RUBRIEK VOOR ONZE JEUGD. ij lei ir; !en Redder in den Nood. it j<p >P dei ont- vei- t adt (Voorde V a c a n t i e.) Tooneelstukje in één bedrijf. dlert. :0 i - Personen: Ellen, Grootvader, Vader, Mar tha (dienstbode), twee laatste personen onzichtbaar) T o o n e e 1 leerkamer. Achter in de kamer een scherm. Ellen, (over haar werk gebogen ruk aan 't rekenen) 7 maal 7 is 49 'khou er 4. 7 maal 5 is 35, en 4 is I; 9 'khou er 3. 7 maal 8 is... Bert, (door een reet van de deur) illen Ellen: 7 maal 8... 7 maal 8.. 7 laai 8 is 56... Bert: Ellen Ellen (verschrikt omkijkende) wring ik de pijpen boven uit, (Gaat even weg. Intusschen komt Bert ach ter 't scherm vandaan). Zie zoo, er hing ook nog een vuile handdoek. Ha ha ha 1 wat zie jij er gek uit Loop eensJe valt er over. Bert (slaat de pijpen om): Kiik. dan doen we zooMaar, zeg eens, mijn jasje is van onderen ook wat nat. Hangt hier ook een jas van pa Ellen: 'k Zal eens zien. (Gaat naar de kast). Ja, in orde. Daar, trek aan Ik doe al vast de pijpen. Foei, wat een natte boel(Wringt boven de waschkom). En wat stijf zijn die pij pen Help me eens mee O, je hebt geen handen. (Lachend) Wat zie je er toch gek uit Bert (gaat deftig in een ouden leu- nigentoel zitten) Kijk eens, hier pas ik nu mooi in. Een lange pijp man keert er nog maar aan. Brrr wat ril ik. Dat afdrogen van de voeten heeft ook niets gegeven. De kousen zijn ook zoo nat. Ellen: Zoo meteen zal ik eens Bert (fluisterend): Beu je alleen.' Ellen: Ja, hoe zoo Bert (binnen, druipnat) 'k Heb in e sloot gelegen Ellen: O, jongen, wat zie jij er it! Ga van 't karpet af daar op en vloer, dan zal ik het water met en handdoek opvegen. Hoe kwam in de sloot? Als Ma dat weet!... is altijd zoo bang, dat je bij het ïater komt. Bert: Daarom moet Ma er niets au weten. Anders is ze later nog eel meer ongerust. Toe, doe gauw deur op slot. Ellen: Ja, je praat goed. Desleu- >1 is immers weg. Wacht, ik zal er :n stoel voor zetten. O, wee, wat en water 't Stroomt over den vloer, rek maar gauw je broek uit. jongen, ier in de kleerkast hangt Pa's beste roek. Die zal 'kje geven. (Krijgt de roek dit de kast). Hier is hij al. Ben van boven ook nat Laat eens Delen. Bert: Neen, dat heeft niets te be- uiden. (Gaat achter 't scherm. Trekt jn schoenen uit en gooit die buiten et scherm). Bah! 't water staat erin' 'at zijn mijn schoenen nat'k Droog maar eerst aan mijn zakdoek. is ook nat. Geef mij dien van jou m even. Dank je Daar heb je de itte broek. Wat doe je er nu mee Ellen: Ik haal hier naast uit de veerkamer stil de waschkom. Daar zien, of ik ook kousen voor je vinden kan. Doe die natte'dingen maar weer uit. Daar heb je mijn schort, wikkel je voeten daar in. 'k Moet eerst de natte wasch doen. (Gaat weer aan het wringen). I B e r t 'k Wou, dat 'k je maar mee kon helpen, maar 'k durf niet om Pa's mooie pak. Vind je 'tniet verve lend. dat je 'ter zoo druk mee hebt? Ellen: Neen, juist grappig. Kijk, daar hangt de broek al over den stoel, 't Water loopt er niet- meer uit. Nu eerst dweilen. Een fijne dweil.. hoor. Martha (uit de verte) E-è-èl-len Ellen: O. he, daar is Martha. Ga achter 't scherm gauw st(Bert naar het scherm valt over het schort). M a r t. h a (stoot tegen de deur) Wat is dat nou? Waarom mot daar een stoel voor F 11 e n 8 maal 8 is 64, 4 'k hou. er j 6, 'khou er 6. (Voor de deuropening', j Wat is er 'k Ben druk aan 't leeren. 'k Heb een moeilijke som. Martha: Zeg. heb jij zoo met den j gieter gemorst? De heele gang is nat. j Ellen? Ik met den gieter Wel ineen! (Martha weg). Gelukkig, dat gevaar is voorbij. Kom nu maar wee hier. Ziezoo, nu breng ik de wasch kom weer weg. En clan moeten we eens bedenken, hoe we het goed ver der droog krijgen. Bert: Ja, daar zit ik ook al over te denken. (Ellen even weg.) Ellen: Denk je nog Bert: Ja, maar ik denk nog meer aan mijn voeten, die zijn net stee- nen. Toe, zoek je nu eerst eens naar kousen Ellen: Ja, hoe kom ik er aanO, geluk daar staat Ma's stopmand. Wacht, daar is al een paar. Maar er zijn gaten in. Bert: Dat is niets. Geef maar hier. (Trekt de kousen aan. Bij den eenen voet komt de groote teen er door, bij den anderen de hiel. Bert laat zijn voeten zien, en beiden lachen). Ellen (bekijkt de schoenen): Je schoenen zijn nog zoo nat van bin nen. 't Water is er vast maar zoo in- geloopen. Zeg, je hebt me nog niet eens verteld, hoe kwam je toch in de sloot Bert: 'k Zag zulke mooie water lelies. Die wou 'k natuurlijk zoo graag voor morgen, voor Ma's verjaardag hebben, en.. Ellen: StStdaar komt weer iemand. Maak dat je weg komt. 't Is Pa. geloof ik. (Bert weer achter het scherm). P a (stoot met de deur tegen den stoel): Wat is dat"1 Mag ik er niet in Heb jullie geheimen O. zeker voor Ma's jaardag. Nu, geef me dan maar even mijn beste pak uit de kast. Ellen. Ellen: Goed, Paatje, maar dan moet U ook zoet buiten blijven staan en niet door de reet kijken. Pa: Neen, dat's goed, kindje. Ellen (gaat naar het scherm en fluistert! ik ben slap van lachen. Pa moet ziin pak hebben. Gauw, trek uit(Gesmoord lache"' P a Toe nu, kind. wat brom jullie toch Kun ie 'tpak niet vinden Ellen: Ja-wel, Paatje, dadelijk (Komt met het pak aandragen en reikt het over door de half open deur). Pa Dank je, kind. Is 't een mooi geheim? Hè, wat 'sdat? Wanneer heb ik de pijpen van m»!n beste broek omgeslagen (Weg). Bert (met het hoofd om den hoek van 'tscherm)Weg? Ellen Ja. Verbeeld je, ik vind het eigenlijk akelig. Nu meent Pa. dat we een geheim voor morgen hebben. Misschien, dat we wn vers of zoo 1 iets leeren. Bert: Vervelend Maar Elly, wat j beginnen we nu weer Want „Ik sta naakt en kom Van kou warempel om..." zooals 'tin het versje staat van het boompje, dat niet op zijn plaats wou I blijven. Ellen: Ja, wat beginnen we nu Hier hangen alleen nog maar jurken van mij in de kast. Dan moetje maar een meisje worden. Een heele eer voor je. Bert: Verbeeld je(Ellen gaat naar de kast). Ellen. Daar, schiet deze jurk maar aan. Ik zal zoo meteen de haakjes wel vast maken. Ben je er in Kom dan maar hier. (Bert komt te voor- schijn in de jurk. Beiden lachen). O, j je kunt er lang niet in. Nu van bo- ven een paar haken dicht, dan gaat het wel. Elly, Elly, wat zie je er slordig uit j Bert (schopt met zijn voeten): Wat akelige kleeren draag lullie toch! j Die rok hangt je zoo in den weg. Ik wou niet graag, dat 'k een meisje was. Hoe lang zou die grap nu moe- ten duren Ellen (houdt de natte broek om- hoog. zuchtend): Ja, hoelang'. Hoe j krijgen we dat dikke zware ding droog J u 11 ie hebt nare kleeren een natte jurk is veel gauwer droog te krijgen. Was het maar winter, had- den we maar een warme kachel. Bert: Ja. was het maar winter! Dan had ik heelemaal niet in de sloot Grootpa: Zijn in de sloot geble ven, natuurlijk. Een natte broek krijgt Ma present. Mooi zoo. Geen jongen wordt zonder ongelukken groot Ellen: En krijgen we nu vanmid dag twee meisjes aan tafel? Grootpa: Wat denk je wel (Te gen Bert) Gauw naar Ma toe, hoor, en je verkleeden Bert: Maar Ma zal zoo... Grootpa: O, moet ik als tus- schenpersoon dienen Vooruit dan maar Ellen en Bert (geven Grootpa allebei een arm). Bert: Wat bent U toch een redder in den nood, lieve Grootpa (Het gordijn valt). -ezeten want dan wv»n er ook gp<m waterlelies geweest. Ellen' Maar da" - daen we mor sen ooit geen fpkcf -- G r a (roe'de verte) Bert! Ellv'! Bert (vergeet alles en vliegt de gang in) Grootpa ha Ellen: BertBert1 (loopt hem na). Grootpa (Komt met Bert aan de hand '■•innen; ook Ellen komt terug!. Gro-tpa Jongen. jongen, ik dacht eerst dat j* Ellen was. Hoe kom je 7,n" als meisje verkleed (Bert en Ellen kijken verlegen naar de rommel in de kamer). Bert: Och, Grootpa... Grootpa (kijkt naar den stoel, en ziet de natte broek liggen. Houdt de natte broek in ''nogte) En wat is dat Ben, Bert. wat heb je toch uitgevoerd Ellen: Och, Grootpa, hij zag zul ke mooie waterlelies, en toen. Bert (valt haar in de rede) Ja, en toen wou ik ze plukken, e'n toen... Grootpa: En toen ben je in de sloot gevallen, ja, ja, ik begrijp het al Bert: Ze waren voor Ma's verjaar dag. en de waterlelies. HAARLEM, 14 Maart 1904. Ben interessante Middag voor Voetballiefhebber». Maanden vooruit had ik mij al ge spitst op den wedstrijd tusschen H. F. C. en Haarlem. Deze week, eiken dag al nauwkeurig de weervoorspel- dingen nagezien, en mijn eerste werk Zondagmorgen was, als ,,De Tele graaf' kwam, te kijken wie er buiten stond 't vrouwtje of 't mannetje. Eindelijk 13 Maart, ,,De Telegraaf" voorspelde mpoi weerhet was dan ook prachtig voetbal weder. Om li uur was ik op het terrein aanwezig. H. F. C. met één invaller. O Men- ten, en Haarlem met 2 invallers. Daar begint bet. Iedereen is in spanning. Haarlem trapt af, maar de bal was dadelijk in de handen van H. F. C. Iedereen schreeuwt,,Toe Eddy, hup, hup Jan" (ik vooral voor „Haarlem"). Eindelijk de eerste goal gemaakt door v. d. Vinne. Gelukkig, daar bracht ons „Haarlem" een bezoek aan H. F. C. s doeleind. Gorter was éénig, maar Ferf i werd niet verschalkt. Daar komt Eddy j dood kalm tegenover de ietwat zenuw-1 achtige keeper van „Haarlem" ej staan en werkt den bal eenig mooi :n Haarlem's net. De derde goal maakte Henny. Na „half time" beginnen onze Haarlemmers met nieuwen moedj toch weet Menten het 4e puntje te maken. J. v. d. Berg trapte per onge-j luk naast het net. even daarna kreeg „Haarlem" penahly, die er moor doorj Gorter werd ingezet. Zoo won H. F. C. j dan met 41. f Ik vond het jammer en had zoo gaarne de Roodbroeken de overwin- ning toegewenscht. Een volbloed Haarlemmer H. Phl. RAADSELS. (Deze raadsels behooren niet bij een wedstrijd. De namen van de kinderen die mij vóór Donderdagmorgen op- lossingen zenden, worden in het vol gend nummer bekend gemaakt). J 1. (Ingezonden door Piet Schornagel). Mijn geheel bestaat uit 13 letters en 13 Ae Z»aam van een gestorven dichter. 12. 7. 6, 5 leert men op school. Menschen die 8. 12, 10, 5, 11 1 noemt, men dieven-; zij zitten in een o, 11, 5 in de gevangenis, r ^en„ "}et boomeT1 beplante weg heet 5, 6, 1. Van den 3, 6. 3. 7. 4, 9, 4, 4, 1 maakt men chocolade. I ^en 5, 11, 10. 13, 12 gebruikt een schoenmaker. j 1. 2, 3. 4 is een jongensnaam, i 2. (Ingezonden door Mina Vermeulen). Ik ben slechts een arme bloed, Zeer kalm en zeer bescheiden. Alleen het wrijven op mijn kop i Kan ik volstrekt niet lijden. Als men dat doet, Word ik verwoed. Vs sa- 6, 7, 5 gebruikt de schoenmaker. Kinderen, die op school gaan, leeren hun 7, 6, 8. 8. (Ingezonden door J. W. Bauér). Gewenscht ben ik in heete dagen, In overmaat breng ik veel plagen, En als ik van achter naar voren ga, Dan vindt ge mij in Afrika. 9. (Ingezonden door Wilhelmina Mie sereus). Dan noemt men mij een vrucht. Ik heet een specerij, Tot prikkeling in het eten. Een ieder kent mijn naam, Een kind kan die wel weten. Neemt gij nu uit mijn naam Een enkle letter weg, Dan noemt men mij een vrucht. 10. (Ingezonden door Grietje Hubbe- ling). Maak van deze ster, bestaande uit 18 lucifers, door bijvoeging van 6 lu cifers, een figuur, dat drie dobbel- steenen of kubussen vormt. 3. (Ingezonden door Gustaaf C. rius). Mijn eerste deel zijn dieren. Wat is mijn geheel, als fk zeg, dat mijn geheel de slaapplaats van mijn eer ste is 4. (Ingezonden door Elizabeth van Os). In de 1. 2, 3, 4, 5, 17 leert men veel. 7, 8, 9. 16. 11, 10, 14 gebruikt een metselaar. Een 12. 13. 11, 15, 10, 17 draagt men om de schouders. Met 7. 15. 4. 5, 12 drijft men tna- chines. Een 7. 8. 9. 6, is aan den hemel. Wat is mijn geheel? 5. (Ingezonden door Kobus Kappel- hoff). haaaalrblgeamas Maak uit bovenstaande letters eens iets. 6. (Ingezonden door Anita Reinalda). 't Geheel is 'n stadje in Overijsel. Het eerste deel is een kleur. Het tweede vindt men in kanalen. 7. (Ingezonden door Hendrik Ploeg). Mijn geheel bestaat uit 8 letters en is iets aardigs voor kinderen. 2, 3, 1, 4 gebruikt de tuinman. Oplossingen van de raadsels uit het nummer van 19 Maart. 1. Monnikendam. 2. Mandoline. 3. Door, rood. 4. Vergeven. Ook andere antwoor den waren goed). 5. Koper. Spinrag. 7. St. Nicola as. 8. Druif, duif, ruif. 9. Hoofdpijn. 10. Handschoen. Goede oplossingen ontving ik van Nelly Aukes 9W. J. D. Kloezeman 0 Frits de Boer 9 Marietje Seveke 6 Rika Hubert 6Bertha Ackermann 8 A. M. Schoorl 3 Joseph a Schreder- hof 10 Hendrik Ploeg 5Wilhelmina Miesyerus 6Frans Thompson 8 Leonard Germeraad 9Johan Germe- raad 9 Hans Willem Germeraad 9 Gerard Hekkelman 9Agnes de Vo gel 10, en van(er stond geen naam onder) 8. 1 Brievenbus Leo v. d. W. Allereerst een brief aan jou van de week. om je eens even hartelijk te bedanken voor het aardi ge spiegeltje Ik ben er erg blij mee, en altijd als ik het gebruik, zal ik aan je denken, vind je dat niet goed Het speet me erg, dat ik niet thuis was, toen je kwam, maar als je zin hebt, moet je nog maar eens komen, dan kan ik je nog eens mondeling bedan ken. Dinsdag tusschen 1 en 2 ben ik thuis. Dag Leo Joh. B. Het boek, heb ik aan het adres doen bezorgen. Ik hoop, dat je het met plezier zal lezen, en dat je me eens vertelt, hoe je het vindt. Nu ik je raadsel wil plaatsen, zie ik, dat het fout is. Meisje, meisje ligt Arnhem ten Noorden van de Zuiderzee en ten Zuiden van Noord-Brabant Gerard H. en zijn Moe. Ik hoop, dat je nu eens een van de gclukk'ge winners zal zijn, maar ik heb natuur lijk nog niets nagekeken. Ik vind het erg aardig, dat je me zoo trouw schrijft, Gerard, en je nieuwe raadsel zal ik ook plaatsen. Elizabeh v. O. Ja, nü zal ik ook het derde raadsel plaatsen. Ik bedank je wel voor je mandje, en 'k zal eens bedenken, waarvoor ik het zal gebrui ken. Het staat erg leuk, van dat ge vlochten stroo. Wat speelt je vriendin netje aardig piano Ik hoop, dat je weer gauw heelemaal beter zal zijn J o D. Vertel je me eens, of het co- mediestukje nogal naar je zin is? Hans Willem G. Zeg maar te gen Moe, dat je niet vergeten had, me te bedanken, maar ik vond het toch prettig, dat je zoo gauw- weer schreef, en dat ook Vader en Moeder het boek mooi vinden. Ik heb het wel gelezen, maar ik wil toch graag nog eens wat van je hooren erover. Ik hoop, dat je er nog dikwijls in zal lezen. Jan Wilhelmus Lodewijk B. Weet je wel, dat ik nog altijd een raadsel van je bewaard heb, waarvan ik het antwoord niet weet Johan V. Zend mij je verhaaltje maar vast, ventAls je 11 jaar of jonger bent, behoor -je in de eerste afdeeling. I F r i t s d e B. Zoo, vond je de raadselwedstrijd leuker Nu. ik be- loof je. dat er gauw weer eens een raadselwedstrijd komt. Je raadsel vind ik aardig, het komt in „De Zaterdag avond" Nell y A. Het speet me, dat het raadsel eigenlijk niet goed was, maar de meeste kinderen hebben het geluk kig toch geraden. Ook je nieuwe raadsel zal ik plaatsen, maar je moet nog een weekje geduld hebben I W. J. D. K 1. Je raadsel is goed, maar schrijf je ze voortaan op een apart stukje papier Ar ie H. Heerlijk, dat het lezen goed gine Ik verlang er erg naar van je te hooren.hoe je het verder ge maakt hebtEn je houdt me zeker ook op de hoogte, als je eens een ge schikte advertentie gevonden hebt? Het spijt me, maar je raadsel kan -k niet opnemen. Ik heb al eens meer verteld, dat ik de kinderen liever niet naar mijn eigen naam laat raden. Ik hoop, dat je een volgende keer geluk- i kiger bent I Rika H. Je raadsels zijn goed. Heb je dat versje zelf bedacht Knap ge daan, hoor Hendrik P. Ik zal je raadsel plaatsen, Hendrik Wilhelmina M. Nu moet >k toch heusch om je lachen Je vertelt me juist, dat je een woord raden uit letters zoo vervelend vindt, en nu stuur je me zelf zoo'n raadselMaar het is wel goed. en het andere ook, dus ik zal ze opnemen in „Voor onze jeugd Ik bedank je nog wel voor je spelen, hoor! Blijf maar goed je best doen Nu heb ik je toch nogal een lange brief tetrug geschreven, hè Hoe vind je ,.Op de Heide"? I Antje v. d. L. Ik was zeker ver geten hoe oud je was. Ik moet het ook van zoo'n boel kinderen onthou- den, moet je denken Waar was je toch op school, en hoe lang ben je er al af Zoo, vond je dezen vvedstriid zoo gemakkelijk? Agnes de V. De nieuwe wedstrijd begint denk ik, in bet begin van April. Maar tot 7 April mag je mij nog een verhaal zenden bij de plaat Of heb je die verloren De eerste af deeling is voor kinderen van 11 iaar of beneden 11 jaar. en de tweede af deeling voor kinderen boven 11 jaar. Ik kan zien, dat je een nieuwelingetje bent, want je schreef je raadsel niet op een apart stukje papier, en het antwoord schreef je er niet bij. Wil je me dat nog even zenden E1 z e W„ Johan G„ Bertha A., Gerard II„ Marietje S„ Her man T„ Martha C. T„ Antje v. d. L. Jullie verhaaltjes heb ik ge kregen. Geduld, tot na 7 April Johan G. Hoe oud ben je eigen lijk? Wil je me dat nog even schrij ven, dan kan ik dat bij de beoordee- line van :e verhaaltje in aanmerking nemen. Bertha A. Wel, wat heb je me een langen brief geschreven Ja. na tuurlijk krijg je nu ook antwoord. Je raadsels zijn goed. maar ik kan ze pas na 7 April plaatsen, doordat je zc op hetzelfde papier hebt geschreven als je verhaaltje. Schriif een volgende keer maar liever alles op aparte stiik- 1 jes papier, dat is voor mij veel *ee- I makkelijker. Er komt ook weer eens een raadselwedstrijd in een van de \olgende maanden. Nu heb ik je ook een lange brief terug geschreven, hè Herman T. Zooals je hierboven gezien hebt. heb ik ook jouw verhaal tje gekregen. Maar schrijf me nog even. hoe oud je bent. wil je'? Cornelia v. Sch. Van die lijs ten van den spiegel was nog zoo gek niet bedachtNatuurlijk word ik niet boos over wat je me vroeg van jager en neger, maar dat was ook een soort van strikvraag. Dat je die raadsels zelf geraden hebt. vind ik best, maar zc zijn al zoo bekend Het eerste en laatsie zal ik plaatsen. Natuurlijk mag je me later nog eens wat stu ren, maar dan liefst zelf bedacht Margaret h a V. Het spijt me, dat je zoo lang over de anecdoten hebt gedacht, want ik ben van het begin af aan van plan geweest, geen anec doten^ in de „Rubriek voor onze Jeugd" op te nemen, en ik kan nu ook geen uitzondering maken. Ook het raadsel vind ik niet erg geschikt, daar een straat van boven toch ook open is Ik vind het ~oed. dat je me nog eens wat wilt zenden, maar dan geen anecdoten M a r i e t j e S. Het is niets erg, dat je maar zes raadsels gevonden hadt Je raadsel is goed, en komt in De Zaterdagavond". Piet Sch. Ik heb je nieuwe raad sels gekregen, en zal ze opnemen. M. C. v. DOORN. Pianospelen en zenuwziekten. Doctor Halle te Berlijn heeft gecon- ileerd, dat op elk duizendtal jonge sisjes, die pianospelen beginnen ie sren vóór zij veertien jaar zijn, er' •honderd zijn, die door de eene of i dere zenuwkwaal worden aange- kt, terwijl eveneens op elk duizend- jonge meisjes, die geen pianoles ijgen, er slechts honderd gevonden irden, die van die kwaal te lijden liben. doctor beveelt dan ook ten drin- ndste aan, dat men niet leert piano- tölen vóór men zestien jaar oud is. Deze uitspraak intusschen wordt ge el en al verworpen door dr. W. H. 'minings, den directeur van de Hldhall School of Music te Londen, er om lachte, toen men hem zei, dr. Halle het pianospel verant- ürdelijk stelt voor het groot aantal au wk wal en onder jong en oud. ■Het is een oude geschiedenis" zei ,,en ik hecht er in 't geheel geen i Arde aan. Wij hebben hier op onze 1 looi drie duizend leerlingen, van like ten minste twee duizend leeren Qospelen. Een groot aantal van hen «neden de veertien jaar oud, maar, is geen enkel voorbeeld bekend, I van een der leerlingen de zenu- n waren aangedaan door het pia- spelen. Ik ben hier nu acht jaar! geweest en heb dus zoo'n klein beetje ervaring van de school. Dit kan ik wel zeggen, dat de leerlingen niet worden aangemoedigd vele uren per dag te studeeren. Ik houd mijn leerlingen al tijd voor, dat één uur per dag goed degelijk onderricht aan de piano meer waard is dan drie uren oppervlakkig ongestadig spelen, en als een leer ling studeert zooals 't behoort, zou ik niet inzien, waarom hij of zij drie uren en meer per dag aan de piano zou moeten zitten. Men moet niet ver geten, dat er nog theorie geleerd moet worden ook, ongerekend alles wat tot de aigemeene opvoeding en ontwikke ling behoort. Het ouderwetsche idee was, dat, zoolang als je maar eiken dag een heelen tijd studeerde, het er bitter weinig toe deed hoe je studeer de. Toen ik een jongen was, leerde ik de toonladders en mocht ik een boek lezen tegelijkertijd. Ik zou even dege lijk. of liever ondegelijk onderwijs hebben gehad, als men mij had ver oorloofd bij de studie der toonladders op mijn hoofd te staan. Het stelsel, volgens hetwelk men al zijn gedachten moet hebben bij elke vingerbeweging, als men studeert, is dan ook geheel van den laatsten tijd." Een boom die veel drinkt. De eucalyptus globulus, de nuttige koortswerende en moerasgronden ver beterende boom, heeft gebreken aan zijne deugden verbonden. Hij is, gelijk onlangs de heer Lanny in het Fransch Landhuishoudkundig Genootschap aantoonde, een gevaar lijke boom voor naburige bronnen, welke hij snel doet opdrogen. „Ik heb", zegt de heer Lanny, „een eucalyptus gezien, welks wortels in de buis van eene waterleiding waren gedrongen, en bron, welke anders een huis van water voorzag, was door de wortels van een naburigen eucalyp tus bedorven en eerst weder bruik baar, toen de boom werd geveld." Bij het boschcultuurstation van St.- Ferdinand, in de nabijheid van een bron, welke uit eene natuurlijke grot welt, hadden de wortels van de daar boven groeiende eucalyptusboomen zich door de spleten en scheuren van den rotsachtigen bodem heengewerkt, en de grot van binnen overdekt met een dik, fluweelachtig bekleedsel van korte wortelvezels. Die wortels trok ken, in hun drang tot opzuigen van vocht, ook naar de afvoerbuis en ver- slopten die bijna, zoodat de watertoe voer uit de bron aanmerkelijk ver minderde. Kortom, het is geraden, in de nabij- beid van bronnen, op te passen voor i den eucalyptus. Hij houdt va,n een stevigen dronk. Ifet plakken Tan zwemvogels voor den Yederhaudel. Het gewone plukken der watervo gels (ganzen, eenden, zwanen, etc.), is! vooreerst uit een oogpunt van dieren- j bescherming te veroordeelen, maar i bovendien is het onpractisch. Door het plukken gaan de dieren 'n voedings-1 toestand achteruit, vleesch en vet ver- minderen, ter wille van de minder j productieve vederleverantie. Er is een tijd hij de vogels, dat ze ruien. Deze) tijd kan men zich ten nutte maken. I Wel heeft deze op uiteenloopende ij-1 den des jaars plaats, maar de om-1 standigheden brengen dit mede. Loop-1 vogels ruien veel sterker dan de be woners der lucht (vliegvogels). Wan neer b.v. de zwaluwen, vliegenvangers j etc., zoo sterk ruiden als onze kippen, I moesten ze verhongeren of werden een prooi der roofvogels. Tot de vogels die regelmatig en gemakkelijk ruien, be- hooren ook onze huisdierwaterbewo- ners, en de ruiperiode kan men zich ten nutte maken. Men bespaart den di6ren pijn en bereikt hetzelfde doel. Ook de wijze van plukken is niet on verschillig uit een oogpunt van die renbescherming. Men moet de veeren steeds uittrekken in de richting van den kop naar den staart. Men moet bovendien niet te veel veeren uitpluk ken en niet te jonge veeren nemen. Do schacht der veer moet volkomen droog zijn, gemakkelijk loslaten uit de huid, en geen bloeddroppel vertoo- nen. Ondoelmatig plukken is oorzaak dal de dieren vermageren, veel pijn lijden en treuren, terwijl de veeren :n waarde verminderen, omdat motten, mijten en schimmelplanten er gemak- kelijk op gaan leven Men plukke ook niet te veel, want dan bedriegt de wijsheid de praktijk weer. Niet zelden plukt men niet on kel de buik vederen, maar ook rug, vleugels, staart, etc.zoo behandelde dieren zien er leelijk toegetakeld uit. Ze slepen de vleugels over den grond het opkomende dons gaat door vuil aan elkander plakken, vandaar dat men ellendige exemplaren overhoudt, die, tenzij ze dubbel rantsoen krijgen, in voedingstoestand en groei achter blijven. Wil het toeval, dat koud, nat weer optreedt, dan gaan ze niet zel den ten gronde. (Veldpost.) Het waakzame oog. Op Ceylon vertelde men eens de volgende vermakelijke geschiedenis van een theeplanter met een glazen oog. De eigenaar wilde zich op zeke ren dag van zijne plantage verwijde ren, maar wist dat de üiboorlingen het werk onmiddellijk zouden neerleg gen, wanneer hij vertrokken was. Daar kreeg hij een kostelijk denk beeld. Hij riep de arbeiders bij elkaar en zeide tot hen, dat hij dien dag afwezig zou zijn, doch dat hij een zij ner oogen achterliet teneinde hen ga de te slaan. Daarop haalde hij-tot groote verba zing der werklieden zijn glazen oog voor den dag en legde het op een stuk boom neer. Een poos werkten de lieden ijverig, daar zij geloofden, dat zij door het oog bewaakt werden. Daarop kreeg een hunner echter een idee. Hij be dekte namelijk het oog met zijn eet gerei. Toen de arbeiders nu zagen, dat zij niet meer werden gadegeslagen, zoch ten zij een schaduwrijk plekje op en brachten zoo den geheelen dag slapen de door.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 9