BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD f 1.20 PER 3 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. Haarlemmer Halletjes ZATERDAG 16 JULI 1904 DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. ZONDAGSBRIE VEN. Blauwe Boter en Zwarte Boter. Amice, Eau van onze dagbladen gaf gis teren liet volgende te lezen „Wij zaten eens in België aan een open tafel en hoorden een der hotel- gasten vragen„Is dat blauwe of zwarte boter Op onze verbaasde na vraag werd ons uiteengezet dat blau we boter beteekende het product van' een zuivelfabriek welker directeur blauw d. i. liberaal stemde, terwijl zwarte boter het product was van een fabriek welker directeur onder cleri- calen invloed stond. Geen echt cleri- caal daar ter plaatse zou blauwe, geen echt liberaal zwarte boter gebruiken." Ik las dit terwijl ik juist was terug- keerd van een verrukkelijke wande ling door Bloemendaals duinen onder onzen zonuigen Julihemel. De lachen de omgeving, stralend in een zeld zame kleurenpracht die zich vol aan minnigheid legerde over de blonde heuvels, had bijzondere bekoring voor me. Alles bloeit langs mijn voeten en spreidt te kust en te keur zijn gratie voor den wandelaar uit. Pluk en ge hebt een ruiker van 't schoonste. Zie rond en ge kunt uw oogen niet verza digen. Voel het zachte koeltje dat den zonnebrand tempert om uw slapen, snuif zijn geuren op, adem zijn >.«ur- 8tof diep in, en gij voelt, als wen ge een beker melk ledigt, de levenskracht heendringen door uw aderen. Loop, stap door, onbekommerd over de pij len die Phoebus op u afzendt, straks zijt ge in het koele bosch en rust gij in de schaduwen die trotsche kruinen werpen over het mos waarop ge den rug strekt; dan geniet ge van het groene kleuroctaaf dat daar voort- schakeert van het berkenblad tot de donkere naaldentros en slaat ge uw dankbare blikken omhoog in den die pen, groenen koepel, die zich welft over ti, en zich welven wil over éllen, overblauwen èn zwarten. O, ik weet het weleen bosch is geen stemlokaal en een beuk geen stembushet eikeblad waarmee uw hand speelt is van ander maaksel dan het biljet waarop ge als kiezer een vakje hebt zwarte te maken vóór den naam van den heer A. of B, en het vogelenkoor in het loover kwinkeleert een vriendelijker lied dan de strooi biljetten die men u in de brievenbus werpt. Maar juist daarom Is het niet voortreffelijk, heeft het niet louteren de en genezende kracht, indien we uit Gods schepping wat zielsstemming meebrengen naar het menschengedoe in de stad? Blauwe boter en zwarte boter I Ei, vrienden, waarom niet Op deze wijs kunnen we ons opmaken om alle maaksel en alle product, alle koopwaar en alle fabricaat, alle uit stalling en alle aanbieding te schei den en te schiften in twee of drie soorten, niet naar gehalte of smaak of prijs, maar naar de staatkundige of godsdienstige partijen waartoe gij en ik en onze buurman behooren. Zou 't zoodoende in genoegelijkheid, in vrede en volkszin erop vooruitgaan in ons lieve vaderland Het berichtje dat ik boven meedeel de kwam te pas in een staartje van den onlangs gevoerden verkiezings strijd in ons land. Ook bij ons stuit men in zulke dagen op verschijnselen als waarvan in dit bericht uit België werd gewaagd. In de actie van de Junidagen zou een liberale notai'is van een der gezegende dorpen binnen on ze landpalen waar 't warm toeging geen christelijk-historische comesti bles hebben willen eten om zijn libe rale maag niet te bezwarenzelfs zou hij een beweging op touw hebben ge zet om ook in den vervolge op zijn dorp zich deze genot- of voedingsmid delen te kunnen verschaffen in zijn eigen politieke kleur. Ik twijfel er niet aan of elders zal wel een andere no taris of houtkooper of hoogleeraar geweest zijn, die in de warmte van 't gevecht liefst zich afkoelde met anti revolutionair of roomsch bier of spuit water. A la guerre comme a la guerre 't Was verkiezingstijd* Of ik dit dan verontschuldigen vil? AllerminstIk houd van kalme menschen die ook in tijden als de burgeroorlogsleuzen u om de ooren vliegen, hunne zinnen weten te bewa ren. Doch niet alle menschen zijn even rustig gebakerd. Als de kruit damp is opgetrokken komen ze wel weer een weinig tot hun positieven. Al verontschuldig ik dus niet, ik pleit eenige verzachtende omstandig heden voor al te militante naturen. Evenwel om des te sterker na druk te leggen op onze verhoudingen in vredestijd. En hoe beter het toe gaat in tijden van vrede, des te meer kans op weinig buitensporigheden in de dagen als de stembus weldra gaat openstaan. Laat ons billijk zijn Het is te be grijpen dat iemand hart heeft voor de belangen van zijn familie, óok van zijn geestelijke familie. We mochten zoo even zeiven spottend spreken over liberale sigaren of clericale groenten, iedereen weet natuurlijk dat zulke dingen niet bestaan, maar ook, dat het daarom niet te doen is, dat de zaak dieper gaat. De omstandigheden kunnen ons dringen de stoffelijke be langen van hen die met ons bepaalde levensopvattingen en denkwijzen aan hangen in ons dorp, onze stad of ons land, te steunen. We kunnen lid zijn van een minderheid die onzes inziens opgehouden en tegen verval behoed moet worden. Bovendien heeft elk in de kringen van zijn staatkundige, kerkelijke en maatschappelijke geest verwanten allicht ook zijn vrienden en kennissen, die niet gaarne zien dat men hen voorbijgaat. Geld is nu een maal de ziel der negotie. We moeten de dingen nemen zooals ze werkelijk zijn en geen onbillijke of overdreven klachten aanheffen over dat zooge naamde bevoorrechten van stands- of geloofsgenooten of geestverwanten. Slaar de medaille heeft een keerzij. Afkeurenswaardig is de benepen heid die bij het kiezen van welken le-! Wat kaal en naakt staat gindsche verancier ook, aanstonds vraagt naarplant daar; bij nader toezien blijkt diens geloof of staatkundige richting 1 °.ns> dat alle zachte, groene deelen of sociale denkbeelden en daartegen- Sk0™P™\^?d^™?nerder wfdè8ren oyer de vragen naar solide waar, eer- zijn 6r' meer over Een enkel bloem. lijkneid, degelijke en voorkomende be- hoofdje vertelt ons, dat we te doen diening nauwelijks laat gelden. hebben met een der vele composieten Hatelijk is alle brooduitstooterij, of samengesteldbloemigen. 't Is het alle opzet om een zaak te benadeelen zoogenaamde St. Jacobs Kruiskruid, of er onder te werken uit beweegrede- f*1 de rupsen, hewat aardig, net nen die niets met den aard van dit Ze^ra s- Dat is dan ook de naam, Ze- bedrijf o, de wijs het word, uitgeoefend te maken hebben, en lou- dat de „„attent dl£. diertjes zoo ter hun oorzaak vinden in onverdraag- groot is. Rupsen toch schijnen ner- zaamheid. gens anders voor in de wieg gelegd Verre zij van ieder zulk gemis aan te zijn, dan om te eten, eten en nog vrijheidszin, aan waardeering van eens eten. ieders persoonlijke rechten, dat men 'lun velletje te nauw. dan wor- ertoe zou kunnen komen iemand te den ze er lusteloos van. maar geen nood, het oude huidje wordt afge stroopt en maar opnieuw eten, altijd straffen met onthouding van klan- disie, hii de zelfstandigheid eten.'Uit de bladermassa, die ze ver heeft te behooren tot zekere partij of orberen, hoe weinig voedend die ook richting die den klant niet aanstaat, mag zijn, weten ze toch nog heel wat[ Dergelijke dwingelandij is even on- reserve voedsel te vergaderen, voor den; waardig als belachelijk. Zelfs al ware tijd, die de natuur hun heeft voorge-j het partijkiezen van den gewraakten schreven om te rusten. Bij de laatste leverancier, naar ons vermoeden, niet vervelling toch worden ze poppen In j Ti i dien toestand kunnen ze geen voedsel volkomen zelfstandig. Heb eerder wat rneer tot zich nemen en ofschoon er! medelijden met iemand rhe zich mis- uitwendig weinig aan te bespeuren j seinen liet ompraten. Bovendien, wie valt. grijpt binnen den tamelijk har- bewijst u dit En... hoe staat het den lichaamswand toch een. heelever- met de zelfstandigheid, de zelfbewuste andering plaats. Ze ondergaan inwen-j overtuiging van den vertoornde-zei- «hg een metamorphose, die eenig is ven, van den ontvanger, den rentenier, 'n de natuur, hoe rijk ook aan won- den luitenant tof van mevrouw?...) d,e^en- Uit onze Zebrarupsen daarna die ziin andersdenkenden er utter of zebrapoppen, ontstaan hoewel kleine, cue zijn andersdenkenden giutter of dan toch prachtige roode vlindertjes, schoenmaker den bons geeft (le z00genaamde St. Jacobsvlindevs. Loop de duinen en het bosch nog Maar stappen we voort, houden even eens in onder Gods groene koepels enop bij smeerwortel, vergeetmijniet en onder zijn rtïTme hemelen, die welven het tot dezelfde plantenfamilie behoo- over allen, over de leveranciers rende slangenkruid met die heerlijk van blauwe en van zwarte boter bei- blauwe bloemtrossen. Maar wat is dat, den Met een handdruk t.t. I daar zitten onze kleeren tot boven de knieën plotseling vol kleine vruchtjes. I Rond zouden wij ze kunnen noemen. maar toch is vierkant de grondvorm i LECTORI SALUTEM. Een stap of wat terug, claar staat de schuldige. Vier aan vier zitten de vruchtjes in I de verdroogde kelk bijeende geheele plant is op, liceft alles opgeofferd voor de nakomelingschap, ja thans nog zorgt ze voor de verspreiding. Is het bij vele de wind. die te hulp wordt geroepen, bier zijn de zaden van ste- keltjes voorzien, ze zitten vast genoeg XVI. aan de plant om niet door den cer- rw i j0 T sten. den besten windstoot te worden Oef, w at is t warm W arm Neen, i afgeworpen, maar toch ook losgenoeg smkheet, hoor ik achter ons roepan buJ ha, alles, wat en een dikke ter wandelt voetje voor Mrt E creep „aarde kleeren voetje m dezelfde richting als wij. Zijn. 1)evestIgt dit hot kost 0„s hcelwatj hoed m do eene, zijn zakdoek m de moclte de vruchten te verwijderen, t Saiuuftiisieiische Wandeiingan in en om iiaarlein. andere hand stapt hij langzaam voort. Wij, meer natuurmenschen, schijnen daarvan zoo'n hinder niet te hebben. Misfechien omdat we meer in de vrije lucht verkeeren, maar zeker ook, om dat we ons meer met de gansche na- tuur rondom ons in laten, en dus min- der tijd hebben aan ons zelf te den- ken. De duinen lokken nog is 't warm, maar een zoel windje speelt ons dooi de haren. Weldra ligt O verveen weer j achter ons. Heerlijk koel waait de wind over 't water, tal van bekenden wuiven ons thans toe. Waternimfen, pas uit den larvetoestand ontvlucht, zwieren lustig heen en weder, vlin ders fladderen rond, blauwtjes en witjes, en. honderden andere meer straks als de avond gedaald is, opge volgd door tal van anderen, wel is waar met minder schitterende kleu ren, minder slank maar voor den na tuurliefhebber niet minder mooi. Ts de hondstong met nog tal van an deren ook tot dezelfde familie, n.l. die der ruwbladigen. behoorend. Eindelijk hebben we de van verre lokkende den nen bereikt. Vleien we ons een poosje neder op dat gladde, zachte tapijt van mos en droge naalden. Broederlijk houden ze zich twee aan twee nog in den dood omstrengeld. Soms zijn het drie, dan weer vijf, maar meestal twee naalden, die, aan den voet omgeven door enkele schubbetjes een kort tak je vormen. Juist die korte takjes, of liever bundeltjes van naalden, zijn een zeker kenmerk voor de dennen. Een leek gaat gewoonlijk generali seeren en geen wonder, hem wordt dat gaarne vergeven ook. Vooral wat nu de dennen enz. betreft, bestaat er zoo veel spraakverwarring, dat we daar aan een volgenden keer wel eens Kon den besteden. J. STURING. Do Kampioen Worstelaar Abraham Kwak was een kracht- mensch, lid en een der ijverigste leden nog wel van de athleten-club „De Stier". Voor niets ter wereld had hij bewondering dan voor sterke man nen, forschen lichaamsbouw, breede borst en schouders, stalen spieren en machtige biceps. Hijzelf was ook kloek gebouwd, meer clan zes voet boog en naar evenredigheid breed en een halter van 80 kilo drukte hij zonder merkbare inspanning. Onder zijn ken nissen had hij alleen maar respect voor hen, die over voldoende li chaamskracht beschikten. Of zij ook hersens hadden kwam er voor Abra ham Kwak minder op aan, hijzelfwas daarmee ook niet al te ruim bedeeld. Ook in zijn kleeding uitte zich zijn liefde voor de athletiekop zijn das speld prijkten een paar gekruiste hal ters, eenige gewichten van zilver en in miniatuur natuurlijk bengel den aan zijn horlogeketting en zijn wandelstok was bepaald zijn glorie dien had hij opzettelijk laten ver vaardigen, van ijzer met een stalen knop, en met dat gevaarte van 10 kilo sjouwde hij voor zijn plezier rond. Zoo uitgedost trad Abraham Kwak een koffiehuis binnen, waar hij een vriend aan het billard zagTinus Ko-1 ning, de grappenmaker van de zuster- club „Simson", onder sportbroeders „de leuke Tinus" genoemd. Tinus was tegen hem, Abraham Kwak, niet op gewassen, maar daarom toch nogpoo- tige jongen genoeg om de achting van Abraham Kwak waardig te zijn. Was Tinus misschien in spierkracht eenigs- zins de mindere van Abraham, in geestigheid was hij daarentegen be slist zijn meerdere en zoodra hij hem zag, kwam er een onbedwingbare lust in hem op, om Bram er eens tusschen te nemen. In het volle bewustzijn van zijn sportwaardigheid stapte Bram opzijn vriend toe en drukte hem de hand. Bonjour, hoe gaat 't? Dank je, en jou? 'n Kennis van je dit met een oogwenk naar het jongmensch, waar mee Tinus speelde. Ja. Dat is ook 'n tenger kereltje, niks voor jou. Hierin had Bram gelijk, het andere jongmensch was klein en mager en had heelemaal niets weg van een athleet, maar Tinus trok een bedenke lijk gezicht en zei Poe. poe, daarin zou je je ver gissen. Hij is een kampioen-worste laar en hij drukt met ééne hand een halter van 100 kilo of "t een riet is. Zoo, zoo, zoo Het jongmensch steeg eensklaps met adelaarsvlucht in de achting van Abraham Kwak. Stel me eens voor. Met genoegen. Meneer Abraham" Kwak, meneer Oosterhof, kampioen worstelaar, drukt 100 kilo met één hand. Dit laatste ging vergezeld van een knipoogje en een elleboogstoot aan Oosterhof, waarvan Kwak niets merk te, maar de andere zooveel te meer. Aangenaam. Aangenaam. Een handdruk. Verduiveld ja. fluisterde Bram i den leuken Tinus in het oor, de vent. knijpt je hand als een bal in me kaar. Heb je 'm flink teruggeknepen Neen, zeg, merci, zoo'n sterke ke- rel. hij zou me misschien over het bil lard heen kieperen. En tot Oosterhof Is meneer ook lid van een athle- tenclub Deze zet een hooge borst en ant woordt verwaand Och nee, dat is niks voor mij. Als ze ergens uitvoering hebben word ik nogal eens uitgenoodigd om mee te werken en dat doe ik als de club me aanstaat. O, misschien mag onze club „De Stier" dan bij gelegenheid ook wel eens de eer hebben. Dat kan wel. En als meneer eens plezier heeft in ons oefenlokaal te komen kijken, hij zal er altijd welkom zijn. 'k Zal wel eens zien. 'k heb niet zooveel tijd. Ja zeg. Sam, dat moest je eens doen, zei Tinus, dan kon je eens wor stelen met Bram. Neen, neon, zeg, ik worstel liever met als ik vooruit weet, dat ik 't moet afleggen, zei Abraham Kwak. wien de moed al in de schoenen zonk. Ik ben geen portuur voor mijnheer Oosterhof, zoo sterk ben. ik nog niet. Sam komt nogal eens bij ons in het lokaal, daar kan je hem aan 't werk zien. 't Is kras wat ie doet, hoor. Sedert dien dag kwam Abraham Kwak herhaalde malen in liet oefenlo kaal van „Simson". in de hoop den geweldigen Oosterhof eens te zien werken, maar hoewel hij hem daar meermalen aantrof, werken zag hij hem nooit, 't was of het toeval ermee speelde, nu eons was hij net klaar als Abraham binnentrad, dan weer was hij niet lisponeerd, een ander maal, als er geworsteld werd, durfde niemand het tegen hem opnemen, enz. De onderscheiding evenwel waarmee Oosterhof door de leden van ..Simson" behandeld werd, deed Abraham Kwak I nog vaster overtuigd zijn van zijn reu zenkracht Op zekeren avond kwam Abraham Kwak weer in het lokaal van ..Sim- son", terwijl men daar aan het ge- j wichtheffen was. Halters van 40, 50, 00 kilo gingen zonder merkbare in spanning omhoog en daalden weer langzaam en regelmatig, terwijl de i kampioen Oosterhof er naar zat te kij ken met een gezicht alsof dat voor I hem maar kinderspel was. Men ging tot 100 kilo toe, maar niemand der aanwezigen kon dien zwaren halter omhoog krijgen. Kijk, meneer Oosterhof, zei Abra- ham Kwak, met grooten eerbied, dat is nu juist iets voor u. Ja, Sam, nou jij eens, laat nu eens zien, dat je de sterkste van ons allen bent, sprak de leuke Tinus. I De kampioen glimlachte verwaand. I Och neen, zei hij, ik heb vanmid dag wat copieus gedineerd en daarna nogal veel bier gedronken. Ik ben nu niet in de goede conditie. Teleurgesteld ging Bram heen. Kom Sam, probeer nu eens of je dat haltertje van 25 kilo kunt druk- I ken, zei Tinus, kijk, zoo moet je doen. Oosterhof nam inderdaad den hal ter op, maar kon hem niet liooger krijgen dan tot zijn kin. Tegelijk zag Tinus, dat Bram zijn beroemden ijzeren stok vergeten had. —HeiBram. je stokkio riep hij hem na. Bram keert terug, maar blijft aan de deur van het lokaal met stomme ontsteltenis onbeweeglijk staan, als hij dien sterken Sam Oosterhof ziet tob ben met dat haltertje van 25 kilo, dat hij wel aan zijn pink kan optillen. Een Zaterdagavondpra&tjo. Het gesprek van de week is de uit slag van het concours te Rotterdam geweest en het feit, dat de Koninklij ke liedertafel Zang en Vriendschap daar den tweedon prijs heeft ontvan gen, hoewel zij, naar vrijwel ieders oordeel, den eersten had verdiend, 't Is bekend genoeg, dat de wedstrijden op 't gebied van mannenzang in de laatste jaren geheel van karakter ver anderd zijn. Waren het vroeger betrek kelijk kleine vereenigingen, die met elkaar om den prijs kampten en waar bij het publiek niet altijd veel muzi kaal genot kon smaken, tegenwoordig zijn de eischen die de componisten stellen, in evenredigheid met den om vang van de koren gegroeid. Zeer te recht zei de vice-voorzitter van Zang en Vriendschap bij de feestelijke ont vangst van do zangers, dat de com posities die tegenwoordig voor de con coursen worden geschreven, een uit gebreid koor vereischen. Een staaltje daarvan was wel het Requiem, Bene- dictus et Sanctus van Zöllner, waar mee Zang en Vriendschap te Keulen den eersten prijs behaalde en dat acht stemmig geschreven was. Iedereen be grijpt, dat zelfs honderd man hier-1 voor onvoldoende en dat een koor van J minstens 150 man daarvoor noodig is. Vandaar het zoeken naar goede aanvullingskrachten, het noodigen van eereleden en zangers, die aan de gewone concerten niet meewerken en de omstandigheid, dat een vereeni- ging die hare winter-uitvoeringen met ruim honderd zangers pleegt te geven, er bij een concours een halfhonderd meer in 't vuur brengt. Wie daarbij wint is 't publiek, dat het mooiste hoort wat op 't gebied van den mannenzang te bereiken is. Aan den anderen kant heeft datzelfde pu-: bliek een goed oor en als het niet be zwaarlijk was wegens plaatselijken voorkeur, zou ik wat mij betreft, de beoordeeling van den uitslag met ple zier overlaten aan een stemming van de toehoorders. Dan zou althans niet gebeuren, wat we Zondag te Rotter dam hebben gezien, dat namelijk de eerste prijs werd toegekend aan een vereenigïng, die naar 't algemeene oordeel van het publiek, hoogstens voor een derden prijs in aanmerking kwam. Zulke zonderlinge uitspraken zijn niet alleen onaangenaam voor de ver- eeniging, die er liet slachtoffer van wordt, maar vooral ook een gevaar voor do concoursen zeiven. Kwam het meer voor, dan zouden de liedertafels niet meer zooals nu, voor de wedstrij den sommen gelds en schatten tijds besteden en ook het publiek zou zich er van afwenden. Ik voor mij kom nog even op de opmerkingen van den heer Franse te rug. „Wij willen", zoo zei hij, „niets liever dan alleen met eigen krachten gaan en dat kan ook, wanneer maar ieder, die in Haarlem zingen kan, zich bij ons aansluit". Nu, voordat het zoover is zal er nog wel wat water door 't Spaarne loopen, maar het is waar. dat minder versnippering van de krachten zeer gewenscht zou zijn.extra deuntje is komen rombombom- Of lees ik daar niet zooeven in een j men, met de met luider stem gedane bericht in Haarlem's Dagblad, dat ermcdedeeling„dit is er een voor mijn- pogingen worden gedaan tot oprich-1 heer Fidelio ting van een geheel-onthouders zang-Edele musicus, ik dank u. Houd koor De beweging der geheel-onthou-mij ten goede, dat ik voortaan Vrij- ding is zeer mooi en loffelijk, maardags tusschen 12 en 1 uur in de staat tot de zangkunst in geen directGroote Houtstraat niet aanwezig zijn verband. Het kan toch wel niet de be- 't zal En aanvaard tevens de verzeke- doeling wezen, dat dit koor enkel en ring van mijn oprechte deelneming alleen geheel-onthoudersliederen zin- met U, die in een hitte als deze aan gen zal. Als het dat deed sou het koor zoo'n slinger draaien moet. De oud- al gauw van eentonigheid zijn omge-ste menschen herinneren zich niet, komen. En wanneer het ook andere dat het ooit in 1904 zóo warm is ge- muziek voordraagt, waarvoor vormtwoest. Mijn klokken zelfs worden er men dan weer een afzondeTlijk koor, lui van en loopen achter en de eenige, inplaats van zich bij bestaande ver- die op 't oogenblik gelijk heeft, hoe- eenigingen aan te sluiten? „Ja", zal wel hij een schelm is en een schurk, men zeggen, „maar 't is om het zin- en maar zoo gauw mogelijk moet. gen met geestverwanten te doen." worden opgepakt de eenige zeg ik, Ik vraag weer„heeft het iets met die ten opzichte van deze warmte ge- j de kunst te maken, of men geregeld lijk heeft, is de naaktlooper uit den alcohol drinkt, af en toe een glaasje omtrek, dien onze politie in de buurt pakt, of in 't geheel niet?" Ik zie dat nu al wekenlang zoekt, zonder hem in verband niet, maar wel zie ik de el-handen te kunnen krijgen. Overdrijft lendige krachtsversnippering, waar-1 hij aan den eenen kant, door to wei door het zingende Haarlem in een rij nig kleeren, wij aan den anderen van kleine vereenigingen is verdeeld, kant overdrijven door te veel. Of heb waarvan velen noch artistiek noch ik niet pas een van mijn vrienden ont- financieel eenige beteekenis hebben. moet, met een zwart, gekleed pak aan Als men zegt dat de muziek ver- en een hoogen hoed op? Wat een hei ede 11, dan zet ik dat woord even om denmoed bij deze hitte. In m ij n en zeg mijnerzijds: ze verdeelt oogen zou hij er niets minder om we- ook. En dat is jammer. Dat ze overi- zen, al droeg hij in deze dagen een gens wel veredelt, heb ik opgemerkt stroohoed en een witte jas en panta- aan mijn vriend Tichelaar, den draai- Ion. Maar in zijn eigen oogen zou zijn. er van hot welbekende reuzenorgel, j deftigheid voor eeuwig zijn gebla-1 met wien ik een week of wat geledenmcerd. een welwillend pennestrijdje heb ge- j En blamage is een kwaad ding. I voerd en die niet later dan dezen mor- maar sommige menschen nemen dat gen voor het kantoor van Haarlem's blijkbaar zoo zwaar niet op. Anders Dagblad in de Groote Houtstraat een zou het Raadslid Modoo niet met zoo veel nadruk zijn komen vertellen, dat de gemeente Haarlem specialiteit is i in slechte bruggen die aan de Leid- 'schevaart, Amsterdamsche vaart, Ke naupark en nog meer, geloof ik. Of wezenlijk die bruggen zoo slecht zijn, daar blijf ik buiten. Openhartig ver klaar ik, daar geen verstand van te .hebben. Dat is natuurlijk heel iets! anders met den heer Modoo, die als I loodgieter dient te weten of bruggen al dan niet uit 't lood zijn geraakt, j Het eenige, wat ik daarvan zeggen wil, is dan ook dit, dat ik de practi- j ache waarde van zoo'n opsomming niet begrijp. De bruggen die scheef zijn, gaan van zoo'n jammerklacht tocli niet recht liggen, en menschen J buiten Haarlem krijgen van zoo'n uit-j lating al gauw den indruk, dat 't in 1 Haarlem met de bouwwerken van de' gemeente al heel treurig geschapen staat. Dat gaat van mond tot mond j en wordt voortdurend als een sneeuw bal grooter. A. zegt. aan B. ,,IIeb je 't wel ge-] lezen Modoo zegt, dat alle bruggen in Haarlem slecht zijn." B. tot C. ,,Ik hoor daar juist dat raadsleden te Haarlem hebben ge klaagd over de ellendige bruggen.1 Vraag niet, hoe de rest van de ge-r meentegebouwen is C. tot D. „Gisteren hoorde ik, dat er in den Haarlemschen Raad heelwat te doen is geweest over de bruggen en de gebouwen in de gemeente, j 't Moet een rotte boel wezen En zoo voorts, en zoo voorts. Geluk-1 kig dat we snel leven en denken en vergeten. Anders zou de uiting van den heer Modoo hoogst nadeelig voor Haarlem's bloei wezen. Nu doet ze toch in elk geval eenige schade en een Raadslid behoorde zich te onthouden van klachten van deze soort. Maar laat ik mij niet warm maken, t is al warm genoeg. Als dat zoo niet was, zou ik mij gaan verwonderen over het advies van de Kamer van Koophandel. Deze Kamer houdt niet van nieuwigheden, zóo zelfs, dat ze nu maar geen nieuwe makelaars meer benoemen wou. Er waren er, vond ze, nu wel genoeg. Gelukkig was de Raad van een andere meening. 't Is immers niet juist, dat er voor eiken makelaar minder te verdienen valt, naarmate er meer makelaars zijn. In geen enkel vak heeft elk van de beoefenaren evenveel te doen, de ge schiktste en ijverigste krijgt het meeste en de anderen krijgen de restjes. En daar de ijver (en misschien ook wel de geschiktheid) toeneemt naarmate er meer wedijver is, zoo lijkt mij het voorstel van do Kamer van Koophan del, om er niet meer te benoemen, een faliekant idee. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 7