RUBRIEK VOOR ONZE JEUGD. Een Zeeoorlng voorheen sn thans E.N DAPPER MEISJE. en Er heerschte een opgewonden stem- iui ling onder de leerlingen van de it perden zij overwonnen door de Noor- j bloemen versierde wagen, bespannen ia lelijke staten, en tot afschaffing van'met vier schimmels, zaten „de der- ie slavernij gedwongen; maar nog Uien staten". Zij waren in het wit Altijd bestaat er een veete tusschen gekleed, met breede roode sjerpen, en Noord- en Zuid-Amerikaansche I op het hoofd droegen zij blauwe )ta|staten. mutsen, met gouden sterren bezaaid. Maar deze groote gedenkdag was1, Op het kieine bankje achter den wdeen feest, door alle staten gemeen- j koetsier zat kleine Rhoda. Ze vond schappelijk gevierd. In Washington-het heerlijk, alles zoo goed te kun- Village zouden de graven van de ge-1 nen zien, al de menschen, en de mili- i vallen helden met bloemen versierdtairen, de muziekkorpsen, de scholen et worden, en eenige schoolmeisjesen vereenigingen, met hun verschil- zouden, in nationaal costuum, ieder j lende vaandels en banieren. Overal een van de staten voorstellen. Het; werden de dertien staten met hun aantal staten neemt steeds toe, door- vierspan met gejuich begroet. Aan dat iedere landstreek, die 60.000 man-j den hoek van de straat, waar de op enen telt boven de 25 jaar, als afzon- tocht zou worden samengesteld, bleef delijke staat kan otpreden. Bij iederede wagen staan wachten. De dertien dag geldt allen die trouw hun plicht deden, zoowel in de zuidelijke als in de noordelijke staten." Dankbaar zag Rhoda Ireland hem aan, en allen voelden, dat dit het lUlg UIlUKl ue IBCIllUgCU vail UC aa«, ancu lUüiugu, uai uiu •fd leisjesschool in Washington-Village, rechte woord op den juisten tijd ge- dorp in Noord-Amerika. De 13e weest was. lei naderde, de groote gedenkdag, ie de Vereenigde Staten van Noord- O'jmerika vierden ter herinnering aan [e gevallen helden in den oorlog van 861—1865. In 1861 werd de slavernij of ifgescliaft, en de tien zuidelijke sta- zij de kleinste van allen was, werd W en hadden zich hiermede niet willenzij uitgekozen, de kleinste van de Pl' ereenigen, en zich los van de Unie dertien staten voor te stellen. klopte hij haar goedkeurend op den schouder. O, zat hij nu maar naast haarmaar ze moest zich nu alleen redden, zoo goed als zij kon „Kan je ze niet tot staan bren gen had haar vader gezegd, „laat ze dan maar loopen, maar zorg, dat je ze in de juiste richting stuurt, dan krijgen ze er van zelf genoeg van Neen, tot staan brengen kon kleine Rhoda ze niet, de groote dieren met de vooruitstekende koppen, de snui vende neusgaten en de met bloed beloopen oogen. Zoo snel als de wind l gi»g het, en daarachter de groote, ferklaard.In een bloedigen oorlog De 13e Mei brak aan. In een met krakende wagendoor niets tegenge- Zoo werd Rhoda éen van de der tien meisjes, die de heldengraven zouden versieren. Haar eenvoudig, haast verlegen optreden, had alle vooroordeelen overwonnen, en omdat nieuwe staat wordt het aantal ster ren op de vlag der Vereenigde Sta ten, met één vermeerderd. staten begonnen het erg warm te krijgen in de felle zon. „Ik wou, dat ik een parasol mee- was het heldinnetje liefst maar door den grond gekropen. Maar het hielp niets, ze moest stil blijven zitten tot er eindelijk een einde kwam aan het gejuich en het hoera roepen en het zingen, en de redenaar weer voort ging. En voortaan was kleine Rhoda geen 8. (Ingezonden door Cornelia en vreemdelinge meer in Washington- Johanna Meiman.). Een 1, 10, 9, 5 is iets wat heeren graag hebben. 1, 2, 4, 8 zegt men tegen den ko ning. 6, 10,10, 11 is een meisjesnaam. Dieren mag men men niet 1, 7, 11, 11, 10. Village, want iedereen bewonderde haar en hield van haar Het aantal staten was op het oogen- j genomen had 1" zuchtte Pennsylvanië blik, dat de volgende ware geschiede-en Connectiut en Maryland zuchtten nis gebeurde, 45, en vijf en veertigmee. Alleen Rhode Island bleef zoo meisjes zouden de graven dus moetenfrisch als een vischje in het water, versieren. Maar dit vond met wel wat j gewoon als zij was aan den branden- te .veel, en er werd dus bepaald, datden zonnegloed. dertien meisjes de dertien oorspror-j Plotseling ontdekte de koetsier kelijke staten zouden vertegenwoordi- j blijkbaar een fout in het paardentuig, gen. De 52 meisjes op de school inhij legde voorzichtig de leidsels van Washington-Village verkeerden inden bok, gaf de einden aan Rhoda groote spanning. Ten slotte bepaalde om vast te houden, en zei„Een men, alleen soldatenkinderen te ne-cogenblikje, kleintje!" men, en dadelijk boden zich twaalf i Hij sprong op den grond, meisjes aan. i „Wat is er toch koetsier? De paar- „Nu nog één", zei de directeurj den kunnen toch niet op hol gaan?" „Is er onder jullie geen dochter meer j riep Noord-Carolina angstig, van een strijder uit den Burgeroor-j „Ja, ja, dadelijk!" zei de man on- log?" verschillig, „en er gaat er ook geen- ,1k, mijnheer", zei een zacht stem-j"6en op h...." metje, en Rhoda Ireland, het nieuwe j Daar lag hij op zij geslingerd, want meisje, stond op. Zij was hier pas j een van de paarden was door den kort. en men vist eigenlijk niets an- j muziekwagen, die juist aan kwam ders van haar, dan dat zij bij haar I rijden, geschrikt, ook de andere be tante woonde. gonnen te trappelen en voort ging Weet je ook bij welk regiment je i bet, in een woeste vaart, met een vader was, Rhoda?" vroeg de Diree-'ruk om den hoek, zoodat bijna de teur. j zware wagen omgevallen was. Twaalfde regiment cavallerie van j Gillend klemden de staten zich aan Alabama", kwam er zonder aarzelen.elkaar vast. Een pijnlijk stilzwijgen volgde. j „Blijf rustigriep plotseling een De directeur kuchte verlegen, enheldere stern. Het was de kleine Rho- zag de heeren van de feestcommissie Ida. Kaarsrecht stond zij in den heen hulpeloos aan. en weer slingerenden wagen. Zitten Sommige meisjes begonnen te giche- i blijven en goed vasthouden, en er len, en meer dan één paar oogen ke- j vooral niet uitspringen ken erg uit de hoogte op „het vreemde! Ondertusschen was zij zelf met een kind" neer. „Alabama? Een van dejbaruligen sprong op den bok geklom- vroegere slavenstaten Een van den men, steeds de leidsels in de hand anderen kant zeiden de minach-houdend. Woest holden de paarden tende blikken. Het nieuwe meisje voel-! door de hoofdstraat. Een wakkere de en begreep ze heel goed. De tra- i oude krijger wilde de paarden tegen- sprongen haar in de donkerehouden hij werd omvergetrapt en oogen, maar zij bleef rechtop staan. Toen ging een van de commissieleden naar haar toe, gaf haar een hand, en zeide vriendelijk „Hartelijk dank, Rhoda! Ik ben blij, dat je je vereeni gen wilt met onze noordelijke sta ten. Het twaalfde van Alabama was een dapper regiment, en de gedenk- voort ging het. Met bewonderenswaardige tegen woordigheid van geest hield kleine Rhoda de leidsels in de handen, zoo als zij het van haar vader geleerd had, wanneer zij vroeger naast hem zat op den bok en het wilde zesspan mende. En wanneer het goedging, houden ging het door de volle straat, de gillende menschenmassa drong zich samen, daar kraakte een hand wagen, door zijn eigenaar in den steek gelaten, en daar verder een kinderwagen, moet ook die verbrij zeld worden? Maar neen, gered Langzamerhand verminderde de vaart, de paarden be gonnen onbewust de leiding te voelen van het kleine, in het wit gekleede meisje, met het fladderende zwarte haar, en achter op het hoofd de blau we vrijheidsmuts, met de glinste rende sterren, dat recht op den bok stond en met de kracht der vertwij feling de teugels hield. Maar nu nog een verschrikkelijk oogenblik De paarden waren bij hun stal gekomenDoodsbleek van schrik berekende Rhoda het oogenblik. Toen plotseling een ruk en een harden schreeuw, zooals vroeger thuis, en de paarden stormden weer verder, den gevaarlijken hoek voorbij, door de nu leege hoofdstraat. „Laat ze nu maar loopen".. zei Rho da zachtjes, de woorden van haar vader herhalend. En ze liepen. Ze holden, maar langzamerhand verslapte de wilde ren, ze begonnen moede te worden. Maar toch liet Rho da ze nog doorloopen, nu juist moes ten ze verder ook nu het den berg opging, verder, verdertot ze ein delijk in draf, en dan in hun gewo nen loop vervielen, en eindelijk, met siependen gang, het laatste eind, tot aan het kerkhof, aflegden, waar krachtige mannenarmen de dampen de, hijgende, van opgewondenheid trillende dieren tot staan brachten. GeredVerward drongen de twaalf staten elkaar uit den wagen, meer dood dan lévend na den uitgestanen angst. Maar boven op den bok lag kleine Rhoda, en snikte krampachtig. En nu kwamen ook de andere wa gens aanrijden, niet in een optocht, maar allen door elkaar, bij de be graafplaats. En allen drongen zich om de jonge heldin, nu niets held haftig meer, maar een klein, verlegen schoolmeisje. „Ik wou dat ik weg was", dacht ze, toen er aan de uitroepen van bewon dering geen einde kwam, en ze was blij, toen eindelijk het werkelijke feest beginnen zou. Maar voor ze wist wat er gebeurde zat ze naast den President van de feestcommissie, vlak vooraan op de tribune, waar iedereen haar zien kon. Op die tri bune vond ze het haast nog minder plezierig dan op den bok Maar toen er in den toespraak van een van de heeren iets voorkwam over de jonge soldatendochter uit Alabama, die niet minder dapper was dan de helden op het slagveld RAADSELS. (Deze raadsels behooren niet bij den wedstrijd, maar zijn alle ingezonden door kinderen, die „Voor onze Jeugd' lezen. De antwoorden mogen mij ge zonden worden, en de namen van le 1 kinderen, die mij vóór Donderdagmor gen goede oplossingen gezonden heb ben, worden in het volgend nummer van de courant bekend gemaakt.) (Ingezonden door Piet en Betsy Peereboom). Mijn geheel is een bekend man uit de Vaderlandsche Geschiedenis. Een hond is wel eens 14, 1, 2. Het weer is wel eens 6, 7, 8. 14, 4, 5 is een boom. Er hangt wel eens een 9,10,11,12 en 13. 3, 4, 13, 14, 12,9 is eene plaats in Nederland. 3, 1, 8, 7 is een meisjesnaam. 2. (Ingezonden door Nelly Aukes.) Wat maakt ge uit de onderstaande letters nlvetraare 3. (Ingezonden door Gerard Hekkel- man.) Ik ben een jongensnaamzonder hoofd een roofvogelzonder staart ziet men mij aan zee. 4. (Ingezonden door Hendrik Ploeg.) Welke bieren schuimen het meest? 9. (Ingezonden door Betsy Veth.) Met k ben ik een deel van een huis, met d een zeker aantal en met r een vrucht. 10. (Ingezonden door Piet en Betsy Peereboom.) Mijn geheel is eene plaats in Neder land van 9 letters, bestaande uit twee woorden. 1, 2, 3 is een boom. 4, 5, 6» 7 is een dappere man in den oorlog. 1, 2, 6, 7, 5, 3 is een plaats in Ne derland. 3, 5, 2, 6 is een meisjesnaam. 9, 2, 5 is een dier. dat Brievenbus. Zet in de verticale lijn iets, de groentenboer verkoopt. Zet in de horizontale lijn iets, dat in de keuken gebruikt wordt. 5. (Ingezonden door Jan Bouwman.) Wat maakt ge hieruit? srp kei enz sev lir amr awz gijn esi dguo. 6. (Ingezonden door Geertje Phi- lippi.) Mijn eerste deel dient tot brandstof. Mijn tweede om in te wonen. Mijn geheel is een strafkolonie. 7. (Ingezonden door Herbert Phlip- peau.) Mijn geheel is eene stad aan de Westkust van Africa en eene Engel- sche bezitting. 7, 8, 9 is een jongensnaam. 6, 5, 4, 3, 10 is een prettig vermaak als er sneeuw ligt. 7, 9, 4, 5, 3 is een naam voor een toen papegaai. A n t j e v. d. L. Het is jammer, maar ik heb liet tweede raadsel ook niet bewaard. Ik dacht„dit is toch fout, Antje zal het mij nog wel eens zen den." Ik herinner me wel, dat het antwoord een polder was. Meer zeg ik natuurlijk niet, want dan zou ik het verklappen, maar als jij nu nog weet, welke polder het was, kan je er heel makkelijk een nieuw raadsel van maken. Piet S c h. Het tweede raadsel >s heel goed. En als je er niets op tegen hebt, dat ik in het eerste wat veran der, zal ik dat ook plaatsen. Hoe oud ben je Marie H. Ik vind het erg flink, dat je moeder goed helpt, want moe der zal hei met jullie allemaal wel erg druk hebben. Ja, ik vind het heel leuk om zooveel brieven te krijgen, Jk denk even leuk als jullie het vindt, wanneer je antwoord krijgt in de brie venbus. Of vindt je dat niet leuk? De raadsels zal ik plaatsen, maar niet al lemaal tegelijk. Johan G. Het spijt me, dat je dat raadsel niet begrijpt, maar ik heb al antwoorden gekregen van kinderen, Brieven aan de Redactie van dej die het geraden hebben. Je moet er Kinder-ajdeeling moeten gezonden nog maar eens goed naar kijken, maar worden aan Mej. M. C. v. Doornik mag je niets er over vertellen, dat Sovhiastraat No. 22, Haarlem. i 50u niet eerlijk zijn, tegenover do an- 1ldere kinderen. Jammer, dat er een stuk van de Herbert P. Het speet me erg, dat: „-Zaterdagavond" is weggeraaktKan ik niet thuis was toen je Maandag je dat nummer niet te leen krijgen kwam. Je moet weten, dat ik 'smid-: van een van je vriendjes? Je hebt het dags na twee uur nooit thuis ben. Je druk hoor! Je bent zeker al een heele begrijpt zeker heelemaal niet, wie je j baas in het Engelsch En wat moet gesproken hebt Dat was mijn nichtje; je worden De groeten aan Leonard ze vond het erg grappig, keunis met en Hans Willemik vind het goed, je te maken, en gaf mij je brief, i dat jullie de antwoorden in hetzelfde Woont Papa niet in Haarlem, en komtcouvert doen. hij je dikwijls verrassen? Wat beb je j ,r een massa postzegels! Ja, ik heb ooki ,r Dank Je ^'el voor een verzameling, maar ik heb er niet! t ac sel,s' VlcF er zal lk opnemen, zooveel als jij. En tegenwoordig heb J 111 l-u 6 drie komen me met ik het zoo druk met brieven schrijven®'j| *jesi u* n00T' Je ze a**eniaa* aan al mijn vriendjes en vriendinne-zelf bedacht? tjes, dat mijn postzegels er heelemaalj JohannaV. Kijk maar eens, wat bij inschieten. .Als ik eens een mooie ik aan Johan G. geschreven heb. Van tegenkom, zal ik aan je denken Ver-dat kunstje, dat je me schrijft, begrijp zamel je nog meer dingen? Vergeet! ik niets. Het lijkt mij nogal erg cen- vooral niet mijn groeten te doen aanj voudig om van 12 lucifers 6 hoopjes Grootma, Tante, Oom Theo en je zelf. j van 2 te krijgen. Misschien kan je net Nelly de M. Wel Nelly, wat heb;"1.? maken door het eens je een mooi matje voor me gemaaktteekenen. Ik vind het erg aardig, dat je zoo Gustaaf C. V. Ik heb je raadsels maar matjes maakt voor iemand, die1 gekregen, en wil ze op één na alle- je nooit gezien hebt, en bedank je er j maaj plaatsen. Dat ééne is no. 8, wel voor. j waarvan je zegt, dat mijn tweede een Omdat ik dat nu zoo aardig vind, slaapplaats is. Daar moest ik erg om en ook omdat ik het zoo naar vind. lachen. Wat zae je brief er keurig dat je je zoo verveelt met je zieke netjes uitje hebt zeker erg je best been, wil ik jou ook een pleiziertjegedaan op het schrijven! doen. Je hebt me verteld, dat je veel van lezen houdt, en nu heb ik oenj C a t o M. Als je de „Zaterdagavond paar boeken, die ik denk, dat je weli aardig vindt, vind ik het natuurlijk mooi zult vinden, wil je die eens van ook goed, dat je meedoet aan den me ter leen hebben? Ken je „Vinei, wedstrijd. Ik denk, dat in het num- de kleine fluitspeler" Of anders „Op mer van 19 Maart, de uitslag bekend de Heide", door Cella zal worden 12 Maart zal ik nog wel niet klaar zijn met het nazien. K o b u s K. Dit laatste raadsel is heel goed Kobus, ik zal het plaatsen! Jacob W. B. Wanneer je brief in een van de volgende nummers. Jetwee minuten later gekomen was, had moet me toch eens vertellen, of jeik je niet meer vandaag kunnen ant eenbroertje bent van Anton en waai* I woorden, gelukkig dus maar, dat je woon je eigenlijk? Dat heb je me nog nog net op tijd was, hé Het eerste nooit geschreven. raadsel zal ik veranderen o|) de ma- TT nier zooals je me schrijft, en de twee Gerard H. Zooals je ziet, heb ik nieuwe raadsels zal ik ook plaatsen, je eerste raadsel vandaag in de cou- j Natuurlijk wil ik graag een teekening rant gezet. Het antwoord op je vraaghebben. Waar ga je op school wat er met die raadsels gebeurt, hebj je zeker al gezienDit nieuwe raad-Aan de kinderen, die mij de oplos- sel komt er nu ook gauw in. Had Pa singen van den wedstrijd al zonden, de oplossing er onder geschreven Ik breng ik nog even in herinnering, dat ben blij, dat je alle antwoorden vanze tot na 10 Maart geduld moeten heb- den wedstrijd alleen gevonden hebt, j ben. Daarna wordt de uitslag van den maar ik heb ze nog niet nagekeken. I wedstrijd bekend gemaakt. Ik hoop ook, dat ze goed zijn M. C. VAN DOORN. Aan een Duitsch blad ontléent men de volgende beschouwing over een gevecht ter zee, waarin een parallel wordt getrokken tusschen een zeeslag van voorheen en thans. In de tijden toen de schepen nog van hout waren en enkel door de kracht hunner zeilen werden voortbe wogen, toen had de zeeoorlog bij al het tragische, wat hij met zich bracht nog een romantische zijde. Het lever de een heerlijken aanblik op, als de beide vloten met alle zeilen gespannen op elkaar invoeren en de schepen hun draai-manoeuvres uitvoerden, om den tegenstander zooveel mogelijk een volle laag te kunnen geven. De gerin ge draagkracht der oude projectielen maakte het mogelijk, dat de vijandige vloten in eikaars onmiddelijke nabij heid kwamen. Trad er windstilte in, dan lagen ze vaak dagen lang tegen over elkaar, zonder erop los te kunnen trekken, wachtende tot de slappe zei len door gunstigen wind bol werden geblazen; de stilte in de natuur ge bood de staking van de vijandelijk heden van de menschen. En als de storm weer een flinke sterkte gekre gen had, als het huilen van den wind het aanrollen van de golven, het ge donder van het geschut overstemde dan hobbelden de zware houtklompen op en neer, alle pogingen om de noo- dige manoeuvres uit te voeren, om den vijand te bereiken, waren te ver geefs, de storm verstrooide de vijan delijke vaartuigen en dreef de moord lustige menschen uit elkaar. Thans, in den tijd van de pantser platen, van den stoom en der dubbele schroeven, is dat alles anders. De mensch beheerscht de natuurkrach ten, en windstilte en storm zijn geen hindernissen meer voor het begin van een zeeslag. De strijd op het water is verschrikkelijker geworden, meer dere offers eischend, maar ook vlugger. Eén slag beslist heden over de overwinning of den ondergang van een vloot, dagenlange zeeslagen zooals vroeger zijn nauwelijks nog mogelijk. Om het gevaar te verminderen van het vuur en van de stukken, die brandend door de lucht vliegen, wordt alles wat van het moderne oorlogsschip nog van hout en linnen is, verwijderd. De zeeman moet zijn hart met een drievoudig pantser van staal bekleeden, om zijn koelbloedig heid te bewaren in het op handen zijnde gevecht, want wee hem, wan neer één van die vreeselijke 12 centi meters granaten het dek doorboort en tot aan de kiel binnendringt, alles om zich heen verwoestend en in vlam zettend, het geheele- schip in weinig minuten met man en muis doende zinken. Want als het schip zinkt, is de mogelijkheid om zich te redden voor ieder der opvarenden individueel bijna gelijk nul. In den vreeselijken draaikolk, dien het zinkende schip maakt, helpen zelfs de energiekste zwembewegingen niet rechts en links slaan de projectielen in de door bloed roodgeverfde zee, en de sche pen der zelfde partij, die zelf het ge vaar liepen, ieder oogenblik onde> re gaan kunnen geen enkele man missen om de om hulp roepende drenkelingen op te nemen. Zoo kost een enkel schot het leven van 800 tot 1000 menschen. Op een in gevecht zijnd schip van heden is nauwelijks een man te zien. De prachtige aanblik uit den tijd van Nelsonhet dek vol geestdriftige, hoeraroepende matrozen," de admiraal op de compagnt* dit alles behoort tot het verleden. Op het moderne oor logsschip wordt voor ieder dekking gezocht achter de stalen pantserwan- den. Dit is natuurlijk een dubbel on geluk, zoodra het schip**getroffen is, want een man kan moeilijk uit een batteiij komen om zich te redden. Wordt een vloot door een vijande lijke vloot aangegrepen, dan ziet zij den vijand slechts onnauwkeurig. Bij de nieuwe verdragende kanonnen hou den de tegenstanders zich op een grooten afstand van elkaar, en de platte bouw der schepen, de kleur der verf, dragen er toe bij het herkennen moeilijker te maken. Niets echter werkt neerdrukkender, dan in een nauwe ruimte het mikpunt van vijan delijke schoten te zijn, zonder den te genstander te kunnen zien. Een ge voel van weerloosheid overweldigt iemand hij hoort het gedonder van het geschut, het inslaan der granaten en ziet niets voor zich dan het kleine stuk van de rugzijde van een ijzeren scheepswand. Nog verschrikkelijker is de strijd met een vijand van wien in 't geheel niets te zien isals in het donker van den nacht, half onder water, stilletjes de torpedobooten ko men aansluipen en op het plotseling springen van de mijn het gekraak van den barstenden scheepsromp volgt. De wijde, oneindige zee gelijkt opeen eng, nauw terrein. Men onderscheidt vriend noch vijand, men kan op het dek van zijn eigen schip nauwelijks twee, drie schreden voor of achter waarts zien. Maar terwijl bij vredes tijd de schepen hij nevel langzaam, met de uiterste voorzichtigheid verder varen, verminderen zij in den oorlog voor den vijand hun snelheid niet maar snijden als razend door de dikke duisternis, want het blijkt uit de er varing dat het sneller varende schip meestal het langzame in den grond boort. Zoo kan een van deze drijven de vestingen, die een jaarlijltsch in komen van een hertogdom gekost heb ben, in één oogenblik gespleten zijn, en verzonken voor slechts een man aan boord een vermoeden had, wie de tegenstander was die hem den ge- nadestoot toegebracht heeft. Neusbloedingen. Een vaststaand feit is, dat de mees te neusbloedingen in minder dan een kwart van den tijd zouden gestuit zijn, als niet het voortdurende wrij ven, snuiten en wasschen met water enz. uitstekende middelen waren, om de bloeding steeds flinker aan deu gang te brengen. Bij een neusbloeding kan men ge woonlijk waarnemen, dat al het voorhanden personeel en materiaal, in actie wordt gebracht. Verdere, eventueel aanwezige per sonen blijven ook gewoonlijk geen toeschouwers, maar nemen werkda dig deel aan de algemeene conster natie. Daar hebben we dan ten eerste het huilende kind, middelpunt van de be weging. Dan de moeder met voor noemd kind op den schoot. Verder de meid met minstens één waschkom water, waarin de eerste zakdoek van bloed wordt gereinigd, maar weldra volgen er meer, zoodat weldra de eer ste „kom met bloed" wordt vervan gen door een tweede met schoon wa ter. Een allicht aanwezige tante of buurvrouw heeft intusschen de prac- tische zijde niet uit het oog verloren en is bezig een paar druppels bloed op het witte jurkje uit te wrijven, totdat de heele voorkant vuil en nat is. Dan worden jurken en boezelaar gp- woonlijk uitgetrokken en in het wa ter gelegd, waardoor deze kom „met bloed" vervangen wordt door een vol gende met schoon water. Ondertus schen is de persoon, die het eigen lijke blusschingswerk verricht, steeds in beweging tusschen den neus van liet kind en het water. Zoodra de bloeding maar even neiging tot ver mindering vertoont, wordt er weer gewasschen, of laat men „opsnuiven' waardoor het zaakje weer met fris- schen moed gaat stroomen. Langzamerhand zün ook dc andere kleedingstukken van het kind door weekt, en zit het slachtoffer, nu bijna ontkleed, op schoot, terwijl ondanks alle werkzaamheden nu de bloeding eindelijk ophoudt. En als men nu bedenkt, dat de meest rationeele behandeling eenvou dig bestaat in dichthouden van den neus, door met 2 vingers zacht de neusvleugels samen te drukken, dan zal men "toch ook wel inzien, dat al dat wasschen en morsen niets geeft, maar de zaak veel erger maakt. Men houdt den n°us dan 2 of 3 minuten vast en probeert dan of bij loslaten de bloeding is opgehouden. Is dat niet het geval, dan maar weer een paar minuten vasthouden, terwijl men een kouden sleuf"! of iets derge lijks in den nek van het kind legt. Door zoo te handelen, zal men in de meeste gevallen de neusbloeding gemakkelijk tot staan brengen. In het neusgat, waaruit de bloe ding plaats had. ziet men dan een donkere massa, gestold bloed men lette er nu op. dat het kind daaraan niet gaat krabben. („Tel.") De koude eed. Een rechtsgeleerde deelt aan -le „Köln. Ztg." het volgende mede „Onlangs las ik in dit blad, dat men volgens Beiersche boerentraditie een valschen eed kan zweren, zonder daar door nog zijn zieleheil te benadeelen. De zwerende moet daartoe, tijdens het zweren, d. w. z. terwijl hij de rechterhand in de hoogte steekt, de vingers der linkerhand naar beneden laten wijzen. Ook in de omstreken van Rome schijnt deze wijze van zweren in gebruik te zijn. Men noemt het een kouden eed zweren". Terwijl de zwerende zijn rechterhand opsteekt, maakt hij met de linker onder de ia- fel of achter den rug een ontkennende beweging door met den wijsvinger te schudden. Intusschen zoo gaat de schrijver voort behoeft men voor een en an der niet zoo ver van huis te gaan. Ook in de aan den rechteroever gelegen Rijnprovincie kent men den „kouden eed". Er is daar een kreits, welks be woners bekend staan door hun zucht tot procedeeren en hun daarmee ver honden gemakkelijkheid in het beslui ten tot een valschen eed. Ieder rech ter weet dat. In de criminaalstatistiek van het Pruisische Rijk wees deze kreits de meeste vonnissen wegens meineed aan, en er zijn daar rechters, die, wanneer een getuige in het een of ander proces optreedt, hem altijd eerst vragen of hij al eens wegens meineed is gestraft. Schrijver dezes leerde jaren geleden in dezen omtrek den „kouden eed" kennen, toen hij als griffier bij een zaak zijne diensten verleende. Terwijl de getuige den eed zou afleggen, rees de rechter, anders een uiterst welwil lend en gemoedelijk man, plotseling op, en voegde hem op strengen toon toe „Wil je wel eens onmiddellijk die hand acliter je rug wegdoen Ik keek verbaasd op, en zag, hoe de kerel zijn linkerhand op den rug hield en, onge veer in dezelfde lijn als de rechter ie vingers naar beneden strekte. De ge tuige werd nu nog eens nadrukkelijk gewaarschuwd voor meineed en moest de linkerhand voor zich op de tafel leggen. En nu verklaarde hij geen eed te kunnen doen 1 De rechter deelde mij nu mede, dat men in deze streek de meening hul digde, dat men den eed van zich af en in den grond kan zweren, wanneer men gedurende het afleggen daarvan de linkerhand achter zijn rug naar be neden hield. dus dan deed een meineed geen kwaad. Ik geloof niet, dat deze eigenaardige opvatting op oen Romeinsch voorbeeld wijst. De Italiaan wil, door de ontken nende beweging duidelijk maken, dat hij datgene, wat hij uiterlijk zweert, in werkelijkheid, innerlijk, heelemaal niet wil zweren. De Duitscher wil door zijne eigenaardige bewegingen heel wat anders uitdrukken. De zwerende roept door het opheffen der rechter hand God niet slechts als getuige der waarheid, doch ook als wreker der on waarheid aan, en in de Middel eeuwen huldigde men de opvatting, dat de straf des goddelijken toorns ge lijk een bliksemstraal den meineedige onmiddellijk trof. Men meende ook, dat de straf van God hèm onmiddel lijk trof, die ter bekrachtiging eener bewuste onwaarheid aan de communie deelnam. Deze bliksemstraal des god delijken toorns wilde men van zich- zelven af- en in den bodem leiden. De Italiaan wil den lieven God op fijngevoelige manier duidelijk maken, dat hij heelemaal geen meineed heeft gedaan, daar hij dat, wat hij uiterlijk zwoer, innerlijk niet wil. De Duitscher wéét, dat hij een meineed deed, maar wil tegelijkertijd op ruwe en naïve manier zich aan de goddelijke straf onttrekken, die hij zich op den hals heeft gehaald." Wij gelooven niet, dat in o n s land de „koude eed" bestaat, al zijn er hier ook genoeg, die niet „koud of warm" worden, al doen zij een val schen eed. VERSCHRIKKELIJK. Hij. O, je, Lize 1 Zie eens ginds i Die man is op 't punt van te ver drinken 1 Zij. Ach hemelEn ik heb mijn... camera thuis gelaten EEN DRUKFOUT. In een gouden medaillon droeg zij een zwarte sok van haar verloofde. NIET VEEL GEVERGD. Vrouwlief buiten aan man in stad. Beste Jan, zend mij terstond net lijf van mijn blauw zijden costuum. Je weet wel wat ik meen, dat met die revers van voren en het stiksel op den rug. Het ligt in den ondersten koffer in de kast naast de achterka mer, onder je winterjas. Als het daar niet is, moet het in de gesloten doos zijn op de derde plank in de voorka- merkast Vind je het daar niet, dan is het ergens anders. De sleutels van de kisten liggen in j de tweede lade van de kleerenkast, of I zij zijn in de chiffonnière, en de sleu- j tels van de kasten liggen denkelijk in eene vaas op een der schoorsteenman- I tels. I Pak het lijf zorgvuldig in, dat het I niet wordt gekreukeld en och, Jan, wordt nu als 't je belieft niet wild 1 Je liefhebbende vrouw. MOEILIJKE OPGAAF. Hoe is 't mogelijk om zoo van 't paard te vallen, zei een wachtmeester tot een recruut. Ik kan toch niet in de lucht blij ven hangen, antwoordde deze. TOPPUNT VAN DOMhEID. Professor. Ik zeg u mijnheer, als gij het buskruit zoudt hebben uitge vonden. zou niemand er meè kunnen schieten

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 7