niet door een krachtigen aanval de beslissing ter zee voor Port Arthur heeft beproeven door te zetten. Maar de deskundige van de „Vossische Ztg." vindt dit niet bevreemdend, omdat het succès twij felachtig is. Een rechtstreeksche aan val op de door linieschepen 1ste klas en goed gewapende kustbatterijen verdedigde oorlogshaven zou, zelfs in geval hij slaagde, zulke zware ver liezen kosten, dat de praktische uit komst er niet aan beantwoordt. Juist Japan heeft alle reden, om het kost bare materieel van zijne linieschepen te sparen daar het, in tegenstelling met Rusland, niet over sterk reserve materiaal beschikt. En het is lang niet onmogelijk, dat den Japanners, ook zonder bloedige offers, die blijk baar onvoldoend geproviandeerde zee vesting in den schoot valt. De ge beurtenissen van Port Arthur zijn weer een leerrijk voorbeeld, hoe ge vaarlijk liet voor een vloot is, onder de kanonnen van een oorlogshaven bescherming te zoeken; in hare vrij heid van beweging gebonden, ont moet zij hier soortgelijke gevaren als het leger, dat zich aan de forten van een vesting te land toevertrouwt. Als zich geen gelukkige wending voor doet, zal de Russische admiraal Stark het lot van Bazaine nauwelijks ont gaan. Het Wiadiwostoksche smaldeel schijnt in de laatste week geen on dernemingslust getoond te hebben. Blijkbaar verhindert slecht weer hei, om uit te loopen. Zoodoende hebben de Japanners, tot oplossing van hun voornaamste taak. het landen van een leger op het Aziatische vasteland, de gunstigste voorwaarden geschapen. De tot dus ver met zekerheid bekende landingen san de Japanners geven ten naaste bij een beeld van liun beschikbare transportmiddelen. Bij Tsjemoelpo zijn ongeveer drie divisies (blijkbaar zonder trein) geland, waarvoor een transports loot van ongeveer 300.000 ton noodig is. Dit zal wel voor het oogenblik het hoogste prestatie-ver mogen van de Japansche reederijen zijn. Want van de ongeveer 600.UOO ton van de geheele koopvaardijvloot, zal nog een groot deel in vreemde wateren zijn. De Duitsche deskundige rekent, dat tegen 15 Maart Japan al zijne linie troepen (13 divisies) op Korea ont scheept zal hebben. Ook te land is dan de voorsprong in den opmarsch Kamerverkiezing. Tot lid der Tweede Kamer is in het district Eist gekozen rar. baron Van Wijnbergen. Leider. Onder dit opschrift bevat de Stan daard de navolgende driestar De vraag is opgeworpen, of iemand die Minister is. tevens leider kan zijn van een partij. Wie nu zulk een vraag stelt en er een antwoord op poogt te geven, dient te beginnen met elk misverstand uit te sluiten omtrent de bedoeling van zijn vraag. Eerst had alzoo duidelijk bepaald dienen te worden, wat de vrager on der het woord leider in deze zijn vraag bedoelde. „Leider" toch is een dier woorden, die zich leenen voor velerlei opvat ting. Men kan er mee bedoelen, al thans onder ons, antirevolutionairen lo. leider van de parlementaire club 2o. voorzitter van het Céntraal-Comi- té3o. raadgever als advies gevraagd wordt, en 4o. oefenaar van invloed op de denkbeelden van een partij. Nu spreekt het wat no. 1 betreft van zelf, dat een Minister, die niet tevens lid der Kamer is, geen leider van de parlementaire club kan zijn. Dit is wel zoo in Engeland, en ten onzent kan het zoo zijn maar het is niet mogelijk ten opzichte van een Minis ter, die zich niet als candidaat voor de Kamer stelde. Even duidelijk is het met opzicht tot no. 2, dat een Minister niet als voor zitter van een Centraal-Comité de al gemeene verkiezingen kan leiden. Reeds de tijd zou hem hiervoor ten eeneninale ontbreken. Maar anders staat het, 3o„ met het geven van advies. Waarom zou een Minister niet evengoed als ieder an der op een tot hem gerichte vraag om adwes mogen antwoorden? En wat eindelijk het 4e punt aan gaat, is niemand meester van de in vloeden. die zijn denkbeelden uitoefe nen. Die werken van zelf. Wil men nu iemand ook in dien zin leider noemen, juist zooals Groen van Prinsterer het was. dan zal iemand, die Minister werd, dit juist in die mate blijven, als zijn denkbeelden ingang blijven vinden. Houdt dit op, dan is hij ook in dien zin leider af. Dit alles komt ons voor, zoo klaar als de dag te zijn. Doch juist daarom verstaan we nog altoos niet, wat re den of oorzaak er was, om iets wat zoo vanzelf spreekt, nog eens opzet telijk keer op keer in onze pers ter sprake te brengen. We herinneren ons althans niet, dat 't zij hier 't zij in het buitenland, oij andere partijen zulke vragen in haar pers te berde kwamen. Wel is dit ge zien, als twee fracties in één partij elk haar man op den voorgrond poog den te schuiven, en het alzoo een strijd om het leiderschap tusschen twee mededingers werd. Maar niet, waar, gelijk hier, van zulk een strijd geen sprake was, eh de zaak alleen van haar formeele zijde aan de orde kwam. Een kranige vrouw. Men meldt uit Amsterdam aan de N. C. Zondagavond heeft zich op de anti militaristische propaganda-meeting in Handwerkers Vriendenkring, uitge schreven door de Vrije Socialisten ver.. afd. Amsterdam, waarin Domela Nieuwenhuis als spreker optrad en mevrouw Josephine Spoor versihillen- de verzen, o. a. Huibert en Klaartje, voordroeg, een eigenaardig incident voorgedaan. Aan iiet einde van de toespraak van Domela Nieuwenhuis, waarin hij op zijn gewone wijze den klassen strijd predikte, snelde mevr. Spoor in een spontane opwelling als protest tegen de cynische woorden van den anarchist, "naar het podium, om m gloedvolle taal aan de vergadering te verkondigen, dat men der mensch- heid geen weldaad doet door haat te zaaien tusschen de partijen, maar dat men slechts door liefde te kweeken misstanden kan verbeteren. Meer dan een kwartier lang sprak de artiste ter propagandeering van haar ideeen Uimproviste, doch daar de vergadering eenigszins onrust» g werd en verder debat van de zijde van Domela Nieuwenhuis met repliek van mevrouw Spoor den avond te veel zou rekken, noodigde de voorzit ter haar uit. om op een nader vast te stellen dag en plaats over deze aange legenheid met D. N. in debat te tre den welk voorstel door mevrouw Spoor werd aangenomen. Het optreden van mevrouw Spoor wekte in dit milieu, waar "Domela Nieuwenhuis als een afgod vereerd wordt, begrijpelijkerwijze, groote ver bazing. Bernard ik heb je wat tevra- nij KeeK oy. - Ik ben tot je dienst. Wat bedoelde Alfred met die woorden, toen hij over den dood van je vader sprak Hij sprak van een besluit I Dat moet je hem zelf vragen, zei Bernard even koud en onvriendelijk als te voren. Ik begreep hem niet, dat hoorde je immers. Je wilde hem niet begrijpen en je hebt hem ook niet gezegd, waar je vader den dood gevonden heeft. Ik weet dat echter. Wij hebben tezamen daar gestaan bij den runensteen en toen ontviel je een woord, dat mij toen reeds zoo onaangenaam aan deed. al begreep ik het ook niet. Hier viel mijn vader zei je. Hij viel! Wat moet dat beteekenen Bernard gaf geen antwoord, hij kon nu geen onwaarheid spreken, maar hij klemde de lippen opéén, als om daarachter het onzalige woord op te sluiten en op zijn aangezicht stond weer die trek van verbeteten smart, evenals in het Isdal. Wil ie mij niets zeggen? begon Sylvia weer. Ik ben toch ook een Ho- henfels en al wilde je vader dan ook niets van ons weten, we zijn toch leden van één geslacht?. Om Gods wil,Bernard hoe is hij gestor ven Er lag iets angstigs uitvorschends in haar stem, een vermoeden van de verschrikkelijke waarheid, die men haar zoo lang verzwegen had, en die haar nu misschien geopenbaard zou worden. Het hielp niets meer, het feit te loochenen. Bernard voelde dat en plotseling zei hij ruw en kort-af Hij heeft zichzelf doodgeschoten Sylvia sidderde over al haarleden. Almachtige God Nu weet je het? Kwel mij nu niet langerbarstte hij los en wendde zich driftig om. Je moest toch inzien, dat liet een foltering voor mij is Zij br~reep dat maar al te goed en er verliepen minuten eer zij weer begon te spreken. Toen klonk er aar zelend en verlegen een vraag van haar lippen En wie heeft je dat verteld Je vader toen ik de eerste maal op Güntersberg kwam. Toen al Toen was jij immers nog een kind Ja en een knaap zegt men ge woonlijk zulke dingen niet. Harald Thorvik heeft het ten minste niet ge daan. de ruwe, onbeschaafde jongen had het hart niet, mij de waarheid te zeggen. Hij liet mij aan een onge luk gelooven, ik vond hem immers dood. Oom Bernard opende mij de oogen. Maar waarom toch Wat be doelde hij daarmee? Mij aan banden leggen barstte Bernard vol bitterheid uit. Dat was toen verre van gemakkelijk. Ik was half met geweld naar Duitschland ge bracht en dreigde met geweld er weer van door te zullen gaan, als men mij niet losliet. Ik had een woest heimwee naar Raansdal met zijn rotsen en-zee, een aan vertwijfeling grenzend verlangen naar mijn vader, die alles voor mij geweest was. Ik had een gevoel, of hij altijd nog om mij heen zou - als ik terugkeerde en terug wilde ik, al hadden zij mij met ketens vastgebondenDat wist oom Bernard en daarom greep hij een ra- dikaal middel aan en zei mij alles zonder verschooning, zooals hij dat gewoon is. Toen hoorde ik. dat vader mij vrijwillig verlaten had, dat hij mij op genade en ongenade had over gelaten aan hem, dien hij zelf zoo diep haatte, hetgeen hij ook mij ge leerd had. Voor de wet had ik immers een voogd noodig Nu. het middel werkte Nu was ik huiverig voor een terugkeer naar het graf op het Raansdalsche kerkhof en het heeft jaren geduurd, eer ik over dien af keer heen was. Nu was voor mij de herinnering aan mijn vader vergif tigd, bezoedeld, van dat oogenblik af kon ik hem niet meer liefhebben. Ik stribbelde niet meer tegen, toen ik naar Rotenbach gebracht werd. en daar werd ik volkomen aan banden gelegd. Eerst had hij op gedempten toon gesproken, later echter rolden de woorden zoo van zijn lippen, terwijl de oude haat, de woede tegen den man, wiens ijzeren hand hem gehoor zaamheid geleerd had, weer heftig in zijn oogen opvlamde. Onlangs, in Isdal, was Sylvia daar zoo hartstoch telijk tegen opgekomen. Nu zweeg zij en legde alleen zacht haar hand op den arm van den jongen man Arme Bernard Hij ontstelde en keek haar getrof fen, vragend aan. De woorden golden toch haar vader. b:' wist, hoe dat haar hinderde en nu was hij ook op vijandige tegenspraak voorbereid. Wat beteekende die toon, die zoo week en liefelijk tot zijn ooren doordrong? En dat heb io alleen met je rond gedragen, je geheele jongelingstijd door En ik heb je altijd nog ge plaagd als je op Güntersberg kwam Ik wist immers niet, wat je zoo ruw en woest maakte, en al had ik het geweten dan zou ik het nog niet begrepen hebben Het. was een verzoek om vergeving en het klonk weer zoo week en ang stig, als hij maar eenmaal uit haar mond gehoord had onlangs, toen zij. haar vader verdedigende, sprak van zijn liefde voor het zieke kind. Toen was voor het eerst het vermoeden bij hem opgerezen, dat dit mooie, aan lokkelijke, vleiende schepseltje, dat hij nauwelijks een ziel toevertrouwd had, diep. hartstochtelijk gevoel in zich verborg. De volgende minuut wa ren wel is waar alle sporen er van weer verdwenen en had zij op zijn vraat?" welk gezicht het ware was, spottend en hoonend geantwoord „Het kwade neem je in acht voor mij En toen had zij de rozen van de borst genomen en ze op de nood lottige plek neergelegd. Was dit meis je dan altijd in tegenspraak met haar uiterlijk, was zij een raadsel? Bijna onwillekeurig klonk het van de lippen van den jongen man Sylvia ik zou je wel eens een. enkele maal willen zien, zooals je werkelijk bent Zij boog zich meer tot hem over en sprak zacht Nu, kijk mij dan aan Hij keek haar aan, zóó lang en on afgebroken, als kon hij den blik niet weer losscheuren, keek in de oogen, die hem open en vol den blik terug gaven. Op dat oogenblik schitterden zij helder en klaar, want tranen wel den er in op. Nog altijd stond de zon in dieproo- den gloed, maar nu maakte zij zich los van den rand der zee, waarop zij scheen te rusten en begon langzaam weer te stijgen. Nu verdween zij ach ter den wit-glimmenden wolkenstreep, die plotseling opklaarde, eerst licht rood, toen in vlammen-pracht. De oude zeemanssage scheen werkelijk heid geworden, die sage van het eiland heel in de verte, dat somtijds vooreerst stellig aan hun kantwl ook hier hebben de Russen de nood concentratie verzuimd, toen de ooi voor de deur stond. Mogelijk moeielijkheden met de proviandeer enz. van de troepen de oorzaak j geweest van de verspreiding van Russische strijdkrachten. In elk ge valt nog niet te denken aan een a vallende beweging van de Russen Zelfs de berichten over een sam trekking achter de Jaloe-rivier j onwaarschijnlijk. Een blik op kaart leert, dat de tusschen Port thur en Wladiwostok verstroo troepen (in het geheel waarschijnl niet meer dan 60.000 man) wegens ontzaglijke afstanden niet dag maar weken voor hun samentrekk op de hoofdlinie - zullen h ben. Ook zal de Russische aanvoert begrijpen dat hij zich in een stelli achter de Jaloe die. alleen in i oog van leeken onneembaar is w nig behagelijk kan voelen. Want Japanners zullen hem wel niet in I front aanvallen. sneller vo een omtrokken van de flanken het doel. Daarom is het waarschi lijker dat de bii de Jaloe gcrapp teerde Russen slechts zwakke posi zijn, en de ceVechten daar zul niet veel meer dan voorposten-sch mutselingen zijn. Men moet dus aannemen, dat Russische troepen hun samentrekki veel verder achterwaarts bewerkst ligen .bijv. in de buurt van Kir met gebruikmaking van den spo weg. Dat blijkt o.n. ook uit de v plaatsing van hun hoofdkwartier nt Charbin. Want bij de moeielijke v keerswegen in Mantsioerije is 1 ondenkbaar, dat de opperbevelhebl zich niet te midden van de hoo macht vair zijne troepen zou bev den. Een verzameling in die stri heeft bovendien het voordeel men aan de uit Siberië en Euro aankomende versterkingen veel makkelijker'de hand kan reiken. leen moet men zich dan heenzetl over het zedelijk nadeel, dat menc groote. uitgestrektheid zonder slag stoot aan den vijand prijs geeft. Natuurlijk zal door dezen groot afstand, tusschen de twee steunpi ten van den opmarsch aan wee kanten, de eerste beslissing in d oorlog nog lang op zich laten wai ten. Ook van den -»>"ivon oppeii I velhebber Koeropat.hkin, op wien openbare meenin" in Rusland ht geheele hoop heeft gebouwd, zal ra vooreerst geen aanvallende bewegi behoeven te verwachten. Ilij heeft i taak. de fouten van z:;»> voorgang weer goed te make- kan p daarna - -gingen doen. om de krijj kans ten s-unste van de Russen doen keeren. Japan's financiën. Dertig jaren geleden had Japan o geveer 150 millioen gulden schu Sinds 't aan Europeesche beschavii met den militairen aankleve v dien is gaan doen, is dat bedr gestegen tot 700 millioen in rond c fer (561 millioen yen's van ƒ1.25). Vi de 210 millioen, tusschen 1887 en 18 voor conversie geleend, is ruim millioen te Londen geplaatstvan Chineesche oorlogsleening van 18! groot 156 millioen, ruim een den deelen in 1899 en 1902 nog eens 1 millioen. De invoer in Japan was in Janua j.l. ruim 5 millioen gulden meer was dan zijn uitvoer. Aan 't einde dier maandhad Bank van Japan een goudreserve v; 127 millioen. 's Lands kas ondervond reeds inJ nuari den invloed van de toeberei selen tot den oorlog. De inkomst voor het loopende dienstjaar bedrc gen slechts 165 millioen, d. i. vergel ken bij het vorige dienstjaar, een vi mindering van 19 miilioen, terwijl uitgaven, door de voorbereidselen t den kamp dien men ging aanvaardi het aanzienlijke cijfer van 266 ra lioen bereikten, d. i. 19 millioen me dan in het vorige dienstjaar. En v< moedelijk gaf Februari een nog as zienlijk toegenomen deficit, daar m te Tokio schat dat voor de eerste i maanden van den oorlog een klei 240 millioen gld. noodig zullen zij Op welke wijze zal Japan die kosti bestrijden, wanneer na zes maand de strijd nog niet geëindigd is en a te Londen geen hulp van den bondg noot verkrijgt? Japan zal alles w het van het buitenland betrekt goud moeten betalen, zijn product kosten zien toenemen en zijn koo kracht zien verminderen, waardo het vanzelf minder sterk zal zijn fl aan den strijd der natiën op handel gebied zóó deel te nemen als in li verleden, terwijl de hooge oorlogst lastingen natuurlijk de ontwikkelii van handel en nijverheid zullen dru ken. voor den zeeman opdoemt, als li alleen is op de eenzame, woeste ze Dat zalige eiland, waarheen het gek gevlucht is uit een wereld vol strij en droefheid, waar men bet nog b reiken en vasthouden kan. Als ei lichtende verschijning stond het das er boven de heldere, ijskoude hem van het Noorden en er onder de do; ltere, schuimende golven van de Poi zee. Het tweetal, dat daarboven vani rotshoogte af in de zee keek, wist ook, waar het geluk wasOok vol hen was een runenschrift, dat z« lang duister en onbegrijpelijk blei plotseling klaar en duidelijk gewo den en zij lazen hun noodlot daar een harde, onverbiddelijke uitspraa Zij hadden immers beiden hun keui gedaan, nu was het te laat voor b geluk Minuten lang werd er geen wool gesproken, maar dat zwijgen en onmiddellijke nabijheid sloot een gi vaar in zich, dat voelde Bern# waarschijnliW want opeens begonb weer Ik zal oom wel een bezoek mo? ten brengen, alvorens wij scheiddes Ik kom met Koert nog op den ,.Zef adelaar". (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 6