NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD.
Eerste üederlandschs
Fabriek van Kunstbloemen
P. L. ENGELENBERG
Barteljorisstraat 23
e Erfgenaam van
het Majoraat.
21e Jaargang.
No. 6350.
Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
MAANDAG 14 MAART 1904.
D
ABONNEMENTEN A D V E R T E N T I N
Voor Haarlem fD>KD® SfiAANDÈfts Van 1—5 regels 50 Cts'iedere re8el meer 10 ^ts. Buiten het Arrondissement
Voor de dorpen te den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der Haarlem van 1—5 regels 0.75, elke regel meer ƒ0.15. Reclames 30 Cent per regel,
gemeente) 0 e e 1.30 ~3yn Groote letters naar plaatsruimte. Bi] Abonnement aanzienlijk rabat.
Franco per post door Nederland a c 1.65 11 >izj7 Kleine advertentiën 3 maal plaatsen voor 2 maal betalen.
Afzonderlijke nummerss t 0.02>o V f&£l hM»":/ w W n n u
Geïllustreerd Zondagsblad, vooj Haarlem s 0.37/£ Redactie en Administratie: Groote Houtstraat dj.
omstreken en franco per post «0.45 Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 724.
Uitgave der Vennootschap Ijismbs Coster Directeur L C PEEREBOOM. Drukkerij: Zuider Buitenspaarne 6. Telefoonnummer 122.
jonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën
en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam.
Hoofdak ten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Efrangöre G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Succ., Parijs, 31«' Faubourg Montmarlre.
Terugkeer van
Sherlock Holmes.
A'aar het Engetsch van
A. CO->AN DOYLE.
it Avontuur vau Zwarte Piet.
volg van ons nr. van Woensdag),
k Kwam naar Sussex met het doel
ik-n kapitein op te zoeken, maar
up dat oogenblik kwam nij zoo
seiijk aan zijn eind. Up de iijk-
iiwuig lus ik een beschrijving van
kajuit, waarin gezegd werd, dat
jude aanteekennighoeken van zijn
p hewaaru wéraen. ik bedacht,
ik misschien achter het geheim
het lot van mijn vader zou kun-
Ikouien, wanneer ik kon zien, wat
i de maand Augustus 1883 aan
d van de „Sea Unicom wasvoor-
dien. Gisterenavond deed ik een
ng hij uie aanteekeningboeken te
en, maar ik kon de deur niet open
jen. Vannacht probeerde ik het
eens en met succes; maar nu
kte ik, dat de bladzijden, die op
maand betrekking hebben, uit net
c gescheurd waren. Een oogenblik-
r werd ik door u gevangengeno-
Is dat alles?" vroeg Hopkins.
Ja, dat is al." Hij wendde zijn
bn af, terwijl hij dat zeide.
Heeft u ons niets anders te ver
en l"
0 ij aarzelde.
0 Neen, niets."
Is u hier gisterenavond voor het
st geweest?"
fa."
Wat is dit dan?" riep Hopkins en
d liet opschrijfboek met de naara-
ers van den gevangene op de eer
bladzijde en de bloedvlak op de
in de hoogte,
e ongelukkige man kromp ineen,
hoofd zonk in zijn handen en
lébeefde over al zijn leden.
"^Hoe komt u daaraan kermde hij.
wist liet niet. Ik dacht, dat ik het
hotel verloren had."
is voldoende", zeide Hopkins
ng. „Wat u verder ook te zeggen
hebben, kan u in de rechtzaal
ellen. U gaat nu met mij naar het
tiebureau. Nu, mijnheer Holmes,
icn u en uw vriend zeer verplicht,
gij .mij zijt komen helpen. Eigen-
was uw komst nu overbodig en ik
de zaak ook zonder u tot dit ge
lig einde gebracht hebbenmaar
i ben ik u dankbaar. Er zijn ka
's voor u besteld in het hotel-
nibletye, wij kunnen dus gezamen-
naar het dorp wandelen."
^u, Watson, wat denk jij ervan?"
eg Holmes, toen wij den volgenden
gen terugreisden naar Londen.
Ik kan zien, dat je niet voldaan
L"
0, jawel, beste Watson, ik ben vol
len tevreden. Maar Stanley Hop
manier van werken staat mij niét
Stanley Hopkins is mij tegenge
en. Ik had betere dingen van hem
wacht. Men moet altijd op een
lede mogelijkheid verdacht zijn en
i daai'tegen wapenen. Dat is de
rnaamste regel bij een crimineel
erzoek."
Wat is hier dan de tweede moge-
iieid
Mijn eigen plan van onderzoek,
is mogelijk, dat het tot niets leidt,
kan ik niet zeggen. Maar ik zal
ten minste tot het eind toe vol-
i Baker Street wachtten Holmes
scheidene brieven. Hij greep
opende dien en barstte in een
evierenden lach uit.
..Uitmuntend, W atson. Hier komt
de tweede mogelijkheid. Heb je tele
gramformulieren Vul er een paar
voor mij in „Sumner, scheeps-agent
Raicliff Highway. Zend drie mannen
morgenochtend 10 uur hier Basyl.
Zoo heet ik daar in die streken. Het
andere aan ..Inspecteur Stanley
Hopkins, 46 Lord Street. Brixton
Wacht ii zonder tegenbericht morgen
halftien voor ontbijt. Belangrijk.
Sherlock Holmes".Ziezoo, Watson, die
erwenschte geschiedenis heeft mij
tien dagen lang gehinderd. Hiermee
schud ik haai' heelemaal af. Morgen
hoop ik, dat wij er voor het laatst,
van zullen hooren.
Klokslag halftien verscheen Stanley
Hopkins en wij begonnen het heer
lijke ontbijt, dat juffrouw Hudson
voor ons gereed had gemaakt, eer
aan te doen. De jonge detective was
verrukt over zijn succès.
..Jé denkt dus, dat je oplossing
juist is vroeg Holmes.
Ik kan mij geen vollediger zaak
denken."
Ik ben er niet zoo zeker van."
Dat verhaast mij. mijnheer Hol
mes. Wat kan u meer verlangen V'
..Legt je oplossing ieder punt uit?"
„Ongetwijfeld. Ik heb ontdekt, dal
de jonge Neligan op den dag van de
misdaad in het hotel Brambletye is
aangekomen. Hij kwam onder voor
wendsel van het kolfspel. Zijn kamer
was op de benedenverdieping en hij
kon uitgaan, wanneer hij maar wil
de. Op den hevvusten avoud is hij
naav Woodman's Lee gegaan, heelt
Peter Carey in zijn hut opgezocht,
oneenigheid met hem gekregen en
hem met den harpoen gedood. Daar
na is hij vol afschuw over hetgeen
hij gedaan had, gevlucht, waarbij hij
liet opschrijfboek heeft verloren, dat
hij had meegebracht, om Peter Carev
naar die verschillende effecten te vra
gen. U heeft misschien wel opge
merkt. dat aan sommige er van een
teekentje gemaakt was, maar aan de
meeste niet. De gemerkte waren aan
de Londensche markt opgespoord,
maar de andere schenen nog in het
bezit van Peter Carey en zooals hi.
zegt, wilde de jonge Neligan die te
rughebben, om de crediteuren van
zijn vader schadeloos te stellen. Na
zijn vlucht durfde hij een tijdlang
niet in de buurt van de hut te kómen;
maar eindelijk zette hij er zich over
heen om te pröbeeren te weten te ko
men, wat. hij zocht. Dat is toch alles
zoo duidelijk als het maar kan?"
Holmes glimlachte en schudde liet
hoofcl.
„Ik heb er maar één cling tegen,
Hopkins, en dat is. dat het onmoge
lijk is. Heb je wel eens geprobeerd
een lichaam met een harpoen te door
steken Niet Tuut. tuut. waarde
heer, je moet werkelijk meer op bij
zonderheden letten. Mijn vriend Wat
son zou je kunnen vertellen, hoe :k
mij daar een heelen morgen op geoe
fend heb. liet is niet gemakkelijk en
er is een sterke arm voor noodig
Maar deze stoot is met zoo'n kracht
gegeven, dat de punt van het wapen
diep in den muur stak. Denk je nu,
dat die bi oed-ar moedige jongen tot
zoo'n woesten aanval in staat was
Was hij de man, die midden in den
nacht met Zwarten Piet rum en wa
ter heeft zitten drinken? Was het zii-i
profiel, dat men twee nachten te
voren op liet. gordijn gezien Heeft
Neen. neen. Hopkins, wij moeten e n
ander en een förscher persoon zoe
ken."
Het gezicht van den detective was
terwijl Holmes sprak, hoe langer hoe
langer geworden. Zijn hoop en eer
zucht verlieten hem. Maar hij wilde
zich niet zonder strijd gewonnen ge
ven.
„U kan het niet ontkennen, dat Ne
ligan dien nacht aanwezig was, mijn
heer Holmes. Zijn hoek bewijst dat.
Ik zou zeggen, dat ik bewijzen ge
noeg heb om een jury te overtuigen,
zelfs al kan u er wat van af doen.
Bovendien, mijnheer Holmes ik heb
mijn man in handen. Maar waar H
die schrikwekkende persoon van u
„Ik geloof, dat hij daar de trap op
komt", zeide Holmes kalm. „Het zou
niet kwaad zijn, Watson, als je die
revolver ergens binnen je bereik zette.
Hij stond op en legde een geschreven
stuk op een zijtafeltje. „Nu zijn wij
gereed", zeide hij.
Buiten lieten zich ruwe stemmen
hoóren en nu opende juffrouw Hud
son de deur en zeide, dat er drie man
nen waren, die naar kapitein Basil
vroegen.
„Laat hen een voor een binnen",
zeide Holmes.
De eerste die binnenkwam was een
klein mannetje met roode opgeblazen
wangen en witte bakkebaarden. Hol
mes haalde een brief uit zijn zak.
„Welke naam?" vroeg hij.
„James Lancaster."
„Het spijt mij, Lancaster, maar er
is geen plaats meer. Hier is een halve
souverein voor je moeite. Ga zoolang
in deze kamer en wacht daar even."
De tweede was een lange, uitge
droogde man met sluik haar en tanige
wangen. Zijn naam was Hugh Pat-
tins. Hij werd ook afgewezen, kreeg
zijn halven souverein en werd ver
zocht te wachten.
De derde was een man met een
merkwaardig uiterlijk, een ruw, woest
gezicht als van een bulhond, omlijst
door een borsfeligen baard en haar en
twee brutale, donkere oogen schitter
clen onder een paar zware wenkbrau
wen. Hij groette en stond op, zee
mansmanier zijn pet in zijn handen
rond te draaien.
„Hoe heet je vroeg Holmes.
Patrick Cairns."
„Harpoenier
„Jawel, mijnheer. Zes en twintig
reizen."
„Dundee zeker!"
„Jawel, mijnheer."
„En ben je gereed om met een on-
derzoekingsvaartuig mee te gaan
„Jawel, mijnheer."
„Hoeveel loon?"
„Acht pond in de maand."
„Zou je dadelijk kunnen vertrek
ken
..Zoodra ik mijn rommeltje bij el
kaar heb."
„Zijn je papieren in orde?"
„Ja, mijnheer." -
Hij haalde een pak vettige papieren
uit zijn zak. Holmes keek ze door en
gaf ze hem terug.
„Je bent-de man, dien ik zoek", zei
de hij. ..Hier op tafel ligt ïiet con
tract. Als je dat teekent, is de zaak
beklonken."
De matroos waggelde de kamer door
en nam de pen op.
„Zal ik hier teekenenvroeg hij,
zich over de tafel buigende.
Holmes leunde over zijn schouderen
bracht zijn beide handen langs den
hals van den man naar voren.
„Zoo is het goed", zeide hij.
Ik hoorde het dichtknippcn van
staal en gebrul als van een verwoe
den stier. Het volgende oogenblik la
gen Holmes en de zeeman samen over
den grond te rollen. Hij was iemand
met zoo'n reuzenkracht, dat hij zelfs
niettegenstaande de handboeien, die
Holmes hem zoo netjes had aange
daan, mijn vriend overmand zou heb
ben, als Hopkins en ik hem niet te
hulp waren gesneld. Eerst toen ik den
kouden loop van mijn revolver tegen
zijn slaap drukte, begreep hij, dat alle
weerstand vruchteloos was. Wij bon
den zijn enkels vast en stonden buiten
adem door de worsteling op.
„Ik moei je werkelijk mijn excuus
maken, Hopkins", zeide Sherlock Hol
mes „ik vrees, dat de eieren koud
zijn geworden. Maar je ontbijt zal je
dubbel goed smaken, als je bedenkt,
dat je in deze zaak gezegevierd hebt,
is het zoo niet
Stanley Hopkins was sprakeloos van
verbazing.
„Ik weet niet, wat ik u zeggen moet,
mijnheer Holmes", barstte hij einde
lijk met een bloedrood gezicht los. „Ik
heb van begin af aan een mal figuur
geslagen. Ik zie nu in, wat ik nooit
uit het oog had moeten verliezen, dat
ik de leerling ben en u de leermeester.
Zelfs nu zie ik wel, wat u gedaan
heeft, maar ik begrijp niet hoe u het
heeft klaargespeeld, of wat het betee-
kent."
„Nu, nu", zeide Holmes vroolijk.
„Wij moeten allemaal door ondervin
ding leeren en dezen keer is je les, dat
je nooit moet vergeten, dat er een
tweede mogelijkheid bestaan kan. Je
was zoo verdiept in den jongen Neli
gan, dat je geen gedachte meer over
had voor Patrick Cairns, den eigen
lijken moordenaar van Peter Carey."
De heesche stem van den zeeman
liet zich nu eensklaps hooren.
„Kijk eens hier, mijnheer", zeide hij.
„Ik klaag er niet over, dat ik op deze
manier gevangen ben, maar u moet
de dingen bij hun waren naam noe
men. U zegt, dat ik Peter Carey ver-
moord heb ik zeg, dat u Peter Carey
gedood heb en dat is het verschil.
Misschien gelooft u niet, wat ik zeg.
Misschien denkt u, dat ik u zit voor!
te liegen."
„Volstrekt niet", antwoordde Hol-j
mes. „Laat eens hooren, wat je te
zeggen hebt."
„Het is gauw verteld en bij God, j
ieder woord is waar. Ik kende Zwar-
ten Piet en toen hij zijn mes trok,
heb ik den harpoen door hem heen-1
gestoken, want ilc wist, dat hij het,
zou zijn of ik. Zoo is hij gestorven. Ik I
sterf in ieder geval net zoo lief met!
den strop om mijn hals als met het!
mes van Zwarten Piet in mijn hart
„Hoe kwam je daar?" vroeg Hol-1
mes.
„lil zal het u van het begin af ver-j
tellen. Help mij een beetje overeind,
dat ik makkelijker spreken kan. Het
was in '83, dat liet gebeurde Augus
tus van dat jaar. Peter Carey was
de kapitein van de „Sea Unicorn" en
ik harpoenier. Wij kwamen uit het
drijfijs en waren op weg naar huis
met tegenwind en een week achter-,
eeu Zuiderstormen. Toen ontmoetten
wij het bootje, dat naar het Noorden
gedreven was. Er was maar één man
aan boord, een landkrab. De beman
ning was bang geworden, dat zij zou
strandenen had in de sloep naar de
kust van Noorwegen willen ontkomen.
Zij zullen," denk ik, wel verdronken
zijn. Welnu, wij namen dien man aan
boord en hij en de kapitein hadden
een lang gesprek in de kajuit. De eenï-
ge bagage, die wij met hem over
brachten, was een blikken trommel.
Voor zoover ik weet, is de naam van
den man nooit genoemd en den twee
den nacht.was hij verdwenen, alsof
hij er nooit geweest was. Het heette,
dat hij óf zichzelf overboord gegooid
had, óf bij het zware weer, dat wij
toen hadden, overboord gevallen was.
Er was maar één man, die wast, wat
er met hem gebeurd was en die man
was ik, want ik heb met eigen oogen
gezien, hoe de kapitein hem in het
holle van een donkeren nacht, twee
dagen voordat wij de lichten van
Shetland in zicht kregen, bij de nee-
nen greep en over de verschansing
wipte.
„Welnu ik heb het vóór mij gehou
den en wachtte om te zien. wat er van
komen zou. Toen wij terugkwamen :n
Schotland, werd het gemakkelijk ge
sust en niemand deed eenige vragen.
Een vreemdeling was verongelukt en
het stond aan niemand er verder naar
te vragen. Kort daarop gaf Peter Ca
rey de zee er aan en het duurde ja
ren, voordat ik er achter kon komen,
waar hij was. Ik vermoedde, dat hij
dat zaakje gedaan had om der wille
van hetgeen er in dien blikken trom
mel zat en dat hij mij mijn zwijgen
nu goed zou kunnen betalen.
„Van een matroos, die hem in Lon
den ontmoet had, hoorde ik, waar hij
was en toen ging ik hem opzoeken om
hem te plukken. Den eersten avond
was hij nogal verstandig en bereid
mij zooveel te geven, dat ik niet meer
naar zee zou behoeven te gaan. ij
zouden alles twee nachten later in
orde brengen. Toen ik kwam, was hij
ferm dronken en allerslechtst gehu
meurd. Wij zaten te drinken en praat
ten over den ouden tijd maar hoe meer
hij dronk, hoe minder zijn gezicht mij
aanstond. Ik zag dien harpoen aan
den wand hangen en dacht dat ik dien
misschien wel noodig zou hebben voor
dat ik met hem had afgedaan. Toen
brak hij eindelijk los, raasde en vloekte
tegen mij, er stond moord in zijn
oogen te lezen en hij had een groot
nies in de hand. Hij had den tijd nog
niet gehad het uit de scheede te ha
len, toen ik den harpoen al door hem
heen had. Mijn hemelwat gaf hij
een gilen soms kan ik niet slapen,
doordat ik zijn gezicht nog voor mij
zie! Ik stond daar, terwijl zijn bloed
om mij heen spatte, een oogenblik te
wachtenmaar alles bleef rustig:k
vatte dus weer moed, keek om mij
heen en zag den trommel op het rek
liggen. Ik had er evenveel recht op
als Peter Carey, dus nam ik hem mee
en verliet de hut. Ik was dom genoeg
mijn tabakzak op tafel te laten liggen.
„Nu zal ik u het vreemdste van de
heele geschiedenis vertellen. Nauwe
lijks was ik buiten de hut, of ik hoor
de iemand komen en ik verstopte mij
in de struiken. Een man kwam voor
zichtig nader, liep de hut in, gaf een
schreeuw, alsof hij een geest had ge
zien en vluchtte als een haas, totdat
liii uit het gezicht was. Wie of wat
hij was, is meer dan ik u zeggen kan.
Ik zelf liep tien mijlen en nam bij
Turnbridge Wells den trein naar Lon
den, zonder dat iemand er iets wijzer
door was.
„Nu, toen ik in den trommel keek,
zag ik, dat daar geen geld in was en
niets dan papieren, die ik niet durfde
te verlioopen. Ik had mijn houvast op
Zwarten Piet verloren en stond zon
der een cent geld en vreemd in Lon
den. Niets bleef mij over dan mijn
beroep. Ik zag die advertentie over
harpoeniers en hoog loon, toen ging
ili naar een agent en die zond mij
hierheen. Dat is al wat ik weet en
ik zeg, dat de politie mij dankbaar
moest zijn voor het dooden van Zwar
ten Piet. want ik heb haar een hen
nepkoord uitgespaard."
„Een zeer duidelijk verslag", zeide
Holmes opstaande, om zijn pijp op te
steken. ..Je moest je gevangene nu
maar in veiligheid brengen, Hopkins.
Deze kamer is niet best geschikt voor
cel en mijnheer Patrick Cairns be
slaat te veel ruimte van het tapijt."
„Mijnheer Holmes", zeide Hopkins,
„ik weet niet, hoe ik u danken zal.
Zelfs nu begrijp ik nog niet, hoe u
dit gedaan hebt gekregen."
„Eenvoudig, doordat ik zoo geluk
kig was van begin af aan het goede
spoor te volgen. Het is best mogelijk,
dat ik, wanneer ik iets van dat op-
schrijfboek geweten had, ook op een
dwaalspoor gebracht zou zijn. Maar
al wat ik hoorde, wees in dezelfde
uhtiiig. De ontzaglijke kracht, de
handigheid, waarmee de harpoen ge
hanteerd was, de tabakzak van rob
bevel dat alles wees op een zee
man en wel op een, die eenwalvisch-
vaarder was geweest. Ik was over
tuigd, dat de letters P. C." op den
tabakzak niet die van Peter Carey
waren, want hij rookte zelden en er
was in zijn hut geen pijp te vinden.
Je herinnert je wel, dat ik je vroeg of
er whisky en brandewijn in de hut
was. Jc antwoordde lie vestigend. Hoe
veel mannen, die geen zeeman waren,
zouden rum drinken, als zij iets an
ders liriicen konden? Ja. ik was er
zeker van, dat het een zeeman was
„En hoé heeft u hem gevonden?"
„Mijn waarde heer. de zaak was
nu heel eenvoudig geworden. Als het
een matroos was. kon het er alleen
een zijn. die met hem op de „Sea
Unicorn" gediend had. Voor zoover
ik te weten kon komen, had hij op
geen ander schip gevaren. Drie dagen
lang zond ik telegrammen naar Dun
dee en na verloop van dien tijd was
ik achter de namen yne de opvaren
den van de „Sea Unicom" gekomen.
Toen ik hoorde, dat Patrick Cairns
een van de harpoeniers was. was mij.,
onderzoek nageno<*- afgejoopen. Ik
begrijp, dat de man waarschijnlijk in
Londen zou zijn en dat hij wel gaar
ne voor een tijdje het land uit. zou
willen gaan. Daarom bracht ik een
paar dagen in het East-End door, zei
te een denkbeeldige Noordpool-expe-
ditie op touw. loefde verleidelijke sa
larissen uit voor harpoeniers, die on
der kapitein Basil wilden varen en
ziedaar het resultaat."
„Wonderbaarlijkriep Hopkins.
.Wonderbaarlijk
„Je moet den jongen Neligan zoo
gauw mogelijk in vrijheid stellen
zeide Holmes. ..Ik moet bekennen,
dat je hem wel je excuses mag ma
ken.' De blikken trommel moet. hem
teruggezonden worden, maar de effc
ten. die Peter Carey verkocht heeft,
zijn natuurlijk voor goed verloren.
Daar is het rijtuig. Hopkins en je
kunt je man wegbrengen. Als ie nnj
voor het verhoor noodig hebt, dan
mijn adres tn dat van Watson ergens
in Noorwegen de bijzonderheden
zal ik later melden."
EINDE.
INGEZONDEN MEDEDEE-
EINGEN.
30 cent per regel.
Speciaal Magazijn toot
Lampen Randen
in alle prijzen van af /0.20.
Lampen Kappen
in alle prijzen,
nienwsiedessins vanaf/0.15
LAMPEN HANGERS.
LAMPEN ROZEN.
LAMPEN SCHERMPJES
ZIJDEN LAMPENRANDEN.
Prachtige sorteering.
het Duitsch van E. v. WERNER
(Vervolg 2e Blad).
woorden klonken weer zoo
Jns pedant, dat de jonge zeeman
naai zijn woede niet meer bedwin-
kon en uitbarstte
Nu, wacht jij dan in Godsnaam
hebt toch alle aanleg om eenTog-
burg te worden, maar als ik een
sje was, en er kwam een min-
r, die niets deed smachten,
hten en verlangen, ik stuurde hem
tal zün gezucht naar den lioe-
hilip trok de schouders op en
nlachte medelijdend.
Wind nu niet op, beste Koert
leem je dat trouwens in 't geheel
kwalijk. Het is voor mij geen
eim gebleven, dat ook zekere
fschen en misschien zelfs hoop ge-
sterd heb' mf" ben ik ge-
rien Het doet mij oprecht leed.
- oude schoolvrienden, maar
zulke zaken het is toch eenig
alleen aan Inga om hier te beslis
sen en ik ben nu eenmaal de bevoor
rechte. Mijn God, daar kan ik toch
niets aan doen
Uit ieder woord was leedvermaak
te proeven, maar Koert bleef ditmaal
huiten verwachting kalm.
Hij keeli naar den man. die voor
hem stom1 die zoo ongeloofelijk zich
zelf overschatte toen ben ik geko
men - met dien onnoozelen glim
lach -- dat zoet smachtende gelaat
en toen werd het hem opeens duide
lijk. dat zijn vrees ongegrond ge
weest was. Zoo'n man zou Inga Lund-
gren niet nemen.
Hij begon luid te lachen.
Neen. jij leunt er niets aan doen
Maar ik moet nu weg. ik heb haast.
Adieu. Pliilin
Met die woorden ging hij heen en
Philip zette ziin wf voort, want hij
had ook iets belangriiks te doen.
Eerst zocht h;" bloemist op en
bestelde een pracht'bouquet voor
morgen, toen voltooide bij zijn visite-
toilet door een nie"w" das en lichte-
handschoenen en ten slotte keerde
hij naar zijn hotel terug, om daar
weer in 't venster te "aan liggen en
toe te kijken, hoe in het huis van de
familie Lundgren de blinden geopend
en de kamérs in orde gebracht wer
den. Die interessante bezigheid vulde
uren en intusschen reed een licht
rij tui Tie in vollen draf de stad uit
en daarin zat luitenant Femstein.
Lackholm was geen groot landgoed.
maar uiterst behage1;:' en geschikt,
voor den heer Lundgren om afleiding
te vinden voor zijn drukke handels- j
zaken; zijn vrouw en dochter brach-j
tén er het grootste deel van den
zomer door. Het zeer vriendelijke
landhuis met zijn witte muren en hel
dere vensters lag midden in een grou- j
ten tuin, dc daaraan grenzende weide
j en velden behoorden ook tot de bezit-
ting en een kleine pachthoeve zorgde
voor de huishoudelijke behoeften.
Van uit de veranda had men een
ruimen blik over het landschap, waar-
tusschen zich de rivier kronkelde en
aan de achterzijde van het huis lag
een bosch, dat zicli tot het naaste
I landgoed uitstrekte.
Het was een heldere, warme zomer-
i dag in Augustus, toen de vreemde
j gast aan de deur klopte en tot ne-
seheid kreeg, dat er niemand thuis
was.
I De Heer en Mevrouw Lündgren
i maakten een afscheidsbezoek Tn de
buurt en Juffrouw Inga was gaan
wandelen. Als mijnheer over een
uurtje misschien terug wilde komen,
zou hij de familie waarschijnlijk thuis
j treffen.
j Koert bedankte en vertrok, eigenlijk
was hem dien uitslag niet ongewenscht
want als Inga thuis geweest was, zou
zij hem misschien belet gegeven heb
ben, nu zou hij zijn best doen haar te
vinden en zoo mogelijk te verrassen.
Op de wegen, die zich overal tusschen
de akkers en velden kronkelden, was
geen mensch te zien wie ging ook
in de heete middagzon wandelen Dus
bleef alleen het bosch over en de
jonge man richtte zonder aarzelen zijn
schreden daarheen.
Het was geen donker woud, dat hij
binnenging, geen sombere dennen, met
diepe, koele schaduwen, maar een
helder, vroolijk berkenbosch, geheel
door zonnestralen doorschoten.
Ilij sloeg op goed geluk den eersten
den besten weg in, en het onbedriege-
lijke voorgevoel van verliefden. liet
hem ook niet in den steek, het leidde,
hem op 't rechte spoor. Na een kwar
tier ongeveer zag hij een licht kleed
door dé hoornen schemeren en ont
dekte hij Inga. die op eenigen afstand
met den rug naar hem toe op een be-
mosten steen zat.
Voorzichtig, als een jager, die zijn
wild niet wil opjagen, kwam hij na
der. Het was zoo stil in 't bosch, dat
scheen te droomen in de namiddag
zon. Tusschen de stammen door kwam
het licht, ook schemerde het door de
lichte, groene kruinen der berken om
den bemosten bodem, waarop de va
rens welig groeiden, te verwarmen.
Men vernam niets anders dan het zoe
men en gonzen der insecten, die op de
zonnestralen schenen te zwevenhet
zachte, geheimzinnige lied der een
zaamheid. Zoo nu en dan woei er een
warme windvlaag door het droomende
bosch, dan bogen de laag neerhangen
de takken der berken, dansten <le
zonnestralen' op den grond en in de
fijn-uitgetande bladeren der varens
kwam ook eenige beweging
Koert was gelukkig vlak bij, nu
echter, ging hij snel achter den
stam van een boom staan, want Inga
maakte een lichte beweging, die hem
in staat stelde, haar gezicht ten deele
te zien. Zij droeg hetzelfde toilet als
op dien Zondag, toen zij elkaar voor
't laatst ontmoet hadden, het witte
batisten costuum met het roze bloe-
nietjespatroon en de roze strikken, dat
haar zoo allerbekoorlijkst stond. Zij
zat half voorovergebogen met de han
den in de schoot gevouwen en scheen
naar dat zachte zoemen en waaien te
luisteren. Hij zag duidelijk de fijne
gestalte, het sierlijke hoofdje, maar
de spotachtig overmoedige uitdruk
king was verdwenen. Een eigenaardig
droeve trek lag om het kleine rozen
mondje, dat vroeger slechts lach en
scherts gekend had. en de bruine
oogen keken zoo ernstig en treurig om
zich heen. Nu druppelden zelfs een
paar tranen uit haar oogen langs de
wangen en plotseling verborg het jon
ge meisje luid snikkend het gelaat
in beide handen.
Toen kon Koert zich niet langer in
houden, hij verliet zijn schuilplaats en
kwam zoo onstuimig aangeloopen, dat
hij reeds na eenige minuten het ver
baasde meisje bereikt had.
Inga 1
Bevend en geheel ontdaan stond zij
daar, toen hij, aan wien zij zooeven
nog gedacht had. plotseling voor haar
stond, en toen zij tot bezinning kwam
en als een schuw ree wilde vluchten,
toen was het te laat, hij had haar
beide handen reeds gegrepen.
Inga waarom schreide je zoo
even
Luitenant Fernstein, wat wilt
wat komt u hier doen? riep het jonge
meisje pogende zich los te wringen,
maar hij hield haar vast.
Eerst wilde ik antwoord op mijn
vraag 1
Ik heb niet geschreid Wat moet
die overval beteekenen
Daar kwam weer de oude trots bo
ven. de bruine oogen hadden nog niet
verleerd, vlammen te schieten, meteen
heftige beweging scheurde Inga zich
los en stond zoo onvriendelijk en af
werend voor hem, als bij de laatste
ontmoeting maar de jonge zeeman
liet zich niet meer op een dwaalspoor
brengen. Hij las in haar ziel en wist.
wien die tranen golden.
(Wordt vervolgd).