NIEUWS° en ADVERTENTIEBLAD. De Erfgenaam van het Majoraat. 21e Jaargang. No. b'363 Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. DINSDAG 29 MAART 1904. 13 HAARLEM S DAGBLAD ABONNEMENTEN ADVERTENTIËN: Voor Haarlem DR8E ZWAANDEN: IIPLv. ^an re8e^s 50 Cts.iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondissement Voor de dorpen'in den omtrek wair een Agent gevestigd is (kom der Haarlem van 1-5 regels 0.75, elke regel meer 0.15. Reclames 30 Cent per regel. gemeente) 1.30 Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Franco per post door Nederland 1 1.65 Kleine advertentiën 3 maal plaatsen voor 2 maal betalen. GanSsfreeM zöS|sblad, 'voir Hakrlém' I a37j| Redactie en Administratie: Groote Houtstraat 55. de omstreken en franco per post „0.45 Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 724. Uitgave der Vennootschap Lourens Coster, Directeur J. C. PEEREBOOM. Drukkerij: Zuider Buitenspaarne 6. Telefoonnummer 122. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Succ., Parijs, 31bts Faubourg Montmartre. e Blad. Tarief ras Invoerrechten. De Minister van Financiën Lieeft geld noodig. In dat opzicht staat zijne Excellen tie niet alleen. De geheele wereld heeft meer geld noodig, gij en ik, wij allen. De geest van den tijd, geheimzinnig iets, dat wij niet kunnen omschrijven, maar daarom niet minder zeker bestaat, die geest van den tijd dan brengt mee, dat wij het tegenwoordig geslacht aan het leven hoogere eischen stel len dan onze vader en grootvader deden, we willen meer comfort in huis, op straat, op reis, meer ont spanning van den arbeid kortom, zonder dat van verkwisting ook maar sprake wezen kan, vorderen we meer dan vroeger. En daar we ten slotte niets voor niets krijgen, is er voor dat alles meer geld noodig en menige huisvader vraagt zuchtend„waar haal ik voor dat alles het geld van daan De Minister van Financiën is wel beschouwd niet anders dan zulk een huisvader. Hij heeft de zorg voor het rondloopen van de staatshuishouding en al verkeert hij daarbij in gunsti ger conditie, dan eene gewone pater familias omdat deze niet zooals de Minister, de tekorten die hij voorziet door zijn landgenooten in den vorm van belasting kan doen opbrengen, zonder hoofdbreken gaat het ook voor den Minister niet. Vooral waar het geldt een belangrijk bedrag te vin den, kan geen Minister ter wereld er buiten om dezen of genen geducht te treffen. Men stelt zich nu in den Haag voor, de negen millioenen, die men het volgende jaar meer meent noodig te hebben, op het tarief van invoer rechten te kunnen vinden. Nu is dit tarief een uiterst teere zaak. Voor eerst omdat invoerrechten een indi recte belasting zijn, die de menschen betalen zonder het goed te weten en die daarom juist in aller oogen iets geniepigs hebben, wat de gewone di recte belastingen missen. Niet ten on rechte had men vroeger een afkeer vau belastingen op het „gemaal" en het „geslacht", zooals vroeger de las ten op meel en vleesch werden ge noemd, die destijds in tal van ge meenten als plaatselijke belasting be stonden. En nog heden ten dage beta len we, als 't'niet anders kan, liever wat hooger personeele belasting of wac meer bedrijfsbelasting, dan dat we door allerlei onontbeerlijke en ont- beerüjke zaken in prijs zien stijgen. Natuurlijk weet men dat in den Haag ook wel, maar zooals het spreek woord zegtin andermans boeken is het duister lezen, tv anneer een huis vader aan versterking van zijn inkom sten denkt, dan weet hij zelf het best, op welke manier hij die zou kunnen bereiken en is veelal de raad van an deren voor hem weinig waard. Heeft dus de Minister om de schatkist te stijven zijn toevlucht tot een verhoo ging van de invoerrechten genomen, dan zal dat wel voornamelijk zijn, omdat hem dezen op dit oogenblik als belastingobject, zooals dat heet, het meest geschikt voorkomen. Dergelijke verhooging heeft deze eigenaardigheid, dat niet dan langza merhand de strekking daarvan aan allen duidelijk wordt. In het nieuw voorgestelde tarief namelijk zijn tal van artikelen, die tot dusver belast werden naar de waarde, aangegeven in een vaste som voor een zeker ge wicht, meestal 100 kilo. Vandaar dat het groote publiek moeilijk vergelij kingen maken kan, omdat het van de bijzonderheden der verschillende vakken niet op de hoogte is. Lezen we dat paarden, die vrij waren, voort aan met ƒ10 per stuk zullen worden belast, daar is dat duidelijk genoeg, maar minder klaar wordt het, wan neer men ziet, dat courantpapier, waarop nu 5 procent wordt geheven, wordt voorgesteld te belasten met ƒ1.20 per 100 kilo. Volledigheidshalve voeg ik er bij, dat dit laatste bedrag onge veer het dubbele is van wat tegen woordig wordt geheven, daar de prijs van deze papiersoort 12 a 13 cent per kilo is, maar men ziet er in elk ge val uit, dat de juiste vergelijking niet gemakkelijk is en een volledig over zicht eerst dan verkregen zal zijn, wanneer de deskundigen in de ver schillende bedrijven zich daarover zullen hebben uitgelaten en de sta tistici, geleid door de cijfers van den jaarlijkschen invoer zullen hebben berekend welke sommen meer of min der van de verschillende artikelen zul len moeten worden opgebracht. Zooveel is zeker, dat wij allen min of meer, wanneer eenmaal het nieu we tarief zal zijn ingevoerd, dat in onze beurs zullen gevoelen, want na tuurlijk ligt het op den weg van den Minister om vooral artikelen te tref fen, die in groote hoeveelheden wor den ingevoerd, anders brengt de ver hooging hem niet voldoende geld in de kas. Vandaar, dat het invoerrecht op petroleum van ƒ0.55 in het nieuw voorgestelde tarief is verhoogd tot ƒ0.75, handschoenen en portemon- naies van 5 pCt. van de waarde wor den gebracht op 12 pCt., manufactu ren, stoffen, lint, band, veters, pas- sementwerk, borduursel, kanten, zelfs, dekens, tafellakens, servetten, bedde- lakens, tapijtgoed, linoleum en vloer zeil alle artikelen die veel worden in gevoerd, van 5 tot 10 pCt. zijn ver hoogd. Kleedingstukken, hoeden, mo dewaren, tapijten en gordijnen afge past of opgemaakt en tafelkleeden, maken zelfs een sprong van 5 op 12 Zoo is het door alle groepen heen, juist die zaken, die het meest gebruikt worden, ondergaan verhooging. In de' afdeeling dieren en dierlijke produc ties vinden we o.a. eieren, die vroeger vrij waren, thans belast, sponzen, bedveeren en dons evenzoo, zelfs men- schenhaar ondergaat hetzelfde lot blijkbaar worden er veel meer prui ken gedragen, dan wij wel durven vermoeden. Bij de plantaardige voort brengselen vinden we een, zij het dan ook geringe, verhooging van de rech ten op pruimen, sinaasappelen en ci troenen het recht op sucade wordt niet minder dan verzesvoudigd en ge bracht van drie op achttien gulden. Bij mineralen, metalen en fabrika ten daarvan vinden we marmer, hard steen, graniet die vroeger vrij waren, nu met 6 pCt. belast, voorwerpen van ijzer, staal of blik verhoogd, voorwer pen van nikkel en christoflezilver zelfs van 5 op 12 pCt. Meel en meelfabrikaten zijn er evenmin ongedeerd afgekomen. Wel heeft men het buitenlandsch meel la ten rusten, maar niet de meelfabrika ten. Sago, tapioca zijn van 2 op ƒ2.50 verhoogd, voor stijfsel die vrij was, stelt men nu ƒ1.50 voor, vermi celli, macaroni, aardappelmeelfabri- katen stijgen van 2 tot 2.50 en de veelgeliefde havermout, tot dusver on belast, staat op de nieuwe lijst voor 2.50 aangeslagen. Onder de chemische producten tref fen we lijm en gom aan, die belang rijk zijn verhoogd, benevens druk inkt onder de groep hout lezen we, dat de Minister dit onontbeerlijke artikel, dat tot dusver grootendeels vrij was, thans ook wil treffen. Zoo gaat het ook met leer en zeemleer, straatklinkers, metselsteenen, dak pannen, vloer- en trottoirtegeis, ook met koffie (ach, de koffie visites loco motieven en tenders, drijfriemen en naaimachines. Speciaal voor 't man nelijk geslacht is het onrustbarend i dat het recht op sigaren en sigaret ten meer dan verdubbeld wordt, dat gedistilleerd en bier belangrijk wor den verhoogd, om van mousseeren den wijn op flesschen niet te spreken. Gaan deze verhoogingen er door, dan zullen natuurlijk ook vele Neder landers daarvan in hun bedrijf profi- teeren. Fabrikanten in ons land van artikelen, die uit het buitenland niet dan tegen hoog recht kunnen worden ingevoerd, zullen gemakkelijker dan tot dusver kunnen concurreeren, maar allicht zullen ook zij, van de gele genheid gebruik makende, de waar eenigszins in prijs verhoogen. Hoe men het ook wendt of keert, wij zullen gezamenlijk deze negen millioen méér hebben op te brengen. Zijn die millioenen inderdaad noodig, dan zullen wij ons daarin hebben te schikken. Intusschen is dit nieuwe tarief nog maar een ontwerp en het zal vermoedelijk niet voor Februari 1905 in behandeling komen. Tot dien tijd is er dus gelegenheid om de bij zonderheden daarvan na te gaan en te onderzoeken, om waar we hier of daar een onbillijk zwaren last mee- nen te vinden, te trachten alsnog ver andering daarin te verkrijgen. Een publieke opinie, die zich vormde zou op de vaststelling van het tarief van i grooten invloed kunnen zijn. Ik hoop dat deze enkelé oprnerkin-1 gen er toe bijgedragen mogen hebben j belangstelling op te wekken voor de- ze aangelegenheid, die ook daarom j een nationale zaak is omdat zij, on-J voorzichtig samengesteld en uitge voerd. aanleiding kunnen geven tot maatregelen van verweer door hetj buitenland jegens de productiën, die wij daar invoeren. Binnenland. Tweede Kamer. Staatstoezicht op Krankzinnigen. Vrij algemeen verklaarde men zich ingenomen met de indiening van dit wetsontwerp, in zooven-e het strekt om aan degezinsverpleging van krankzinnigen onder gestichtsver band den haar nog onthrekenden wet- telijken grondslag te geven. Verschillende leden zouden echter! gaarne hebben gezien, dat de Regee- i ring verder ware gegaan en niet al- leen had voorgesteld in de wet een grondslag te geven aan de gezinsver-1 pleging, niaar tevens in haar ontwerp de voorschriften ter regeling van die verpleging had aangegeven. Het scheen hun niet zonder bedenking, dat alle waarborgen voor eene doelmati ge regeling aan een algemeenen maat regel van bestuur zouden worden over gelaten. Zij wenschen wettelijke ze kerheid, dat niet de winstgevende verpleging van krankzinnigen door d besturen der gestichten zoude worden beschouwd als geschikt om bepaalde gezinnen financieelen steun te verlee- nen of om aan bepaalde personen het aangaan van een huwelijk mogelijk te maken. Sommigen wenschten ook termijnen voor den duur der gezins verpleging in de wet te hebben opge nomen, terwijl enkelen meenden, dat een wettelijke waarborg niet mag ont breken. dat niet voortaan in de ge stichten alleen de ongeneeslijke pa tiënten zouden overblijven, hetgeen zij zoowel met het oog op de geneesku .- digen als op de patiënten bedenkelijk zouden achten. Vele andere leden deelden in deze opvatting nietgeheel juist achtten zij de opmerking in de Memorie van Toe lichting, dat de gezinsverpleging, d' in ons land een eigen karakter draagt van te jonge dagteekening is, dan dat de voorschriften, die haar zullen re gelen, reeds nu volledig in eene wet kunnen worden vastgelegd. Ging men tot het stellen van wettelijke voor schriften, die dan wel aan buiten- landsche toestanden zouden moeten worden ontleend, thans over, men zou de gezinsverpleging storen in hare ontwikkeling en haar het nationale karakter ontnemen, dat zij thans reeds vertoont. Gevraagd werd dezer zijds. of de Regeering voornemens s naast de gezinsverpleging onder se- stichtsverband ook te bevorderen de koloniale of dorpsverpleging, zooals deze zich heeft ontwikkeld in België, in het bijzonder in Gheel enLierneux, waar zij zoo uitstekende resultaten schijnt op te leveren. Men verklaarde zich van verschillende zijden weinig ingenomen met de bepaling, dat de gezinsverpleging zou plaats vinden onder toezicht van het bestuur van een krankzinnigengesticht, zoodat de beslissing of een krankzinnige al dan niet de gezinsverpleging deelachtig zou worden, zou liggen bij het ge- stichtsbestuur en de ontwikkeling van de nieuwe wijze van verpleging ge heel van de besturen der krankzinni gengestichten zou afhangen. Beaamd werd, wat dienaangaande werd ge zegd in een adres aan de Kamer van de heeren dr. J. van Deventer, prof. G. Jelgersma en dr. L. Ie Rütte uit makende eene commissie van de Ne- derlandsche Vereeniging voor Psy chiatrie en Neurologie. Met, deze be schouwing konden sommige leden zich niet vereenigen. Hoewel sommige leden konden goe 1 keuren de uitzondering voornamelijk voorgesteld met het oog op de Psy chiatrische kliniek in het nieuwe gemeen Prov. Stads- en Academisch Ziekenhuis te Groningen, meenden vele andere leden dat dit voorstel geenszins is gerechtvaardigd en zij beriepen zich daartoe ook op het bo venbedoelde adres van de heeren Van Deventer, Jelgersma en Le Rütte. De oplossing van de te Groningen gere zen moeilijkheid moet niet worden gezocht in het buiten toepassing stel len van de krankzinnigenwet, maar in de inrichting van de psychiatri sche kliniek aldaar zóó, dat afzonder lijke gebouwen aanwezig zijn voorliet verplegen van krankzinnigen en van zenuwzieken. Mocht dit op het terrein van het nieuwe ziekenhuis niet kun nen geschieden, dan zoude de afdee ling van het ziekenhuis misschien be stemd kunnen worden om slechts ze nuwlijders op te nemen en zou het wellicht liggen op den weg van de provincie of de gemeente Groningen om over te gaan tot den bouw van een de karnkzinnigengestichten wil ont- onderwijs in de psychiatrie dan zou kunnen worden dienstbaar gemaakt. De te Leiden bestaande toestand be wijst, dat aan een Universiteit het onderwijs in de psychiatrie tot zijn recht kan komen zonder dat aan de krankzinnigenwet te kort behoeft te j worden gedaan en de belangen der krankzinnigen in de weegschaal be-! hoeven te worden gesteld. Van verschillende zijden werden be zwaren ingebracht dat de Regeering de krankzinnigengestichten wil ont lasten „van die mannen en vrouwen, welke wegens een geringe verzwak king of verstomping van het verstand naar de eischen der wetenschap voor krankzinnig blijken te worden gehcu- den." Sommigen beweerden, dat mea daarmee terugkeert toi den onder de wet van 1841 bestaanden toestand, ja tot een nog vroegere. Sommige ande re leden hadden tegen het voorstel geen bezwaar. Zij waren met de Re geering van oordeel, dat, wordt het ontwerp wet,de krankzinnigengestich ten weder kunnen worden, waartoe de wetgever ze in de eerste plaats heeft bestemd en zij zagen in de aanwij zing door de Koningin van de inrich tingen en woningen, die niet als ge stichten zouden worden beschouwd, in het stellen van voorwaarden bij di aanwijzing en de mogelijkheid om de aanwijzing in te trekken wanneer d'- gestelde voorwaarden niet worden na geleefd, voldoende waarborgen tegm misbruiken. Sommige leden waren van oordeel, dat in elk geval niet aan de gemeen tebesturen maai- aan geneeskundige autoriteiten de beslissing behoorde toe te komen of oude behoeftige krank zinnigen in een krankzinnigengesticht dan wel in een oude-mannen- of vrou wenhuis zouden worden verpleegd z«j vreesden toch. dat de gemeentebestu ren bij het nemen van eene beslissing meer met hunne financieele belangen dan met de belangen der patiënten rekening zouden houden. Eindelijk werd in verband met een eventueele latere algemeene herzie ning der wet een en ander ter sprake gebracht, namelijk lo. de verhouding van het bestuur van een krankzinni gengesticht tot den geneesheer-direc teur i 2o. het te gemakkelijk zijn van voorloopige plaatsing in een krank- zinnigengesticht i 3o. het niet gemakkelijk genoeg j zijn in een krankzinnigengesticht te j worden opgenomen voor personen, die zelf daarin plaatsing verlangen 4o. de beschikking over geschut verplegend personeel en in verband daarmee bepalingen van minimum loon en maximum arbeidsduur van de verplegers 5o. het stellen van regelen omtrent de gestichten voor zenuwlijders en liet op deze gestichten te oefenen Staats toezicht, daar de grens tusschen de 1 krankzinnigengestichten en de ge stichten voor zenuwlijders niet altijd j gemakkelijk te trekken is. Tergissiogen. Prins Eitel Frits van Pruisen is Zaterdagavond te Amsterdam maar I op een haar af aan een mal figuur ontkomen. Hij zat, beelemaal als gewoon parti culier, in het specialiteiten-theater in het Circus Carré, in de midden-loge op de tweede rij. Toen hij na de pau ze in de loge terugkeerde, kwamen daar ook de directeur van het „Ko ningen Wilhelmina-dok". de heer W. Fenenga, en commissarissen en na men plaats naast de loge, waarin de prins gezeten was. Nauwelijks was de heer Fenenga opgemerkt door de 600 werklieden met hun vrouwen van de Dok-Maatschappij, die op kosten der directie de uitvoering bijwoonden, of zij stonden allen op, zich richtende tot hun chef met een luid hoera en „lang zal hij leven De prins en diens gevolg konden niet anders den ken, dan dat de ovatie hen gold, en reeds stond een bejaarde geleider van den prins op om namens dezen te danken, toen op hetzelfde oogenblik de heer Fenenga opstond om zijn dank aan zijn volk uit te spreken voor de hartelijke hulde en zoo den prins een onaangenaam oogenblik bespaarde. Uit de Pers De aanneming Tan het Hooger Onderwijs-ontwerp. De Nieuwe Courant merkt op, dat de beslissing is gevallen, die sinds de indiening van het ontwerp en gedu rende de laatste weken met steeds toe nemende zekerheid, verwacht werd. Reeds tijdens de algemeene beschou wingen bleek, schrijft zij, dat overeen stemming tusschen de regeering en de linkerzijde niet zou worden verkregen. De tegenstelling teekende zich aan stonds zóó scherp, dat voor pogingen tot verzoening in den aanvang schuch ter gewaagd, dra niet de minste kans meer overbleef. Ofschoon er in de be oordeeling van het te duchten gevaar verschil viel op te merken tusschen de voorgangers die van links de oppo sitie voerden, in de hoofdzaak bleek eenstemmigheid. Hierin namelijk, dat niet aan een partijleider-bewindsman, door een gecoaliseerde meerderheid gesteund, mocht worden toegestaan de invoering eener wet, schijnbaar van algemeene strekking, maar die als eenig direct gevolg zou medebrengen de bevoorrechting van een onvoldoend toegeruste bijzondere instelling van hooger onderwijs, door verleening van gelijke rechtsbevoegdheid als toekomt aan de openbare universiteiten. Deze hoofdzaak stelde al hetgeen het voor stel verder bevatte de hervorming der Polytechnische School, de gelijkma king" der bijzondere gymnasia, de sterk bewierookte bijzondere leerstoe len zonder tegenspraak van rniniö- terieelen kant volkomen in de scha duw. De een mocht aan de bijz. hooge- school wegens het beginsel, waarop zij gebouwd is, wetenschappelijk karak ter betwistende ander mocht uit het oogpunt van nationale eenheid de ontwikkeling van zulke instellingen verderfelijk achteneen derde mocht vooral de waarborgen, voor haar be voegdheid in de wet gesteld, onvol doende houden hierover waren al len, links gezeten, het eens, dat het den Staat niet voegt naast de, voor allen bestemde universiteiten bij wege van publieke bedeeling. de opkomst van hooger onderwijs-inrichtingen te bevorderen, die uiteraard voor het overgroote deel der studeerenden ge sloten blijven. Men heeft van Regeeringszijde en van rechts dit hoofdpunt trachten te omnevelen door de, gedurende het de bat opgekomen voorstelling, als gold het hier slechts de vermeerdering der bestaande examineerende colleges met die der Vrije Universiteit, welke toch voor een vervulling van die taak ge noegzame waarborgen heetten te bie den. Die voorstelling is met voorliefde gebezigd door den heer De Savorn'n Lobman, na het vernietigende vonnis, door hem over de bijzondere universi teit als wetenschappelijke instelling gestreken. In het tweede deel van de beraadslaging heeft ook dr. Kuyper zijn .wereldprobleem" tot die geringe afmetingen doen inkrimpen. Terecht heeft de linkerzijde geringschattend geweigerd zich met die voorstelling Feuilleton. Naar hst JJu/itsch van E V O N WERNER. Speciaal bewerkt voor Haarlem's Dagblad. Hindert het je zoo zeer, dat je niet mijn eerste vertrouwde was? Mijn oom werd indertijd diep door mij be- leedigd hij had wel het recht de eer ste te rijn, die dit besluit vernam. En wist hij alleen er van? An ders niemand Bernard zweeg, hij dacht aan dien helderen avond op Alfheim. Er was een andere stem geweest, die hem had losgemaakt van dit twijfelen en strij den, die hem aangespoord had tot dit Toesluit. Liegen kon hij niet en daar- bleef hij haar het antwoord schul- ftg-, Tlildur's lippen beefden, zij begreep zwijgen, maar haar stem klonk hard als zooeven. toen zij vroeg Wie heeft je dit besluit in den mond gegeven? De minister? Wat beteekent die eigenaardige vraag? stoof de jonge man op.Wat moet je geheele houding eigenlijk be- teekenen? Ik ken je vandaag niet, Hildur Hij kende haar inderdaad bijna niet, zijn stil, ernstig meisje, dat nu voor hem was komen staan. Nu zag hij eerst, hoe bleek zij was, hoe de energieke trek om haar mond nog die per was geworden, en voor 't eerst kwam de gedachte bij hem op, dat hieraan iets anders ten grondslag lag j dan het gevoel van achteruitgezet te rijn. Je hebt mij vroeger gezegd, dat je mij lief hadt, ging zij onverdroten voort. Kun je mij dat nu nog herha len voor haar, die onlangs hier was voor de verloofde van prins Sas- senburg Ten hoogste verbaasd deinsde hij achteruit. Je weetWie heeft je dat gezegd Plotseling voelde het jonge meisje zich aan een wilde droefheid ten proob Zij had zich in weerwil van alles nog altijd aan de hoop vastgehouden, dat Harald zich vergist had, dat zijn ja loezie hem iets had voorgespiegeld, wat heelemaal niet bestond, nu werd haar ook dat laatste sprankje hoop ontnomen, maar zij hield zich dapper. Haar groote, heldere oogen richtten zich vast op haar verloofde, als w'lde zij tot op den bodem van zijn ziel lezen. Ik wil de waarheid weten, Ber nard Bemin je Sylvia Hohenfels? De oogen van den jongen man ves tigden zich op den grond. De vraag was rechtstreeksch, er was maar één antwoord mogelijk. Ja Er volgde een korte, moeilijke pauze. Hildur antwoordde geen sylabe, zij liet alleen het blonde hoofd zinken als gebukt onder een onzichtbare last, j maar nu kwam alles in Bernard in opstand. Hij had moeite genoeg ge- j had om zichzelf te overwinnen, hij was gekomen om te offeren op het altaar van den plicht, en nu stond hij hier als een beklaagde, die ge- vonnisd zou worden. Dat zou hij niet verdragen. Jij noemt dat zeker trouwbreuk begon hij weer. Jij kent immers geen hartstocht, daarom ken je er ook geen vergeving voor, maar geloof mij, het is meer een gevolg van toeval dan van eigen schuld. Toen ik je mijn hand aanbood, kende ik nog geen an dere neigingtoen vermoedde ik nog niets van het alles overheerschende van zoo'n hartstocht. Maar ik zal hem bestrijden. Bovendien, Sylvia zal haar aanstaanden echtgenoot volgen, lij wordt mij toevertrouwd en je rechten zijn mij heilig Hildur richtte zich op, maar nu schoten haar ernstige blauwe oogen vonken. Mijn rechten Ik heb geen rech ten meer, wil ze na dit oogenblik niet meer hebben Je bent vrij ga Voor deze uitbarsting week hij on willekeurig achteruit. Hildur laat je niet door je boosheid te ver voeren Dacht je dan, dat ik je zou wil len houden na zoo'n bekentenis? vroeg zij vol bitterheid. Je liefde heb ik aangenomen als een geschenk, je medelijden en plichtsgevoel wil ;k niet. Ik neem geen aalmoezen aan Bernard stond daar ontsteld en ge troffen, dat had hij niet verwacht en hij geloofde ook niet aan den ernst van haar woorden. Hij zag alleen, dat rij diep beleedigd was en hartelijk en eerlijk gemeend richtte hij zich op nieuw tot haar. Bezin je, Hildur, breek niet zoo snel den staf over ons beider toe komst. Laat mij tijd om te overwin nen, wat overwonnen moet worden. Je hebt daarvan niets te vreezen, je zult daaraan nooit herinnerd worden, mijn woord er op. Ik dacht, dat je mij lief hadt Het meisje beefde over al haar le den en wendde zich af. Of zij hem lief had Maar zij wilde niet week worden, dat mocht nu niet, zij dwong het oproerige hart tot zwijgen. Heb je mij dan ooit bemind ?i vroeg zij scherp verwijtend. Jij wilde alleen een huisvrouw voor je Edsvi- i ken. Je vriend, je „Freia", de zee, al- i les was je liever dan ik. Wat jou het! meest en het diepst aan 't hart lag, I daaraan had ik geen deel, ik stond j altijd buiten je leven. Ik ben wel j blind geweest in mijn vertrouwen, i Dacht je heusch, dat ik dat nu met,| open oogen zou kunnen verdragen Hadt je zoo lagen dunk van mij Ik zou je immers maar tot last zijn en blijven, het zou je maar onaange- naam zijn eraan te denken, dat in Edsviken een vrouw op je wacht, die; geen verstand heeft van je eerzucht cn al je plannen daarbuiten in de wereld j en tot wie je toch moet terugkeeren. Je wilt je losmaken van ons en ons land, welnu verlaat ons dan ook ge heel. Ik geef je je woord terug je bent vrij Vrij Dat was anders een woord van verlossing geweest voor Bernard Hohenfels. Hij had al zoo zwaar ge voeld, dat deze keuze hem een last zou zijn, maar op dit oogenblik voelde hij zich slechts diep beschaamd. Ja, hij had haar veel te laag geschat, het meisje, dat hij tot ee" stille, volgza me huisvrouw wilde opvoeden. Zij had zich met volkomen zelfverloochening voor den beminden man gebogen, zoo-1 lang zij aan zijn liefde geloofde. Nu j haar dit geloof ontnomen was, trad zij als een trotsche. energieke vrouw tegenover hem op, die geen traan en geen klacht uitte over haar vernietigd geluk en de armzalige vergoeding, die men haar daarvoor bood, verontwaar digd van de hand wees. Bernard voel de eerst nu, wat hij aan haar bezeten had, zijn stem klonk hoogst ernstig en diepbewogen, toen hij zei: Je weet niet. Hildur, welke last je mij oplegt met dit besluit. Ik heb aanzoek om je gedaan, heb je een tehuis, geluk willen geven en nu mag ik dat niet meer doen, nu moet ik heengaan en je alleen laten met het bewustzijn, dat ik je verdriet gedaan heb tot in 't diepst van je hart dat is moeilijk te dragen Ik maak je geen verwijt, ver klaarde Hildur stellig. Over mij be hoef je geen zorgen te hebben. Ik hen een dochter van mijn volk en wij zijn geen zwak geslacht. Wij schreien en jammeren niet over wat nu eenmaal verloren is. Ik heb mijn vader en mijn plichten, dat is mij genoeg. En laten wij nu scheiden (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 5