BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
fl.20 PER 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
Haarlemmer Halletjes.
ZATERDAG 12 MAART 1904
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55,
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
ZONBAGSBRIEVEN.
)ta|
-
Arbeider in Dienstbaarheid.
Mijn waarde jonge vriend
Gij herinnert u, dat gij mij verle
den week in de rede vielt met te zeg
gen
„Alles goed en wel, maar in mijn
stand ploeter je toch maar altijd voor
een ander, niet voor jezelf 1"
lk liet toen merken, dat ik 't met
toon en geest dezer interruptie niet
eens was. Immers wat ligt er in Dat
het werken in eens anders dienst toch
eigenlijk vrij onaangenaam is en als
't ware een noodlot dat op den zooge-
naamden werkmansstand drukt. En
ten tweede wildet gij 't met die woor
den als een onbillijkheid voorstellen
dat de eisch van stagen arbeid zonder
te veel „opsteken" ook aan den loon
arbeider zou worden gedaan. Het zou,
naar de bedoeling van uw gezegde,
volmaakt verschoonbaar, ja zelfs na-!
tuurlijk wezen, dat wie voor vast
loon arbeidt, tamelijk dikwijls zijn
gemak er van neemt en over de toe
wijding aan zijn werk vrij luchtigjes
i denkt.
Ik kan het waarlijk niet met u eens
zijn en het is mij wel veroorloofd
itegenover uwe meening de mijne te
Iplaatsen, nietwaar
Keulen en Aken zijn niet op éen
dag gebouwd. Aanstaande week hoop
ik, bij leven en welzijn, gelegenheid
te hebben over het tweede gedeelte j
uwer stelling, over loonarbeid en toe
wijding, te spreken. Thans pak ik het
teerste deel bij den kop den arbeid
in dienstbaarheid.
Laten we de zaken eens nemen,
zooals zij werkelijk er bij staan. Hoe
ontelbaar velen in de maatschappij j
zijn, niet minder dan gij, in dienst-1
baarheid van een anderDienen is
toch waarlijk niet het lot uitsluitend
van den handwerksman of den ar
beidersstand. Ik denk in de eerste
plaats aan hen, mannen en vrouwen,
die, schoon in den regel niet tot de
arbeidersklasse gerekend, toch in
winkel of magazijn of op een kan-j
toor dienstbaar zijn. Bediende is dan j
ook hun naam. En voorts roep ik mij
voor den geest weer een andere
'klasse in talrijkheid den werk-
mansstand achterop komend de j
klasse van beambten en ambtenaars
in allerlei vertakkingenbij posterij
en, belastingen, politie, vervoerwe
zen, gemeentelijke en staatsbureaux.
Ik denk daarna aan al wat militair
is, tot in de hoogste rangen. En niet
minder aan onderwijzers, leeraars,
geestelijken, burgemeesters.
Die allen dienen.
Want het karakter van arbeid in
dienstbaarheid zal tohc wel zijn, dat
men niet vrijelijk over eigen tijd be
schikt, een voorgeschreven werkpro
gram volgen moet, aan hoogere j
ambtenaren of aan een bestuur te ge
hoorzamen heeft.
Wilt gij erop wijzen dat, hoe lager!
men afdaalt in den ambtenaarsstand,
des te sterker de uitwendige band
gevoeld wordt, des te enger het keurs
lijf knelt, waarin men gevat is, dan
mag ik toch vragen of dit niet geheel
met den aard der dingen overeen
stemt? Den meer verantwoordelijken
arbeid draagt men toch aan den
ouderen, den meer ervarenen op En
tegelijkertijd herinner ik u eraan,
dat, anderzijds, óok in den werk
mansstand, hoe hooger iemand klimt,
des te meer vrijheid van beweging
en van eigen oordeel hij geniet.
Aan den eersten timmerman op het
werk, aan den meesterknecht in de
fabriek, moet in den regel meer
vrijheid van arbeiden gelaten wor
den, en laat men die dan ook, dan
aan den lageren en jongeren werk
man. Bovendien, wat hier vooral ter
zake doet, die hoogere werkman
geniet meestal meer zelfstandigheid
dan menigeen onder de ambtena
ren, die gij wellicht benijdt.
En dan is er nog iets, waarop ik u
verzoek acht te geven. Die zooge
naamd „vrije" mensch, die wevr.t
voor zichzelf als hoedanig gij
vooral den patroon in handel en be
drijf u voorstelt is die inderdaad
zoo vrij en onbelemmerd Tijd en om
standigheden binden hem toch onge
twijfeld. Doch bovenal is, meen ik,
zijn verhouding tegenover de men-
schen, met wie hij te maken heeft,
een veel meer dienstbare dan gij u
denkt. Daar gaat hij naar de beurs,
gaat hij op reis, bezoekt hij zijn klan
ten, is hij ontboden bij een afnemer.
Ja, mijn waarde, ontboden. Die
man, o zoo'n „heer" in uw oogen j
en misschien is hij inderdaad een
heer; man van wat gij noemt eent- j
gen stand en van de meest beschaafde
vormen die man moet ook wel
eens iets slikken en verduwen, wat
hem bitter weinig zint. Maar hij slikt
dat als een verstandig en praktisch
mensch, om den wille van zijn bedrijf.
De noodzaak, gelijk er zooveel nood
zakelijks is in de wereld, dwingt hem.
En hij onderwerpt zich. Wie met zijn
monsterpakje onder den arm wacht
in den winkel tot 't den kruidenier
of banketbakker of manufacturier
past hem te woord te staan, voelt
de zoodanige niet dat hij dient
Sterkerwe laten de „bedrijven"
eens rusten. Wij komen tot de echt
„vrije" beroepen, die van advocaat,
notaris, arts. Ook wie in die vakken
niet zou willen dienen, zou zijn
advocatuur, zijn notariaat, zijn prak
tijk verliezen. Ook zij moeten loopen
in 't gareel en niet enkel uit liefde
voor het vak, maar om den wille van
de goede orde, van de gewoonte, van
den klant, zich voelen als in dienst
baarheid.
Doch welaan dan: wat schande is
er in dat dienen? Is er schande in
gelegen voor den eersten officier aan
boord van het stoomschip (ook geen
kwajongen meereen bevel te ont
vangen van zijn commandant, dat.
stipt moet worden uitgevoerd Heeft
de leeraar aan de Hobgere Burger
school zich te schamen, dat het tot
zijn dienstorder behoort precies op
zijn tijd present te zijn? Is er iets
vernederends in voor den burgemees
ter, ook van een groote gemeente,
een aanschrijving te ontvangen van
den Commissaris der Koningin, die
behoort opgevolgd te worden zelfs
al mocht zij niet strooken met zijn
eigen meening? Iets vernederends, te
gevoelen dat hij met zijn plicht en
zijn arbeid een deel uitmaakt van
het Staatsorganisme
Een organisme; ja, dat is
immers de Staat, de maatschappij,
waarvan gij deel uitmaakt. Dat wil
zeggeneen levend geheel, uit veler
lei geledingen bestaande. Elke gele
ding heeft haar noodzakelijke plaats,
haar noodzakelijke verrichting ten
dienste van eene andere geleding of
rechtstreeks ten dienste van het groot
geheel. Men spreekt dan ook van het
menschelijk, dierlijk, plantaardig or
ganisme als van een levend lichaam,
waarvan alle deelen of organen sa
menwerken om het geheel aan zijn
bestemming te doen beantwoorden.
Ongetwijfeld, er is verschil van ar
beid. Maar alle werk heeft zijn plaats
en zijn nut. Doch daarover handel lk
de volgende maal, als ik over den
loonarbeid spreek.
Er is thans nog éen punt dat ik
aanroeren wil.
Het ligt voor de hand, dat de aan-j
dacht bovenal valt op het mannelijk
geslacht. Maar bet woord dienen:
komt juist nergens sterker uit dam
in den vromvelijken term dienst-;
bode. Welken stand van personen1
men daaronder verstaat, behoeft geenj
nadere omschrijving. Over haar een
enkel woord.
Men klaagt over de dienstboden.
Men zegt, dat de goeden moeilijker
te vinden zijn dan vroeger. Op dit
wijde gebied begeef ik mij thans niet.
En als ik eensklaps werd bestormd
door een heirieger van paarsjes en
tulle mutsjes, vol klachten over de
mevrouwen, dan ware ik zeker éen en'
ai gehoor niet alleen, maar voor deze
klachten zelfs zeer ontvankelijk. Laat
het onder ons vaststaan, meisjes, dat
een ruim deel van de veranderde orde
van zaken in dit opzicht ten laste
komt van de onhandigheden, de har-'
teloosheden, ja de onhebbelijkheden1
van vele meesteressen. Alhoewel niet;
alles, hè
Doch ik wilde thans slechts vra-!
genWordt er niet terecht geklaagd
dat zeer velen die vroeger een plaats
als dienstbode zochten en uit de
kringen, die voortreffelijk het tekort
zouden kunnen aanvullen tegen
woordig daarvan afkeerig zijn? Dat zij
uit zoogenaamden vrijheidszin, uit
zucht om „juffrouw" te wezen, uit
onredelijken tegenzin tegen „onder
danigheid", öf thuis blijven hangen
óf langs anderen weg de deur uit
gaan om toch vooral „juffrouw" te
blijven
Wat ik daaromtrent denk, kan ik
het best aldus uitdrukkendat ik
zeer hoog stel en voor zeer verstan
dig houd de moeder uit den werk-i
mansstand, die in dat „juffrouw-1
worden" niets geen zin heeft, en die
meent dat eenige jaren van dienst
baarheid in een goed, ordelijk, vrien
delijk huisgezin (en die zijn er, God
dank nog zeer vele), onder een mis
schien wat strenge, maar beschaafde
juffrouw of mevrouw, de beste leer
school is voor haar kind om een prak
tische, degelijke en gelukkige huis
vrouw te worden. Maar een leer
school en dienen, dat past im
mers veel te weinig in het vrijheid
lievend „menschwaardig bestaan" der
voornoemde dochters.
i
En nu, mijn jonge vriend, zou ik
bijna vergeten dat gij geen meisje
zijt. Ik keer tot u terug. Als ik met
wat vooraf ging, in afwachting van
wat ik a.s. week daaraan toe te voe
gen heb, u een klein weinig heb kun
nen dienen, dan zou mij dit ver
blijden, gelijk ik er ook niets tegen
heb mij te noemen
uw dienaar
LECTORI SALUTEM.
De Electrocntie van
Duncan Warner.
Humoreske uit het Engelscli.
Ik ben een tijdlang praktizeerend
geneesheer geweest in Los Amigos.
De inwoners van Los Amigos denken
niet gering van zich zelf, maar vooral
zijn zij trotsch op hun electrisch cen
trale, die. naar zij beweren, de groot
ste in de heele wereld is.
Zij verzekeren hetzelfde trouwens
van de meeste dingen in Los Amigos.
Echter zonderen zij altijd de gevan
genis en het sterftecijfer uit. Die zijn
kleiner dan overal elders.
Waar zij nu eenmaal de beschik
king hadden over zoo machtige elec-
trische stroomen was bijna iedereen
te Los Amigos het er over eens, dal
het een onverantwoordelijke verkwis
ting van gedraaide hennep zou we
zen, om de plaatselijke boeven op de
ouderwetsche manieren hun snood
heden te doen boeten. Maar in de
berichten uit New-York over de eer
ste electrocuties werd ook melding
gemaakt van het feit, dat de dood
der terechtgestelde misdadigers vol
strekt niet zoo plotseling was geweest
als vermoed werd.
De electriciteitsmannen in het Verre
Westen zagen onmiddellijk in, waar
hem de kneep zaten te Los Amigos
haalde men spottend de schouders
op over de belachelijke schokjes,waar
mede men de New-Yorksche misdadi
gers doodde. Zou het lot hun een
schurk in handen spelen, die den
dood verdiend had, dan zoo betuig
den zij zouden zij hem royaal be
dienen en hem den stroom van alle
dynamo's door het lijf jagen. Welke
uitwerking zulks op het slachtoffer
zou hebben, kon niemand voorspellen,
maar dat de patiënt snel en afdoende
naar de andere wereld zou zijn gehol
pen daar waren het allen over
eens.
Nooit te voren was eenig schepsel
zoo vol electriciteit gegoten, als zij
hun eerste boefje hoopten te begieten.
Men zou hem treffen de gecon
centreerde kracht van tien bliksem
stralen. Enkelen vermoedden, dat ver
(branding het resultaat zou wezen,
enderen voorspelden droge distillatie,
dat het lijk in gas en damp zou over
gaan en in de lucht vervliegen. Zoo
stond de quaestie. toen Duncan War
ner ten tooneele verscheen.
Warner werd reeds jarenlang ge
zocht door politie en justitie, verder
door niemand. In zijn hoedanigheden
van moordenaar, treinroover enz.,
had hij reeds lang de grens overschre
den, waar de menschelijke genade
ophoudt. Hij had een dozijn dooden
verdiend en werd dan ook in allen
vorm veroordeeld om geëlectrocuteerl
te worden.
Hij was een krachtig gespierd man.
met een leeuwenkop, verwarde, zwar
te lokken en wapperenden haard, die
zijn halve borst bedekte.
Toen ziin zaak voorkwam, was er
in de propvolle zaal veen man met
zoo'n nobel uiterliik als hij.
Maar een mooi gezicht kan leelijke
daden niet goedmaken zijn advocaat
gaf zich alle mogelijke moeite, maar
het eind was, dat Duncan Warner
naar de groote dynamo's van Los
Amigos werd verwezen.
De gemeenteraad benoemde een
commissie van vier leden, om alles te
regelen. No. 1 was Joseph M'Conner,
de man die de dynamo's had ontwor
pen dan kwam Joshua Westmacott.
de directeur van de Los Amigos Elec
trical Supply Company. Het derde
lid der commissie was ik zeifik zou
fungeeren als medisch deskundige
No. 4 was een oude Duitscher, zekcic
Peter Stuipnagel.
Er zijn in Los Amigos veel Duit-
schers. en om hen niet te ontstem
men, werd hun landgenoot benoemd.
Men vertelde van hem. dat hij vroe
ger in Duitschland een beroemd elek
tricien was geweest. Hij knutselde
ook eeuwig bij zich aan huis met ere-1
leiddraden, isolatoren en Leidsche
flesschen, maar daar er nooit iets
dragelijks voor den dag kwam, was
men hem ten slotte als een onscha-
delijken gek gaan beschouwen.
De commissie vergaderde maar een
keer en spoedig was alles geregeld.
Te New-York was een stroom van
ca. 2000 volts gebruikt, en de dood
was niet onmiddellijk ingetredende
schok was blijkbaar te zwak geweest.
Los Amigos zou zich wel wachten,
in dezelfde fout te vervallen. De span
ning zou 6 maal zoo groot worden
genomen en dus ook 6 maal zooveel
uitwerking hebben. De stroom van al
de groote dynamo's zou Duncan War
ner door het lijf worden gejaagd. Zoo
hadden wij drieën het afgesproken.
Toen Stulpnagel, die al dien tijd
gezwegen had, het woord vroeg en
zeide
Heeren, het komt mij vbor, dat
u blijk geeft van een buitengewoon
gebrek aan kennis, wat de leer der
electriciteit aancaat. Gij begrijpt er
niets van.
De directeur van de Electrical Com
pany was de eerste, die van zijn ver
bazing bekwam. Hij gaf ons een knip
oogje en vroeg op eenigszins sporten
den toon
Wel, meneer wees dan zoo goed
ons te willen mededeelen, welke fout
in onze redeneering schuilt.
In de veronderstelling, dat bij de
toepassing van een sterkeren stroom
ook de uitwerking sterker zal zijn.Wat
weet eigenlijk af van den invloed
die stroomen van zeer hooge span
ning op het menschelijk organisme
uitoefenen
Uit de praktijk niets, zeide do
president.
Maar door redeneering kunnen
wij er toch ook wel komen Alle
poeiers en drankjes hebben bij grooter
dosis, ook krachtiger uitwerking. Bij
voorbeeld...
Whisky viel Joseph M'C.onncr
in.
Juist. Bijvoorbeeld whisky.
Uw voorbeeld is niet gelukkig
gekozen, antwoordde Stuipnagel.
Uit de dagen, toen ik nog whisky
dronk, herinner ik mij, dat één glas
mij opwekte, maar dat zes glazen
juist het tegenovergestelde effect had
den. daar ze mij slaperig maakten.
Als het nu met de electriciteit eens njt
zoo was?
Wij drieën, mannen van de prak
tijk barsten in lachen uit. W ij wisten
wel dat onze collega dwaas, niet (lat
hijzóó dwaas was.
Het gezwets van den ouden heer
begon ons te vervelen, en de presi
dent sloot de debaiten. Met drie stem
men tegen een die van Peter Stuip-
nagel1 werd de ontworpen regeling
goedgekeurd.
Slechts weinigen was het vergund
de electrocutie bij te wonen. Natuur
lijk waren wij vieren, als leden der
commissie, aanwezig.
Verder waren er nog de man, die
onze aanwijzingen zou moeten vol
gen, de directeur van de gevangenis,
cle geestelijke. De ambtenaar, die ver
antwoordelijk is voor de behoorlijke
uitvoering van dergelijke vonnissen,
en drie vertegenwoordigers van de
pers. De executiekamer was een kle'n
gemetseld vertrek, een aanbouwtje
van de electrische centrale. Het had
vroeger voor waschvertrek gediend.
Behalve een kachel en de stoel voor
den veroordeelde, waren geen voor
werpen in de kamer aanwezig. Voor
den stoel lag op den grond een me
talen plaat, waarop de voeten van
den misdadiger moesten rusten. Bo
ven den stoel hing een geleiddraad,
die met een metalen staafje kon wor
den in contact gebracht met een
metalen helm, die den veroordeelde op
het hoofd zou worden gezet. Zoodra
het contact zou zijn tot stand geko
men zou Duncan's ure gesl-gen zijn.
Opeens hield alie gefluister op de
veroordeelde naderde. De beide elec-
triciens waren bleek geworden en
keken nog eens of de draden wel
goed in orde waren. Zelfs de ambte
naar, die toch al heel wat had mee
gemaakt, voelde zich allesbehalve op
zijn gemak.
De eenige man, die niet onder den
indruk der komende gebeurtenissen
scheen, was de malle Duitscher hij
wandelde van den een naar den an
der. en de spotachtige trek op zijn
gelaat was, in de gegeven omstandig
heden, hoogst ongepast en hinderlijk.
De geestelijke vond het dan ook noo-
dig er een woordje over te zeggen
Hoe kunt u uzelf zoo vergeten,
dat u grapjes maakt in het aange
zicht van den dood, mijnheer Stulp
nagel
De Duitscher wilde iets antwoorden
toen cle deur openging en Duncan
Warner, tusschen twee bewakers,
werd binnengeleid. Het gelaat van
den man teekende groote vastbera
denheid. hij keek om zich heen en
nam toen resoluut plaats in den
vreeselijken stoel.
Een Zaterdagavondpraatje.
Met instemming en goedvinden van
geachte lezeressen en lezers zullen
we de schouwburgquaestie vandaag
laten rusten. Ik zie, op mijn woord
'van eer, geen kans om er iets over te
zeggen, dat niet al gezegd is. Boven
dien leven we in afwachting van de
dingen die komen zullen, en het is
altijd goed een kip, die zit te broeden,
niet op te schrikken. De Raad broedt
op de vraag, of B. en W. de rappor
ten van de deskundigen al dan niet
ter visie zullen leggende heer Van
Gasteren op de vraag, hoe het moge
lijk is op een klein tooneel groote
stukken te geven en de eigenaar van
den schouwburg op de vraag hoe hij
een vernieuwd theater zal bouwen,
dat genade kan vinden in de oogen
van den directeur van publieke wer
ken, den kommandant van de brand
weer en den commissaris van politie.
Laat ons dus niet storen en liever af
wachten wat er uit deze eieren zal ko
men gekropen eenden, ganzen of zwa-1
nen. Ik zelf ga dan ook niet in op de
vraag, in hoever de politie autoriteit
is op 't gebied van bouwkunst en
brandgevaar.
Ja, de politie is wel overal aanwe
zig. Ik heb zelfs een agent aangetrof
fen, die op 't Stadhuis klaarblijkelijk
was neergezet om samenscholingen,
oproer, vechtpartijen en bloedbaden
te voorkomen ter gelegenheid van de
verkiezing voor de Kamers van Ar
beid. Op het oogenblik toen ik de
groote hal op 't Stadhuis binnen
kwam, had de brave man daarvan
voorloopig niets te doen. De eenige
samenscholing die ik waarnam, be
stond uit hemzelven en mij en geen
van ons beiden voelde op dat moment
aanvechting tot oproer, vechtpartij of
bloedbad, terwijl de leden van het
stembureau, achter de gesloten deu
ren verborgen, met meer dan aardsch
geduld zaten te wachten op klanten,
ik bedoel op kiezers. Een van de le
den van het stembureau had, om
zijn geduld te hulp te komen, een
boekwerk meegebracht, 't Moet ook
een heele toer wezen om het een uur
of wat pratende te houden
En de eenige voldoening die de le
den van 't stembureau kunnen sma
ken is deze, dat zij heelemaal gratis
een uur of wat aan de gemeente heb
ben gewijd, want deze taak in de
stembureaus, hoe vervelend ook,
wordt niet met presentiegeld geho
noreerd. De leden moeten de beloo
ning in zichzelven vinden.
En nu ik toch eenmaal op 't stad
huis was heb ik meteen den tol van
mijn bewondering betaald aan den
toestand van de groote hal. Ze ziet
er op dit oogenblik uit als een schoon-
maakstersideaal. De vloer is nog nat
van 't boenen, de witte muren zijn
nog niet bedekt door de bekende wa
penborden, de walvischkaak is nog
altijd op 't Museum in gezelschap
van de Halsen. de schilderij van
Haarlem's beleg zwerft nog altijd el
ders rond, zoekende naar een nieuwe
plaats, waar ze hangen mag. De heele
hal doet denken aan veel groene zeep,
heel veel soda en bijzonder veel wa
ter. Huismoeders die op 't punt staat
den grooten schoonmaak in uw eigen
huis te beginnen, gaat dat zien
Maar komt dan, als ik u bidden
mag, niet 's middags. Dan staat na
melijk de zon op het raam aan den
zuidkant en schijnt u in de oogen,
van 't oogenblik af dat ge de trap
1 opkomt tot aan 't moment, dat ge
de zaal weer verlaat. Vroeger had
niemand daar last van, omdat toen
de groote schilderij over dat zuidelijke
venster hing. Thans is het hinderlijk
geworden. Een gemeenteambtenaar
kan nog wel de zon in 't water zien
schijnen, maar zoo vierkant in zijn
gezicht is al te vrijpostig. Men zou
het dan ook wel waardeeren, wan
neer er iemand was, die aan de ge
meente een gekleurd en gebrand
glas wou vereeren, om in dat lastige
raam de zonnestralen tot bescheiden
heid te dwingen, maar er bestaat
eenige vrees, dat onder de tegen
woordige omstandigheden niet veel
ingezetenen zich tot een dergelijk ge
schenk geroepen zullen gevoelen
Ja, onder de tegenwoordige om
standigheden zijn de menschen allen
tot zuinigheid geneigd. Die door de
financieele catastrophes getroffen
werden, hebben alle reden om wat
langzaam aan te doen en er zijn
anderen, die wel niet bij deze gebeur-
I tenissen betrokken zijn, maar daarin
toch een geschikt voorwendsel vin
den, oin hun leven op ietwat eenvou-
diger voet te brengen. En intusschen
probeert men, om de zevenduizend
gulden, die in het eerste faillissement
aan een schoolvereeniging zijn uit
gekeerd, weerom te krijgen.
Ik vecht net zoo lief tegen de bier-
Blijkbaar is er intusschen verbe
tering van die omstandigheden op
komst. Ik zie daarvan voorteekenen
in het gelukkige feit, dat in den tijd
van veertien dagen onomstootelijk is
vastgesteld, dat Lourens Jansz. Cos-
ter de boekdrukkunst heeft uitgevon
den en dat de Koning van Portugal
de verdiensten der Haarlemmerolie
door een ridderkruis erkend heeft.
- kaai. Mr. de Kanter heeft deze som
uitgekeerd met instemming van den
I rechter-commissaris en de schoolver-
eeniging heeft daarvoor quitantie ge
geven, niet op naam van de gefail
leerde firma, maar op dien van een
der firmanten, die penningmeester
was. ..Bovendien zijn ze al lang op",
zei mij iemand die 't weten kon, heel I
kalm langs zijn neus weg, „de school- j
vereeniging heeft die zevenduizend
gulden uitgegeven. Op is op."
Ik denk dat de tegenpartij dit welj
een gemakkelijke redeneering vinden
zal, maar dat ze er niet mee tevreden
zal zijn. Evenmin als sommige eige
naars en eigenaressen van woningen,
die maar niet kunnen of niet willen
inzien, dat wanneer zij aan de voor-
j schriften van 't gemeentebestuur aan
gaande water enzoovoorts niet vol
doen, de huisjes onverbiddelijk wor-
den afgekeurd. Maar hoe nu, wan
neer het gemeentebestuur zelf op de
vingers wordt getikt I Er gaan berich
ten, dat het water in den Veerpolder
wordt verontreinigd door afval van
I de lichtfabrieken, zoodat het vee, dat
j daarvan drinkt, er ziek van zou kun
nen worden, wat weer ongunstig zou
kunnen werken op de melk van deze
koeien.
Er is iets opmerkelijks in, dat deze
klachten juist samenvallen met de op-
positie van een aantal melkverkoo-
pers tegen de nieuwe verordening op
de melk. Er is reden om te vrageni
is het hier een water- of een melk-
quaestie Öf zal het naderhand een
water-en-melk quaestie blijken te zijn!
geweest, wanneer de heer Van der
j Sleen rapport over dit water zal heb
ben uitgebracht en aangetoond, dat I
I het Veerpolderwater dit jaar even-|
1 min schadelijk voor het vee is als
verleden jaar, toen nog niemand er
over klaagde, maar de melkverorde-
ning ook nog niet bestond
Ik vraag maar. En ik vraag ook,
waarom de Kamer van Koophandel
nu weer besloten heeft, hare vergade
ringen niet in 't openbaar te hou
den. Andere Kamers, die laat ons
zeggen toch wel even belangrijk zijn,
zooals die in Amsterdam en te Rot
terdam, houden hare vergaderingen
wel in 't openbaar en blijven er flink
en gezond bij. Althans ik voor mij
heb nog nimmer het tegendeel ge
hoord. Des te merkwaardiger is het,
omdat de Haarlemsche Kamer van
Koophandel gepresideerd wordt door
iemand ,die zelf van nabij tot de
journalistiek in betrekking staat en
die dus; zooals vanzelf spreekt, warm
voor de openbaarheid der vergaderin
gen zal hebben gepleit. Ik ben er na
tuurlijk niet bij geweest, want de
vergadering i s niet openbaar, maar
ik kan mij ook zonder dat een goede
voorstelling maken van het enthou
siasme, waarmee de voorzitter zal
hebben gewezen op den geest van den
tijd, die openbaarheid wenscht van
de openbare zaak, op de belang
stelling die de openbaarheid der
vergaderingen bij 't publiek zou
wakker roepen, op de wensche-
lijkheid van beschouwingen in de
pers over wat er in de vergaderingen
behandeld werd, ja van critiek als 't
zijn moest... ik kan mij zoo inden
ken in den geestdrift, waarmee de
voorzitter dat alles zal hebben toe
gelicht en verdedigd. Helaas, het heeft
niet mogen baten. De Kamer heeft bij
meerderheid van stemmen besloten,
dat de vergaderingen niet openbaar
zouden wezen, zoodat het eenige, wat
't publiek er van zal vernemen, be
staan zal uit het résumé van den
Secretaris, toegezonden aan de bla
den.
Niet, dat ik ook voor dat résumé
niet al dankbaar wezen zou Mijn
kinderhand is gauw gevuld. Maar
voor een ingezetene, die minder tevre
den van aard is, lijkt dat résumé wel
eens een beetje onduidelijk. Zoo lees
ik in het laatste bericht van dien
aard, dat er een schrijven over de
telephoon te Heemstede is behandeld,
dat in de notulen van de vorige ver
gadering is opgenomen en waarop de
Kamer een antwoord heeft gegeven,
dat in de gedrukte notulen van een
volgende vergadering zal worden op
genomen.
Voor mij hindert dat minder. Ik
ben zoo niet, dat ik aanmerking maak
op alles en nog wat. Als ik weten
wil, wat er in dien brief stond, dan
moet ik de vorige notulen maar op
slaan, die wel ergens in de maand
Februari zullen zijn gepubliceerd en
als ik op de hoogte wil zijn van wat
de Kamer geantwoord heeft, dan zal
ik rustig en bedaard tot de volgende
maand wachten.
Minder gemakkelijke menschen zul
len evenwel zeggen, dat zoo'n voor
lichting van "t publiek eenigszins
duister is l
Hoe dat ook wezen mag, de verga
deringen blijven gesloten. De meer
derheid in de Kamer wil van open
baarheid niet weten. Minder bevreesd
daarvoor is het Raadslid dat ik op een
goeden morgen in de Groote Hout
straat aantrof, midden op straat aan
een poney voor een groentenkar
klontjes voerende.
FIDELIO.