BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
f 1.20 PER 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
g
Natuurhistorische Wandelingen
aarlemmer Halletjes.
ZATERDAG 23 APRIL 1904
I.
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
ONDAfcrSBRIEYEN.
18.
Zin voor de Waarheid.
Waarde Frans
wist wel, dat uw zuster eene
le huishoudster voor u is. Gij
een allergenoegelijkst leven
a. Uw neigingen komen goed over-
op bloemen zijt ge beiden verzot;
'aanzien van muziek herkende ik
zoowel in u als in uw zuster,
moeders smaak. Wat is zij keurig
ïw huisUw voorbeeldelooze net-
is daarvan nog het allermeest
end. Ik heb wel eens gedacht
zou Frans het moeten maken, als
zijn hart kwam te verliezen aan
slonsje. Intusschen, van dat ver
in is niet gekomen wie je zuster
verbaast zich daarover aller-
st.
ach klinkt door uw laatsten brief,
ertrouwelijk, iets van een klacht.
?elke kunsten Louise ook ervaren
;e zijn, éene verstaat zij nietdie
redeneeren.
gij aarts-debaterIk ken je Ik
hoe ge er op belust zijt alles
rfijn uit te pluizen, het voor en
tegen uit te spinnen. Tegen uw
erp onderscheidingsvermogen en
logischèn betoogtrant is Louise
opgewassen. Zij intusschen wint
graag haar pleidooi, en dan
het. Had ik het al niet bijge-
ind, ik zou 't mij kunnen voor-
len.
ie mededeeling, dat ik 't mij kan
rstellen, is al iets van een ant-
ird op uw vraagof ik uw klacht
rijp Gij wilt weten of ik denk dat
ongelijk hebt. Gij vermoedt, dat ik
instem met uw verzuchting
uwen kunnen niet redeneeren
Iu, daar wil i k dan wel ééns over
dene eren", op uw verzoek.
alleen als conditie dat gij den
if aan Louise lezen laat. Ik wil
ir oordeel wel hooren en ben vat-
r voor tegenwerpingenook voor
hare. Dit is op zichzelf reeds een
iwijzing, dat ik niet botweg door
en dun met u meega.
i begin evenwel met een conces-
aan u. Toegegeven moet worden,
ir ik meen, dat vrouwen in den
el slechter redeneeren dan man
den regel. Maar de regel
t uitzonderingen genoeg. Want er
vrouwen, met wie ge flink en
ndig d o o r-praat, die weten te
lerscheiden, niet afdwalen van den
en voor overtuiging vatbaar zijn.
gekeerd kent gij, zoo goed als ik,
nnen en niet zoo weinigen
er gemis aan vermogen, en daar-
ir aan lust, om regelmatig door
denken en voet bij stuk te houden,
rnensch kortweg tureluursch zou-
maken.
iedeneeren, gelijk gij het bedoelt,
een goede en nuttige zaak. Men
a het woord misduiden en denken
i een gerekt, langwijlig, onnoodig,
t al te grooten overvloed van
orden gevoerd gesprek. Maar van
ge het misbruik van een begrip
igen we de ware beteekenis niet ver-
werpen. Redeneeren wil zeggen uw
meening tover iets te kennen geven
met opgaaf van redenen. Het is de
eer en het voorrecht van ons, met
rede begaafde wezens, dat wij r e-
d e n kunnen geven van onze mee
ning, dat wij ons gevoelen met rede
nen kunnen omkleeden. 't Is de eenige
weg om met elkander klaar te komen
de weg om te geraken tot een juist
rechtvaardig, billijk oordeeltot een
verstandig besluit. En wie zou dat
eigenlijk niet willen?
Doch wat wij niet mogen voorbij
zien er zijn twee manieren van rede
neeren, debatteeren, weerleggenof
liever, twee bronnen waaruit de lust
voortspruit. De eene bron is de zucht
om tot een eind te komentot het
gewenschte eind. Men wil vinden wat
inen zoekt. Men rust niet voor men
het rechte gegrepen heeft. Dat is het
ware. De andere bron is de zucht om
gelijk te krijgen, den ander een vlieg
af te vangen, en intusschen het strijd
punt in het midden te latenwat de
Duitschers noemen Rechthaberei. Zij
is hatelijk en slecht, ontstaat uit kop-
pikhed, ontaardt in twistzucht. De re-
deneerzucht uit de laatste bron ge-
i sproten, bedoelen we natuurlijk niet.
Het is ons te doen om de edele vrucht
van den goeden boom.
In theorie heeft niemand daartegen.
Maar in de praktijk geven we onze
mooie theorie op, wanneer wij be
merken dat wij door onze redenee
ring óf zeiven zouden komen öf door
onzen tegenstander zouden gebracht
worden tot inzichten, toestemmingen,
hesluiten, die ons, uit welke oorzaak
dan ook, onwelgevallig zijn.
Om te kunnen redeneeren is een
zekere mate van ontwikkeling noo-
dig. Ontbreekt die, dan is er in 't ge
heel geen spraak van. Dat is duidelijk
genoeg om er niet bij te blijven stil-
j staan.
Maar om te willen redeneeren
moeten naar mijn inzien bovenal twee
eischen worden vervuld. Noodig is,
eerstens, een voldoende mate
van liefde, ik zou bijna zeggen
eenigen hartstocht voor de w a a I'
ll e i d. En ten tweede men moet zich
geen parten laten spelen door
zijn gevoel.
Daarmee noem ik tevens, als ik wèl
zie, de twee oorzaken, waardoor d e
vrouw in het logisch ge
sprek meestal de mindere
is. De tweede hinderpaal, die van het
overheerschend gevoelsleven, is voor
haar de ergste, het zwaarst te over
komen. Over deze hindernis schrijf
ik u de volgende week. Thans over
de eerste.
Er moet, zei ik, voldoende liefde
tot de waarheid aanwezig zijn.
Ze is den rnensch aangeboren. Het
kind vraagt zonder ophouden Waar
om Het breekt zijn speelgoed om te
zien hoe 't er van binnen uitziet. Als
we, ouder geworden, dien drang
schijnen te verliezen, het is omdat
naast de begeerte naar weten en ken
nen andere behoeften en verlangens
bestaan, waarvan we ons gaandeweg
bewust worden dat zij met den waar
heidsdrang in strijd komen. Laat
ik die velerlei andere aan
doeningen maar kort samenvatten
onder de begrippen vanaangenaam
en onaangenaam. Wij hebben onze
lusten en wenschen, liefhebberijen en
hartstochten, en deze zeggen tot de
waarheid, die wij vermoeden dat uit
onze redeneering zal te voorschijn
komen Basta tot hiertoe en niet ver
der
Het is wel zeer onverschoonbaar,
als we uit zoo égoïstische oorzaak
den natuurlijken drang, die zich reeds
bij het kind openbaart, geweld aan
doen en de waarheid in 't aangezicht
slaan, maar het feit ligt er toe en valt
niet te ontkennen. En laat mij aan
stonds er aan toevoegen, dat er vaak
zeer verschoonbare oorzaken voor zijn.
Het leven met zijn luid sprekende noo-
den brengt soms zeer verzachtende
omstandigheden bij. De waarheid kan
zeer belemmerend zijn voor wat ons
naar den stoffelijken rnensch nuttig,
noodig en gewenscht toeschijnt. Haar
te kennen en te erkennen, zelf reeds
ons met de vraag naar haar in te la
ten, kan zeer te onpas komen aan
onze behoeftigheid of onzen nood. Dan
zetten we eenvoudig den domper er
op. Al is dat niet goed, in de om
standigheden ligt eenige, soms groote
verontschuldiging.
De hindernissen zijn trouwens niet
louter stoffelijke. De geestelijke zijn
zelfs machtiger. Vooroordeelen, oude
meeningen, traditie van eeuwen,
geestestraagheid en wat niet al, ver:
zetten zich tegen de natuurlijke be
geerte naar licht.
Ik mocht dan wel zeggener moet
voldoende liefde, ja iets van harts
tocht voor de waarheid in ons aan
wezig zijn. Er zijn menschen, wien 't
niet schelen kan hoe een ding in
elkaar zitanderen rusten niet voor
ze 't ontleed hebben. Er zijn er, die
tevreden zijn met aan T oppervlak te
blijven hangenanderen willen door
dringen tot de diepte. Er zijn er die
't vervelend vinden, het naadje van
de kous te zoekenanderen vorschen
gaarne naar 't begin. Dezulken heb
ben we noodig. Wij zeggen zoo licht
dat wij iets weten, en we weten het
niet. Er is menige schijnredeneering
die het werkelijk bestand der dingen
voor ons verbergt. Dit ondervinden we
dagelijks. Wie niet diep overtuigd is
van zijn stuk-weten, komt op 't ge
bied der waarheid niet verder.
Hartstocht voor de waarheid is nog
iets andersonwil om in de luren ge
legd te worden. Die onwil ontspruit
uit fierheid. Onze menschelijke ver
mogens zijn te goed, te edel om ze te
verstompen, te bedriegen, met een
kluitje in 't riet te sturen. Heb ik mijn
oogen niet om "te zien
En dan het ergste noghet nadeel,
de schade, die de onwaarheid en de
leugen brengenHoevelen lijden on
der haarHoeveel smart en leed zijn
aan duizenden aangedaan door een
onjuist oordeel
Hartstocht voor de waarheid nu is
haar lief te hebben om haarzelve.
Het ding, het feit, het verschijnsel, den
toestand of wat ook te willen kennen
zooals ze z ij nniet zooals ze niet
zijn. Dan valt weg de vraag wat de
uitkomst zal wezenof gij gelijk
krjjgt of ongelijk, of die slotsom u zal
stuiten in uw vooroordeel of u verste
ken van genot. De waarheid is een
godin, die troost over verlies, eenvou
dig door hare verschijning. Waar
waarheid binnentreedt, is nooit spra-
ke van verlies. Daar is altijd winst.
Met onwaarheid is ten slotte niets of
niemand ooit gediend,
j Thans kom ik terug op mijn uit
gangspunt. Ik meen namelijk dat de
thans besproken eerste hoofdvoor
waarde om te willen redeneren
voldoende liefde voor de
waarheid, bij de vrouw in den re
gel in minder mate aanwezig dan bij
den man. Wel geloof ik dat zij veel
meer te kort komt ten aanzien van
i het tweede puntdat zij zich niet fop
pen late door haar gevoel waar
over ik aanstaande week schrijf
doch ook dit eerste mag niet worden
voorbijgezien.
Heeft dan de vrouw geen liefde tot
de waarheid
1 Die bewering zij natuurlijk verre
van mij.
Ik herinner mij een hoogleeraar,
die omtrent een ambtgenoot zeiHet
ontbreekt hem niet aan waarheids-
li ef de, maar aan waarheidszin.
Dat past ook hier.
Kleeft haar die zwakkers- waarheids
zin van nature aan In geenen deele.
i Het is een zaak van aanwenning, van
overerving. Waarheidszin is een ver
worven eigenschap. Eeuw na eeuw is
de man zoowel door studie en onder
zoek als door de eischen der levens
praktijk gedwongen geworden en al
dus meer erop aangelegd geraakt te
zoeken naar den grond der dingen,
naar de juiste verhoudingen, denwa-
ren toestand. Dat geeft zekere hebbe
lijkheid een goede hebbelijkheid in
t dit geval die aan het mannelijk
geslacht, in 't groot genomen, bij het
zoeken naar waarheid in het voordeel
is gekomen.
Daar Louise dezen brief leest, ont
vangt zij mijn groet vanzeff. Een
lichte ontstemming zal haar vriende
lijk hart spoedig weten te bezweren.
Dag FransT"
t.t.
LECTORI SALUTEM.
seling stil voor dat bedrijvige leven
van die roekenkolonie.
Hoor, wat hebben ze het druk om
de nesten in orde te maken zouden
ze ook hier weer verdreven worden
Ze hebben toch een taai geduld, die
beesten wat zijn ze niet vaak opge
jaagd, en toch slaan ze, nu hier dan
daar weer hare tenten op. Die groote
vogels in dat stemmige zwart, ze wek
ken onze sympathie, al weten we wel,
dat ze den omtrek zeer vervuilen.
Evenals de torenkraai leeft ook deze
gezellig, d. w. z. in ti*oepen en of
schoon het geluid nu niet tot het lie-,
felijkste behoort, geloof ik toch, dat
de meeste natuurvrienden het nog
aangenamer vinden, dan het toe-oet,
toe-oet der tuf-tufs.
Aan het laatste huis van 't Bolwerk
gekomen, slaan we even een blik door
het hek, om een drietal kennisjes te
groetenSpeenkruid, Helmbloem en
tal van welriekende Viooltjes, die hier
I het grastapijt hebben overmeesterd.
De tramlijn volgend, houden we nog
even op om de stuifmeel- en stamper-
katjes van den witten populier te aan-
schouwen, slaan even een blik door
de ramen van een bloemenwinkel,
waar Aronskelken en Lelies in blank
heid wedijveren en de koopers lokken,
en spoedig hebben we links en rechts
van ons de drassige weilanden, die
spoedig in bouwterrein zullen worden
herschapen. Dat frissche groen steekt
liefelijk af tegen den zandigen spoor- j
wegdijk daarachter. Hier en daar be
gint de natuur zich ook tusschen het i
gras te tooien met bloemen, ofschoon I
't overtollige water oorzaak is, dat de
wekkende zonnewarmte slechts lang-
zaam wordt opgenomen. Toch begroe-
ten we hier de roode kopjes der zu-
ringde Pinksterbloem, zich niet sto- j
rende aan den kalender, opent hier
reeds hare kruisbloemen niet een lila,
zoo fraai, dat de kleur alleen ons zou
bekoren. Nog eenigen tijd en ze vormt
de hoofdkleur van 't gansche grasta
pijt.
De bruine voorjaars Bloembies zou i
ons in de war kunnen brengen om
trent hare familie, maar hare bruine
bloempjes, op kleine tulpenbloemetjes
gelijkend, zeggen ons duidelijk, dat
het geen gras is. Daar staan de Dot-
i terbloemen, wat heerlijk geel, goud-1
geel als dooiers van een ei. Een kelk'
zoeken we hier tevergeefs, maar neen.
in en om Haarlem.
IV.
t Is of de natuur met dubbele
mate vergoeden wil. wat ze het vori
ge jaar bedierf. Mooie dagen en nog
eens mooie dagen, of de wind Oost of
West, Zuid of Noord is, onafgebroken
volgen ze elkander op. Geen wonder
dus, dat Haarlem en heel de bollen
streek den vorigen Zondag hoogtij
vderde. Duizenden en nog eens duizen
den wandelaars langs den weg, on-
i danks het stof, door de tuf-tufs ver-
wekt. Wat zitten onze bloemen en
i planten langs den weg er onder. Geen
wonder dus, dat velen met dat mooie
weer zooveel mogelijk wandelen gaan,
1 zoodat ook de lichamen eens gezui
verd worden, evenals onze woningen.
Wandelen is gezond en daarom, al
hebben we maar een uurtje vrij, we
gaan de vrije natuur in.
We stappen het spoor bij den Kruis
weg over, slaan links af, verwonderen
ons over den vooruitgang der boomen
sinds den vorigen keer en staan plot-
de kelk is juist die geelgekleurde
krans, de bloemblaadjes bleven ach-1
terwege. De talrijke meeldraden en j
stampers heipen ons spoedig bij de be-
paling van de familie, n.l. die der
Boterbloemigen. Onvolkomen bloemen'
schijnt een familiezwak van de Boter-]
bloemigen te zijn.
Het gras is hier wat droger, dank
zij de gegraven greppels, waarin al
dadelijk weer leven en bedrijvigheid.
Op onze nadering schieten de stekel
baarsjes weg en verschuilen zich in
den modder. Lange bloedzuigers krui
pen langzaam voort, kleinere en groo-
tere waterkevers ontbreken ook al
wear niet. Maar, wat is dat daar voor
beweging in dat bijna dichtgegroeide,
slootje? Dom voor zich uitstarend met
hun gladde koppen even boven 't wa-
ter uit. zitten tal van kikvorschen ons
aan te staren om na de minste maar
eenigszins te wantrouwen beweging
onder te duiken en weg te schuilen,
't Is alsof ze de wacht houden bij
hunne eieren, die als een gelei-achtige
massa aan de oppervlakte drijven, ook
al wachtende op de levenwekkende
kracht der zon.
Nog eenige dagen en er komt bewe
ging in dat zwarte korreltje, het ont
rolt zich en een paar dagen verder,
daar zwemt de jonggeborene heen, aan
zich zelve overgelaten, in het minst
niet op zijn ouders gelijkend. Wat is
het goed, dat die stipjes, de dooiers,
omgeven zijn door die gelei-achtige
massa, nu toch krijgt elk kon-eitje,
wat hem toekomt. Wat al leven, wat
al beweging, wat een schoon natuur
ontwaken, waarvan de wandelaar op
den straatweg niet het minste vermoe
den heeft.
Daar op dien zonkant van de glooi
ing vinden we één tapijt van aardveil
of hondsdraf. Wel zijn de kopjes nog
wat donkerbruin groengekleurd van
de geleden koude, maar die deerde ze
niet.
Een weinig de stengeltjes ter zijde
duwont, zien we in de oksels der
blaadjes paarsblauwgekleurde bloem
pjes, waarvan het onderlipje de in
secten tot zitten uitnoodigt. Wellicht
zien we spoedig hare nicht, de witte
Doovenetel, om meer op ons gemak
al weer een der geheimen der natuur
te aanschouwen. Zie hier reeds de
purperen, purper zelfs zijn de blaad
jes aan den top, ook al duidelijk ver-
toonend alle kenmerken der lipbloe-
men. Opgeschrikt door een voorbij-
snorrenden tram, wandelen we een
eindje voort, meer onze blikken in de
verte gericht, als waren onze oogen
moe geworden van dat turen. Den
spoorweg over. verrukkend schoon ligt
de duinkant voor ons. Prachtige vil
la's tusschen zwaar geboomte, hier en
daar een heuveltop, 't is als wenkte
alles ons, om ook daar eenige aange
name uurtjes te slijten. Geduld maar.
Wandelen kost tijd en al beginnen we
thans ons wandelen op prijs te stellen,
onze dagelijksche bezigheden blijven
hoofdzaak.
Wat is de aankomst hier in Bloe-
mendaal schoon, zoo plotseling die
verheffing van terrein, dat verrukt ons
telkens. Als echte natuurkinderen
stappen we nog even de niet bebouw
de gedeelten van dit bouwterrein bin
nen, maar de zon, die we zoo straks
reeds achter de duinen zagen verdwij
nen, laat ons in den steek, 't is nog
niet donker, maar toch stralen Flora's
kinderen geen licht genoeg meer uit,
om op te vallen, tot later dus.
Even de tram opgewacht, den in-
wendigen mensch een weinig ver-
frischt, al was 't alleen maar om ge
hoor te geven aan de uitnoodiging der
gemakkelijke stoelen en onder vroo-
lijken kout komen we tot de slotsom
Een heerlijke zomeravond in April.
J. STURING.
Een Spieg lge vecht op
stelten in (le 15e eeuw.
De inwoners van de stad Namen
waren in den ouden tijd beroemd om
hunne groote vaardigheid in het stelt-
loopen, die zij voornamelijk tentoon
spreidden bij de spiegelgevechten op
stelten, welke spelen dan steeds behal
ve de gelieele bevolking ook groote
scharen kijklustigen ver uit den om
trek naar de kampplaats lokten.
Doch de vroede vaderen der stad
waren niet zoo onverdeeld ingenomen
met deze door het volk zoo geliefde
uitspanning, en den 8sten December
1411 werd tot groote verontwaardi
ging van oud en jong een decreet uit
gevaardigd, waarbij de spiegelgevech
ten op stelten voortaan verboden wer-
Een ZsterdagaTondprsa(je.
loe gaat het?
)at is in den regel de eerste vraag
n menschen, die elkaar ontmoeten,
lewoonlijk krijg je daar geen ant-
ord op. De ander zegt eveneens
e gaat het? en verneemt ook het
Iwoord niet. 't Is meer een gewoon-
tlan een ernstig gemeende infor-
itie.
Dan komt de tweede vraagWat is
voor nieuws
Als ik die vraag nu moet beant-
lorden aan de lezers van dit blad,
5 ik de eer heb voor de zooveelhon-
rdstc maal in gedachte weer te
tmoeten, dan zeg ik: Nieuws? Er
geen nieuws en toch nieuws. Geen
suws, omdat ik u op dit oogenblik
en treffend nieuwtje kan vertellen
t praatje, dat de burgemeester, ont-
emd door de schouwburgquaestie,
ontslag zou nemen, is in 't ge
niet bewaarheidverder heeft er
cu aardbeving in Haarlem plaats
had en is er geen moord gebeurd.
Geen belangrijk nieuws dus. Maar
el kleine nieuwigheidjes over be-
mde aangelegenheden. Bijvoorbeeld,
it de plannen van den heer Van den
an tot verbouwing van den schouw-
irg, f 62000.zullen kosten. Een
irdig sommetje, dat wel bewijst, dat
voorgenomen verbouwing niet is
pu muurtje wegbreken hier en een
oertje leggen daar, maar een uit
gebreid plan, grootendeels een plan
voor nieuwbouw waarschijnlijk, waar
bij ejr van het bestaande niet veel
overeind zal blijven.
Het publiek is intusschen van al
het schrijven en wrijven over den
schouwburg nog niet bang geworden.
Wel was de voorstelling van Cremer
Donderdagavond niet zoo druk be
zocht als anders, maar dat lag aan
het feit, dat introductie dezen keer
niet was toegestaan, zoodat alleen de
leden met hunne dames aanwezig
waren.
Blijkbaar namen de aanwezigen de
gebleken die de rapporteurs aan den
schouwburg gevonden hebben, zoo
hoog niet op. Als dat zoo is, dan zijn
ze het eens met den heer Van Gaste
ren, den directeur van den schouw
burg, die de gebreken niet kan beoor-
deelen, omdat hij die niet kent. Staat
u daarover verbaasd, dat de heer Van
Gasteren die' gebreken niet kent? Ik
heb er ook verwonderd van gestaan
en toch heeft hij mij verzekerd, dat
het zoo is. Officieel weet de heer Van
Gasteren nog nergens van. Tot op dit
oogenblik heeft hij van het Stadhuis
nog geen bericht ontvangen, om welke
redenen 3e schouwburg zoo plotse
ling gesloten is geworden.
Kon, bij al het papier, dat dage
lijks van de Gemeente-Secretarie uit
gaat, ook 3aarover niet nog een papie
ren brief worden geschreven?
Op een stuk papier meer of minder
komt het toch bij de gemeente niet
aan en beleefdheid kost niets. Toch
is ze niet altijd overvloedig aanwe
zig, de beleefdheid bedoel ik. Toen de
zen Woensdag tfe eerste verificatiever
gadering gehouden werd inzake de
Noord- en Zuidhollandsche Bank,
waren er niet alleen mannen, maar
ook vrouwen aanwezig. Twee daarvan
hadden een zitplaats weten te verove
ren, maar de twee anderen, door hei
sterke geslacht bij het binnendringen
zeker op zij gestooten, moesten
blijven staan. Ze stonden in het loop
pad tusschen de getuigenbanken in.
die banken waren vol mannen wel
nu, niemand van het sterke geslacht
heeft hun zijn plaats aangeboden de
arme vrouwen hebben van tien uur
tot halfeen moeten staan.
Gedachtig aan den wijzen raad om
van een verschijnsel dat men ziet, ook
de aanleiding op te sporen, heb ik
erover nagedacht en ben tot de slot
som gekomen, dat de verklaring van
het feit wel in het feit zelf kan liggen, j
Het is modern, dat vrouwen verschij
nen op bijeenkomsten, waar vroeger
mannen de alleenheerschappij had
den. „Willen jullie nu ook komen",
zeggen de mannen, „goed, maar dan
stel je je met ons gelijk en kunt dus
geen beleefdheden meer van ons ver
wachten."
Ik zeg niet dat ik het goedkeur,
maar dat het wel zoo wezen kan. Er
is wel vaker beweerd, dat sedert de
vrouw meer dan vroeger als de mede
dingster van den man optreedt, de
ouderwetsche galanterie er uitgaat.
In dit geval is het gebrek aan be
leefdheid moeilijk geheel te veront
schuldigen daar ieder wel weet dat
de vrouw, al heeft zij hersens genoeg
om haar eigen belangen te beharti
gen, in lichaamskracht bij den man
ten achter staat.
Overigens leverde deze verificatie
zelf al heel weinig nieuws op. De ad
vocaten, die in de zaak betrokken wa
ren, ketsten met duizenden en tonnen
alsof het zoo niemendal was en voel
den zich in hun element, veel meer
dan de meestejirediteuren, die onder
den indruk waren van de plechtigheid
der zaal, de groote stoelen en de
deftige gezichten. Wie op een pikante
vergadering gehoopt had, kwam be
drogen uit. Ze was stiai, extra saai.
Den ongelukkigen directeur van de
geduikelde Bank had men gelukkig
maar gelaten waar hij waszijn te
genwoordigheid was dan ook waarlijk
niet noodig. Veel beter dan hij, die
toch maar altijd een zeer vaag denk
beeld van zijn zaken heeft gehad,
konden de procuratiehouders en lc
accountants inlichtingen gever;. Men
heeft deze heeren niet oververmoeid,
zij hebben nagenoeg niets te zeggen ge
had.
Wil men daarin een loftuiting lezen
aan het adres van de Curatoren, dan
heb ik daar niet tegen. Wel heeft het
wat lang geduurd, maar er is in dien
tijd goed werk gedaan. De curator
die het verslag voorlas, Mr. Willekes
Macdonald, kon dan ook, toen hij aan
de zinsnede kwam, dat door de Recht
bank een verzoek tot het benoemen
eener Commissie uit de schuld«4schers
was afgewezen, niet nalaten met een
min of meer spottend gezicht te kij
ken naar een van de crediteuren, die
destijds tot die aanvraag had meege
werkt. Deze crediteur zal hem dat ge
noegen gegund hebben „jedes Tier-
chen hat sein Plasierchen". Overigens
had de phrase even zoo goed uit he(
verslag weg kunnen blijven, er stond
toch óók niet fn, dat er gedurende
den arbeid van curatoren géén wa
terbuis in 't kantoor was gesprongen,
of dat er géén ruiten waren gebroken!
Voor crediteuren was dan ook het
belangrijkste, dat zij begin Juni min
stens 25 procent van hunne vorderin
gen zullen krijgen. Hoeveel daar nog
bij zal komen is op dit oogenblik niet.
te zeggen. Curatoren zeiden, dat de
gemaakte schatting van 55 procent in
't geheel voorbarig is, maar ze zei
den er niet bij, of het cijfer te hoog
zou wezen of te laag. Wijst de Recht- j
bank het verzoek van crediteur?:^ van
Westerkappel Hoofd, om als schuld-
eischers in het faillissement van de
Noord- en Zuidhollandsche Bank toe
gelaten te worden, van de hand, dan
zou het mij niet verwonderen, of de
crediteuren van de Bank krijgen 60
procent van hunne vorderingen bin
nen. Laat dè Rechtbank evenwel die
crediteuren toe, dan moeten ook de
zen, met een gezamenlijk bedrag van
150.000 mee deelen. Naar ik hoor is
die kans evenwel niet bijster groot.
In elk geval krijgen de crediteuren,
over een week of zes, wat in hun por-
temonnaie en nu ik dat woord ge
bruik, denk ik aan een mop van Co-
cadorus, die, op de Botermarkt por-
temonnaies verkoopende, mededeelde,
dat ze vroeger van papier waren,
maar tegenwoordig van leer, vanwege
de leerplichtwet.
Mocht iemand dit een flauwe mop
vinden, dan gelieve hij mij dat niet
te wijten, maar het Cocadorus zelf te
gaari vertellen.
Terwijl ik dit schrijf gaat de sproei
wagen voorbij.
In de Groote Houtstraat wandelen
tal van dames.
Een harer drukt zich tegen de hui
zen en neemt angstig haar mooie ja
pon bij elkaar, maar kan niet belet
ten dat er toch spatten op komen, die
zij verdrietig bekijkt.
Wie heeft toch ontdekt, dat het
uur van drieSn de beste tijd is om met
sproeiwagens door een drukke win
kelstraat te rijden?
Als ik het wist zou ik er moeite voor
willen doen om den man tot gezonder
denkbeelden te bekeeren. Meteen zou
ik hem dan kunnen wijzen op de
Turfmarkt, waar deze week, toen er
geen markt was, stofwolken rondvlo
gen om in te stikken. Déér was even
wel geen sproeiwagen te zien
Van wagens gesproken de auto
mobiel wint wèl veld 't Zijn geen
roekelooze jongelui alleen meer, die
zich daarin wagen. Onze deftige
Raadsleden stappen ook al in de tuf
tuf. Van betrouwbare zijde weet ik,
dat de heeren Leupen en Sneltjes hun
eersten rit in den automobiel hebben
gemaakt.
Wie aarzelt nu nog langer! Niet
FIDELIO.