BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD f 1.20 PER 3 MAANDEN OF 10 GENT PER WEEK. Natuurhistorische Wandelingen Haarlemmer Halletjes ZATEHDAG 7 MEI 1904 ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. ZON DAG SB RIETEN, Sentiment en Logica. Waarde Louise en Frans. Dat ik Louise's naam voorop noem, wordt eenvoudig gevorderd door de betamelijkheid jegens mijn vriendin. Zóo was 't ook verleden week. Thans echter moogt ge er nog dit in lezen, dat het eerste deel van mijn schrij ven meer rechtstreeks Louise geldt, het tweede aan 't adres van Frans is gericht. Gij weet reeds het onderwerp mijne bewering dat het doorgaans levendig, krachtig, opgewekt vrouwe lijk gevoel aan de geschiktheid tot redeneeren beletselen in den weg legt. Met meer moeite dan de man bewaart de vrouw de kalmte, het geduld, de zelfbeheersching, die tot een onpar tijdig oordeel en een breeden blik in staat stellen. Gewoonlijk wordt de vrouw in ster ke mate beheerscht door de algemeen menschelijke eigenschap van s y mp a- thie en antipathie. Zijn deze eigenschappen gebreken Wie zou 't durven beweren Snel als van zelf te voelen, veel te voelen, vóór of tegen een medemensch, een levens verschijnsel, een opgeworpen stelling vóór of tegen een persoon of een zaak, zullen we maar zeggen is iets zóo natuurlijks, kan zoozeer sa menhangen met onze beste en edelste aandriften, dat we van een gebrek zeker niet mogen spreken. Waar deze eigenschap getuigt van een opgewekt geestesleven, warmvoelend hart, zelf standige overtuiging of teeder gewe ten, daar is zij niet te veroordeelen maar toe te juichen. Is sympathie medegevoel en antipathie: af- k e e r, dan is er eigenlijk niets tegen in te brengen. Doch in éenen adem genoemd en bij elkaar behoorend, worden ze in den regel, en terecht, in onze taal ver tolkt metvóór- en tegen-inge- nomenheid. Dit leidt ons op weg naar de fout. We hebben met die woorden het oog op een voorkeur oi een tegenzin, die men reeds vooraf, vrij snel. dus eigenlijk wat te vroeg, heeft opgevat. Immers „vooraf" wil zeggen: vóór we'nog den tijd of de gelegenheid hebben gehad, of onszelf den plicht hebben opgelegd om op voldoende gronden toT een gunstig of ongunstig oordeel te komen. We la ten ons leiden door ons gevoel. Onge motiveerde, maar niettemin krachtig optredende aandoeningen brengen ons tot een vriendelijke of wel koele of vijandige houding. Dat dit overheerscliend gevoel in de discussie van de wijs brengt laat zich hooren. Ten opzichte van personen is 't zeker zéér gevaarlijk. Ten aanzien van zaken al niet minder, vooral daar een onderwerp dat besproken wordt, laat 't dan zakelijk wezen, meestal met personen samenhangtdaardoor ontstaat het bekende gevaar dat gelijk we het noemen zaken en personen worden dooreengeward. Is een persoon ons niet welgevallig, wekt de gedachte aan hem of aan haar onzen tegenzin, hoe licht zijn wij ge neigd het van hen uitgegaan plan of •de door hen verrichte daad, zonder er onbevooroordeeld op in te gaan, kort af te handelen, louter bezien in het licht van de ons onwelgevallige per soonlij klieid, die er achter zit. Wat ik daar het laatst zeide, sloeg op het geval dat onze minder billijke bejegening afwezigen treft, over wie ons oordeel gaat. Het doet zich ook voor, dat er zijn in het gezelschap met hetwelk gij uw gesprek voert, die niet tot uw dikste vrienden behooren. Hoe ontvangt ge hun argumenten Met hetzelfde welwillende oor als die van anderen Of hebt ge wel eens een ar- gum ent, dat toch wel degelijk hout sneed, stilletjes naast u laten neer- glijden, voor notificatie aangenomen, misschien wel u er tegen verklaard, eenvoudig omdat het kwam. van een kant, die gij de eer of de vriendelijk- i heid van uw belangstelling niet be wijzen wildet En toch dat alles mag niet. Een halfbewust gevoelsoordeel is geen be wijs. Eu als we eenmaal ons begeven op de wateren der redeneering, mag niet een: „daar heb ik nu eenmaal erg mee op" of„daar heb ik eenvoudig altijd wat op tegen gehad" aan 't roer zitten. Ook dient men het als een plicht te erkennen elk argument, van welke zijde het kome, te laten wegen wè,t het weegt. Er is nog een ander sta-in-den-weg, waar de vrouwelijke gemoedsaard licht tegenaan loopt: de oogenblikke- lijke opwelling. Eene vrouw behoeft nog niet van rechtstreeks opvliegend driftigen aard te zijn om voetangels en klemmen te vinden in den hof der redeneering. De eenigszins langzame gang, van nature aan een discussie eigen, wekt haar ongeduld. Het ge vaar van het pleit te verliezen, haar stelling te moeten opgeven, werkt op hare prikkelbaarheid. Hoe minder zij gewoon is tegengesproken, veeleer voorkomend behandeld te worden, des te meer nadert de tegenspraak voor haar gevoel de grens, indien al niet van onbeleefdheid, dan toch van min dere welwillendheid. Valt er dan van den kant der tegenpartij een woord, een zegswijs, een minder gelukkige betoogswending, die onder mannen zonder ongelukken zou passeeren, de vrouw acht zich geraakt, gekrenkt. Zij vermoedt zekeren onwil om haar recht te doen. Vooral dreigen deze gevaren, waar zij, iets wat haar zoo gemakkelijk gebeurt, van de hoofdzaak van 't ge sprek afdwaalt en op zijwegen ver valt, aan bijkomstige dingen hangen blijft. Zoowel gemis aan juiste onder scheiding als warm, bewegelijk ge voel brengen haar daartoe licht. Me nigmaal ook wordt zulk een zijsprong gedaan als redmiddel. Frans zal wel zijn bekentenis willen voegen bij de mijne, dat van het gebruik maken, van dit redmiddel wij mannen even- min afkeerig zijn. Van die afdwaling teruggewezen worden naar het hoofd punt, vooral indien het inslaan van den zijweg inderdaad een poging was tot ontvluchting, is nooit en aan nie- l mand aangenaam. De meer prikkel-; hare gemoedsaard nu van de'vrouw; ontkomt in dergelijk geval moeilijk! aan een ontstemming, die de opgezette j discussie in elkaar doet vallen als een half voltooide revolutiebouw bij nood- j weer. Welnu, Louise, overweeg eens wat gij van deze dingen denkt. Heb ik wat boud gesprokén, trek er dan een percentage vrouwen af, zóo groot, als uws inziens net getal is van haar die zich door zelfbedwang en kalme zinnen van mijn beweringen geen aasje behoeven aan te trekken. En tel er zulk een percentage man-, nen In] op, als met zwak logisch hoofd en overheerschend sentiment den lof der hun toegekende meerder heid in het debat bitter te schande maken. Vergun mij, Frans, voor dessert nog een appeltje te schillen met u. Het kan den schijn hebben als wil de ik de heeren der schepping ver- beffen tot patroons van de conver-, satie. Niets is minder waar. Hun redeneerzucht doodt soms de conversatie. President Roosevelt zei onlangs, sprekend over de toen nog hangende Russisch-Japansche geschillen Groo- te natiën hebben in critieke tijden niet alleen elkanders rechten, maar ook eikaars gevoeligheden te ontzien. Hij had gelijk. En niet louter op natiën in critieke tijden is zijn woord van toepassing, het bevat ook een les voor alle menschen in gewone tijden. Eikaars rechten hebben we te ontzien. Maar daarmee mogen we niet tevre den wezen. Willen we vrede houden, aan de liefde haar eisch geven, nobel handelen, dan dienen we ook alkaars gevoeligheden te sparen. Elk mensch heeft zijn zwak. De een drage de zwakheid des anderen. Wordt deze les door scherper redeneerende gees ten en meer critisch aangelegde na turen tegenover de zwakkeren altijd A?oldoende betracht? Daarbij, gelijk ik in mijn eersten brief reeds herinnerdeuit tweeërlei bron kan de debatteerzucht opwellen. Ontspruit de drang metterdaad uit de behoefte om tot licht en klaarheid te komengeeft ge een aangevangen discussie niet op, omdat het zich laat aanzien dat, bij goeden wil aan beide zijden, het bevredigend eindpunt kan gevonden worden, dan valt er niets tegen te zeggen. Niet altijd, helaas, is het aldus gesteld. Er zijn men schen, als bezeten door een geest van gelijkhebberij, dwarsdrijverij en te genspraak. Wie kent niet zulken, wien het bijna onmogelijk is tegen een mee ning of uitspraak zich niet te ver zetten Laat mij vervolgens op nog een punt wijzen. Een huiskamer is geen dispuntcollege, geen debatingclub. Elke omgeving heeft haar eisch en ook het beste kent zijn grenzen. Wat op wekkend kan zijn in een vrinedenclub, werkt temet storend in het huisgezin. En ten slotte. Uw goedronde, eer lijke manier van redeneeren, Frans, kent ieder die met u omgaatMaar vindt men niet mannen die bovenal tegenover de zwakkere sexe hun han diger redeneertrant misbruiken We hebben een reeks van woorden, die den tegenzin tegen zulk gedoe te ken nen geven. Met rechtmatigen afkeer gewagen we van haarkloverijen en spitsvondigheden, van vitterij en mug- gezifterij. van spijkers op laag wa ter zoeken en elkaar een vlieg afvan gen, van avocasserieen, chicanes en subtiliteiten. Die dingen zijn uit den booze en brengen den eerlijken kamp der meeningen in discrediet. Wie waarheid zoekt verwerpt hulpmidde len van dergelijk gehalte. Wie waar heid zoekt erkent bovendien 't geen IR verleden week Louise reeds toestemde dat de vróuw in haar levendig gevoel, trots de parten die 't haar spelen kan, een orgaan bezit, dat vaak als bij intuïtie, bij verbor gen inzicht, alle redeneering over springend, het juiste raakt. Dit laatste behoeft, niet te verwon deren. Al moeten ook alle oordeelvel lingen en meeningsuitingen den trech ter van de rede passeeren en ander het waterpas van de logica doorgaan, het onderwerp-zelf betreft telkens en telkens weer zaken, in welke het gevoel een beslissend woord heeft mee te spreken. Weest hartelijk gegroet, mijne vrienden. In deze Mei-maand hoop ik een avond den tijd te vinden om na den maaltijd den trein te pakken en aan uw theetafel een uurtje te ko men redeneeren. Yours LECTORI SALUTEM. in en om Haarlem. VI. Wat heeft April zich goed gehouden, wel was gedurende de laatste clagen de temperatuur wat lager, zoodat de brommers van beroep zich weer deden hooren, toch is de maand mooi ge weest. Hij had bijna vergeten, dat hij ook wel Grasmaand werd genoemd nu, men kan ook niet alles, en zijn opvolger, de lieve Mei was het zeer spoedig met zich zeiven eens, wat er gebeuren moest. Den eersten dag mooi, zacht weer, om te toonen, dat het Mei eu tevens Zondag was, maar het ver zuim van zijnen voorganger bemer kende alles onder 't stof, hier en daar reeds gebrek, neen, dat kon niet langer blijven. En 't heeft geregend, den geheel en dag. „Wat 'n weer", hoorden we herhaaldelijk, en om de menschen nog maar niet meer uit hun humeur te maken, zwegen we stil. Was dat geen goddelijk weer? Een flinke regenjas aan, een paar over schoenen, och wat deert ook een wei- nigje regen neen, voor den echten natuurmensch was het om te genie ten. „Men kan het gras hooren groei en, het regent radijsjes en spinazie", ziehier uitdrukkingen, die meer in houden, dan die der mopperaars. Hoe is de natuur dan ook opge- frischt, hoe zijn de nog talmende bladknoppen opengesprongen. de knopscllubben door water en wind ten verdervc opgeschreven, het gras, 't werd een zee van groen, waar eenige dagen te voren nog dorheid heersch- i teneen, 't was heerlijk weer. Én de Mei-zon, zeker, die was er spoedig bij, om hare wel wat ver kleumde kinderen te verwarmen, nog eens een buitje, maar bij nacht, en maar weer zonneschijn, om eindelijk j eens weer de dichters in het. gelijkte stellen, die de Mei zoo vaak bezongen. Gaan we thans op een dezer mooie avonden eens naar buiten. Waar zal het been? Laten we thans eens de, bekoring zoeken van de vlakte. Voor bij het Kikkertje en de werf Conrad, zijn we spoedig buiten. Het breede Spaarnc, die landelijke boerderijen aan den overkant, dat vlakke veld, 't heeft voor ons ook zijn bekoring. Zie die zwaluwen, scherend langs het wa tervlak, met vlugge beweging, dank j zij vleugels en staart, nog eventjes; soupeerende vóór ze ter ruste gaan. i Er is eten genoegvliegjes, bij mil- j boenen geboren uit de in 't water le- J vende larven worden door haar in de j i vlucht verorberd. Meeuwen mét meer statigen slag en starren blik trachten nog een vischje te verschalken, ter-; 1 wijl ginds in de weide de reiger lang- i I zaam voortstapt, zich weinig storende aan het „lippe. lippe.... der kieviten, i Musschen als echte straatjongens zijn I ook hier te vinden, maar waar zou- j den we eindigen, wilden we alle ge- i vleugelde luchtbewoners de eer gun-1 i nen. die hun toekomt? Insecten zijn er niet vele de meesten zijn gesneu- veld andere wachten op wat warmte. Slakken met en zonder huisje des te rneer, ze vinden het tafeltje welbereid en het jonge, malsche groen is ook I voor die diertjes de geliefkoosde spijze. j Hé wat aardige plantjes, hier op dien grinthoopbruine stengels, met kleine kokertjes om de knoopenen op den top een klem kegeltje, dat hij nader toezien bestaat uit kleine zes-) hoekjes. Zoodoende beschut voor den; regen, zitten daaronder de sporehou-, ders, 'die. zoodra de droogte weer is| ingetreden, hunne sporen de vrijheid l seven, 't Zijn microscopisch kleine korreltjes, bezet met een paar zeer hygroscopische springdraden. Hier of; daar op den grond gevallen, begin-1 nen ze spoedig te zwellen en te groei-1 en, om het aanzijn te geven aan een: zoógenaamden voorkiem. 't Is de ak- j kerpaardestaart. een sporeplant, maar) toch een der schadelijkste onkruiden i onzer weiden en akkers. Spoedig ko- j men de groene stengels te voorschijn, hier en "daar bekend als „Naalden kokertjes", om weer reservevoedsel te verzamelen, dat in den dlep-zittenden, zwartbruinen wortelstok wordt opge borgen tot het volgende voorjaar. Vraag het maar eens aan de hoeren, of anders sla maar eens een boek op, i dat wat volksnamen bevat en ge kunt zien, of het plantje bekend isher moes, lidruske, unjer, onect, enz. enz. Langs de sloot begint de smeerwor- tel weer zijn klokjes te voorschijn te brengenaan de bloeiwijze, zoo'n op- gerolden bloeitop, ziet men duidelijk de verwantschap met ons Vergeetmij- nietje. Behalve tal van andere ken merken, hebben ze tevens gemeen de ruwe bladen, een goed beschuttings middel tegen slakken. Prachtige blad rozetten van distels drukken het gras ter zijde, om spoedig den bloemsten gel in de hoogte te werken. Paarde bloemen en Madeliefjes thans in alle stadia van ontwikkeling. Böterbloe- men meest alle nog in knop, terwijl riet en kalmoes, iris. enz. ook uit hun sluimering zijn wakker geworden en uit. de dikke zoden van wortelstokken hunne hovenanrdsche deelcn krachtig ontwikkelen. Wel worden we af en toe minder prettig gestemd, als hier en daar een doode hond of kat ons noodzaakt de oogen af te wenden. Dan zijn het weer in de groene weide de lilakleurige Pinksterbloemen, of de grooie gele Dotterbloemen, die ons spoedig weer doen vergeten, wat ons onaangenaam aandeed. En toch, in die doode lichamen heerscht heel wat leven. Massa's kleinere dieren hebben daarin hunne eieren gelegd, om te zor gen, dat hunne jongen voedsel genoeg bij de hand hebben. Hier zijn we aan een kromming van den weg, waar de meerdere ruimte als opslagplaats gebezigd wordt voor bag ger. Is de moddermassa wat uitgelekt en uitgedroogd, wat duidelijk te zien is aan de scheuren en spleten, dan ontwikkelt zich hierop een planten groei zoo krachtig, dat het ons niet behoeft te verwonderen, dat die aarde als een soort roest wordt gebruikt over weiland, enz. Zie hier eens dat hondsdraf, als een dicht laken bedekt het over ettelijke vierkante meters den bodem, "t Is op den aarden wal, die de weeke pap eerst tegenhield. De schuine glooiing maakt het gezicht niet minder mooi. Dat groen, eenigszins bruin getint in den top, die mooie lïpbloempjes, waar de twee lange en de twee korte meel draden zoo mooi onder de bovenlip liggen verscholen, ze brengen ze sterk, vooral hier, waar ze zoo in massa bijeenstaan. Trouwens, dit hebben ze met de andere lipbloemen gemeen. Reusachtige stengels van wederik, en melde, brandnetel en distel vertellen ons van de reuzen -Flora van het vo rige jaar, dank zij de groote hoeveel heid humus, die zulke modder steeds bevat. Bij millioenen zijn de zaden uitgestrooid, de jonge kiemplantjes staan thans nog broederlijk tezamen, om eikander spoedig lucht en licht te betwisten en alleen de sterkste te doen zegevieren. Nog een oogenblik ge wijld bij dat tapijt van mos, dat we hier niet zouden verwachten. Aan de schaduwzijde wierpen denkelijk enke le plantjes de sporen het vorige jaar uit. Thans duizenden plantjes bijeen, elk getooid met een gezwollen spore houder, gedragen op dunnen steel. Maar de avond begint te vallen en we zullen oW moeten haasten, wil len we weer in de stad zijn voor het kunstlicht het daglicht heeft vervan gen. Ook de reiger schijnt genoeg te hebben van zijn wandeling, met inge trokken nek en naar achteren gestrek te pooten zweeft ook hij néstwaarts. J. STURING. BEURS-OYERZICHT 29 April 6 Mei 1904 Wederom kenmerkt de Beurs zich gedurende de afgeloopen week door groote stilte in bijna alle hoeken. Het publiek blijft uit de markt en zoolang hierin geen verandering komt, is de kans op verlevendiging in zaken vrij wel verkeken. De terughoudhiid van het publiek is intusschen niet on gemotiveerd de toestand in het Oos ten stemt tot voorzichtigheid en de de zer dagen van het oorlögstooneel ont- vangen berichten, vermeldende Rus- Een ZaterdaguTOndpraatje. Onze gemeentelijke lichtfabrieken houden er twee soorten van klanten op na die zij leveren op crediet en die vooruit moeten betalen. De eersten zijn de gasgebruikers, bij wie eenige financieele kracht wordt veronder steld, de laatsten zijn de menschen, die geen vermogen bézitten en van week tot week precies van hun loon bestaan. De eersten betalen per maand op quitantie^, de laatsten krijgen geen gas vóórdat ze een 2^-cent-stuk in hun meter hebben geworpen. Tegen die regeling kan men weinig bezwaar maken, of het moest dit we zen, dat verschillende gasgebruikers van de eerste soort feitelijk eer thuis zouden behooren in de tweede, ook in hun eigen bijlang. Overigens zijn de vooruitbetalers voor iederen fabri kant altijd zeer gewenschte klanten en zoo stelt" de directeur van de licht fabrieken, daar ben ik zeker van, zijn muntgasgebruikers op hoogen prijs. Nu zijn deze gebruikers niet in hun schik, 't Is namelijk een paar maal voorgekomen, dat ze bij het halen van 2^-cent-stukken in 't Pand, er een te weinig in hun pakje vonden. Waar dat aan ligt De administra tie van de fabriek zegt, dat in 'teene geval het kind dat de halvestuiver- stukken kwam halen, ze op den grond liet vallen en er bij het oprapen een Het liggen, die naderhand wel gevon den werd, maar niet teruggegeven kon worden, omdat men den naam van 't knaapje niet kende. Blijft dus één geval over. Nu zegt het spreekwoord weleen is geen, maar hier gaat dat niet op. Bij de gemeente mag zoo iets niet voorko men, geen tien keer, geen twee keer en geen-enkelen keer. En de directeur van de Lichtfabrieken, de heer Blom, die genoeg fabrikant in zijn hart is om het zijn klanten naar den zin te wil len maken, heeft dan ook in 't wissel lokaal in het Pand een kennisgeving laten aanplakken dat ieder die ets. stukken komt inwisselen, recht heeft, deze door den beambte te doen uit tellen. Na het verlaten van het bu reau wordt dan natuurlijk geen re clame meer aangenomen. Dat is al veel gewonnen, maar de heele moeilijkheid is uit de wereld, wanneer de heer Blom nog één stapje verder gaat en eenvoudig den be ambte last geeft, als regel, altijd, dus ook ongevraagd, de muntstukken uit j te tellen. Ik heb menschen hooren zeggen, dat dit nu toch eigenlijk een kleinigheid is. Goed, een halve stuiver is de heele wereld niet, maar een zaak kan po pulair of impopulair worden juist door kleinigheden. Daarom is er veel aan gelegen, deze grief weg te nemen, want onze Lichtfabrieken moeten po pulair zijn, zullen ze goed rendeeren. Waarlijk we moeten de beteekenis van kleinigheden nooit onderschatten. Daar weten de mineraalwaterfabri kanten en de bierhandelaars van mee te praten. Sinds jaar en dag tobben zij met het verlies van flesschen. Honderde, duizende leege flesschen worden in den schoonmaaktijd door de gebruikers opgeruimd en aan een opkooper verkocht, tot groote schade van den eigenaar. De eigenaar betaalt n.l. voor een ko- gelfleschje acht en een halven cent, voor een siphon f 1.05. Wanneer hij nu 12 gevulde kogelfleschjes aflevert, dan krijgt hij voor zijn mineraalwater 12- maal 6 is 72 ets. betaald en als hij de fleschjes niet terug krijgt verliest hij 12 maal ct. is f 1.02 en legt dus bij die bestelling 30 cents toe, behalve den kostenden prijs van het water, het etiquet en 't arbeidsloon. Is dat geen voordeelige zaak? Wanneer alle afnemers zoo vrijpos tig met de fleschjes omsprongen, dan kwamen de leveranciers ook heel gauw op zwart zaad. Zoo erg is het nu niet, maar wel begrijpt men dat het erg genoeg is, als men weet, dat een firma hier mij vertelde, dat zij jaarlijks omstreeks vijfduizend kogel fleschjes kwijt raakt en dat de totale schade aan glaswerk, met de verlo ren siphons inbegï*5fren, naar de dui zend gulden loopt. Dat weten de menschen niet, wan neer ze in 't voorjaar den opkooper laten komen en hem den geheelen flesschenvoorraad van de hand doen, waarbij ze éen a twee cent voor een kogelfleschje en een dubbeltje voor een siphon krijgen. De leveranciers zeggen, dat 't dik wijls ligt aan de dienstboden. Ik kan het niet beoordeelen, maar men ziet dan nu welke kolossale schade er door ontstaat en hoe de gezamenlijke han delaars in minerale wateren en bie- ren duizenden guldens te kort komen. Er zal dan ook nu een proces over gevoerd worden, maar of de hande laars dat zullen winnen is zeer twij felachtig. Zelfs al zetten ze hun firma naam in de flesschen, dan nog kun nen ze er geen aanspraak op laten gelden, daar dit evenmin bewijs van eigendom is als bijvoorbeeld de naam van een hoederdeverancier in een hoed bewijzen zou, dat de hoed niet in eigendom toebehoort aan dengene, die hem op 't hoofd heeft. Mettertijd zal 't er wel van komen, dat de klanten zoogenaamd statie geld moeten betalen voor de hun afge geven flesschen en siphons. Komt het zoover, dan zullen zij dat te wijten hebben aan zich zelf. Maar dat kan nog wel een poosje duren. Enfin, er zijn wel meer dingen in de wereld, die niet snel marcheeren. Dahr heb je om maar iets te noemen de plannen tot het stichten van een nieuwe vereeniging voor vreemdelin genverkeer Haarlem Vooruit. In de maand Augustus van 't vorige jaar vergaderde daarvoor een Commissie, die evenwel besloot om te trachten een overeenkomst te treffen met de bestaande Vereeniging tot Verfraaiing, teneinde de krachten niet te versnip peren. Goed. Belangstellende menschen wachtten op de dingen die komen zul len. Er heerscht stilte. Daarna verneemt men een vaag ge rucht. Vervolgens nieuwe stilte. Dan wordt er vernomen van ver gaderingen. Hierop volgt nieuwe stilte, stilte als die des grafs. We vernemen, dat men blijft ver- De stilte wordt voortgezet. Nu wensch ik niet verkeerd te wor- den begrepen. Vergaderen acht ik een bijzonder 1 nuttig ding. I Stilte is in vele gevallen een hoogst aangename zaak. Maar met vergaderen en met stilte) wordt het vreemdelingenverkeer toch' niet gebaat. Ik zou dus mot gepaste bescheidenheid willen vragen zijn er al daden aan den horizon De overdenkingen en besprekingen duren van Augustus af. Dat is lang. Ze hadden nog geen resultaat be reikt vóórdat de stroom van vreemde lingen kwam om de bloemen te zien. Dat is jammer. Moeten ze nu nóg langer voortdu ren, tot de halve zomer aan ons voor bijgegaan is? Dat zou toch te dwaas wezen. En daarom zou ik aan de heeren van „Verfraaiing" en aan die vun „Haarlem Vooruit" willen verzoeken „och, maakt wat spoed- 't Is hoog tijd Misschien zal men zeggen: „waar: bemoei je je mee? Wacht rustig af! wat er komt". Maar dat is nu een-1 maal een voorrecht van het kranten- schrijversvak, dat ze praten over al les en dingen die hun niet goed lij ken, aanwijzen zonder zich er om te bekommeren, wat mijnheer Jan of mijnheer Piet daar van zeggen zal. Het gevolg er van is dan ook, dat een journalist geen enkelen vijand heeft, neen neen. geen enkelen en dat hij bij iedereen in de pas staat, ja ja bij iedereen En dat is zoo gelukkig, want anders zou ik niet durven zeggen wat ik nu zeggen ga. Ik heb namelijk een bezwaar tegen sommige van onze boekwinkels. Ze etaleeren al sinds maanden met de ellendigste prul-lectuur, die er maar te denken is dé dubbeltjesboekjes van de Wilsons, Amerikaansche detectives, in gekleurdenuimslag, met prentjes. Tte ze geniale """uTevenvangers kijken door alles heendoor sloten, door muren, door zielen, wat je maar wilt. De grootste schurken krijgen ze te pakken, in de ïjselijkste omstandig heden komen ze er heelhuids af. En fin, de Wilsons zijn de knapste, de snelste, de slimste, de gauwste, de beste en de braafste dievenvangers van de wereld. Dat volwassen menschen 's mor gens in den trein (ja. 't is historisch!) die lafheden lezen, is verwonderlijk, maar kan ons overigens koud laten. Hün hoofden zal deze schoone lectuur niet op hol brangen. Maar dat onze jongens dien poespas lezen is erger. Zij kunnen nog niet onderscheiden, weten nog niet dat al die toestanden, die er in beschreven worden, maar larie zijn, dat de schurken tooneel- schelmen zijn en de Wilsons poppen zonder ziel, waarbij de schrijver aan de draadjes trekt zij houden al die humbug voor waar en waarschijnlijk en bederven er hun hersens en hun gezond verstand mee. Een tapper mag aan kinderen be neden de zestien jaar geen sterken drank verkoopen. Ik zou willen, dat onze boekhande laars deze lectuur evenmin aan kin deren afgaven. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 7