NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD. Eerste üederlandschs Fabriek van Kunstbloemen P. L. ENGELENBERG Barteljorisstraat 23 e Erfgenaam van het Majoraat. 21e Jaargang. No. 6350. Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. MAANDAG 14 MAART 1904. D ABONNEMENTEN A D V E R T E N T I N Voor Haarlem fD>KD® SfiAANDÈfts Van 1—5 regels 50 Cts'iedere re8el meer 10 ^ts. Buiten het Arrondissement Voor de dorpen te den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der Haarlem van 1—5 regels 0.75, elke regel meer ƒ0.15. Reclames 30 Cent per regel, gemeente) 0 e e 1.30 ~3yn Groote letters naar plaatsruimte. Bi] Abonnement aanzienlijk rabat. Franco per post door Nederland a c 1.65 11 >izj7 Kleine advertentiën 3 maal plaatsen voor 2 maal betalen. Afzonderlijke nummerss t 0.02>o V f&£l hM»":/ w W n n u Geïllustreerd Zondagsblad, vooj Haarlem s 0.37/£ Redactie en Administratie: Groote Houtstraat dj. omstreken en franco per post «0.45 Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 724. Uitgave der Vennootschap Ijismbs Coster Directeur L C PEEREBOOM. Drukkerij: Zuider Buitenspaarne 6. Telefoonnummer 122. jonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam. Hoofdak ten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Efrangöre G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Succ., Parijs, 31«' Faubourg Montmarlre. Terugkeer van Sherlock Holmes. A'aar het Engetsch van A. CO->AN DOYLE. it Avontuur vau Zwarte Piet. volg van ons nr. van Woensdag), k Kwam naar Sussex met het doel ik-n kapitein op te zoeken, maar up dat oogenblik kwam nij zoo seiijk aan zijn eind. Up de iijk- iiwuig lus ik een beschrijving van kajuit, waarin gezegd werd, dat jude aanteekennighoeken van zijn p hewaaru wéraen. ik bedacht, ik misschien achter het geheim het lot van mijn vader zou kun- Ikouien, wanneer ik kon zien, wat i de maand Augustus 1883 aan d van de „Sea Unicom wasvoor- dien. Gisterenavond deed ik een ng hij uie aanteekeningboeken te en, maar ik kon de deur niet open jen. Vannacht probeerde ik het eens en met succes; maar nu kte ik, dat de bladzijden, die op maand betrekking hebben, uit net c gescheurd waren. Een oogenblik- r werd ik door u gevangengeno- Is dat alles?" vroeg Hopkins. Ja, dat is al." Hij wendde zijn bn af, terwijl hij dat zeide. Heeft u ons niets anders te ver en l" 0 ij aarzelde. 0 Neen, niets." Is u hier gisterenavond voor het st geweest?" fa." Wat is dit dan?" riep Hopkins en d liet opschrijfboek met de naara- ers van den gevangene op de eer bladzijde en de bloedvlak op de in de hoogte, e ongelukkige man kromp ineen, hoofd zonk in zijn handen en lébeefde over al zijn leden. "^Hoe komt u daaraan kermde hij. wist liet niet. Ik dacht, dat ik het hotel verloren had." is voldoende", zeide Hopkins ng. „Wat u verder ook te zeggen hebben, kan u in de rechtzaal ellen. U gaat nu met mij naar het tiebureau. Nu, mijnheer Holmes, icn u en uw vriend zeer verplicht, gij .mij zijt komen helpen. Eigen- was uw komst nu overbodig en ik de zaak ook zonder u tot dit ge lig einde gebracht hebbenmaar i ben ik u dankbaar. Er zijn ka 's voor u besteld in het hotel- nibletye, wij kunnen dus gezamen- naar het dorp wandelen." ^u, Watson, wat denk jij ervan?" eg Holmes, toen wij den volgenden gen terugreisden naar Londen. Ik kan zien, dat je niet voldaan L" 0, jawel, beste Watson, ik ben vol len tevreden. Maar Stanley Hop manier van werken staat mij niét Stanley Hopkins is mij tegenge en. Ik had betere dingen van hem wacht. Men moet altijd op een lede mogelijkheid verdacht zijn en i daai'tegen wapenen. Dat is de rnaamste regel bij een crimineel erzoek." Wat is hier dan de tweede moge- iieid Mijn eigen plan van onderzoek, is mogelijk, dat het tot niets leidt, kan ik niet zeggen. Maar ik zal ten minste tot het eind toe vol- i Baker Street wachtten Holmes scheidene brieven. Hij greep opende dien en barstte in een evierenden lach uit. ..Uitmuntend, W atson. Hier komt de tweede mogelijkheid. Heb je tele gramformulieren Vul er een paar voor mij in „Sumner, scheeps-agent Raicliff Highway. Zend drie mannen morgenochtend 10 uur hier Basyl. Zoo heet ik daar in die streken. Het andere aan ..Inspecteur Stanley Hopkins, 46 Lord Street. Brixton Wacht ii zonder tegenbericht morgen halftien voor ontbijt. Belangrijk. Sherlock Holmes".Ziezoo, Watson, die erwenschte geschiedenis heeft mij tien dagen lang gehinderd. Hiermee schud ik haai' heelemaal af. Morgen hoop ik, dat wij er voor het laatst, van zullen hooren. Klokslag halftien verscheen Stanley Hopkins en wij begonnen het heer lijke ontbijt, dat juffrouw Hudson voor ons gereed had gemaakt, eer aan te doen. De jonge detective was verrukt over zijn succès. ..Jé denkt dus, dat je oplossing juist is vroeg Holmes. Ik kan mij geen vollediger zaak denken." Ik ben er niet zoo zeker van." Dat verhaast mij. mijnheer Hol mes. Wat kan u meer verlangen V' ..Legt je oplossing ieder punt uit?" „Ongetwijfeld. Ik heb ontdekt, dal de jonge Neligan op den dag van de misdaad in het hotel Brambletye is aangekomen. Hij kwam onder voor wendsel van het kolfspel. Zijn kamer was op de benedenverdieping en hij kon uitgaan, wanneer hij maar wil de. Op den hevvusten avoud is hij naav Woodman's Lee gegaan, heelt Peter Carey in zijn hut opgezocht, oneenigheid met hem gekregen en hem met den harpoen gedood. Daar na is hij vol afschuw over hetgeen hij gedaan had, gevlucht, waarbij hij liet opschrijfboek heeft verloren, dat hij had meegebracht, om Peter Carev naar die verschillende effecten te vra gen. U heeft misschien wel opge merkt. dat aan sommige er van een teekentje gemaakt was, maar aan de meeste niet. De gemerkte waren aan de Londensche markt opgespoord, maar de andere schenen nog in het bezit van Peter Carey en zooals hi. zegt, wilde de jonge Neligan die te rughebben, om de crediteuren van zijn vader schadeloos te stellen. Na zijn vlucht durfde hij een tijdlang niet in de buurt van de hut te kómen; maar eindelijk zette hij er zich over heen om te pröbeeren te weten te ko men, wat. hij zocht. Dat is toch alles zoo duidelijk als het maar kan?" Holmes glimlachte en schudde liet hoofcl. „Ik heb er maar één cling tegen, Hopkins, en dat is. dat het onmoge lijk is. Heb je wel eens geprobeerd een lichaam met een harpoen te door steken Niet Tuut. tuut. waarde heer, je moet werkelijk meer op bij zonderheden letten. Mijn vriend Wat son zou je kunnen vertellen, hoe :k mij daar een heelen morgen op geoe fend heb. liet is niet gemakkelijk en er is een sterke arm voor noodig Maar deze stoot is met zoo'n kracht gegeven, dat de punt van het wapen diep in den muur stak. Denk je nu, dat die bi oed-ar moedige jongen tot zoo'n woesten aanval in staat was Was hij de man, die midden in den nacht met Zwarten Piet rum en wa ter heeft zitten drinken? Was het zii-i profiel, dat men twee nachten te voren op liet. gordijn gezien Heeft Neen. neen. Hopkins, wij moeten e n ander en een förscher persoon zoe ken." Het gezicht van den detective was terwijl Holmes sprak, hoe langer hoe langer geworden. Zijn hoop en eer zucht verlieten hem. Maar hij wilde zich niet zonder strijd gewonnen ge ven. „U kan het niet ontkennen, dat Ne ligan dien nacht aanwezig was, mijn heer Holmes. Zijn hoek bewijst dat. Ik zou zeggen, dat ik bewijzen ge noeg heb om een jury te overtuigen, zelfs al kan u er wat van af doen. Bovendien, mijnheer Holmes ik heb mijn man in handen. Maar waar H die schrikwekkende persoon van u „Ik geloof, dat hij daar de trap op komt", zeide Holmes kalm. „Het zou niet kwaad zijn, Watson, als je die revolver ergens binnen je bereik zette. Hij stond op en legde een geschreven stuk op een zijtafeltje. „Nu zijn wij gereed", zeide hij. Buiten lieten zich ruwe stemmen hoóren en nu opende juffrouw Hud son de deur en zeide, dat er drie man nen waren, die naar kapitein Basil vroegen. „Laat hen een voor een binnen", zeide Holmes. De eerste die binnenkwam was een klein mannetje met roode opgeblazen wangen en witte bakkebaarden. Hol mes haalde een brief uit zijn zak. „Welke naam?" vroeg hij. „James Lancaster." „Het spijt mij, Lancaster, maar er is geen plaats meer. Hier is een halve souverein voor je moeite. Ga zoolang in deze kamer en wacht daar even." De tweede was een lange, uitge droogde man met sluik haar en tanige wangen. Zijn naam was Hugh Pat- tins. Hij werd ook afgewezen, kreeg zijn halven souverein en werd ver zocht te wachten. De derde was een man met een merkwaardig uiterlijk, een ruw, woest gezicht als van een bulhond, omlijst door een borsfeligen baard en haar en twee brutale, donkere oogen schitter clen onder een paar zware wenkbrau wen. Hij groette en stond op, zee mansmanier zijn pet in zijn handen rond te draaien. „Hoe heet je vroeg Holmes. Patrick Cairns." „Harpoenier „Jawel, mijnheer. Zes en twintig reizen." „Dundee zeker!" „Jawel, mijnheer." „En ben je gereed om met een on- derzoekingsvaartuig mee te gaan „Jawel, mijnheer." „Hoeveel loon?" „Acht pond in de maand." „Zou je dadelijk kunnen vertrek ken ..Zoodra ik mijn rommeltje bij el kaar heb." „Zijn je papieren in orde?" „Ja, mijnheer." - Hij haalde een pak vettige papieren uit zijn zak. Holmes keek ze door en gaf ze hem terug. „Je bent-de man, dien ik zoek", zei de hij. ..Hier op tafel ligt ïiet con tract. Als je dat teekent, is de zaak beklonken." De matroos waggelde de kamer door en nam de pen op. „Zal ik hier teekenenvroeg hij, zich over de tafel buigende. Holmes leunde over zijn schouderen bracht zijn beide handen langs den hals van den man naar voren. „Zoo is het goed", zeide hij. Ik hoorde het dichtknippcn van staal en gebrul als van een verwoe den stier. Het volgende oogenblik la gen Holmes en de zeeman samen over den grond te rollen. Hij was iemand met zoo'n reuzenkracht, dat hij zelfs niettegenstaande de handboeien, die Holmes hem zoo netjes had aange daan, mijn vriend overmand zou heb ben, als Hopkins en ik hem niet te hulp waren gesneld. Eerst toen ik den kouden loop van mijn revolver tegen zijn slaap drukte, begreep hij, dat alle weerstand vruchteloos was. Wij bon den zijn enkels vast en stonden buiten adem door de worsteling op. „Ik moei je werkelijk mijn excuus maken, Hopkins", zeide Sherlock Hol mes „ik vrees, dat de eieren koud zijn geworden. Maar je ontbijt zal je dubbel goed smaken, als je bedenkt, dat je in deze zaak gezegevierd hebt, is het zoo niet Stanley Hopkins was sprakeloos van verbazing. „Ik weet niet, wat ik u zeggen moet, mijnheer Holmes", barstte hij einde lijk met een bloedrood gezicht los. „Ik heb van begin af aan een mal figuur geslagen. Ik zie nu in, wat ik nooit uit het oog had moeten verliezen, dat ik de leerling ben en u de leermeester. Zelfs nu zie ik wel, wat u gedaan heeft, maar ik begrijp niet hoe u het heeft klaargespeeld, of wat het betee- kent." „Nu, nu", zeide Holmes vroolijk. „Wij moeten allemaal door ondervin ding leeren en dezen keer is je les, dat je nooit moet vergeten, dat er een tweede mogelijkheid bestaan kan. Je was zoo verdiept in den jongen Neli gan, dat je geen gedachte meer over had voor Patrick Cairns, den eigen lijken moordenaar van Peter Carey." De heesche stem van den zeeman liet zich nu eensklaps hooren. „Kijk eens hier, mijnheer", zeide hij. „Ik klaag er niet over, dat ik op deze manier gevangen ben, maar u moet de dingen bij hun waren naam noe men. U zegt, dat ik Peter Carey ver- moord heb ik zeg, dat u Peter Carey gedood heb en dat is het verschil. Misschien gelooft u niet, wat ik zeg. Misschien denkt u, dat ik u zit voor! te liegen." „Volstrekt niet", antwoordde Hol-j mes. „Laat eens hooren, wat je te zeggen hebt." „Het is gauw verteld en bij God, j ieder woord is waar. Ik kende Zwar- ten Piet en toen hij zijn mes trok, heb ik den harpoen door hem heen-1 gestoken, want ilc wist, dat hij het, zou zijn of ik. Zoo is hij gestorven. Ik I sterf in ieder geval net zoo lief met! den strop om mijn hals als met het! mes van Zwarten Piet in mijn hart „Hoe kwam je daar?" vroeg Hol-1 mes. „lil zal het u van het begin af ver-j tellen. Help mij een beetje overeind, dat ik makkelijker spreken kan. Het was in '83, dat liet gebeurde Augus tus van dat jaar. Peter Carey was de kapitein van de „Sea Unicorn" en ik harpoenier. Wij kwamen uit het drijfijs en waren op weg naar huis met tegenwind en een week achter-, eeu Zuiderstormen. Toen ontmoetten wij het bootje, dat naar het Noorden gedreven was. Er was maar één man aan boord, een landkrab. De beman ning was bang geworden, dat zij zou strandenen had in de sloep naar de kust van Noorwegen willen ontkomen. Zij zullen," denk ik, wel verdronken zijn. Welnu, wij namen dien man aan boord en hij en de kapitein hadden een lang gesprek in de kajuit. De eenï- ge bagage, die wij met hem over brachten, was een blikken trommel. Voor zoover ik weet, is de naam van den man nooit genoemd en den twee den nacht.was hij verdwenen, alsof hij er nooit geweest was. Het heette, dat hij óf zichzelf overboord gegooid had, óf bij het zware weer, dat wij toen hadden, overboord gevallen was. Er was maar één man, die wast, wat er met hem gebeurd was en die man was ik, want ik heb met eigen oogen gezien, hoe de kapitein hem in het holle van een donkeren nacht, twee dagen voordat wij de lichten van Shetland in zicht kregen, bij de nee- nen greep en over de verschansing wipte. „Welnu ik heb het vóór mij gehou den en wachtte om te zien. wat er van komen zou. Toen wij terugkwamen :n Schotland, werd het gemakkelijk ge sust en niemand deed eenige vragen. Een vreemdeling was verongelukt en het stond aan niemand er verder naar te vragen. Kort daarop gaf Peter Ca rey de zee er aan en het duurde ja ren, voordat ik er achter kon komen, waar hij was. Ik vermoedde, dat hij dat zaakje gedaan had om der wille van hetgeen er in dien blikken trom mel zat en dat hij mij mijn zwijgen nu goed zou kunnen betalen. „Van een matroos, die hem in Lon den ontmoet had, hoorde ik, waar hij was en toen ging ik hem opzoeken om hem te plukken. Den eersten avond was hij nogal verstandig en bereid mij zooveel te geven, dat ik niet meer naar zee zou behoeven te gaan. ij zouden alles twee nachten later in orde brengen. Toen ik kwam, was hij ferm dronken en allerslechtst gehu meurd. Wij zaten te drinken en praat ten over den ouden tijd maar hoe meer hij dronk, hoe minder zijn gezicht mij aanstond. Ik zag dien harpoen aan den wand hangen en dacht dat ik dien misschien wel noodig zou hebben voor dat ik met hem had afgedaan. Toen brak hij eindelijk los, raasde en vloekte tegen mij, er stond moord in zijn oogen te lezen en hij had een groot nies in de hand. Hij had den tijd nog niet gehad het uit de scheede te ha len, toen ik den harpoen al door hem heen had. Mijn hemelwat gaf hij een gilen soms kan ik niet slapen, doordat ik zijn gezicht nog voor mij zie! Ik stond daar, terwijl zijn bloed om mij heen spatte, een oogenblik te wachtenmaar alles bleef rustig:k vatte dus weer moed, keek om mij heen en zag den trommel op het rek liggen. Ik had er evenveel recht op als Peter Carey, dus nam ik hem mee en verliet de hut. Ik was dom genoeg mijn tabakzak op tafel te laten liggen. „Nu zal ik u het vreemdste van de heele geschiedenis vertellen. Nauwe lijks was ik buiten de hut, of ik hoor de iemand komen en ik verstopte mij in de struiken. Een man kwam voor zichtig nader, liep de hut in, gaf een schreeuw, alsof hij een geest had ge zien en vluchtte als een haas, totdat liii uit het gezicht was. Wie of wat hij was, is meer dan ik u zeggen kan. Ik zelf liep tien mijlen en nam bij Turnbridge Wells den trein naar Lon den, zonder dat iemand er iets wijzer door was. „Nu, toen ik in den trommel keek, zag ik, dat daar geen geld in was en niets dan papieren, die ik niet durfde te verlioopen. Ik had mijn houvast op Zwarten Piet verloren en stond zon der een cent geld en vreemd in Lon den. Niets bleef mij over dan mijn beroep. Ik zag die advertentie over harpoeniers en hoog loon, toen ging ili naar een agent en die zond mij hierheen. Dat is al wat ik weet en ik zeg, dat de politie mij dankbaar moest zijn voor het dooden van Zwar ten Piet. want ik heb haar een hen nepkoord uitgespaard." „Een zeer duidelijk verslag", zeide Holmes opstaande, om zijn pijp op te steken. ..Je moest je gevangene nu maar in veiligheid brengen, Hopkins. Deze kamer is niet best geschikt voor cel en mijnheer Patrick Cairns be slaat te veel ruimte van het tapijt." „Mijnheer Holmes", zeide Hopkins, „ik weet niet, hoe ik u danken zal. Zelfs nu begrijp ik nog niet, hoe u dit gedaan hebt gekregen." „Eenvoudig, doordat ik zoo geluk kig was van begin af aan het goede spoor te volgen. Het is best mogelijk, dat ik, wanneer ik iets van dat op- schrijfboek geweten had, ook op een dwaalspoor gebracht zou zijn. Maar al wat ik hoorde, wees in dezelfde uhtiiig. De ontzaglijke kracht, de handigheid, waarmee de harpoen ge hanteerd was, de tabakzak van rob bevel dat alles wees op een zee man en wel op een, die eenwalvisch- vaarder was geweest. Ik was over tuigd, dat de letters P. C." op den tabakzak niet die van Peter Carey waren, want hij rookte zelden en er was in zijn hut geen pijp te vinden. Je herinnert je wel, dat ik je vroeg of er whisky en brandewijn in de hut was. Jc antwoordde lie vestigend. Hoe veel mannen, die geen zeeman waren, zouden rum drinken, als zij iets an ders liriicen konden? Ja. ik was er zeker van, dat het een zeeman was „En hoé heeft u hem gevonden?" „Mijn waarde heer. de zaak was nu heel eenvoudig geworden. Als het een matroos was. kon het er alleen een zijn. die met hem op de „Sea Unicorn" gediend had. Voor zoover ik te weten kon komen, had hij op geen ander schip gevaren. Drie dagen lang zond ik telegrammen naar Dun dee en na verloop van dien tijd was ik achter de namen yne de opvaren den van de „Sea Unicom" gekomen. Toen ik hoorde, dat Patrick Cairns een van de harpoeniers was. was mij., onderzoek nageno<*- afgejoopen. Ik begrijp, dat de man waarschijnlijk in Londen zou zijn en dat hij wel gaar ne voor een tijdje het land uit. zou willen gaan. Daarom bracht ik een paar dagen in het East-End door, zei te een denkbeeldige Noordpool-expe- ditie op touw. loefde verleidelijke sa larissen uit voor harpoeniers, die on der kapitein Basil wilden varen en ziedaar het resultaat." „Wonderbaarlijkriep Hopkins. .Wonderbaarlijk „Je moet den jongen Neligan zoo gauw mogelijk in vrijheid stellen zeide Holmes. ..Ik moet bekennen, dat je hem wel je excuses mag ma ken.' De blikken trommel moet. hem teruggezonden worden, maar de effc ten. die Peter Carey verkocht heeft, zijn natuurlijk voor goed verloren. Daar is het rijtuig. Hopkins en je kunt je man wegbrengen. Als ie nnj voor het verhoor noodig hebt, dan mijn adres tn dat van Watson ergens in Noorwegen de bijzonderheden zal ik later melden." EINDE. INGEZONDEN MEDEDEE- EINGEN. 30 cent per regel. Speciaal Magazijn toot Lampen Randen in alle prijzen van af /0.20. Lampen Kappen in alle prijzen, nienwsiedessins vanaf/0.15 LAMPEN HANGERS. LAMPEN ROZEN. LAMPEN SCHERMPJES ZIJDEN LAMPENRANDEN. Prachtige sorteering. het Duitsch van E. v. WERNER (Vervolg 2e Blad). woorden klonken weer zoo Jns pedant, dat de jonge zeeman naai zijn woede niet meer bedwin- kon en uitbarstte Nu, wacht jij dan in Godsnaam hebt toch alle aanleg om eenTog- burg te worden, maar als ik een sje was, en er kwam een min- r, die niets deed smachten, hten en verlangen, ik stuurde hem tal zün gezucht naar den lioe- hilip trok de schouders op en nlachte medelijdend. Wind nu niet op, beste Koert leem je dat trouwens in 't geheel kwalijk. Het is voor mij geen eim gebleven, dat ook zekere fschen en misschien zelfs hoop ge- sterd heb' mf" ben ik ge- rien Het doet mij oprecht leed. - oude schoolvrienden, maar zulke zaken het is toch eenig alleen aan Inga om hier te beslis sen en ik ben nu eenmaal de bevoor rechte. Mijn God, daar kan ik toch niets aan doen Uit ieder woord was leedvermaak te proeven, maar Koert bleef ditmaal huiten verwachting kalm. Hij keeli naar den man. die voor hem stom1 die zoo ongeloofelijk zich zelf overschatte toen ben ik geko men - met dien onnoozelen glim lach -- dat zoet smachtende gelaat en toen werd het hem opeens duide lijk. dat zijn vrees ongegrond ge weest was. Zoo'n man zou Inga Lund- gren niet nemen. Hij begon luid te lachen. Neen. jij leunt er niets aan doen Maar ik moet nu weg. ik heb haast. Adieu. Pliilin Met die woorden ging hij heen en Philip zette ziin wf voort, want hij had ook iets belangriiks te doen. Eerst zocht h;" bloemist op en bestelde een pracht'bouquet voor morgen, toen voltooide bij zijn visite- toilet door een nie"w" das en lichte- handschoenen en ten slotte keerde hij naar zijn hotel terug, om daar weer in 't venster te "aan liggen en toe te kijken, hoe in het huis van de familie Lundgren de blinden geopend en de kamérs in orde gebracht wer den. Die interessante bezigheid vulde uren en intusschen reed een licht rij tui Tie in vollen draf de stad uit en daarin zat luitenant Femstein. Lackholm was geen groot landgoed. maar uiterst behage1;:' en geschikt, voor den heer Lundgren om afleiding te vinden voor zijn drukke handels- j zaken; zijn vrouw en dochter brach-j tén er het grootste deel van den zomer door. Het zeer vriendelijke landhuis met zijn witte muren en hel dere vensters lag midden in een grou- j ten tuin, dc daaraan grenzende weide j en velden behoorden ook tot de bezit- ting en een kleine pachthoeve zorgde voor de huishoudelijke behoeften. Van uit de veranda had men een ruimen blik over het landschap, waar- tusschen zich de rivier kronkelde en aan de achterzijde van het huis lag een bosch, dat zicli tot het naaste I landgoed uitstrekte. Het was een heldere, warme zomer- i dag in Augustus, toen de vreemde j gast aan de deur klopte en tot ne- seheid kreeg, dat er niemand thuis was. I De Heer en Mevrouw Lündgren i maakten een afscheidsbezoek Tn de buurt en Juffrouw Inga was gaan wandelen. Als mijnheer over een uurtje misschien terug wilde komen, zou hij de familie waarschijnlijk thuis j treffen. j Koert bedankte en vertrok, eigenlijk was hem dien uitslag niet ongewenscht want als Inga thuis geweest was, zou zij hem misschien belet gegeven heb ben, nu zou hij zijn best doen haar te vinden en zoo mogelijk te verrassen. Op de wegen, die zich overal tusschen de akkers en velden kronkelden, was geen mensch te zien wie ging ook in de heete middagzon wandelen Dus bleef alleen het bosch over en de jonge man richtte zonder aarzelen zijn schreden daarheen. Het was geen donker woud, dat hij binnenging, geen sombere dennen, met diepe, koele schaduwen, maar een helder, vroolijk berkenbosch, geheel door zonnestralen doorschoten. Ilij sloeg op goed geluk den eersten den besten weg in, en het onbedriege- lijke voorgevoel van verliefden. liet hem ook niet in den steek, het leidde, hem op 't rechte spoor. Na een kwar tier ongeveer zag hij een licht kleed door dé hoornen schemeren en ont dekte hij Inga. die op eenigen afstand met den rug naar hem toe op een be- mosten steen zat. Voorzichtig, als een jager, die zijn wild niet wil opjagen, kwam hij na der. Het was zoo stil in 't bosch, dat scheen te droomen in de namiddag zon. Tusschen de stammen door kwam het licht, ook schemerde het door de lichte, groene kruinen der berken om den bemosten bodem, waarop de va rens welig groeiden, te verwarmen. Men vernam niets anders dan het zoe men en gonzen der insecten, die op de zonnestralen schenen te zwevenhet zachte, geheimzinnige lied der een zaamheid. Zoo nu en dan woei er een warme windvlaag door het droomende bosch, dan bogen de laag neerhangen de takken der berken, dansten <le zonnestralen' op den grond en in de fijn-uitgetande bladeren der varens kwam ook eenige beweging Koert was gelukkig vlak bij, nu echter, ging hij snel achter den stam van een boom staan, want Inga maakte een lichte beweging, die hem in staat stelde, haar gezicht ten deele te zien. Zij droeg hetzelfde toilet als op dien Zondag, toen zij elkaar voor 't laatst ontmoet hadden, het witte batisten costuum met het roze bloe- nietjespatroon en de roze strikken, dat haar zoo allerbekoorlijkst stond. Zij zat half voorovergebogen met de han den in de schoot gevouwen en scheen naar dat zachte zoemen en waaien te luisteren. Hij zag duidelijk de fijne gestalte, het sierlijke hoofdje, maar de spotachtig overmoedige uitdruk king was verdwenen. Een eigenaardig droeve trek lag om het kleine rozen mondje, dat vroeger slechts lach en scherts gekend had. en de bruine oogen keken zoo ernstig en treurig om zich heen. Nu druppelden zelfs een paar tranen uit haar oogen langs de wangen en plotseling verborg het jon ge meisje luid snikkend het gelaat in beide handen. Toen kon Koert zich niet langer in houden, hij verliet zijn schuilplaats en kwam zoo onstuimig aangeloopen, dat hij reeds na eenige minuten het ver baasde meisje bereikt had. Inga 1 Bevend en geheel ontdaan stond zij daar, toen hij, aan wien zij zooeven nog gedacht had. plotseling voor haar stond, en toen zij tot bezinning kwam en als een schuw ree wilde vluchten, toen was het te laat, hij had haar beide handen reeds gegrepen. Inga waarom schreide je zoo even Luitenant Fernstein, wat wilt wat komt u hier doen? riep het jonge meisje pogende zich los te wringen, maar hij hield haar vast. Eerst wilde ik antwoord op mijn vraag 1 Ik heb niet geschreid Wat moet die overval beteekenen Daar kwam weer de oude trots bo ven. de bruine oogen hadden nog niet verleerd, vlammen te schieten, meteen heftige beweging scheurde Inga zich los en stond zoo onvriendelijk en af werend voor hem, als bij de laatste ontmoeting maar de jonge zeeman liet zich niet meer op een dwaalspoor brengen. Hij las in haar ziel en wist. wien die tranen golden. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 9