BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD f 1.20 PER 3 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. Natuurhistorische Wandelingen. VOSJE. Haarlemmer Halletjes. ZATERDAG 13 AUGUSTUS 1904 HAARLEM'S DAGBLAD KOST ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENT1ËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. XX. 't ls nog vroeg in den morgen. Van de meeste woningen zijn de gordijnen nog neergelaten, slechts hier én daar klinken voetstappen van menschen, die zich naar 't werk spoeden. Reeds laat een enkele stoomfluit zich hoo- ren, ten teeken dat het tijd wordt den arbeid weer aan te vangen. We wandelen langzaam de Willi el- minastraat door; 'tis stil, geen blaad je beweegt zich aan de olmen, slechts een enkele sterveling vertoont zich. Hoe hol klinkt dat rollen van dien kruiwagen thans, verder in den loop van den dag zou het ons bijna niet opvallen. Het gaat er mede als met het licht van een luciferover dag bijna niet te zien, bij avond van ver re zichtbaar. Zoo worden licht en geluid over vleugeld door sterkere, evenals dat gaat in de geheele planten-, dieren- en rnenschenwereld. We slaan links de Raamvest in, blikken even naar het groene' gras tapijt, waarin de eerste dorre blade ren weer neervallen, 'teerste teeken van het jaargetijde, dat ons wacht, 'tls frisch ook reeds in den vroegen morgen, 't heeft gedauwd ook. Het aardrijk straalde gedurende den nacht zooveel warmte uit, dat de bo dem zoo koud werd, dat de aanwe zige waterdamp er tegen verdichtte, evenals dat gebeurt, wanneer we met een koud glas in een warm vertrek kornen. Van hier tot aan de Groote Hout poort zouden we ons - eens kunnen oefenen in het leeren kennen der boomen. niet. minder toch dan een twintigtal soorten staan hierberk en linde, eschdoorn en esch, eik en beult, enz., van den eschdoorn zelfs de drie het meest voorkomende. Ook de platanen en zoowel de Oostersche uit Klein-Azië als de Westersehe uit Noord-Amerilca strekken hunne bree- de armen over het water uit. Voeg daarbij nog de kastanje, meidoornen acacia, plus een paar soorten popu lieren en we hebben de meeste ge noemd. De klok bij do Houtpoort begint naar 6 te loopen. Houden we het wa ter op onze rechterhand, dan zijn we spoedig bij de Kleine IToutbrug. die haar voltooiing nadert. Even wijzen we bij het Gasthuis op de taxus met hessen, die nog niet de roode kleur hebben aangenomen on dus ook nog niet opvallen aan vogels en straatjon gens. De brug over, de smalle hulpbrug, het „rechts houden" is thans niet noo- dig, omdat er geen passage van be lang is. Wat vreemd gezicht levert dien Kleinen Houtweg op Alle olmen zijn gevallen, wat kaalHeel in de verte nog één kale stam, de laatste, reeds van al zijn takken beroofd. Bij de firma Krelage ©n Zn. staan de werk lui te wachten. Keeren we ons om, dan staan we nog meer verbaasd hoe is de blik op de stad verruimd. De toren van de St. Bavo steekt boven alles uit. Eindelijk komen wc weer onder de boomen, die rondom het Brongebouw staan, nog eenige maanden en ook hier snellen de trams langs. Bij de villa Westrust blijven we een oogenblik staan. Links en rechts van de hooge stoep staan pyramiden van een aardige struikbegonia met kleine rose bloemen, 'tls één bloem, al bloem hier, langs het huis mooie boompjes van fuchsia's en van de klimop- bladige geranium, ook wel hangende geranium genoemd. De prachtige roo de bloemschermen steken wat aardig af tegen het glimmend groene blad. Zien we langs het huis, dan hespeu ren we tal van schoone planten in het gazon achter de villa. We weten I nauwelijks, wat ons het meest be- j koort, de kuipen met de prachtig blauwe agapanthus, de stainfuchsia's, een paar mooie exemplaren van een echte acacia, meestal mimosa ge- j noemd, of de prachtige musa met zijn breede reuzenbladen, ons in gedach- ten naar warmere gewesten verplaat send. I Aan de andere zijde van het huis geef de blauwe regen nog hier en daar eon bloemtrosje, terwijl tal van fraaie planten weer tegen verder naar ach- teren gelegen donkere boschpartijen afsteken. We noemen slechts de groo- j te Gunnera Scabra, die met recht i den naam van gazonplant verdient, j Even verder voorbij de Paviljoens- j laan denken we ons de villa Linden-j hoek reeds begroeid met kirnlop de beide kuipen met het Nieuw-Zee- J landsch vlas maken vrij wat stijver indruk dan de even verder voor Bos-; hof staande palmen, die, al zijn het' ook kleine planten tengevolge van de, potcultuur, hier in den zomer buiten j toch bijna even welig groeien als op do Kanarische eilanden. Vervolgen we onzen weg, dan zij n we spoedig bij de hertenkamp, waar de herten vreedzaam grazen, nog niet hunkerend naar een stukje brood, dat hun over het schuine hek wordt toe gereikt. De Dreef over. bij den ingang van bet Florapark zien we nogmaals een i Gunnera Scabra, die des zomers veel mest en veel water verlangt, maar I dan ook kan opgroeien tot een ware i reuzenplant. Aan den Wagenweg is men alweer bezig de straten om te wroeten. Wij steken schuin de terreinen over van liet Lakenlcuopersgild, waar de ronde laag klei van het paardenspel nog duidelijk de standplaats aan- geeftwe pakken nog even een mouw- kruipertje„een aar van de Muizegerst, die, in de mouw gestoken, wel om-j hoog, maar niet terug kan. j Daar zijn we weer bij ons punt van j uitgang terug. J. STURING. De zitting der rechtbank was ge-' eindigd. De uitspraak was geweest, dat do landheer Otto Bake schuldig bevonden was aan het misdrijf van doodslag van den veehandelaar God fried Eisenlob van Borgen en met aan neming van verzachtende omstandig heden veroordeeld tot een gevangenis- I straf van vier jaar en zes maanden, onder aftrek van den in preventieve I hechtenis doorgebrachten tijd. De veroordeelde had verklaard niet in: liooger beroep te willen gaan en ter- 1 stond zijn straf te willen uitzitten, i Na de voorlezing van dit vonnis maakte zich groote beweging van de aanwezigen meester. Men verdrong zich, trachtte op de banken teklim- men om den veroordeelde nog eens te zien, die tusschen de veldwachters werd weggeleid. Met zwaren stap volgde hij, de forsche gestalte gebo- gen, het strakke gezicht doodsbleek, de goedige blauwe oogen vol tranen, toen hij zijn verdediger, die aan de zaaldeur wachtte, dankend de hand drukte. De beweging onder het publiek nam toe. Velen hadden met hunne onkunde van de wetten op een vrijsprekend vonnis gerekend. Vier jaren en zes maanden aan zijn landgoed onttrok ken, dat in deze tijden meer dan ooit het oog van den meester noodighad. De vrouw zou wegkwijnen, de kinde ren zouden den opvoeder missen welk een lotEn dat alles, omdat een inachtelooze woede hem had aan gegrepen. Alles wegens een oud af ge-1 leefd paard Boldin behoorde tot die'Vileine land goederen in Rügen, waarop de bezit- ter slechts met moeite en nood een bestaan kan vinden. Daar wordt geen goed betaalde opzichter gehouden, en de plaats van gouvernante vervult de huisvrouw zelf. Eén slechte zomer kan de geheele met moeite staande gehouden heerlijkheid overhoop wer pen dat weet men, en opdat men in ieder geval het bewustzijn redt, gedaan te hebben, wat menschelijkerwijze mogelijk was, telt men angstvallig alle kleinigheden af. Men leeft voortdurend in zorgen en iedere wolk, die dreigend opkomt, kan de altijd gevoelde vrees tot wer kelijkheid maken. Otto Bake was echter van een prac- tische natuur en beschouwde dit le- ven van voortdurend hopen en vree zen als iets onvermijdelijks en berust te er daarom in. Vroeger, toen zijn vader nog leefde, was de bezitting veel uitgebreider geweest, en werd de familie Bake als de eerste van de j streek aangezien. Maar er waren slechte zomers gekomen en de vader was genoodzaakt geweest bet grootste gedeelte van de omliggende gronden te verkoopen. Toen hij stierf, kon hij nog met eigen rijtuig naar bet hoog gelegene kerkhofje gebracht worden. Voor den zoon bleef slechts het klei- ne landgoed Boldin. Dat is reeds vele jaren geleden. Of to is intusschen getrouwd met een fijn, bleekzuchtig juffertje uit de stad. van wie niemand ooit had ge- dacht, dat zij zich zou kunnen schik ken in de landelijke gewoonten. Zij heeft hem een weinig geld mee ten huwelijk gebracht en hem drie kinde ren geschonken, allen gezond en fink, en het leven op Boldin gaat kalm zijn gang in eendracht en liefde en met vage hoop op betere tijden. Het was op een warmen Juli-na- middagde familie zat in de tuinka- mer bij de koffietafel en wachtte op den heer des huizes. Toen hij eindelijk verscheen, was het slechts voor een oogenblik. Begin maar zonder mij koffie te drinken. Eisenlob is daar, ik wil hem de kalveren verkoopen. Het duurde tamelijk lang, maar eindelijk werd de koop gesloten en dertien stuks jong vee moesten nog j heden naar Bergen gezonden worden. Nu kwamen ook mevrouw Bake en i de kinderen om afscheid te nemen; van het jonge, dartele goedje. Men, voedt het op en brengt het groot en 1 hecht zich zonder het te weten aan elk der beesten. Dat bemerkt men eerst, wanneer het uur van afscheid geslagen is. De veehandelaar draalde nog een. oogenblik voordat hij den landheer j zijn vleezige hand toestak. Nu, als u weer eens wat heeft. Heeft u nog iets, dat u missen wil. een oude koe of een oud paard, dat nog niet rijp voor den vilder is Ik kan ze wel gebruiken. Niet Dan een volgenden keer. Adieu. Daarop wilde de dikke Eisenlob, die gekleed was in een opzichtig geruit pak, zich verwijderen. Eisenlob nog een woordje, riep de landheer, nadat hij met zijn vrouw een blik van verstandhouding! had gewisseld. Nu u toch van een oud paard spreekt zou u me een j dienst willen bewijzen TIoo dan De veehandelaar draaide zich om. 1 Ik heb Vosje nog. O. die oude gele rakker, die kreu pel is Heeft u dien nog Laten wij er eens over spreken. Die heeft geen waarde meer, daarmede is het gedaan. Tot voor vier maanden heeft hij nog eiken dag een half uurtje licht werk gedaan, maar nu kan ik het niet langer aanzien, hij kan de pooten nauwelijks meer op heffen en verteert het voedsel ook niet meer. Die moet bijna zoo oud zijn als Methusalem. Voor jaren reeds zag hij eruit als een geraamte. Hoeveel moet j ik ervoor geven —Dat bedoel ik niet, Tk wil hem eigenlijk het genadeschot geven. Hij is zichzelf en mij tot last en een ko- j gel in het oor is het beste zooals ik het met Bruno gedaan heb. Maar j voor de tweede maal zou ik het niet kunnen doen. De beide paarden waren nog van mijn vader en hebben hem grafwaarts getrokken. Nu, dat is zoo moeilijk niet, zei- do Eisenlob. ik zal dat zaakje wel op knappen. Geeft hem mij maar mee. Ik zou u inderdaad zeer dank-; baar zijn, maar ik heb een voorwaar-, de, hij mag niet bij den vilder ko- men. Laat u hem op de een of ande re manier begraven. Ik betaal deon-, kosten. Bruno heb ik ook begraven. j Dat zal gebeuren, zei de Eisenlob beslist, indien ik u daarmee een ge- noegen kan doen op zijn dik ge zicht lag een uitdrukking van wel willendheid de onkosten verreke nen wij wel bij den volgenden koop. Otto Bake knikte toestemmend. Maar een oogenblik schudde hij be sluiteloos het hoofd. —Houd Vosje ten minste nog tot de winter komt, kwam zijne vrouw tusschenbeide, de kindeven zijn zoo aan het dier gehecht. Het is mij, als of wij met Vosje iets uit onze familie weggegeven. Gun hem ten minste nog een paar zomermaanden. En wat dan. Elizabeth Wie is er dan, die hem meenemen wil En zelf doe ik het niet weer aan Bru-1 no heb ik genoeg. De tranen kwamen de vrouw in de oogen. —Kom, wees verstandig, vrouwtje, zeide hij geruststellend en klopte haar op den schouder. Vosje is zichzelf tot last, dat moet je ook bedenken. Moedig onderdrukte zij de tranen. Dan zal het zoo wel het beste zijn, zeide zij zacht, maar dan ga ik. met de kinderen in huis. opdat wij er niets van merken. Zij ging naar de achterkamer, ter wijl Vosje uit de frisch gemaaide weid© werd gehaald. Hare gedachten volgden den stal jongen. Zij kon het niet langer uit houden en ging naar het erf met ha re kinderen. Zij had bij elke gelegenheid het dier gestreeld. Toen het haar zag, hief het den kop op, hinnikte zachtjes en strekte haar den hals toe. —Haal hem voor den laatsten keer een klontje suiker, zeide zij. Het oude dier had de snijtanden verloren en nam de suiker met zijn weeke lippen van de hand der vrouw. Komaan, een beetje vlug. Meneer Eisenlob komt nog te laat aan den trein, waarschuwde de huisheer. Toen het tot een werkelijk afscheid kwam, begonnen de kinderen te schreien on streelden het oude dier. Het gaat iemand toch vervloekt aan 't hart zoo'n dier, dat den va der naar zijn graf gebracht Heeft, het is toch geen kleinigheid, zeide Otto Bake met onzekere stem Arme ke rel. nu dat is ons aller lot en men maakt het jou nog gemakkelijk. j Hij klopte het paard op den inge-| vallen rug en wendde zich toen nog eens tot den veehandelaar. Meneer Eisenlob Tiet is eigen- lijk iets. dat vanzelf spreekt en waar-j op ik niet meer den nadruk behoef te leggen. U maakt het kort. vandaag i nog en niets anders dan één schot in het oor. Belooft u dat? Natuurlijk beloof ik dat. Alleen daarvoor neem ik den knol mee. Op uw eerewoord Een kleine pauze volgde, en toen i antwoordde de veehandelaar onver-j schillig Ja, ja, natuurlijk. Vooruit nu maar. Toen Vosje met zijn voorzichtigen,1 onzekeren stap van oud paard den uitgang van het landgoed bereikt had en op den landweg zou gaan, bleef hij staan, draaide den ma geren kop i om en liet een langgerekt, klagend gehinnik hooren, zoo klagend en treurig, dat het den achterbl ij venden J door merg en been ging. De pooten j stonden als vastgeworteld en eerst, toen de jongen hem een harden klap gegeven had, ging Vosje mee. maar nog steeds beproevende om den kop om te wenden. Meer dan twee maanden waren se- j dert liet vertrek van Vosje verloopen, de oogst was goed uitgevallen en met voordeel verkocht. Otto Bake was in een vroolijke stemming en een reisje naar Bergen werd beraamd om toch ook eens te genieten. Op een koelen morgen reisden meneer en mevrouw Bake opgewekt van Boldin hij met een lange lijst, waarop opgesomd was alles, dat ingekocht moest worden, j Zij voegde er hier en daar nog iets aan toe. als b.v. schoolschriften koo- pen en bij Kurzmann vragen of het geweer en de revolver klaar zijn. Na een prettige reis kwamen zij in het stille stadje Bergen aan. Meneer en Mevrouw Bake slenter- den een tijdje door het. stadje, terwijl de vrouw nog eens oplettend haar lijst doorzag. Willen wij niet eerst een stukje ontbijten? Ik dacht, voordat we al die inkoopen gaan doen. hebben we wel een versterking noodig. Dit zelfs moet een nooddruftige agrariër zich van tijd tot tijd kunnen veroorlooven, zeide Bake vroolijk. In een klein restaurant, dat Otto reeds van jongsaf kende, zochten ze in den tuin een gezellig plaatsje op. De kellner liep af en aan en diende het warme ontbijt op, en een flesch oude portwijn werd daarbij gedron- ken. De wijn was goed en een feestelijke stemming heerschte aan de kleine tafel. Zie je. mijn schat, dit is nu ons huwelijksreisje, lacht Bake. Indertijd heb ie het moeten missen, toenkwa-' men amlere uitgaven, die noodiger waren. Maar, ik hoop, dat er nu be tere tijden zullen komen, en dat we in de volgende jaren nog meer kun nen sparen. En zij smeedden plannen en druk ten elkaar de handen. Niettegenstaande dit verzuimde uur tje was het nog tamelijk vroeg op den morgen, toen zij naar huiten kwamen. Do dienstmeisjes gingen ha re boodschappen doen en de wagens der groenteboeren ratelden over het oneffene plaveisel. Plotseling bleef Elisabeth staan en greep bevend en geheel ontdaan den arm van haar man. Zie daar ginds... Hij had geen vermoeden. Wat dan, lieve Daar, zie je het dan niet Vosje Voor een ellendigen, met melkkan nen beladen wagen stond Vosje. Van de inspanning, die het trekken hem had veroorzaakt, waren de aderen aan zijn hals opgezwollen, en de tong hing het. arme dier uit den bek. Zijn kromme pooten waren als vast aan den grond genageld, evenals toen hij het landgoed niet wilde verlaten. Droefgeestig zagen de oogen door een wazigen sluier, terwijl de holten hoven de oogen, het onbedriegelijke teeken van hoogen ouderdom, nog dieper geworden waren. Plotseling bemerkte hij zijn vroege- ren meester en hinnikte luid, vroo lijk en vol jammer tegelijk on strekte den kop uit naar zijne moestores. En zij trok den stoffigen, ruighari- gen paardenkop aan haren schouder, legde haar wang daartegen en hare tranen druppelden op de manen van het afgeleefde dier. Gelukkig hij, bij wien verontwaar diging en diepe smart zich oplossen in tranen. Met Otto Bake was hot an ders. Eenmaal slechts in zijne manne lijke jaren had hij geweend aan de groeve van zijn vader. Hij ziet weder de zwarte lijkbaar, getrokken door de beide volbloed goudvossen en zich zelf blootshoofds daarachter. En hier Vosje, dio de baar mede getrok ken had, die zelf een eervolle begra fenis zou hebben, het slachtoffer der laagste baatzuchtigheid van een eer- loozen schurk. Slechts een dier, een oud uitgemergerd dier maar de verontwaardiging over zooveel schan delijks kan iemand krankzinnig ma ken. Hij gevoelt het in zich groeien, iets duivelachtigs, iets verschrikke lijks, het zit hem in de keel. Wanneer dat geen uitweg vindt, moet het hem dooden met één slag maar wanneer het zich ontlaadt over den schurk dan moge God hem genadig zijn Blijf hier een oogenblik wachten, Elizabeth. Al het andere heeft nog tijd. Wat wil je doen? vroeg zij ang stig, nog steeds met den arm om den hals van Vosje. Dat zullen we zien, lang zal het niet duren. Zonder om te zien verwijderde de landheer zich, het hoofd gebogen, met zware stappen, niet eens haastig. Wat moet hier gedaan worden? Iloe kan men zichzelf en het arme paard op zoo'n gewetenloozen schurk wreken? Hij zou een klacht kunnen indienen, maar de gerechtelijke weg voert zoo langzaam tot het doel. Zijn kokend bloed dringt hem tot zelfbercchting in de eerste plaats moet Vosje rust hebben. Naar den geweermaker Kurzmann spoedt hij zich. Het jachtgeweer is nog niet gereed, maar de revolver kan de landheer meekrijgen. Een ZaterdagüYondpraatje. Eindelijk zullen de schoolboden dan weer worden voortgezet, 't Heugt me nog als de dag van heden, dat toen daarmee een proef genomen werd, juist de districts-schoolopziener kwam binnenstappen en zei„watwor den hier de leerlingen gebaad? Ophouden daarmee, 't Staat niet op 't leerplan en dus mag het niet. En vóórdat jelui 't op het leerplan zet, moet ik er mijn goedkeuring aan hechten." Sprak en verliet de schooldie toen al nat waren, mochten zich nog af drogen, onder de conditie van gauw, maar met de proefneming was 't ge daan. En wie in zijn burgermansver stand nu meenen zou, dat je het dan even op 't leerplan zet en dat het zaakje binnen veertien dagen beklon ken is, die heeft gerekend zonder den ambtelijken weg. Die ambtelijke weg is veel zwaarder, dan alle mogelijke andere wegen. Heb je daar een dag op geloopen dan ben je niet zichtbaar verder gekomen. Soms schiet je zelfs in een week niet noemenswaard op. 't Gebeurt zelfs wel, dat je op den ambtelijken weg weer een eind terug moet. Moest ik den ambtelijken weg vergelijken, dan zou ik zeggen 't Is een mulle zandweg, vol gaten enkui len, met een doornhaag hier en een steenen versperring daar; val je er op, dan doe je je pijn aan de brand netels en als je mocht komen af te dwalen, dan raak je in de sloot, 'tls een weg, waarop je niet kunt tuf- tuffen, niet wielrijden. niet hardloo- pen, niet doorwandelen zelfs, je kunt er alleen op voortsjokken, stappie voor stappie, 't linkerbeen eerst en dan het rechterbeen. Zoo is de ambtelijke weg en nu be grijpt iedereen wel, dat het maanden duurt vóórdat je daar een eindje op voortgesukkeld bent. Maar toen een maal de schoolbaden op het leerplan stonden en daarmee alle autoriteiten, die den ambtelijken weg met zorg plegen te onderhouden, waren bevre digd, toen was. zou men zoo zeggen, de zaak in orde. IJdele waan Toen waren de onder wijzeressen en onderwijzers weer niet te vinden om toezicht te houden. Jaren lane- is er juist door het onderwijzend personeel om gevraagd en geroepen er moesten en zouen schoolbaden ko men. de school kon niet bestaan zon der schoolbaden. een van de eisclien des tijds was schoolbaden, je kon als gemeente je fatsoen niet meer ophou den zonder schoolbaden kortom, schoolbaden waren nummer zooveel van het programma der wenschen van verbetering en inplaats dat de on derwijzeressen en onderwijzers nu zeggen „Aha, daaar zijn nu eindelijk de schoolbaden geef hier de zeep waar is de spons'? ik neem aan er vijftig schoon te poetsen, ik zestig, ik tachtig, ik honderdinplaats van dat te doen keeren tien van de dertig het schoolbad den rug toe en verkla ren en niet mee van doen te willen hebben. Wat moeten we nu met die water rebellen beginnen 't Is waar, in hun instructie is wel voorgeschreven dat zij hoofd en hart van het kind moeten re-inhouden en ontwikkelen, maar dat zij er op moeten letten hoe het zijn rug wascht. staat er niet bij. Zal dat in de instructie alsnog worden bijge voegd 't Is in de Raadsvergadering aan den wethouder van ondei-wijs ge vraagd en deze, die blijkbaar geen lust had om ja of neen te zeggen, heeft zooiets geantwoord in dezen geest, dat het misschien wel zou kun nen gebeuren, dat B. en W. er over zouden gaan denken, of zij zouden overwegen om iets dergelijks altemet in de instructie te zetten. Vreezendc. dat deze uitlating al te beslist was. zei de wethouder er bij, dat er nog geen voorstel was. Zullen er onder de kinderen zijn. j die liet voorbeeld volgen? Een goeie Hollander heeft het nu eenmaal op water niet erg voorzien. Hij vindt dat koud en nat. kortom het bevalt hem niet. En evenmin als de tien onderwij zeressen en onderwijzers kunnen wor den gedwongen om op het wasschen toe te zien. kunnen de kinderen tol liet wasschen zelf worden genoodzaakt. Niet dat ik dit verstandig vinden zou. behalvewanneer de moeders het hun verboden omdat ze het zelf wel thuis kunnen doen. Misschien is er voor een frissche wasschorij niet in elke woning gelegenheid, maar in vele toch wel en daar zou ik, als ik huis moeder was, zelf zorgen dat mijn kin deren minstens eenmaal per week ferm aan de plas gingen. Nu er voor een beetje overal duinwater te krij gen is, zal het wel gaan. Nog een andere zaak die den ambte lijken weg heeft bewandeld, bereikte daar een mijlpaal. Het bureau voor. informatie, een gemeentelijke instel ling die als tusschenpersoon voor vraag en aanbod van werkkrachten zal optreden, heeft een hoofd gekre gen. Burgemeester en Wethouders hebben daarvoor een hoofdonderwij zer gekozen, die in Indië is geweest. Waarschijnlijk zullen deze twee qualiteiten wel geen aanbeveling zijn geweest, want les in lezen, schrijven en rekenen hebben de werkgever en de werkzoekende niet van noode en rela tion in Indië zijn van weinig belang, daar een Hollandsche werkman tegen den van zoo goed als niets levenden Javaan toch niet concurrceren kan. De benoeming zal dus geschied zijn, omdat, de heer Sorgdrager andere eigenschappen bezat, die hem daar voor geschikt maakten. Deze onder andere, dat hij ijverig is en dien ijver aan den dag heeft gelegd, door zoo gauw als hij kon in 't buitenland te gaan kijken naar bureaux van dezelf de strekking. Voor 't overige zullen we de resul taten moeten afwachten, zooals de heer Hugenholtz min of meer drei gend in den Raad zei. De nieuwe chef van het informatiebureau weet nu, dat er op hem gelet wordt. Als hij nog is. zooals vroeger, toen hij de heele onderwijzerswereld en verschil lende andere werelden verbaasde door met een Franschen luchtreiziger de hoogte in te gaan. dan zal hij wel niet beangst zijn gejvorden door die belofte, dat men hem op de vingers kijken zal. Wie heeft wel eens niet van den zoogenaamden Spaanschen Schatgra ver gelezen .die naar 't heette uiteen Spaansch© gevangenis brieven zond door de heele wereld heen. om geld te vragen voor 't bemachtigen van een schat, waarvan hij de bergplaats wist. Wie er zijn goeie geld aan span- deerde, zag dat nooit terug eukreeg evenmin de helft van den schat te zien, die hem voor zijn moeite was toegezegd. Voortaan behoeven wc voor schat ten niet meer met Spaansche bedrie gers in correspondentie te treden, we hebben in Haarlem de Spaansche schatten zelf. Of heeft me daar niet de heer Jacobi. op een oogenblik toen hij wel aan uitbreiding van zijn hotel maar zeker allerminst aan schatgra- verij dacht, een tantal zilveren mun ten gevonden, uit den tijd van Phi lips van Spanje? Naar ik hoor, hèerscht er eenige opgewondenheid onder de bewoners van de Nassau- straat. Onder 't voorwendsel, dat de grond noodzakelijk eens gekeerd moet worden, spitten verscheidene Nassau- straters hun tuintje om. Stokdoove bewoners hebben in hun ne droomen heele potten met goud stukken hooren rammelen, en vei lingspeculanten hebben zich zeer be slist voorgenomen, om als er een perceel uit de Nassau straat in den Gouden Leeuw onder den hamer komt, de gelegenheid niet te laten voorbij gaan en voor 't allerminst een kans op het ..plokkie" te wagen. Wie had ooit durven denken, dat het oude Waaigat aldus een zilvermijn bevat ten zou Intusschen is het geval een welkom onderwerp van gesprek, want op het stuk van nieuws verkeeren we mid den in den kommertijd. Zóó slap is het inderdaad, dat ik den lezer vrien delijk verlof vraag om te spreken over de muggen. En het spreekt wel van zelf. dat ik als Haarlemmer hem ver zoek. daarin geen hatelijkheid te wil len zien. daar wij door onze belachers en benijders „Haarlemsche Muggen" worden genoemd. Aan scheldwoorden denk ik niet, maar ik wil het hebben over de muggen in het algemeen. Toen ik onlangs een paar dagen in een andere stad logeerde, kon ik niet zoo voorzichtig te werk gaan, of de muggen kwamen wanneer ik pas te bed lag. op mij af en maakten mij bij tweeën en drieën het leven zuur. Sloeg ik er een dood, dan werd die onmiddellijk door een nieuwe vervan gen. Tot twee uur 's nachts hielden de rakkers me uit den slaap en toen den volgenden morgen door gastheer en gastvrouw gevraagd werd of ik goed geslapen had, kon ik niet nalaten met een enkel woord mijn beklag over de muggen in te dienen. „Muggen?" zeien ze, ..och kom, dat verbeeld je je maar. we hebben hier geen muggen. Wij hebben er althans nooit last van." Ze waren min of meer gepiqueerd en had ik mijn handen en mijn ge zicht niet kunnen toonen als de on loochenbare bewijzen van mijn bewe ren dan zouden ze mij misschien niet geloofd hebben. Nu haalden ze de schouders op en zeiden „Vreemd, we hebben nooit iets van muggen ge merkt." Een dag of wat later heb ik zelf logés en wat gebeurtDe menschen komen 's morgens met bulten van de muggenbeten aan 't ontbijt. „Wat hebben jelui je toegetakeld", zeg ik. „Zwijg maar stil", zeggen zij, „dat komt van jou verwenschte muggen!" „Muggen?" zeg ik, „die zijn hier niet". „Kun je begrijpen", zeggen ze, „bij 't halfdozijnHoor jij ze dan nooit gonzen „Gonzen wel", zeg ik, „maar ze steken me niet." „Nu", zeg gen mijn gasten, een beetje stekelig, „dan blijven ze zeker van je af, om dat het jou huismuggen .zijn En zoo geloof ik in ernst, dat het ook is. Muggen sparen de leden van 't gezin, maar steken alleen die van elders komen. En zoo zijn en zie daar de conclusie, waartoe ik komen wilde-muggen de ergste vijanden van 't vreemdelingenverkeer.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 5