BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD f 1.20 PER 3 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. g Natuurhistorische Wandelingen aarlemmer Halletjes. ZATERDAG 23 APRIL 1904 I. DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. ONDAfcrSBRIEYEN. 18. Zin voor de Waarheid. Waarde Frans wist wel, dat uw zuster eene le huishoudster voor u is. Gij een allergenoegelijkst leven a. Uw neigingen komen goed over- op bloemen zijt ge beiden verzot; 'aanzien van muziek herkende ik zoowel in u als in uw zuster, moeders smaak. Wat is zij keurig ïw huisUw voorbeeldelooze net- is daarvan nog het allermeest end. Ik heb wel eens gedacht zou Frans het moeten maken, als zijn hart kwam te verliezen aan slonsje. Intusschen, van dat ver in is niet gekomen wie je zuster verbaast zich daarover aller- st. ach klinkt door uw laatsten brief, ertrouwelijk, iets van een klacht. ?elke kunsten Louise ook ervaren ;e zijn, éene verstaat zij nietdie redeneeren. gij aarts-debaterIk ken je Ik hoe ge er op belust zijt alles rfijn uit te pluizen, het voor en tegen uit te spinnen. Tegen uw erp onderscheidingsvermogen en logischèn betoogtrant is Louise opgewassen. Zij intusschen wint graag haar pleidooi, en dan het. Had ik het al niet bijge- ind, ik zou 't mij kunnen voor- len. ie mededeeling, dat ik 't mij kan rstellen, is al iets van een ant- ird op uw vraagof ik uw klacht rijp Gij wilt weten of ik denk dat ongelijk hebt. Gij vermoedt, dat ik instem met uw verzuchting uwen kunnen niet redeneeren Iu, daar wil i k dan wel ééns over dene eren", op uw verzoek. alleen als conditie dat gij den if aan Louise lezen laat. Ik wil ir oordeel wel hooren en ben vat- r voor tegenwerpingenook voor hare. Dit is op zichzelf reeds een iwijzing, dat ik niet botweg door en dun met u meega. i begin evenwel met een conces- aan u. Toegegeven moet worden, ir ik meen, dat vrouwen in den el slechter redeneeren dan man den regel. Maar de regel t uitzonderingen genoeg. Want er vrouwen, met wie ge flink en ndig d o o r-praat, die weten te lerscheiden, niet afdwalen van den en voor overtuiging vatbaar zijn. gekeerd kent gij, zoo goed als ik, nnen en niet zoo weinigen er gemis aan vermogen, en daar- ir aan lust, om regelmatig door denken en voet bij stuk te houden, rnensch kortweg tureluursch zou- maken. iedeneeren, gelijk gij het bedoelt, een goede en nuttige zaak. Men a het woord misduiden en denken i een gerekt, langwijlig, onnoodig, t al te grooten overvloed van orden gevoerd gesprek. Maar van ge het misbruik van een begrip igen we de ware beteekenis niet ver- werpen. Redeneeren wil zeggen uw meening tover iets te kennen geven met opgaaf van redenen. Het is de eer en het voorrecht van ons, met rede begaafde wezens, dat wij r e- d e n kunnen geven van onze mee ning, dat wij ons gevoelen met rede nen kunnen omkleeden. 't Is de eenige weg om met elkander klaar te komen de weg om te geraken tot een juist rechtvaardig, billijk oordeeltot een verstandig besluit. En wie zou dat eigenlijk niet willen? Doch wat wij niet mogen voorbij zien er zijn twee manieren van rede neeren, debatteeren, weerleggenof liever, twee bronnen waaruit de lust voortspruit. De eene bron is de zucht om tot een eind te komentot het gewenschte eind. Men wil vinden wat inen zoekt. Men rust niet voor men het rechte gegrepen heeft. Dat is het ware. De andere bron is de zucht om gelijk te krijgen, den ander een vlieg af te vangen, en intusschen het strijd punt in het midden te latenwat de Duitschers noemen Rechthaberei. Zij is hatelijk en slecht, ontstaat uit kop- pikhed, ontaardt in twistzucht. De re- deneerzucht uit de laatste bron ge- i sproten, bedoelen we natuurlijk niet. Het is ons te doen om de edele vrucht van den goeden boom. In theorie heeft niemand daartegen. Maar in de praktijk geven we onze mooie theorie op, wanneer wij be merken dat wij door onze redenee ring óf zeiven zouden komen öf door onzen tegenstander zouden gebracht worden tot inzichten, toestemmingen, hesluiten, die ons, uit welke oorzaak dan ook, onwelgevallig zijn. Om te kunnen redeneeren is een zekere mate van ontwikkeling noo- dig. Ontbreekt die, dan is er in 't ge heel geen spraak van. Dat is duidelijk genoeg om er niet bij te blijven stil- j staan. Maar om te willen redeneeren moeten naar mijn inzien bovenal twee eischen worden vervuld. Noodig is, eerstens, een voldoende mate van liefde, ik zou bijna zeggen eenigen hartstocht voor de w a a I' ll e i d. En ten tweede men moet zich geen parten laten spelen door zijn gevoel. Daarmee noem ik tevens, als ik wèl zie, de twee oorzaken, waardoor d e vrouw in het logisch ge sprek meestal de mindere is. De tweede hinderpaal, die van het overheerschend gevoelsleven, is voor haar de ergste, het zwaarst te over komen. Over deze hindernis schrijf ik u de volgende week. Thans over de eerste. Er moet, zei ik, voldoende liefde tot de waarheid aanwezig zijn. Ze is den rnensch aangeboren. Het kind vraagt zonder ophouden Waar om Het breekt zijn speelgoed om te zien hoe 't er van binnen uitziet. Als we, ouder geworden, dien drang schijnen te verliezen, het is omdat naast de begeerte naar weten en ken nen andere behoeften en verlangens bestaan, waarvan we ons gaandeweg bewust worden dat zij met den waar heidsdrang in strijd komen. Laat ik die velerlei andere aan doeningen maar kort samenvatten onder de begrippen vanaangenaam en onaangenaam. Wij hebben onze lusten en wenschen, liefhebberijen en hartstochten, en deze zeggen tot de waarheid, die wij vermoeden dat uit onze redeneering zal te voorschijn komen Basta tot hiertoe en niet ver der Het is wel zeer onverschoonbaar, als we uit zoo égoïstische oorzaak den natuurlijken drang, die zich reeds bij het kind openbaart, geweld aan doen en de waarheid in 't aangezicht slaan, maar het feit ligt er toe en valt niet te ontkennen. En laat mij aan stonds er aan toevoegen, dat er vaak zeer verschoonbare oorzaken voor zijn. Het leven met zijn luid sprekende noo- den brengt soms zeer verzachtende omstandigheden bij. De waarheid kan zeer belemmerend zijn voor wat ons naar den stoffelijken rnensch nuttig, noodig en gewenscht toeschijnt. Haar te kennen en te erkennen, zelf reeds ons met de vraag naar haar in te la ten, kan zeer te onpas komen aan onze behoeftigheid of onzen nood. Dan zetten we eenvoudig den domper er op. Al is dat niet goed, in de om standigheden ligt eenige, soms groote verontschuldiging. De hindernissen zijn trouwens niet louter stoffelijke. De geestelijke zijn zelfs machtiger. Vooroordeelen, oude meeningen, traditie van eeuwen, geestestraagheid en wat niet al, ver: zetten zich tegen de natuurlijke be geerte naar licht. Ik mocht dan wel zeggener moet voldoende liefde, ja iets van harts tocht voor de waarheid in ons aan wezig zijn. Er zijn menschen, wien 't niet schelen kan hoe een ding in elkaar zitanderen rusten niet voor ze 't ontleed hebben. Er zijn er, die tevreden zijn met aan T oppervlak te blijven hangenanderen willen door dringen tot de diepte. Er zijn er die 't vervelend vinden, het naadje van de kous te zoekenanderen vorschen gaarne naar 't begin. Dezulken heb ben we noodig. Wij zeggen zoo licht dat wij iets weten, en we weten het niet. Er is menige schijnredeneering die het werkelijk bestand der dingen voor ons verbergt. Dit ondervinden we dagelijks. Wie niet diep overtuigd is van zijn stuk-weten, komt op 't ge bied der waarheid niet verder. Hartstocht voor de waarheid is nog iets andersonwil om in de luren ge legd te worden. Die onwil ontspruit uit fierheid. Onze menschelijke ver mogens zijn te goed, te edel om ze te verstompen, te bedriegen, met een kluitje in 't riet te sturen. Heb ik mijn oogen niet om "te zien En dan het ergste noghet nadeel, de schade, die de onwaarheid en de leugen brengenHoevelen lijden on der haarHoeveel smart en leed zijn aan duizenden aangedaan door een onjuist oordeel Hartstocht voor de waarheid nu is haar lief te hebben om haarzelve. Het ding, het feit, het verschijnsel, den toestand of wat ook te willen kennen zooals ze z ij nniet zooals ze niet zijn. Dan valt weg de vraag wat de uitkomst zal wezenof gij gelijk krjjgt of ongelijk, of die slotsom u zal stuiten in uw vooroordeel of u verste ken van genot. De waarheid is een godin, die troost over verlies, eenvou dig door hare verschijning. Waar waarheid binnentreedt, is nooit spra- ke van verlies. Daar is altijd winst. Met onwaarheid is ten slotte niets of niemand ooit gediend, j Thans kom ik terug op mijn uit gangspunt. Ik meen namelijk dat de thans besproken eerste hoofdvoor waarde om te willen redeneren voldoende liefde voor de waarheid, bij de vrouw in den re gel in minder mate aanwezig dan bij den man. Wel geloof ik dat zij veel meer te kort komt ten aanzien van i het tweede puntdat zij zich niet fop pen late door haar gevoel waar over ik aanstaande week schrijf doch ook dit eerste mag niet worden voorbijgezien. Heeft dan de vrouw geen liefde tot de waarheid 1 Die bewering zij natuurlijk verre van mij. Ik herinner mij een hoogleeraar, die omtrent een ambtgenoot zeiHet ontbreekt hem niet aan waarheids- li ef de, maar aan waarheidszin. Dat past ook hier. Kleeft haar die zwakkers- waarheids zin van nature aan In geenen deele. i Het is een zaak van aanwenning, van overerving. Waarheidszin is een ver worven eigenschap. Eeuw na eeuw is de man zoowel door studie en onder zoek als door de eischen der levens praktijk gedwongen geworden en al dus meer erop aangelegd geraakt te zoeken naar den grond der dingen, naar de juiste verhoudingen, denwa- ren toestand. Dat geeft zekere hebbe lijkheid een goede hebbelijkheid in t dit geval die aan het mannelijk geslacht, in 't groot genomen, bij het zoeken naar waarheid in het voordeel is gekomen. Daar Louise dezen brief leest, ont vangt zij mijn groet vanzeff. Een lichte ontstemming zal haar vriende lijk hart spoedig weten te bezweren. Dag FransT" t.t. LECTORI SALUTEM. seling stil voor dat bedrijvige leven van die roekenkolonie. Hoor, wat hebben ze het druk om de nesten in orde te maken zouden ze ook hier weer verdreven worden Ze hebben toch een taai geduld, die beesten wat zijn ze niet vaak opge jaagd, en toch slaan ze, nu hier dan daar weer hare tenten op. Die groote vogels in dat stemmige zwart, ze wek ken onze sympathie, al weten we wel, dat ze den omtrek zeer vervuilen. Evenals de torenkraai leeft ook deze gezellig, d. w. z. in ti*oepen en of schoon het geluid nu niet tot het lie-, felijkste behoort, geloof ik toch, dat de meeste natuurvrienden het nog aangenamer vinden, dan het toe-oet, toe-oet der tuf-tufs. Aan het laatste huis van 't Bolwerk gekomen, slaan we even een blik door het hek, om een drietal kennisjes te groetenSpeenkruid, Helmbloem en tal van welriekende Viooltjes, die hier I het grastapijt hebben overmeesterd. De tramlijn volgend, houden we nog even op om de stuifmeel- en stamper- katjes van den witten populier te aan- schouwen, slaan even een blik door de ramen van een bloemenwinkel, waar Aronskelken en Lelies in blank heid wedijveren en de koopers lokken, en spoedig hebben we links en rechts van ons de drassige weilanden, die spoedig in bouwterrein zullen worden herschapen. Dat frissche groen steekt liefelijk af tegen den zandigen spoor- j wegdijk daarachter. Hier en daar be gint de natuur zich ook tusschen het i gras te tooien met bloemen, ofschoon I 't overtollige water oorzaak is, dat de wekkende zonnewarmte slechts lang- zaam wordt opgenomen. Toch begroe- ten we hier de roode kopjes der zu- ringde Pinksterbloem, zich niet sto- j rende aan den kalender, opent hier reeds hare kruisbloemen niet een lila, zoo fraai, dat de kleur alleen ons zou bekoren. Nog eenigen tijd en ze vormt de hoofdkleur van 't gansche grasta pijt. De bruine voorjaars Bloembies zou i ons in de war kunnen brengen om trent hare familie, maar hare bruine bloempjes, op kleine tulpenbloemetjes gelijkend, zeggen ons duidelijk, dat het geen gras is. Daar staan de Dot- i terbloemen, wat heerlijk geel, goud-1 geel als dooiers van een ei. Een kelk' zoeken we hier tevergeefs, maar neen. in en om Haarlem. IV. t Is of de natuur met dubbele mate vergoeden wil. wat ze het vori ge jaar bedierf. Mooie dagen en nog eens mooie dagen, of de wind Oost of West, Zuid of Noord is, onafgebroken volgen ze elkander op. Geen wonder dus, dat Haarlem en heel de bollen streek den vorigen Zondag hoogtij vderde. Duizenden en nog eens duizen den wandelaars langs den weg, on- i danks het stof, door de tuf-tufs ver- wekt. Wat zitten onze bloemen en i planten langs den weg er onder. Geen wonder dus, dat velen met dat mooie weer zooveel mogelijk wandelen gaan, 1 zoodat ook de lichamen eens gezui verd worden, evenals onze woningen. Wandelen is gezond en daarom, al hebben we maar een uurtje vrij, we gaan de vrije natuur in. We stappen het spoor bij den Kruis weg over, slaan links af, verwonderen ons over den vooruitgang der boomen sinds den vorigen keer en staan plot- de kelk is juist die geelgekleurde krans, de bloemblaadjes bleven ach-1 terwege. De talrijke meeldraden en j stampers heipen ons spoedig bij de be- paling van de familie, n.l. die der Boterbloemigen. Onvolkomen bloemen' schijnt een familiezwak van de Boter-] bloemigen te zijn. Het gras is hier wat droger, dank zij de gegraven greppels, waarin al dadelijk weer leven en bedrijvigheid. Op onze nadering schieten de stekel baarsjes weg en verschuilen zich in den modder. Lange bloedzuigers krui pen langzaam voort, kleinere en groo- tere waterkevers ontbreken ook al wear niet. Maar, wat is dat daar voor beweging in dat bijna dichtgegroeide, slootje? Dom voor zich uitstarend met hun gladde koppen even boven 't wa- ter uit. zitten tal van kikvorschen ons aan te staren om na de minste maar eenigszins te wantrouwen beweging onder te duiken en weg te schuilen, 't Is alsof ze de wacht houden bij hunne eieren, die als een gelei-achtige massa aan de oppervlakte drijven, ook al wachtende op de levenwekkende kracht der zon. Nog eenige dagen en er komt bewe ging in dat zwarte korreltje, het ont rolt zich en een paar dagen verder, daar zwemt de jonggeborene heen, aan zich zelve overgelaten, in het minst niet op zijn ouders gelijkend. Wat is het goed, dat die stipjes, de dooiers, omgeven zijn door die gelei-achtige massa, nu toch krijgt elk kon-eitje, wat hem toekomt. Wat al leven, wat al beweging, wat een schoon natuur ontwaken, waarvan de wandelaar op den straatweg niet het minste vermoe den heeft. Daar op dien zonkant van de glooi ing vinden we één tapijt van aardveil of hondsdraf. Wel zijn de kopjes nog wat donkerbruin groengekleurd van de geleden koude, maar die deerde ze niet. Een weinig de stengeltjes ter zijde duwont, zien we in de oksels der blaadjes paarsblauwgekleurde bloem pjes, waarvan het onderlipje de in secten tot zitten uitnoodigt. Wellicht zien we spoedig hare nicht, de witte Doovenetel, om meer op ons gemak al weer een der geheimen der natuur te aanschouwen. Zie hier reeds de purperen, purper zelfs zijn de blaad jes aan den top, ook al duidelijk ver- toonend alle kenmerken der lipbloe- men. Opgeschrikt door een voorbij- snorrenden tram, wandelen we een eindje voort, meer onze blikken in de verte gericht, als waren onze oogen moe geworden van dat turen. Den spoorweg over. verrukkend schoon ligt de duinkant voor ons. Prachtige vil la's tusschen zwaar geboomte, hier en daar een heuveltop, 't is als wenkte alles ons, om ook daar eenige aange name uurtjes te slijten. Geduld maar. Wandelen kost tijd en al beginnen we thans ons wandelen op prijs te stellen, onze dagelijksche bezigheden blijven hoofdzaak. Wat is de aankomst hier in Bloe- mendaal schoon, zoo plotseling die verheffing van terrein, dat verrukt ons telkens. Als echte natuurkinderen stappen we nog even de niet bebouw de gedeelten van dit bouwterrein bin nen, maar de zon, die we zoo straks reeds achter de duinen zagen verdwij nen, laat ons in den steek, 't is nog niet donker, maar toch stralen Flora's kinderen geen licht genoeg meer uit, om op te vallen, tot later dus. Even de tram opgewacht, den in- wendigen mensch een weinig ver- frischt, al was 't alleen maar om ge hoor te geven aan de uitnoodiging der gemakkelijke stoelen en onder vroo- lijken kout komen we tot de slotsom Een heerlijke zomeravond in April. J. STURING. Een Spieg lge vecht op stelten in (le 15e eeuw. De inwoners van de stad Namen waren in den ouden tijd beroemd om hunne groote vaardigheid in het stelt- loopen, die zij voornamelijk tentoon spreidden bij de spiegelgevechten op stelten, welke spelen dan steeds behal ve de gelieele bevolking ook groote scharen kijklustigen ver uit den om trek naar de kampplaats lokten. Doch de vroede vaderen der stad waren niet zoo onverdeeld ingenomen met deze door het volk zoo geliefde uitspanning, en den 8sten December 1411 werd tot groote verontwaardi ging van oud en jong een decreet uit gevaardigd, waarbij de spiegelgevech ten op stelten voortaan verboden wer- Een ZsterdagaTondprsa(je. loe gaat het? )at is in den regel de eerste vraag n menschen, die elkaar ontmoeten, lewoonlijk krijg je daar geen ant- ord op. De ander zegt eveneens e gaat het? en verneemt ook het Iwoord niet. 't Is meer een gewoon- tlan een ernstig gemeende infor- itie. Dan komt de tweede vraagWat is voor nieuws Als ik die vraag nu moet beant- lorden aan de lezers van dit blad, 5 ik de eer heb voor de zooveelhon- rdstc maal in gedachte weer te tmoeten, dan zeg ik: Nieuws? Er geen nieuws en toch nieuws. Geen suws, omdat ik u op dit oogenblik en treffend nieuwtje kan vertellen t praatje, dat de burgemeester, ont- emd door de schouwburgquaestie, ontslag zou nemen, is in 't ge niet bewaarheidverder heeft er cu aardbeving in Haarlem plaats had en is er geen moord gebeurd. Geen belangrijk nieuws dus. Maar el kleine nieuwigheidjes over be- mde aangelegenheden. Bijvoorbeeld, it de plannen van den heer Van den an tot verbouwing van den schouw- irg, f 62000.zullen kosten. Een irdig sommetje, dat wel bewijst, dat voorgenomen verbouwing niet is pu muurtje wegbreken hier en een oertje leggen daar, maar een uit gebreid plan, grootendeels een plan voor nieuwbouw waarschijnlijk, waar bij ejr van het bestaande niet veel overeind zal blijven. Het publiek is intusschen van al het schrijven en wrijven over den schouwburg nog niet bang geworden. Wel was de voorstelling van Cremer Donderdagavond niet zoo druk be zocht als anders, maar dat lag aan het feit, dat introductie dezen keer niet was toegestaan, zoodat alleen de leden met hunne dames aanwezig waren. Blijkbaar namen de aanwezigen de gebleken die de rapporteurs aan den schouwburg gevonden hebben, zoo hoog niet op. Als dat zoo is, dan zijn ze het eens met den heer Van Gaste ren, den directeur van den schouw burg, die de gebreken niet kan beoor- deelen, omdat hij die niet kent. Staat u daarover verbaasd, dat de heer Van Gasteren die' gebreken niet kent? Ik heb er ook verwonderd van gestaan en toch heeft hij mij verzekerd, dat het zoo is. Officieel weet de heer Van Gasteren nog nergens van. Tot op dit oogenblik heeft hij van het Stadhuis nog geen bericht ontvangen, om welke redenen 3e schouwburg zoo plotse ling gesloten is geworden. Kon, bij al het papier, dat dage lijks van de Gemeente-Secretarie uit gaat, ook 3aarover niet nog een papie ren brief worden geschreven? Op een stuk papier meer of minder komt het toch bij de gemeente niet aan en beleefdheid kost niets. Toch is ze niet altijd overvloedig aanwe zig, de beleefdheid bedoel ik. Toen de zen Woensdag tfe eerste verificatiever gadering gehouden werd inzake de Noord- en Zuidhollandsche Bank, waren er niet alleen mannen, maar ook vrouwen aanwezig. Twee daarvan hadden een zitplaats weten te verove ren, maar de twee anderen, door hei sterke geslacht bij het binnendringen zeker op zij gestooten, moesten blijven staan. Ze stonden in het loop pad tusschen de getuigenbanken in. die banken waren vol mannen wel nu, niemand van het sterke geslacht heeft hun zijn plaats aangeboden de arme vrouwen hebben van tien uur tot halfeen moeten staan. Gedachtig aan den wijzen raad om van een verschijnsel dat men ziet, ook de aanleiding op te sporen, heb ik erover nagedacht en ben tot de slot som gekomen, dat de verklaring van het feit wel in het feit zelf kan liggen, j Het is modern, dat vrouwen verschij nen op bijeenkomsten, waar vroeger mannen de alleenheerschappij had den. „Willen jullie nu ook komen", zeggen de mannen, „goed, maar dan stel je je met ons gelijk en kunt dus geen beleefdheden meer van ons ver wachten." Ik zeg niet dat ik het goedkeur, maar dat het wel zoo wezen kan. Er is wel vaker beweerd, dat sedert de vrouw meer dan vroeger als de mede dingster van den man optreedt, de ouderwetsche galanterie er uitgaat. In dit geval is het gebrek aan be leefdheid moeilijk geheel te veront schuldigen daar ieder wel weet dat de vrouw, al heeft zij hersens genoeg om haar eigen belangen te beharti gen, in lichaamskracht bij den man ten achter staat. Overigens leverde deze verificatie zelf al heel weinig nieuws op. De ad vocaten, die in de zaak betrokken wa ren, ketsten met duizenden en tonnen alsof het zoo niemendal was en voel den zich in hun element, veel meer dan de meestejirediteuren, die onder den indruk waren van de plechtigheid der zaal, de groote stoelen en de deftige gezichten. Wie op een pikante vergadering gehoopt had, kwam be drogen uit. Ze was stiai, extra saai. Den ongelukkigen directeur van de geduikelde Bank had men gelukkig maar gelaten waar hij waszijn te genwoordigheid was dan ook waarlijk niet noodig. Veel beter dan hij, die toch maar altijd een zeer vaag denk beeld van zijn zaken heeft gehad, konden de procuratiehouders en lc accountants inlichtingen gever;. Men heeft deze heeren niet oververmoeid, zij hebben nagenoeg niets te zeggen ge had. Wil men daarin een loftuiting lezen aan het adres van de Curatoren, dan heb ik daar niet tegen. Wel heeft het wat lang geduurd, maar er is in dien tijd goed werk gedaan. De curator die het verslag voorlas, Mr. Willekes Macdonald, kon dan ook, toen hij aan de zinsnede kwam, dat door de Recht bank een verzoek tot het benoemen eener Commissie uit de schuld«4schers was afgewezen, niet nalaten met een min of meer spottend gezicht te kij ken naar een van de crediteuren, die destijds tot die aanvraag had meege werkt. Deze crediteur zal hem dat ge noegen gegund hebben „jedes Tier- chen hat sein Plasierchen". Overigens had de phrase even zoo goed uit he( verslag weg kunnen blijven, er stond toch óók niet fn, dat er gedurende den arbeid van curatoren géén wa terbuis in 't kantoor was gesprongen, of dat er géén ruiten waren gebroken! Voor crediteuren was dan ook het belangrijkste, dat zij begin Juni min stens 25 procent van hunne vorderin gen zullen krijgen. Hoeveel daar nog bij zal komen is op dit oogenblik niet. te zeggen. Curatoren zeiden, dat de gemaakte schatting van 55 procent in 't geheel voorbarig is, maar ze zei den er niet bij, of het cijfer te hoog zou wezen of te laag. Wijst de Recht- j bank het verzoek van crediteur?:^ van Westerkappel Hoofd, om als schuld- eischers in het faillissement van de Noord- en Zuidhollandsche Bank toe gelaten te worden, van de hand, dan zou het mij niet verwonderen, of de crediteuren van de Bank krijgen 60 procent van hunne vorderingen bin nen. Laat dè Rechtbank evenwel die crediteuren toe, dan moeten ook de zen, met een gezamenlijk bedrag van 150.000 mee deelen. Naar ik hoor is die kans evenwel niet bijster groot. In elk geval krijgen de crediteuren, over een week of zes, wat in hun por- temonnaie en nu ik dat woord ge bruik, denk ik aan een mop van Co- cadorus, die, op de Botermarkt por- temonnaies verkoopende, mededeelde, dat ze vroeger van papier waren, maar tegenwoordig van leer, vanwege de leerplichtwet. Mocht iemand dit een flauwe mop vinden, dan gelieve hij mij dat niet te wijten, maar het Cocadorus zelf te gaari vertellen. Terwijl ik dit schrijf gaat de sproei wagen voorbij. In de Groote Houtstraat wandelen tal van dames. Een harer drukt zich tegen de hui zen en neemt angstig haar mooie ja pon bij elkaar, maar kan niet belet ten dat er toch spatten op komen, die zij verdrietig bekijkt. Wie heeft toch ontdekt, dat het uur van drieSn de beste tijd is om met sproeiwagens door een drukke win kelstraat te rijden? Als ik het wist zou ik er moeite voor willen doen om den man tot gezonder denkbeelden te bekeeren. Meteen zou ik hem dan kunnen wijzen op de Turfmarkt, waar deze week, toen er geen markt was, stofwolken rondvlo gen om in te stikken. Déér was even wel geen sproeiwagen te zien Van wagens gesproken de auto mobiel wint wèl veld 't Zijn geen roekelooze jongelui alleen meer, die zich daarin wagen. Onze deftige Raadsleden stappen ook al in de tuf tuf. Van betrouwbare zijde weet ik, dat de heeren Leupen en Sneltjes hun eersten rit in den automobiel hebben gemaakt. Wie aarzelt nu nog langer! Niet FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 7