Uit Zuid-Afrika.
Een bekentenis.
Ons Land van 4 Februari zegt in
een hoofdartikel
Z.Exc. de hooge commissaris, Lord
Milner, leverde Zaterdag voor acht
dagen een hoogst belangrijke rede
voering te Bloemfontein, belangrijk
vooral wegens de volgende daarin
voorkomende woorden
,,ln één beteekenis kunnen de doel
einden waarvoor ik heb gearbeid se
dert ik naar Zuid-Afrika kwam en
waarvoor ik nog voortarbeid, niet
snel volbracht worden. Mijn werk
was steeds gericht naar een groot en
ver doel, de stichting in Zuid-Afrika
van eene groote, en beschaafde, en
progressieve samenleving één van
Kaapstad naar de Zambesi, onafhan
kelijk in het beheer van haar eigen
zaken, maar toch, uit eigen vast be
sluit, een lid van de groote samenle
ving van vrije natiën, bijeengeschaard
onder de Britsche vlag. Dat was het
doel van mijn streven. Dat is nog
mijn doelmaar ik meen niet dat
liet een doel is, dat kan worden vol
bracht binnen een korten tijd. Het
zou jaren meer kunnen eischen dan
men doorgaans meent. Ik ben althans
niet hoopvol genoeg om te verwach
ten, dat het mogelijk in mijn tijd
kan komen."
Nu weten wij het vast en zeker.
Laat er nu geen gekijf meer zijn over
net punt. De zaak is voor goed uit
gemaakt. Lord Milner kwam naar
Zuid-Afrika om te arbeiden voor een
groot doel. Het was niet om den
bloei en geluk van Britsch Zuid-Afri
ka te bevorderen in vrede, eensge
zindheid en goede verstandhouding
met de onafhankelijke staten of de
koloniën van andere volken aldaar.
Het was ook niet in het belang der
reine philantropie om de zedelijke,
verstandelijke en godsdienstige ont
wikkeling de staatkundige gelijk
heid van allen, zonder aanzien van
kleur of ras te bevorderen. Neen,
hij had een hooger doel, t.w. de stich
ting van één groote samenleving, van
Kaapstad naar Zambesi, onder de
Britsche vlag.
Hij kwam in een tijd van vollen
vrede. Het was wel een tijd van di
plomatieke spanning met de Trans
vaal, maar toch van uiterlijke vriend
schap met die republiek en van vol
komen harmonie en vriendschap met
den Vrijstaat.
Maar reeds toen had hij vast beslo
ten. dat beide staten zouden komen
onder de Britsche vlag. Dat was het
doel van al zijn arbeid, het mikpunt
van zijn streven.
Inderdaad een merkwaardige be
kentenis.
In het verdere gedeelte van het ar
tikel betreurt Ons ^and het, dat Lord
Milner voor de nieuwe koloniën de
kans op zelfstandig bestuur, in het
verdrag van Vereeniging in een nabij
verschiet gesteld, verschuift tot na
.zijn tijd. Dat kan lang duren, klaagt
Ons Land want Lord Milner is nog
jong. Maar als Milner eens bedoeld
had zijn tijd als hooge commissaris
van Zuid-Afrika? Die kon wel eens
spoedig uit wezen.
Gemengd Nieuws
Moorddadiggevecht.
In de 8e wijk te Antwerpen heeft
een gevecht plaats gehad, tusschen
jongelingen van 17 tot 20 jaar, voor
een meisje, en dat waarschijnlijk het
leven van een hunner zal keften, ter
wijl een ander het gebruik van zij
nen arm zal moeten missen.
Boeren houdt eene herberg, De
Marktschuit, waar 's Zondags gedanst
wordt. Te 10 ure bevonden er zich
vier meisjes, die er gewoonlijk ko
men dansen, waaronder zekere Leo-
poldina Lepont, 17 jaar.
Dit meisje werd ten dans gevraagd
door zekeren De Vré. Aan den dans
vroeg hij het meisje om met hem
mede te gaan.
Zij gaf een weigerend antwoord,
daar ze reeds met een anderen ken
nis had. Eerstgenoemde lette daar
weinig op hij greep haar toen vast
en droeg haar "buiten, vervolgens in
eene zijstraat.
Op haar hulpgeroep kwamen hare
vriendinnen toegesneld, die, ziende,
wat er gebeurde, en daar De Vré niet
alleen was, den vrijer van het meisje
gingen verwittigen, die een orgel
draaide in eene herberg.
Over dit geval ontstond er reeds
ruzie in de Marktschuit tusschen ka
meraden van De Vré en verbruikers,
maar zij waren toch henen gegaan.
Nauwelijks waren zij tot de helft
der Gijzelaarsstraat gekomen, of zij
werden door den vrijer van bovenge
meld meisje overvallen, die eveneens
gekomen was met eenige vrienden.
Oogenbiikkelijk ontstond er een ge
vecht en in een paar oogenblikken
waren er drie personen door messte
ken getroffen.
De ergste van allen is Lecq^eter er
aan toe. Deze jongen werd door een
messteek in de volle borst getroffen.
Hij werd eerst in de herberg 03 der
-Vlaamscke kaai, door dokter Van
Hege verpleegd en ondervraagd door
den adjunct Lievens. De jongen ver
klaarde met zwakke stern, dat hij ge
heel onschuldig is aan het gevecht,
en als toeschouwer daar aanwezig
was. In het later ingestelde onder
zoek is zulks waar gebleken.
De jongen werd naar het Sint-Eli-
sabeth-gasthuis gevoerd, waar de
wonde als levensgevaarlijk wordt be
schouwd.
De tweede gekwetste heet Huys-
raans, die een messteek in den lin
ker voorarm bekwam hetgeen tot ge
volg zal hebben, dat hij voor altijd
het gebruik van dit lichaamsdeel zal
moeten missen, daar het stijf zal
blijven.
De derde gekwetste noemt zich
Taeymans, die twee lichte steken in
de zijde heeft bekomen.
Beide laatste getroffenen zijn even
eens naar het Sint Elisabeth-gasthuis
overgebracht. Dez^ waren» kameraden
van den vrijer van het meisje Lepont
hetgeen deed veronderstellen dat een
der andere partij zich van een mes
heeft bediend, doch geen enkel hun
ner was bekend, of evenmin aange
houden, allen waren op de vlucht.
De politie heeft terstond het onder-
zoele voortgezet en de leden der an
dere ploeg ontdekt. In den morgen
vroeg werd de broer van bovenge-
noemden De Vré, van zijn bed ge
haald Hij bekende gevochten te heb
ben, daar hij werd aangevallen doch
wist niets aangaande de messen.
De grootste dader werd op zijn werk
aan de petroleumtanks te Hoboken
aangehouden liet is dezelfde De Vré
die de oorzaak is van al het onheil.
Hij had geen mes op zak, doch heeft
er een gevraagd aan een zijner mak
kers. Eens in het bezit van dit wa
pen heeft hij alles gestoken en ge
kerfd wat hem te dicht nabij kwam.
Hij heeft alles bekend, doch zeide
half zot te zijn geweest op dit oogen-
blik en ook dronken.
Het mes dat rood was van het
bloed, heeft de dader heel netjes
afgeveegd en is toen naar huis ge
gaan. Men heeft het wapen terugge
vonden.
Kindermoord uit Wraak.
Eene vreeselijke misdaad werd de
zer dagen ongeveer 10 uur in de Rap-
pelallee (Berlijn) gepleegduit wraak
en ijverzucht tegen zijne vrouw heeft
de 38-jarige werkman Joh. Seufert
zijn 2-jarig dochtertje Gertrude ver
moord. Het gezin bestond uit man,
vrouw, een 7-jarig jongetje, Arthur,
en het zooeven genoemde meisje. Hec
echtpaar is drie jaargetrouwd. Arthur
Is een voorkind van haar. De ver
standhouding was tot voor eenige
dagen goed, de man verdiende be
hoorlijk zijn brood. Eensklaps werd
de eensgezindheid verbroken, doordat
de man geloofde dat zijne vrouw
hem bedroog. Het dochtertje werd de
twistappel.
Donderdag kwam het tot handtas
telijkheden. De vrede keerde schijn
baar in het gezin terug, want Vrij
dagavond bezocht men gezamenlijk
een café. Thuis gekomen meende de
man weer reden voor zijn jaloersch-
heid te hebben. Hij maakte zich drif
tig. Toen zijne echtgenoote even voor
tien uur de" woning verliet, om een
boodschap te doen, maakte de opge-
wonaen man van de gelegenheid ge
bruik om het kind, dat naast zijn
wakkerliggend broertje sliep, te ver
moorden. De zevenjarige Arthur
moest zien hoe zijn vader een keuken
mes op een steen sleep en daarbij
mompelde„Ik wil mij wreken."
De knaap sprong uit het bed en
snelde weg. Bij de deur hoorde hij
den woestaard nog aan het bed tot
het slapende kind zeggen„Truitje,
je laatste uur is gekomenToen de
jongen met het echtpaar, dat een
verdieping hooger woont, terugkwam
was ook de moeder gearriveerd. Het
was echter reeds te laat. Seufert trad
juist uit de kamer en droeg op een
kussen het kleine meisje, dat hij den
hals liad afgesneden. Het was een
vreeselijk oogenblik, toen de snood
aard het nog levende kind aan de1
moeder overreikte met de woorden
„Hier heb je jou kind 1" Zij stiet een
kreet uit en rende, zoo gauw als zij
kon, naar dén naastbijzijnden politie
post, waar bleek dat het onschuldige
wicht reeds was overleden.
Intusschen was het geheele huis in
opschudding gebracht. Spoedig kwam
ook de politie, die den moordenaar,
die kalm in de kamer zat en zich
zonder verzet "boeien liet, naar het
bureau bracht. Op weg daarheen kon
den drie politieagenten hem niet
tegen de woede der verbitterde me
nigte beschermeTi. Verschillende ver
wondingen werden hem toegebracht.
Een kwaad punt.
Kaap Hoorn bezit een geheel eigen
reputatie. Reeds vele eeuwen geniet
dit kale, Zuidelijke hoogland een niet
te benijden algemeene bekendheid we
gens zware stormen, die daar heer-
schen en gedurende de laatste maan
den is deze oude reputatie meer dan
gehandhaafd door de ongelukken,
overkomen aan een aantal groote zeil
schepen bij de pogingen om den fa-
meuzen „hoek" om te komen.
Zoaals de zeelieden weten, is voor
al de uitreis rijk aan moeilijkheden.
De met de kracht van een orkaan
waaiende Westelijke winden hebben
vaak tot resultaat, dat zeilschepen
maanden lang worden opgehouden
eer zij er in slagen de stormkaap rond
te komen en niet zelden gebeurt het,
dat gezagvoerders, liever dan den
strijd voort te zetten met een afge
tobde en ontmoedigde bemanning,
voor den storm, wijken en de reis naar
San Francisco of andere Noordelijk
gelegen Zuidzeehavens langs Kaap de
Goede Hoop maken.
Van ten minste twee groote zeil
schepen is bekend, dat zij in het af-
geloopen seizoen verplicht waren de
zen koers te volgen en het is niet on
waarschijnlijk, dat andere schepen,
die lange reizen maken, er evenmin
in geslaagd zijn Kaap Hoorn te ron
den en de reis doen via den Zuide
lijken Oceaan.
De groote Fransche bark „LaBruyè-
re", welke vóór eenige dagen van de
Tyne te Port Los Angelos arriveerde,
via Kaap de Goede Hoop, was 218 da
gen onderweg. Het schip had bij Kaap
Hoorn schade geleden en was door de
stormen teruggedreven, de gezagvoer
der rapporteert aldaar drie andere
schepen gezien te hebben met wegge
waaide zeileneen van deze drie was
vermoedelijk het groote Fransche
schip „Paris", dat reeds in Mei 1903
van Hamburg naar San Francisco
vertrok en nog niet op de bestemming
is aangekomen.
Een ander schip, dat teruggeslagen
werd, is de Engelsche vier master
„Falls of Halladale". Het schip arri
veerde in September 1.1. bij Kaap
Hoorn en werd gedurende drie weken
zwaar geteisterd door hevige Weste
lijke stormen. Op 10 October sloeg de
kombuis geheel leeg door een overko
mende zee, zoodat niets meer gehaakt
kon worden, en eenigen der opvaren
den weigerden dienst. Het water
drong naar beneden en het schip werd
lek. In die omstandigheden baart net
geen verwondering, dat de kapitein
besloot de reis Oostwaarts te maken
en aldus den tegenwind te verande
ren in een gunstigen wind. Sedert is
het schip met gebrek aan water en
schade aan de rondhouten in een
Nieuw-Zeelandsche haven binnenge
vallen. Toen het anker viel, sloeg de
bemanning aan het muiten en ver
zocht aan land gezet te worden, doch
om licht te begrijpen redenen kon
noch wilde de kapitein aan dit ver
zoek voldoen en het schip koos ten
slotte weer zee met zes man dei- equi
page in de ijzers gesloten. De „Falls
of Halladale"' moet nu goed en wel
onderweg zijn naar San Francisco en
het zal belangwekkend zijn te verne
men hoeveel personen der bemanning
in die haven zullen deserteeren.
Andere schepen werden bij Kaap
Hoorn zoo zwaar beschadigd, dat zij
naar de Falklandseilanden moe' en te-
rugkeeren om te repareeren.
Een daarvan is het Amerikaansche
schip „Willscot", dat in November te
Stanley binnenviel met zware schade
aan het bovenwerk en gedeeltelijk ver
hitte kolenlading, na een moedig vol
gehouden strijd van 67 dagen tegen
de Westelijke stormen. Na tijdelijk
gerepareerd te hebben, koos het schip
vóór eenige weer zee om thans de reis
naar San Diego Oostwaarts voort te
zitten.
Twee andere schepen, de Engelsche
bark „Lurlei", van Liverpool naar
Callao en de „Emilee", van Antwer
pen naar een Noordelijke Zuidzeeha
ven, moesten eveneens op de Falk
landseilanden een wijkplaats zoeken
en de bemanning van 't eerstgenoem
de schip weigerde dienst, omdat net
dale van den bak, het volkslogies,
zwaar lek was.
De Noorsche bark „Theodor" 4
April van Rotterdam en 8 September
van Montevideo naar San Francisco
vertrokken, is ook nog niet op de be
stemming gekomen.
Uit de aangehaalde voorbeelden
blijkt duidelijk, hoe geducht het dit
seizoen bij Kaap Hoorn weer heeft
gespookt.
Reeds meermalen is het denkbeeld
geopperd een sleepdienst ten behoeve
van zeilschepen door de Straat van
Magellaan in 't leven te roepen om
de reis rond Kaap Hoorn onnoodig te
maken, doch dit plan, zelfs afgezien
van de hooge kosten (het sleeploon
voor elk schip wordt geschat op 2500
gulden) is moeilijk uit te voeren. Een
vloot van krachtige sleepbooten, ge-
commandeerd door personen, die een
grondige kennis bezitten van de ge
vaarlijke bochten en kronkelingen van
die Straat, zou daarvoor een eerste
vereischte zijn "en acht slaande op
het feit, dat het zeilschip langzaam,
doch niettemin zeker, plaats maakt
voor het „tramp"-stoomschip schijnt
het wel wat laat in den tijd voor zulk
een plan.
Hoelang het zeilschip zijn plaatsin
de vaart op de Westkust nog zal we
ten te handhaven, staat te bezien. Te
genwoordig is het al geen zeldzaam
heid meer, dat stoomschepen salpeter
en andere voortbrengselen van de
Westkust als thuisvracht laden en nu
het lang ontworpen Panamakanaal
een „fait accompli" is, zal de gehee
le Zuidzeekust, van Britsch Columbië
tot Kaap Hoorn, een groot aantal
markten verschaffen aan het vracht
stoomschip.
Stuurlui aan wal.
Een militair deskundige in de „Vos-
sische Ztg." komt in een terugblik op
de uitkomsten van de drie eerste we
ken van den oorlog tot de slotsom,
dat de kleine voordeelen, die de Ja
panners tot nog toe behaald hebben,
tezamen gerekend met een groot
moreel verlies voor Rusland gelijk
staan. Bij de jongste gebeurtenissen
hebben de Japanners getoond, de
kunst te verstaan, om aan de voor
hand te blijven en hun tegenstanders
de wet van handelen voor te schrij
ven. Bij de Russen blijkt, welke ern
stige gevolgen voor de eerste krijgs
verrichtingen een versnippering van
krachten in het begin van den oorlog
pleegt te hebben. liet lijkt bijna, als
of opnieuw het bekende woord van
Multke bewaarheid zal worden dat
een fout in de aanvankelijke verza
meling der legers in het latere beloop
van den veldtocht nauwelijks meer
goed te maken is.
Het kan bevreemden dat deJapan-
sche admiraal Togo niet door een
krachtigen aanval de beslissing ter
zee voor Port Arthur heeft beproeven
door te zetten. Maar de deskundige
van de „Vossische Ztg." vindt dit niet
bevreemdend, omdat het succès twij
felachtig is. Een rechtstreeksche aan
val op de door linieschepen 1ste klas
en goed gewapende kustbatterijen
verdedigde oorlogshaven zou, zelfs in
geval hij slaagde, zulke zware ver
liezen kosten, dat de praktische uit
komst er niet aan beantwoordt. Juist
Japan heeft alle reden, om het kost
bare materieel van zijne linieschepen
te sparen daar het, in tegenstelling
met Rusland, niet over sterk reserve
materiaal beschikt. En het is lang
niet onmogelijk, dat den Japanners,
ook zonder bloedige offers, die blijk
baar onvoldoend geproviandeerde zee
vesting in den schoot valt. De ge
beurtenissen van Port Arthur zijn
weer een leerrijk voorbeeld, hoe ge
vaarlijk liet voor een vloot is, onder
de kanonnen van een oorlogshaven
bescherming te zoeken; in hare vrij
heid van beweging gebonden, ont
moet zij hier soortgelijke gevaren als
het leger, dat zich aan de forten van
een vesting te land toevertrouwt. Als
zich geen gelukkige wending voor
doet, zal de Russische admiraal Stark
het lot van Bazaine nauwelijks ont
gaan.
Het Wiadiwostoksche smaldeel
schijnt in de laatste week geen on
dernemingslust getoond te hebben.
Blijkbaar verhindert slecht weer hei,
om uit te loopen.
Zoodoende hebben de Japanners,
tot oplossing van hun voornaamste
taak. het landen van een leger op het
Aziatische vasteland, de gunstigste
voorwaarden geschapen. De tot dus
ver met zekerheid bekende landingen
san de Japanners geven ten naaste
bij een beeld van liun beschikbare
transportmiddelen. Bij Tsjemoelpo
zijn ongeveer drie divisies (blijkbaar
zonder trein) geland, waarvoor een
transports loot van ongeveer 300.000
ton noodig is. Dit zal wel voor het
oogenblik het hoogste prestatie-ver
mogen van de Japansche reederijen
zijn. Want van de ongeveer 600.UOO
ton van de geheele koopvaardijvloot,
zal nog een groot deel in vreemde
wateren zijn.
De Duitsche deskundige rekent, dat
tegen 15 Maart Japan al zijne linie
troepen (13 divisies) op Korea ont
scheept zal hebben. Ook te land is
dan de voorsprong in den opmarsch
Kamerverkiezing.
Tot lid der Tweede Kamer is in het
district Eist gekozen rar. baron Van
Wijnbergen.
Leider.
Onder dit opschrift bevat de Stan
daard de navolgende driestar
De vraag is opgeworpen, of iemand
die Minister is. tevens leider kan zijn
van een partij.
Wie nu zulk een vraag stelt en er
een antwoord op poogt te geven, dient
te beginnen met elk misverstand uit
te sluiten omtrent de bedoeling van
zijn vraag.
Eerst had alzoo duidelijk bepaald
dienen te worden, wat de vrager on
der het woord leider in deze zijn vraag
bedoelde.
„Leider" toch is een dier woorden,
die zich leenen voor velerlei opvat
ting. Men kan er mee bedoelen, al
thans onder ons, antirevolutionairen
lo. leider van de parlementaire club
2o. voorzitter van het Céntraal-Comi-
té3o. raadgever als advies gevraagd
wordt, en 4o. oefenaar van invloed op
de denkbeelden van een partij.
Nu spreekt het wat no. 1 betreft van
zelf, dat een Minister, die niet tevens
lid der Kamer is, geen leider van de
parlementaire club kan zijn. Dit is
wel zoo in Engeland, en ten onzent
kan het zoo zijn maar het is niet
mogelijk ten opzichte van een Minis
ter, die zich niet als candidaat voor
de Kamer stelde.
Even duidelijk is het met opzicht tot
no. 2, dat een Minister niet als voor
zitter van een Centraal-Comité de al
gemeene verkiezingen kan leiden.
Reeds de tijd zou hem hiervoor ten
eeneninale ontbreken.
Maar anders staat het, 3o„ met het
geven van advies. Waarom zou een
Minister niet evengoed als ieder an
der op een tot hem gerichte vraag om
adwes mogen antwoorden?
En wat eindelijk het 4e punt aan
gaat, is niemand meester van de in
vloeden. die zijn denkbeelden uitoefe
nen. Die werken van zelf.
Wil men nu iemand ook in dien zin
leider noemen, juist zooals Groen van
Prinsterer het was. dan zal iemand,
die Minister werd, dit juist in die mate
blijven, als zijn denkbeelden ingang
blijven vinden.
Houdt dit op, dan is hij ook in dien
zin leider af.
Dit alles komt ons voor, zoo klaar
als de dag te zijn. Doch juist daarom
verstaan we nog altoos niet, wat re
den of oorzaak er was, om iets wat
zoo vanzelf spreekt, nog eens opzet
telijk keer op keer in onze pers ter
sprake te brengen.
We herinneren ons althans niet, dat
't zij hier 't zij in het buitenland, oij
andere partijen zulke vragen in haar
pers te berde kwamen. Wel is dit ge
zien, als twee fracties in één partij
elk haar man op den voorgrond poog
den te schuiven, en het alzoo een
strijd om het leiderschap tusschen
twee mededingers werd. Maar niet,
waar, gelijk hier, van zulk een strijd
geen sprake was, eh de zaak alleen
van haar formeele zijde aan de orde
kwam.
Een kranige vrouw.
Men meldt uit Amsterdam aan de
N. C.
Zondagavond heeft zich op de anti
militaristische propaganda-meeting in
Handwerkers Vriendenkring, uitge
schreven door de Vrije Socialisten
ver.. afd. Amsterdam, waarin Domela
Nieuwenhuis als spreker optrad en
mevrouw Josephine Spoor versihillen-
de verzen, o. a. Huibert en Klaartje,
voordroeg, een eigenaardig incident
voorgedaan.
Aan iiet einde van de toespraak van
Domela Nieuwenhuis, waarin hij op
zijn gewone wijze den klassen
strijd predikte, snelde mevr. Spoor
in een spontane opwelling als protest
tegen de cynische woorden van den
anarchist, "naar het podium, om m
gloedvolle taal aan de vergadering
te verkondigen, dat men der mensch-
heid geen weldaad doet door haat te
zaaien tusschen de partijen, maar dat
men slechts door liefde te kweeken
misstanden kan verbeteren.
Meer dan een kwartier lang sprak
de artiste ter propagandeering van
haar ideeen Uimproviste, doch daar
de vergadering eenigszins onrust» g
werd en verder debat van de zijde
van Domela Nieuwenhuis met repliek
van mevrouw Spoor den avond te
veel zou rekken, noodigde de voorzit
ter haar uit. om op een nader vast te
stellen dag en plaats over deze aange
legenheid met D. N. in debat te tre
den welk voorstel door mevrouw
Spoor werd aangenomen.
Het optreden van mevrouw Spoor
wekte in dit milieu, waar "Domela
Nieuwenhuis als een afgod vereerd
wordt, begrijpelijkerwijze, groote ver
bazing.
Bernard ik heb je wat tevra-
nij KeeK oy.
- Ik ben tot je dienst.
Wat bedoelde Alfred met die
woorden, toen hij over den dood van
je vader sprak Hij sprak van een
besluit I
Dat moet je hem zelf vragen, zei
Bernard even koud en onvriendelijk
als te voren. Ik begreep hem niet, dat
hoorde je immers.
Je wilde hem niet begrijpen en
je hebt hem ook niet gezegd, waar je
vader den dood gevonden heeft. Ik
weet dat echter. Wij hebben tezamen
daar gestaan bij den runensteen en
toen ontviel je een woord, dat mij
toen reeds zoo onaangenaam aan
deed. al begreep ik het ook niet. Hier
viel mijn vader zei je. Hij viel!
Wat moet dat beteekenen
Bernard gaf geen antwoord, hij kon
nu geen onwaarheid spreken, maar
hij klemde de lippen opéén, als om
daarachter het onzalige woord op te
sluiten en op zijn aangezicht stond
weer die trek van verbeteten smart,
evenals in het Isdal.
Wil ie mij niets zeggen? begon
Sylvia weer. Ik ben toch ook een Ho-
henfels en al wilde je vader dan ook
niets van ons weten, we zijn toch
leden van één geslacht?. Om Gods
wil,Bernard hoe is hij gestor
ven
Er lag iets angstigs uitvorschends
in haar stem, een vermoeden van de
verschrikkelijke waarheid, die men
haar zoo lang verzwegen had, en die
haar nu misschien geopenbaard zou
worden. Het hielp niets meer, het feit
te loochenen. Bernard voelde dat en
plotseling zei hij ruw en kort-af
Hij heeft zichzelf doodgeschoten
Sylvia sidderde over al haarleden.
Almachtige God
Nu weet je het? Kwel mij nu
niet langerbarstte hij los en wendde
zich driftig om. Je moest toch inzien,
dat liet een foltering voor mij is
Zij br~reep dat maar al te goed en
er verliepen minuten eer zij weer
begon te spreken. Toen klonk er aar
zelend en verlegen een vraag van
haar lippen
En wie heeft je dat verteld
Je vader toen ik de eerste
maal op Güntersberg kwam.
Toen al Toen was jij immers
nog een kind
Ja en een knaap zegt men ge
woonlijk zulke dingen niet. Harald
Thorvik heeft het ten minste niet ge
daan. de ruwe, onbeschaafde jongen
had het hart niet, mij de waarheid
te zeggen. Hij liet mij aan een onge
luk gelooven, ik vond hem immers
dood. Oom Bernard opende mij de
oogen.
Maar waarom toch Wat be
doelde hij daarmee?
Mij aan banden leggen barstte
Bernard vol bitterheid uit. Dat was
toen verre van gemakkelijk. Ik was
half met geweld naar Duitschland ge
bracht en dreigde met geweld er weer
van door te zullen gaan, als men
mij niet losliet. Ik had een woest
heimwee naar Raansdal met zijn
rotsen en-zee, een aan vertwijfeling
grenzend verlangen naar mijn vader,
die alles voor mij geweest was. Ik had
een gevoel, of hij altijd nog om mij
heen zou - als ik terugkeerde en
terug wilde ik, al hadden zij mij met
ketens vastgebondenDat wist oom
Bernard en daarom greep hij een ra-
dikaal middel aan en zei mij alles
zonder verschooning, zooals hij dat
gewoon is. Toen hoorde ik. dat vader
mij vrijwillig verlaten had, dat hij
mij op genade en ongenade had over
gelaten aan hem, dien hij zelf zoo
diep haatte, hetgeen hij ook mij ge
leerd had. Voor de wet had ik immers
een voogd noodig Nu. het middel
werkte Nu was ik huiverig voor een
terugkeer naar het graf op het
Raansdalsche kerkhof en het heeft
jaren geduurd, eer ik over dien af
keer heen was. Nu was voor mij de
herinnering aan mijn vader vergif
tigd, bezoedeld, van dat oogenblik af
kon ik hem niet meer liefhebben. Ik
stribbelde niet meer tegen, toen ik
naar Rotenbach gebracht werd. en
daar werd ik volkomen aan banden
gelegd.
Eerst had hij op gedempten toon
gesproken, later echter rolden de
woorden zoo van zijn lippen, terwijl
de oude haat, de woede tegen den
man, wiens ijzeren hand hem gehoor
zaamheid geleerd had, weer heftig in
zijn oogen opvlamde. Onlangs, in
Isdal, was Sylvia daar zoo hartstoch
telijk tegen opgekomen. Nu zweeg zij
en legde alleen zacht haar hand op
den arm van den jongen man
Arme Bernard
Hij ontstelde en keek haar getrof
fen, vragend aan. De woorden golden
toch haar vader. b:' wist, hoe dat
haar hinderde en nu was hij ook op
vijandige tegenspraak voorbereid. Wat
beteekende die toon, die zoo week en
liefelijk tot zijn ooren doordrong?
En dat heb io alleen met je rond
gedragen, je geheele jongelingstijd
door En ik heb je altijd nog ge
plaagd als je op Güntersberg kwam
Ik wist immers niet, wat je zoo ruw
en woest maakte, en al had ik het
geweten dan zou ik het nog niet
begrepen hebben
Het. was een verzoek om vergeving
en het klonk weer zoo week en ang
stig, als hij maar eenmaal uit haar
mond gehoord had onlangs, toen zij.
haar vader verdedigende, sprak van
zijn liefde voor het zieke kind. Toen
was voor het eerst het vermoeden bij
hem opgerezen, dat dit mooie, aan
lokkelijke, vleiende schepseltje, dat
hij nauwelijks een ziel toevertrouwd
had, diep. hartstochtelijk gevoel in
zich verborg. De volgende minuut wa
ren wel is waar alle sporen er van
weer verdwenen en had zij op zijn
vraat?" welk gezicht het ware was,
spottend en hoonend geantwoord
„Het kwade neem je in acht voor
mij En toen had zij de rozen van
de borst genomen en ze op de nood
lottige plek neergelegd. Was dit meis
je dan altijd in tegenspraak met haar
uiterlijk, was zij een raadsel?
Bijna onwillekeurig klonk het van
de lippen van den jongen man
Sylvia ik zou je wel eens een.
enkele maal willen zien, zooals je
werkelijk bent
Zij boog zich meer tot hem over en
sprak zacht
Nu, kijk mij dan aan
Hij keek haar aan, zóó lang en on
afgebroken, als kon hij den blik niet
weer losscheuren, keek in de oogen,
die hem open en vol den blik terug
gaven. Op dat oogenblik schitterden
zij helder en klaar, want tranen wel
den er in op.
Nog altijd stond de zon in dieproo-
den gloed, maar nu maakte zij zich
los van den rand der zee, waarop zij
scheen te rusten en begon langzaam
weer te stijgen. Nu verdween zij ach
ter den wit-glimmenden wolkenstreep,
die plotseling opklaarde, eerst licht
rood, toen in vlammen-pracht. De
oude zeemanssage scheen werkelijk
heid geworden, die sage van het
eiland heel in de verte, dat somtijds
vooreerst stellig aan hun kantwl
ook hier hebben de Russen de nood
concentratie verzuimd, toen de ooi
voor de deur stond. Mogelijk
moeielijkheden met de proviandeer
enz. van de troepen de oorzaak j
geweest van de verspreiding van
Russische strijdkrachten. In elk ge
valt nog niet te denken aan een a
vallende beweging van de Russen
Zelfs de berichten over een sam
trekking achter de Jaloe-rivier j
onwaarschijnlijk. Een blik op
kaart leert, dat de tusschen Port
thur en Wladiwostok verstroo
troepen (in het geheel waarschijnl
niet meer dan 60.000 man) wegens
ontzaglijke afstanden niet dag
maar weken voor hun samentrekk
op de hoofdlinie - zullen h
ben.
Ook zal de Russische aanvoert
begrijpen dat hij zich in een stelli
achter de Jaloe die. alleen in i
oog van leeken onneembaar is w
nig behagelijk kan voelen. Want
Japanners zullen hem wel niet in I
front aanvallen. sneller vo
een omtrokken van de flanken
het doel. Daarom is het waarschi
lijker dat de bii de Jaloe gcrapp
teerde Russen slechts zwakke posi
zijn, en de ceVechten daar zul
niet veel meer dan voorposten-sch
mutselingen zijn.
Men moet dus aannemen, dat
Russische troepen hun samentrekki
veel verder achterwaarts bewerkst
ligen .bijv. in de buurt van Kir
met gebruikmaking van den spo
weg. Dat blijkt o.n. ook uit de v
plaatsing van hun hoofdkwartier nt
Charbin. Want bij de moeielijke v
keerswegen in Mantsioerije is 1
ondenkbaar, dat de opperbevelhebl
zich niet te midden van de hoo
macht vair zijne troepen zou bev
den. Een verzameling in die stri
heeft bovendien het voordeel
men aan de uit Siberië en Euro
aankomende versterkingen veel
makkelijker'de hand kan reiken.
leen moet men zich dan heenzetl
over het zedelijk nadeel, dat menc
groote. uitgestrektheid zonder slag
stoot aan den vijand prijs geeft.
Natuurlijk zal door dezen groot
afstand, tusschen de twee steunpi
ten van den opmarsch aan wee
kanten, de eerste beslissing in d
oorlog nog lang op zich laten wai
ten. Ook van den -»>"ivon oppeii I
velhebber Koeropat.hkin, op wien
openbare meenin" in Rusland ht
geheele hoop heeft gebouwd, zal ra
vooreerst geen aanvallende bewegi
behoeven te verwachten. Ilij heeft i
taak. de fouten van z:;»> voorgang
weer goed te make- kan p
daarna - -gingen doen. om de krijj
kans ten s-unste van de Russen
doen keeren.
Japan's financiën.
Dertig jaren geleden had Japan o
geveer 150 millioen gulden schu
Sinds 't aan Europeesche beschavii
met den militairen aankleve v
dien is gaan doen, is dat bedr
gestegen tot 700 millioen in rond c
fer (561 millioen yen's van ƒ1.25). Vi
de 210 millioen, tusschen 1887 en 18
voor conversie geleend, is ruim
millioen te Londen geplaatstvan
Chineesche oorlogsleening van 18!
groot 156 millioen, ruim een den
deelen in 1899 en 1902 nog eens 1
millioen.
De invoer in Japan was in Janua
j.l. ruim 5 millioen gulden meer was
dan zijn uitvoer.
Aan 't einde dier maandhad
Bank van Japan een goudreserve v;
127 millioen.
's Lands kas ondervond reeds inJ
nuari den invloed van de toeberei
selen tot den oorlog. De inkomst
voor het loopende dienstjaar bedrc
gen slechts 165 millioen, d. i. vergel
ken bij het vorige dienstjaar, een vi
mindering van 19 miilioen, terwijl
uitgaven, door de voorbereidselen t
den kamp dien men ging aanvaardi
het aanzienlijke cijfer van 266 ra
lioen bereikten, d. i. 19 millioen me
dan in het vorige dienstjaar. En v<
moedelijk gaf Februari een nog as
zienlijk toegenomen deficit, daar m
te Tokio schat dat voor de eerste i
maanden van den oorlog een klei
240 millioen gld. noodig zullen zij
Op welke wijze zal Japan die kosti
bestrijden, wanneer na zes maand
de strijd nog niet geëindigd is en a
te Londen geen hulp van den bondg
noot verkrijgt? Japan zal alles w
het van het buitenland betrekt
goud moeten betalen, zijn product
kosten zien toenemen en zijn koo
kracht zien verminderen, waardo
het vanzelf minder sterk zal zijn fl
aan den strijd der natiën op handel
gebied zóó deel te nemen als in li
verleden, terwijl de hooge oorlogst
lastingen natuurlijk de ontwikkelii
van handel en nijverheid zullen dru
ken.
voor den zeeman opdoemt, als li
alleen is op de eenzame, woeste ze
Dat zalige eiland, waarheen het gek
gevlucht is uit een wereld vol strij
en droefheid, waar men bet nog b
reiken en vasthouden kan. Als ei
lichtende verschijning stond het das
er boven de heldere, ijskoude hem
van het Noorden en er onder de do;
ltere, schuimende golven van de Poi
zee.
Het tweetal, dat daarboven vani
rotshoogte af in de zee keek, wist
ook, waar het geluk wasOok vol
hen was een runenschrift, dat z«
lang duister en onbegrijpelijk blei
plotseling klaar en duidelijk gewo
den en zij lazen hun noodlot daar
een harde, onverbiddelijke uitspraa
Zij hadden immers beiden hun keui
gedaan, nu was het te laat voor b
geluk
Minuten lang werd er geen wool
gesproken, maar dat zwijgen en
onmiddellijke nabijheid sloot een gi
vaar in zich, dat voelde Bern#
waarschijnliW want opeens begonb
weer
Ik zal oom wel een bezoek mo?
ten brengen, alvorens wij scheiddes
Ik kom met Koert nog op den ,.Zef
adelaar".
(Wordt vervolgd).