RUBRIEK VOOR ONZE JEUGD.
ij lei
ir; !en Redder in den Nood.
it j<p
>P
dei
ont-
vei-
t
adt
(Voorde V a c a n t i e.)
Tooneelstukje in één bedrijf.
dlert.
:0
i
-
Personen:
Ellen, Grootvader, Vader, Mar
tha (dienstbode),
twee laatste personen onzichtbaar)
T o o n e e 1
leerkamer. Achter in de kamer
een scherm.
Ellen, (over haar werk gebogen
ruk aan 't rekenen) 7 maal 7 is 49
'khou er 4. 7 maal 5 is 35, en 4 is
I; 9 'khou er 3. 7 maal 8 is...
Bert, (door een reet van de deur)
illen
Ellen: 7 maal 8... 7 maal 8.. 7
laai 8 is 56...
Bert: Ellen
Ellen (verschrikt omkijkende)
wring ik de pijpen boven uit, (Gaat
even weg. Intusschen komt Bert ach
ter 't scherm vandaan). Zie zoo, er
hing ook nog een vuile handdoek.
Ha ha ha 1 wat zie jij er gek uit
Loop eensJe valt er over.
Bert (slaat de pijpen om): Kiik.
dan doen we zooMaar, zeg eens,
mijn jasje is van onderen ook wat nat.
Hangt hier ook een jas van pa
Ellen: 'k Zal eens zien. (Gaat naar
de kast). Ja, in orde. Daar, trek aan
Ik doe al vast de pijpen. Foei, wat
een natte boel(Wringt boven de
waschkom). En wat stijf zijn die pij
pen Help me eens mee O, je hebt
geen handen. (Lachend) Wat zie je
er toch gek uit
Bert (gaat deftig in een ouden leu-
nigentoel zitten) Kijk eens, hier pas
ik nu mooi in. Een lange pijp man
keert er nog maar aan. Brrr wat
ril ik. Dat afdrogen van de voeten
heeft ook niets gegeven. De kousen
zijn ook zoo nat.
Ellen: Zoo meteen zal ik eens
Bert (fluisterend): Beu je alleen.'
Ellen: Ja, hoe zoo
Bert (binnen, druipnat) 'k Heb in
e sloot gelegen
Ellen: O, jongen, wat zie jij er
it! Ga van 't karpet af daar op
en vloer, dan zal ik het water met
en handdoek opvegen. Hoe kwam
in de sloot? Als Ma dat weet!...
is altijd zoo bang, dat je bij het
ïater komt.
Bert: Daarom moet Ma er niets
au weten. Anders is ze later nog
eel meer ongerust. Toe, doe gauw
deur op slot.
Ellen: Ja, je praat goed. Desleu-
>1 is immers weg. Wacht, ik zal er
:n stoel voor zetten. O, wee, wat
en water 't Stroomt over den vloer,
rek maar gauw je broek uit. jongen,
ier in de kleerkast hangt Pa's beste
roek. Die zal 'kje geven. (Krijgt de
roek dit de kast). Hier is hij al. Ben
van boven ook nat Laat eens
Delen.
Bert: Neen, dat heeft niets te be-
uiden. (Gaat achter 't scherm. Trekt
jn schoenen uit en gooit die buiten
et scherm). Bah! 't water staat erin'
'at zijn mijn schoenen nat'k Droog
maar eerst aan mijn zakdoek.
is ook nat. Geef mij dien van jou
m even. Dank je Daar heb je de
itte broek. Wat doe je er nu mee
Ellen: Ik haal hier naast uit de
veerkamer stil de waschkom. Daar
zien, of ik ook kousen voor je vinden
kan. Doe die natte'dingen maar weer
uit. Daar heb je mijn schort, wikkel
je voeten daar in. 'k Moet eerst de
natte wasch doen. (Gaat weer aan het
wringen).
I B e r t 'k Wou, dat 'k je maar mee
kon helpen, maar 'k durf niet om
Pa's mooie pak. Vind je 'tniet verve
lend. dat je 'ter zoo druk mee hebt?
Ellen: Neen, juist grappig. Kijk,
daar hangt de broek al over den
stoel, 't Water loopt er niet- meer uit.
Nu eerst dweilen. Een fijne dweil..
hoor.
Martha (uit de verte) E-è-èl-len
Ellen: O. he, daar is Martha. Ga
achter 't scherm gauw st(Bert
naar het scherm valt over het
schort).
M a r t. h a (stoot tegen de deur)
Wat is dat nou? Waarom mot daar
een stoel voor
F 11 e n 8 maal 8 is 64, 4 'k hou. er
j 6, 'khou er 6. (Voor de deuropening',
j Wat is er 'k Ben druk aan 't leeren.
'k Heb een moeilijke som.
Martha: Zeg. heb jij zoo met den
j gieter gemorst? De heele gang is nat.
j Ellen? Ik met den gieter Wel
ineen! (Martha weg). Gelukkig, dat
gevaar is voorbij. Kom nu maar wee
hier. Ziezoo, nu breng ik de wasch
kom weer weg. En clan moeten we
eens bedenken, hoe we het goed ver
der droog krijgen.
Bert: Ja, daar zit ik ook al over
te denken. (Ellen even weg.)
Ellen: Denk je nog
Bert: Ja, maar ik denk nog meer
aan mijn voeten, die zijn net stee-
nen. Toe, zoek je nu eerst eens naar
kousen
Ellen: Ja, hoe kom ik er aanO,
geluk daar staat Ma's stopmand.
Wacht, daar is al een paar. Maar er
zijn gaten in.
Bert: Dat is niets. Geef maar
hier. (Trekt de kousen aan. Bij den
eenen voet komt de groote teen er
door, bij den anderen de hiel. Bert
laat zijn voeten zien, en beiden
lachen).
Ellen (bekijkt de schoenen): Je
schoenen zijn nog zoo nat van bin
nen. 't Water is er vast maar zoo in-
geloopen. Zeg, je hebt me nog niet
eens verteld, hoe kwam je toch in de
sloot
Bert: 'k Zag zulke mooie water
lelies. Die wou 'k natuurlijk zoo graag
voor morgen, voor Ma's verjaardag
hebben, en..
Ellen: StStdaar komt weer
iemand. Maak dat je weg komt. 't Is
Pa. geloof ik. (Bert weer achter het
scherm).
P a (stoot met de deur tegen den
stoel): Wat is dat"1 Mag ik er niet
in Heb jullie geheimen O. zeker
voor Ma's jaardag. Nu, geef me dan
maar even mijn beste pak uit de kast.
Ellen.
Ellen: Goed, Paatje, maar dan
moet U ook zoet buiten blijven staan
en niet door de reet kijken.
Pa: Neen, dat's goed, kindje.
Ellen (gaat naar het scherm en
fluistert! ik ben slap van lachen.
Pa moet ziin pak hebben. Gauw, trek
uit(Gesmoord lache"'
P a Toe nu, kind. wat brom jullie
toch Kun ie 'tpak niet vinden
Ellen: Ja-wel, Paatje, dadelijk
(Komt met het pak aandragen en reikt
het over door de half open deur).
Pa Dank je, kind. Is 't een mooi
geheim? Hè, wat 'sdat? Wanneer
heb ik de pijpen van m»!n beste broek
omgeslagen (Weg).
Bert (met het hoofd om den hoek
van 'tscherm)Weg?
Ellen Ja. Verbeeld je, ik vind het
eigenlijk akelig. Nu meent Pa. dat
we een geheim voor morgen hebben.
Misschien, dat we wn vers of zoo
1 iets leeren.
Bert: Vervelend Maar Elly, wat
j beginnen we nu weer Want
„Ik sta naakt en kom
Van kou warempel om..."
zooals 'tin het versje staat van het
boompje, dat niet op zijn plaats wou
I blijven.
Ellen: Ja, wat beginnen we nu
Hier hangen alleen nog maar jurken
van mij in de kast. Dan moetje maar
een meisje worden. Een heele eer voor
je.
Bert: Verbeeld je(Ellen gaat
naar de kast).
Ellen. Daar, schiet deze jurk maar
aan. Ik zal zoo meteen de haakjes
wel vast maken. Ben je er in Kom
dan maar hier. (Bert komt te voor-
schijn in de jurk. Beiden lachen). O,
j je kunt er lang niet in. Nu van bo-
ven een paar haken dicht, dan gaat
het wel. Elly, Elly, wat zie je er
slordig uit
j Bert (schopt met zijn voeten):
Wat akelige kleeren draag lullie toch!
j Die rok hangt je zoo in den weg. Ik
wou niet graag, dat 'k een meisje
was. Hoe lang zou die grap nu moe-
ten duren
Ellen (houdt de natte broek om-
hoog. zuchtend): Ja, hoelang'. Hoe
j krijgen we dat dikke zware ding
droog J u 11 ie hebt nare kleeren
een natte jurk is veel gauwer droog
te krijgen. Was het maar winter, had-
den we maar een warme kachel.
Bert: Ja. was het maar winter!
Dan had ik heelemaal niet in de sloot
Grootpa: Zijn in de sloot geble
ven, natuurlijk. Een natte broek krijgt
Ma present. Mooi zoo. Geen jongen
wordt zonder ongelukken groot
Ellen: En krijgen we nu vanmid
dag twee meisjes aan tafel?
Grootpa: Wat denk je wel (Te
gen Bert) Gauw naar Ma toe, hoor,
en je verkleeden
Bert: Maar Ma zal zoo...
Grootpa: O, moet ik als tus-
schenpersoon dienen Vooruit dan
maar
Ellen en Bert (geven Grootpa
allebei een arm).
Bert: Wat bent U toch een redder
in den nood, lieve Grootpa
(Het gordijn valt).
-ezeten want dan wv»n er ook gp<m
waterlelies geweest.
Ellen' Maar da" - daen we mor
sen ooit geen fpkcf --
G r a (roe'de verte)
Bert! Ellv'!
Bert (vergeet alles en vliegt de
gang in) Grootpa ha
Ellen: BertBert1 (loopt hem
na).
Grootpa (Komt met Bert aan de
hand '■•innen; ook Ellen komt terug!.
Gro-tpa Jongen. jongen, ik
dacht eerst dat j* Ellen was. Hoe
kom je 7,n" als meisje verkleed
(Bert en Ellen kijken verlegen naar
de rommel in de kamer).
Bert: Och, Grootpa...
Grootpa (kijkt naar den stoel,
en ziet de natte broek liggen. Houdt
de natte broek in ''nogte) En wat
is dat Ben, Bert. wat heb je toch
uitgevoerd
Ellen: Och, Grootpa, hij zag zul
ke mooie waterlelies, en toen.
Bert (valt haar in de rede) Ja,
en toen wou ik ze plukken, e'n toen...
Grootpa: En toen ben je in de
sloot gevallen, ja, ja, ik begrijp het
al
Bert: Ze waren voor Ma's verjaar
dag. en de waterlelies.
HAARLEM, 14 Maart 1904.
Ben interessante Middag
voor Voetballiefhebber».
Maanden vooruit had ik mij al ge
spitst op den wedstrijd tusschen H.
F. C. en Haarlem. Deze week, eiken
dag al nauwkeurig de weervoorspel-
dingen nagezien, en mijn eerste werk
Zondagmorgen was, als ,,De Tele
graaf' kwam, te kijken wie er buiten
stond 't vrouwtje of 't mannetje.
Eindelijk 13 Maart, ,,De Telegraaf"
voorspelde mpoi weerhet was dan
ook prachtig voetbal weder. Om li
uur was ik op het terrein aanwezig.
H. F. C. met één invaller. O Men-
ten, en Haarlem met 2 invallers. Daar
begint bet. Iedereen is in spanning.
Haarlem trapt af, maar de bal was
dadelijk in de handen van H. F. C.
Iedereen schreeuwt,,Toe Eddy, hup,
hup Jan" (ik vooral voor „Haarlem").
Eindelijk de eerste goal gemaakt door
v. d. Vinne. Gelukkig, daar bracht ons
„Haarlem" een bezoek aan H. F. C. s
doeleind. Gorter was éénig, maar Ferf i
werd niet verschalkt. Daar komt Eddy j
dood kalm tegenover de ietwat zenuw-1
achtige keeper van „Haarlem" ej
staan en werkt den bal eenig mooi :n
Haarlem's net. De derde goal maakte
Henny. Na „half time" beginnen onze
Haarlemmers met nieuwen moedj
toch weet Menten het 4e puntje te
maken. J. v. d. Berg trapte per onge-j
luk naast het net. even daarna kreeg
„Haarlem" penahly, die er moor doorj
Gorter werd ingezet. Zoo won H. F. C. j
dan met 41. f
Ik vond het jammer en had zoo
gaarne de Roodbroeken de overwin-
ning toegewenscht.
Een volbloed Haarlemmer
H. Phl.
RAADSELS.
(Deze raadsels behooren niet bij een
wedstrijd. De namen van de kinderen
die mij vóór Donderdagmorgen op-
lossingen zenden, worden in het vol
gend nummer bekend gemaakt). J
1. (Ingezonden door Piet Schornagel).
Mijn geheel bestaat uit 13 letters en
13 Ae Z»aam van een gestorven dichter.
12. 7. 6, 5 leert men op school.
Menschen die 8. 12, 10, 5, 11 1
noemt, men dieven-; zij zitten in een
o, 11, 5 in de gevangenis,
r ^en„ "}et boomeT1 beplante weg heet
5, 6, 1.
Van den 3, 6. 3. 7. 4, 9, 4, 4, 1
maakt men chocolade.
I ^en 5, 11, 10. 13, 12 gebruikt een
schoenmaker.
j 1. 2, 3. 4 is een jongensnaam,
i 2. (Ingezonden door Mina Vermeulen).
Ik ben slechts een arme bloed,
Zeer kalm en zeer bescheiden.
Alleen het wrijven op mijn kop
i Kan ik volstrekt niet lijden.
Als men dat doet,
Word ik verwoed.
Vs sa-
6, 7, 5 gebruikt de schoenmaker.
Kinderen, die op school gaan, leeren
hun 7, 6, 8.
8. (Ingezonden door J. W. Bauér).
Gewenscht ben ik in heete dagen,
In overmaat breng ik veel plagen,
En als ik van achter naar voren ga,
Dan vindt ge mij in Afrika.
9. (Ingezonden door Wilhelmina Mie
sereus).
Dan noemt men mij een vrucht.
Ik heet een specerij,
Tot prikkeling in het eten.
Een ieder kent mijn naam,
Een kind kan die wel weten.
Neemt gij nu uit mijn naam
Een enkle letter weg,
Dan noemt men mij een vrucht.
10. (Ingezonden door Grietje Hubbe-
ling).
Maak van deze ster, bestaande uit
18 lucifers, door bijvoeging van 6 lu
cifers, een figuur, dat drie dobbel-
steenen of kubussen vormt.
3. (Ingezonden door Gustaaf C.
rius).
Mijn eerste deel zijn dieren. Wat
is mijn geheel, als fk zeg, dat mijn
geheel de slaapplaats van mijn eer
ste is
4. (Ingezonden door Elizabeth van Os).
In de 1. 2, 3, 4, 5, 17 leert men veel.
7, 8, 9. 16. 11, 10, 14 gebruikt een
metselaar.
Een 12. 13. 11, 15, 10, 17 draagt men
om de schouders.
Met 7. 15. 4. 5, 12 drijft men tna-
chines.
Een 7. 8. 9. 6, is aan den hemel.
Wat is mijn geheel?
5. (Ingezonden door Kobus Kappel-
hoff).
haaaalrblgeamas
Maak uit bovenstaande letters eens
iets.
6. (Ingezonden door Anita Reinalda).
't Geheel is 'n stadje in Overijsel.
Het eerste deel is een kleur.
Het tweede vindt men in kanalen.
7. (Ingezonden door Hendrik Ploeg).
Mijn geheel bestaat uit 8 letters en
is iets aardigs voor kinderen.
2, 3, 1, 4 gebruikt de tuinman.
Oplossingen van de raadsels uit het
nummer van 19 Maart.
1. Monnikendam.
2. Mandoline.
3. Door, rood.
4. Vergeven. Ook andere antwoor
den waren goed).
5. Koper.
Spinrag.
7. St. Nicola as.
8. Druif, duif, ruif.
9. Hoofdpijn.
10. Handschoen.
Goede oplossingen ontving ik van
Nelly Aukes 9W. J. D. Kloezeman
0 Frits de Boer 9 Marietje Seveke 6
Rika Hubert 6Bertha Ackermann 8
A. M. Schoorl 3 Joseph a Schreder-
hof 10 Hendrik Ploeg 5Wilhelmina
Miesyerus 6Frans Thompson 8
Leonard Germeraad 9Johan Germe-
raad 9 Hans Willem Germeraad 9
Gerard Hekkelman 9Agnes de Vo
gel 10, en van(er stond geen naam
onder) 8. 1
Brievenbus
Leo v. d. W. Allereerst een brief
aan jou van de week. om je eens even
hartelijk te bedanken voor het aardi
ge spiegeltje Ik ben er erg blij mee,
en altijd als ik het gebruik, zal ik aan
je denken, vind je dat niet goed Het
speet me erg, dat ik niet thuis was,
toen je kwam, maar als je zin hebt,
moet je nog maar eens komen, dan
kan ik je nog eens mondeling bedan
ken. Dinsdag tusschen 1 en 2 ben ik
thuis. Dag Leo
Joh. B. Het boek, heb ik aan het
adres doen bezorgen. Ik hoop, dat je
het met plezier zal lezen, en dat je me
eens vertelt, hoe je het vindt. Nu ik
je raadsel wil plaatsen, zie ik, dat het
fout is. Meisje, meisje ligt Arnhem
ten Noorden van de Zuiderzee en ten
Zuiden van Noord-Brabant
Gerard H. en zijn Moe. Ik hoop,
dat je nu eens een van de gclukk'ge
winners zal zijn, maar ik heb natuur
lijk nog niets nagekeken. Ik vind het
erg aardig, dat je me zoo trouw
schrijft, Gerard, en je nieuwe raadsel
zal ik ook plaatsen.
Elizabeh v. O. Ja, nü zal ik ook
het derde raadsel plaatsen. Ik bedank
je wel voor je mandje, en 'k zal eens
bedenken, waarvoor ik het zal gebrui
ken. Het staat erg leuk, van dat ge
vlochten stroo. Wat speelt je vriendin
netje aardig piano Ik hoop, dat je
weer gauw heelemaal beter zal zijn
J o D. Vertel je me eens, of het co-
mediestukje nogal naar je zin is?
Hans Willem G. Zeg maar te
gen Moe, dat je niet vergeten had, me
te bedanken, maar ik vond het toch
prettig, dat je zoo gauw- weer schreef,
en dat ook Vader en Moeder het boek
mooi vinden. Ik heb het wel gelezen,
maar ik wil toch graag nog eens wat
van je hooren erover. Ik hoop, dat je
er nog dikwijls in zal lezen.
Jan Wilhelmus Lodewijk B.
Weet je wel, dat ik nog altijd een
raadsel van je bewaard heb, waarvan
ik het antwoord niet weet
Johan V. Zend mij je verhaaltje
maar vast, ventAls je 11 jaar of
jonger bent, behoor -je in de eerste
afdeeling.
I F r i t s d e B. Zoo, vond je de
raadselwedstrijd leuker Nu. ik be-
loof je. dat er gauw weer eens een
raadselwedstrijd komt. Je raadsel vind
ik aardig, het komt in „De Zaterdag
avond"
Nell y A. Het speet me, dat het
raadsel eigenlijk niet goed was, maar
de meeste kinderen hebben het geluk
kig toch geraden. Ook je nieuwe
raadsel zal ik plaatsen, maar je moet
nog een weekje geduld hebben
I W. J. D. K 1. Je raadsel is goed,
maar schrijf je ze voortaan op een
apart stukje papier
Ar ie H. Heerlijk, dat het lezen
goed gine Ik verlang er erg naar
van je te hooren.hoe je het verder ge
maakt hebtEn je houdt me zeker
ook op de hoogte, als je eens een ge
schikte advertentie gevonden hebt?
Het spijt me, maar je raadsel kan -k
niet opnemen. Ik heb al eens meer
verteld, dat ik de kinderen liever niet
naar mijn eigen naam laat raden. Ik
hoop, dat je een volgende keer geluk-
i kiger bent
I Rika H. Je raadsels zijn goed. Heb
je dat versje zelf bedacht Knap ge
daan, hoor
Hendrik P. Ik zal je raadsel
plaatsen, Hendrik
Wilhelmina M. Nu moet >k
toch heusch om je lachen Je vertelt
me juist, dat je een woord raden uit
letters zoo vervelend vindt, en nu
stuur je me zelf zoo'n raadselMaar
het is wel goed. en het andere ook,
dus ik zal ze opnemen in „Voor onze
jeugd Ik bedank je nog wel voor je
spelen, hoor! Blijf maar goed je best
doen Nu heb ik je toch nogal een
lange brief tetrug geschreven, hè Hoe
vind je ,.Op de Heide"?
I Antje v. d. L. Ik was zeker ver
geten hoe oud je was. Ik moet het
ook van zoo'n boel kinderen onthou-
den, moet je denken Waar was je
toch op school, en hoe lang ben je er
al af Zoo, vond je dezen vvedstriid
zoo gemakkelijk?
Agnes de V. De nieuwe wedstrijd
begint denk ik, in bet begin van
April. Maar tot 7 April mag je mij
nog een verhaal zenden bij de plaat
Of heb je die verloren De eerste af
deeling is voor kinderen van 11 iaar
of beneden 11 jaar. en de tweede af
deeling voor kinderen boven 11 jaar.
Ik kan zien, dat je een nieuwelingetje
bent, want je schreef je raadsel niet
op een apart stukje papier, en het
antwoord schreef je er niet bij. Wil
je me dat nog even zenden
E1 z e W„ Johan G„ Bertha A.,
Gerard II„ Marietje S„ Her
man T„ Martha C. T„ Antje
v. d. L. Jullie verhaaltjes heb ik ge
kregen. Geduld, tot na 7 April
Johan G. Hoe oud ben je eigen
lijk? Wil je me dat nog even schrij
ven, dan kan ik dat bij de beoordee-
line van :e verhaaltje in aanmerking
nemen.
Bertha A. Wel, wat heb je me
een langen brief geschreven Ja. na
tuurlijk krijg je nu ook antwoord. Je
raadsels zijn goed. maar ik kan ze pas
na 7 April plaatsen, doordat je zc op
hetzelfde papier hebt geschreven als
je verhaaltje. Schriif een volgende
keer maar liever alles op aparte stiik-
1 jes papier, dat is voor mij veel *ee-
I makkelijker. Er komt ook weer eens
een raadselwedstrijd in een van de
\olgende maanden. Nu heb ik je ook
een lange brief terug geschreven, hè
Herman T. Zooals je hierboven
gezien hebt. heb ik ook jouw verhaal
tje gekregen. Maar schrijf me nog
even. hoe oud je bent. wil je'?
Cornelia v. Sch. Van die lijs
ten van den spiegel was nog zoo gek
niet bedachtNatuurlijk word ik niet
boos over wat je me vroeg van jager
en neger, maar dat was ook een soort
van strikvraag. Dat je die raadsels
zelf geraden hebt. vind ik best, maar
zc zijn al zoo bekend Het eerste en
laatsie zal ik plaatsen. Natuurlijk
mag je me later nog eens wat stu
ren, maar dan liefst zelf bedacht
Margaret h a V. Het spijt me, dat
je zoo lang over de anecdoten hebt
gedacht, want ik ben van het begin
af aan van plan geweest, geen anec
doten^ in de „Rubriek voor onze
Jeugd" op te nemen, en ik kan nu ook
geen uitzondering maken. Ook het
raadsel vind ik niet erg geschikt,
daar een straat van boven toch ook
open is Ik vind het ~oed. dat je me
nog eens wat wilt zenden, maar dan
geen anecdoten
M a r i e t j e S. Het is niets erg, dat
je maar zes raadsels gevonden hadt
Je raadsel is goed, en komt in De
Zaterdagavond".
Piet Sch. Ik heb je nieuwe raad
sels gekregen, en zal ze opnemen.
M. C. v. DOORN.
Pianospelen en zenuwziekten.
Doctor Halle te Berlijn heeft gecon-
ileerd, dat op elk duizendtal jonge
sisjes, die pianospelen beginnen ie
sren vóór zij veertien jaar zijn, er'
•honderd zijn, die door de eene of i
dere zenuwkwaal worden aange-
kt, terwijl eveneens op elk duizend-
jonge meisjes, die geen pianoles
ijgen, er slechts honderd gevonden
irden, die van die kwaal te lijden
liben.
doctor beveelt dan ook ten drin-
ndste aan, dat men niet leert piano-
tölen vóór men zestien jaar oud is.
Deze uitspraak intusschen wordt ge
el en al verworpen door dr. W. H.
'minings, den directeur van de
Hldhall School of Music te Londen,
er om lachte, toen men hem zei,
dr. Halle het pianospel verant-
ürdelijk stelt voor het groot aantal
au wk wal en onder jong en oud.
■Het is een oude geschiedenis" zei
,,en ik hecht er in 't geheel geen i
Arde aan. Wij hebben hier op onze 1
looi drie duizend leerlingen, van
like ten minste twee duizend leeren
Qospelen. Een groot aantal van hen
«neden de veertien jaar oud, maar,
is geen enkel voorbeeld bekend, I
van een der leerlingen de zenu-
n waren aangedaan door het pia-
spelen. Ik ben hier nu acht jaar!
geweest en heb dus zoo'n klein beetje
ervaring van de school. Dit kan ik wel
zeggen, dat de leerlingen niet worden
aangemoedigd vele uren per dag te
studeeren. Ik houd mijn leerlingen al
tijd voor, dat één uur per dag goed
degelijk onderricht aan de piano meer
waard is dan drie uren oppervlakkig
ongestadig spelen, en als een leer
ling studeert zooals 't behoort, zou ik
niet inzien, waarom hij of zij drie
uren en meer per dag aan de piano
zou moeten zitten. Men moet niet ver
geten, dat er nog theorie geleerd moet
worden ook, ongerekend alles wat tot
de aigemeene opvoeding en ontwikke
ling behoort. Het ouderwetsche idee
was, dat, zoolang als je maar eiken
dag een heelen tijd studeerde, het er
bitter weinig toe deed hoe je studeer
de. Toen ik een jongen was, leerde ik
de toonladders en mocht ik een boek
lezen tegelijkertijd. Ik zou even dege
lijk. of liever ondegelijk onderwijs
hebben gehad, als men mij had ver
oorloofd bij de studie der toonladders
op mijn hoofd te staan. Het stelsel,
volgens hetwelk men al zijn gedachten
moet hebben bij elke vingerbeweging,
als men studeert, is dan ook geheel
van den laatsten tijd."
Een boom die veel drinkt.
De eucalyptus globulus, de nuttige
koortswerende en moerasgronden ver
beterende boom, heeft gebreken aan
zijne deugden verbonden.
Hij is, gelijk onlangs de heer Lanny
in het Fransch Landhuishoudkundig
Genootschap aantoonde, een gevaar
lijke boom voor naburige bronnen,
welke hij snel doet opdrogen.
„Ik heb", zegt de heer Lanny, „een
eucalyptus gezien, welks wortels in
de buis van eene waterleiding waren
gedrongen, en bron, welke anders
een huis van water voorzag, was door
de wortels van een naburigen eucalyp
tus bedorven en eerst weder bruik
baar, toen de boom werd geveld."
Bij het boschcultuurstation van St.-
Ferdinand, in de nabijheid van een
bron, welke uit eene natuurlijke grot
welt, hadden de wortels van de daar
boven groeiende eucalyptusboomen
zich door de spleten en scheuren van
den rotsachtigen bodem heengewerkt,
en de grot van binnen overdekt met
een dik, fluweelachtig bekleedsel van
korte wortelvezels. Die wortels trok
ken, in hun drang tot opzuigen van
vocht, ook naar de afvoerbuis en ver-
slopten die bijna, zoodat de watertoe
voer uit de bron aanmerkelijk ver
minderde.
Kortom, het is geraden, in de nabij-
beid van bronnen, op te passen voor
i den eucalyptus. Hij houdt va,n een
stevigen dronk.
Ifet plakken Tan zwemvogels
voor den Yederhaudel.
Het gewone plukken der watervo
gels (ganzen, eenden, zwanen, etc.), is!
vooreerst uit een oogpunt van dieren- j
bescherming te veroordeelen, maar i
bovendien is het onpractisch. Door het
plukken gaan de dieren 'n voedings-1
toestand achteruit, vleesch en vet ver-
minderen, ter wille van de minder j
productieve vederleverantie. Er is een
tijd hij de vogels, dat ze ruien. Deze)
tijd kan men zich ten nutte maken. I
Wel heeft deze op uiteenloopende ij-1
den des jaars plaats, maar de om-1
standigheden brengen dit mede. Loop-1
vogels ruien veel sterker dan de be
woners der lucht (vliegvogels). Wan
neer b.v. de zwaluwen, vliegenvangers j
etc., zoo sterk ruiden als onze kippen, I
moesten ze verhongeren of werden een
prooi der roofvogels. Tot de vogels die
regelmatig en gemakkelijk ruien, be-
hooren ook onze huisdierwaterbewo-
ners, en de ruiperiode kan men zich
ten nutte maken. Men bespaart den
di6ren pijn en bereikt hetzelfde doel.
Ook de wijze van plukken is niet on
verschillig uit een oogpunt van die
renbescherming. Men moet de veeren
steeds uittrekken in de richting van
den kop naar den staart. Men moet
bovendien niet te veel veeren uitpluk
ken en niet te jonge veeren nemen.
Do schacht der veer moet volkomen
droog zijn, gemakkelijk loslaten uit
de huid, en geen bloeddroppel vertoo-
nen. Ondoelmatig plukken is oorzaak
dal de dieren vermageren, veel pijn
lijden en treuren, terwijl de veeren :n
waarde verminderen, omdat motten,
mijten en schimmelplanten er gemak-
kelijk op gaan leven
Men plukke ook niet te veel, want
dan bedriegt de wijsheid de praktijk
weer. Niet zelden plukt men niet on
kel de buik vederen, maar ook rug,
vleugels, staart, etc.zoo behandelde
dieren zien er leelijk toegetakeld uit.
Ze slepen de vleugels over den grond
het opkomende dons gaat door vuil
aan elkander plakken, vandaar dat
men ellendige exemplaren overhoudt,
die, tenzij ze dubbel rantsoen krijgen,
in voedingstoestand en groei achter
blijven. Wil het toeval, dat koud, nat
weer optreedt, dan gaan ze niet zel
den ten gronde.
(Veldpost.)
Het waakzame oog.
Op Ceylon vertelde men eens de
volgende vermakelijke geschiedenis
van een theeplanter met een glazen
oog. De eigenaar wilde zich op zeke
ren dag van zijne plantage verwijde
ren, maar wist dat de üiboorlingen
het werk onmiddellijk zouden neerleg
gen, wanneer hij vertrokken was.
Daar kreeg hij een kostelijk denk
beeld. Hij riep de arbeiders bij elkaar
en zeide tot hen, dat hij dien dag
afwezig zou zijn, doch dat hij een zij
ner oogen achterliet teneinde hen ga
de te slaan.
Daarop haalde hij-tot groote verba
zing der werklieden zijn glazen oog
voor den dag en legde het op een
stuk boom neer.
Een poos werkten de lieden ijverig,
daar zij geloofden, dat zij door het
oog bewaakt werden. Daarop kreeg
een hunner echter een idee. Hij be
dekte namelijk het oog met zijn eet
gerei.
Toen de arbeiders nu zagen, dat zij
niet meer werden gadegeslagen, zoch
ten zij een schaduwrijk plekje op en
brachten zoo den geheelen dag slapen
de door.