BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
f 1.20 PER 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
Natuurhistorische
Wandelingen.
VOSJE.
Haarlemmer Halletjes.
ZATERDAG 13 AUGUSTUS 1904
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENT1ËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
XX.
't ls nog vroeg in den morgen. Van
de meeste woningen zijn de gordijnen
nog neergelaten, slechts hier én daar
klinken voetstappen van menschen,
die zich naar 't werk spoeden. Reeds
laat een enkele stoomfluit zich hoo-
ren, ten teeken dat het tijd wordt den
arbeid weer aan te vangen.
We wandelen langzaam de Willi el-
minastraat door; 'tis stil, geen blaad
je beweegt zich aan de olmen, slechts
een enkele sterveling vertoont zich.
Hoe hol klinkt dat rollen van dien
kruiwagen thans, verder in den loop
van den dag zou het ons bijna niet
opvallen. Het gaat er mede als met
het licht van een luciferover dag
bijna niet te zien, bij avond van ver
re zichtbaar.
Zoo worden licht en geluid over
vleugeld door sterkere, evenals dat
gaat in de geheele planten-, dieren-
en rnenschenwereld.
We slaan links de Raamvest in,
blikken even naar het groene' gras
tapijt, waarin de eerste dorre blade
ren weer neervallen, 'teerste teeken
van het jaargetijde, dat ons wacht,
'tls frisch ook reeds in den vroegen
morgen, 't heeft gedauwd ook. Het
aardrijk straalde gedurende den
nacht zooveel warmte uit, dat de bo
dem zoo koud werd, dat de aanwe
zige waterdamp er tegen verdichtte,
evenals dat gebeurt, wanneer we met
een koud glas in een warm vertrek
kornen.
Van hier tot aan de Groote Hout
poort zouden we ons - eens kunnen
oefenen in het leeren kennen der
boomen. niet. minder toch dan een
twintigtal soorten staan hierberk
en linde, eschdoorn en esch, eik en
beult, enz., van den eschdoorn zelfs de
drie het meest voorkomende. Ook de
platanen en zoowel de Oostersche uit
Klein-Azië als de Westersehe uit
Noord-Amerilca strekken hunne bree-
de armen over het water uit. Voeg
daarbij nog de kastanje, meidoornen
acacia, plus een paar soorten popu
lieren en we hebben de meeste ge
noemd.
De klok bij do Houtpoort begint
naar 6 te loopen. Houden we het wa
ter op onze rechterhand, dan zijn we
spoedig bij de Kleine IToutbrug. die
haar voltooiing nadert. Even wijzen
we bij het Gasthuis op de taxus met
hessen, die nog niet de roode kleur
hebben aangenomen on dus ook nog
niet opvallen aan vogels en straatjon
gens.
De brug over, de smalle hulpbrug,
het „rechts houden" is thans niet noo-
dig, omdat er geen passage van be
lang is.
Wat vreemd gezicht levert dien
Kleinen Houtweg op Alle olmen zijn
gevallen, wat kaalHeel in de verte
nog één kale stam, de laatste, reeds
van al zijn takken beroofd. Bij de
firma Krelage ©n Zn. staan de werk
lui te wachten. Keeren we ons om,
dan staan we nog meer verbaasd
hoe is de blik op de stad verruimd.
De toren van de St. Bavo steekt boven
alles uit.
Eindelijk komen wc weer onder de
boomen, die rondom het Brongebouw
staan, nog eenige maanden en ook
hier snellen de trams langs.
Bij de villa Westrust blijven we een
oogenblik staan. Links en rechts van
de hooge stoep staan pyramiden van
een aardige struikbegonia met kleine
rose bloemen, 'tls één bloem, al bloem
hier, langs het huis mooie boompjes
van fuchsia's en van de klimop-
bladige geranium, ook wel hangende
geranium genoemd. De prachtige roo
de bloemschermen steken wat aardig
af tegen het glimmend groene blad.
Zien we langs het huis, dan hespeu
ren we tal van schoone planten in
het gazon achter de villa. We weten
I nauwelijks, wat ons het meest be-
j koort, de kuipen met de prachtig
blauwe agapanthus, de stainfuchsia's,
een paar mooie exemplaren van een
echte acacia, meestal mimosa ge-
j noemd, of de prachtige musa met zijn
breede reuzenbladen, ons in gedach-
ten naar warmere gewesten verplaat
send.
I Aan de andere zijde van het huis
geef de blauwe regen nog hier en daar
eon bloemtrosje, terwijl tal van fraaie
planten weer tegen verder naar ach-
teren gelegen donkere boschpartijen
afsteken. We noemen slechts de groo- j
te Gunnera Scabra, die met recht i
den naam van gazonplant verdient, j
Even verder voorbij de Paviljoens- j
laan denken we ons de villa Linden-j
hoek reeds begroeid met kirnlop de
beide kuipen met het Nieuw-Zee- J
landsch vlas maken vrij wat stijver
indruk dan de even verder voor Bos-;
hof staande palmen, die, al zijn het'
ook kleine planten tengevolge van de,
potcultuur, hier in den zomer buiten j
toch bijna even welig groeien als op
do Kanarische eilanden.
Vervolgen we onzen weg, dan zij n
we spoedig bij de hertenkamp, waar
de herten vreedzaam grazen, nog niet
hunkerend naar een stukje brood, dat
hun over het schuine hek wordt toe
gereikt.
De Dreef over. bij den ingang van
bet Florapark zien we nogmaals een
i Gunnera Scabra, die des zomers veel
mest en veel water verlangt, maar
I dan ook kan opgroeien tot een ware
i reuzenplant. Aan den Wagenweg is
men alweer bezig de straten om te
wroeten.
Wij steken schuin de terreinen over
van liet Lakenlcuopersgild, waar de
ronde laag klei van het paardenspel
nog duidelijk de standplaats aan-
geeftwe pakken nog even een mouw-
kruipertje„een aar van de Muizegerst,
die, in de mouw gestoken, wel om-j
hoog, maar niet terug kan.
j Daar zijn we weer bij ons punt van j
uitgang terug.
J. STURING.
De zitting der rechtbank was ge-'
eindigd. De uitspraak was geweest,
dat do landheer Otto Bake schuldig
bevonden was aan het misdrijf van
doodslag van den veehandelaar God
fried Eisenlob van Borgen en met aan
neming van verzachtende omstandig
heden veroordeeld tot een gevangenis-
I straf van vier jaar en zes maanden,
onder aftrek van den in preventieve
I hechtenis doorgebrachten tijd. De
veroordeelde had verklaard niet in:
liooger beroep te willen gaan en ter-
1 stond zijn straf te willen uitzitten,
i Na de voorlezing van dit vonnis
maakte zich groote beweging van de
aanwezigen meester. Men verdrong
zich, trachtte op de banken teklim-
men om den veroordeelde nog eens
te zien, die tusschen de veldwachters
werd weggeleid. Met zwaren stap
volgde hij, de forsche gestalte gebo-
gen, het strakke gezicht doodsbleek,
de goedige blauwe oogen vol tranen,
toen hij zijn verdediger, die aan de
zaaldeur wachtte, dankend de hand
drukte.
De beweging onder het publiek nam
toe. Velen hadden met hunne onkunde
van de wetten op een vrijsprekend
vonnis gerekend. Vier jaren en zes
maanden aan zijn landgoed onttrok
ken, dat in deze tijden meer dan ooit
het oog van den meester noodighad.
De vrouw zou wegkwijnen, de kinde
ren zouden den opvoeder missen
welk een lotEn dat alles, omdat
een inachtelooze woede hem had aan
gegrepen. Alles wegens een oud af ge-1
leefd paard
Boldin behoorde tot die'Vileine land
goederen in Rügen, waarop de bezit-
ter slechts met moeite en nood een
bestaan kan vinden. Daar wordt geen
goed betaalde opzichter gehouden, en
de plaats van gouvernante vervult de
huisvrouw zelf. Eén slechte zomer
kan de geheele met moeite staande
gehouden heerlijkheid overhoop wer
pen dat weet men, en opdat men
in ieder geval het bewustzijn
redt, gedaan te hebben, wat
menschelijkerwijze mogelijk was,
telt men angstvallig alle kleinigheden
af. Men leeft voortdurend in zorgen
en iedere wolk, die dreigend opkomt,
kan de altijd gevoelde vrees tot wer
kelijkheid maken.
Otto Bake was echter van een prac-
tische natuur en beschouwde dit le-
ven van voortdurend hopen en vree
zen als iets onvermijdelijks en berust
te er daarom in. Vroeger, toen zijn
vader nog leefde, was de bezitting
veel uitgebreider geweest, en werd de
familie Bake als de eerste van de j
streek aangezien. Maar er waren
slechte zomers gekomen en de vader
was genoodzaakt geweest bet grootste
gedeelte van de omliggende gronden
te verkoopen. Toen hij stierf, kon hij
nog met eigen rijtuig naar bet hoog
gelegene kerkhofje gebracht worden.
Voor den zoon bleef slechts het klei-
ne landgoed Boldin.
Dat is reeds vele jaren geleden.
Of to is intusschen getrouwd met een
fijn, bleekzuchtig juffertje uit de
stad. van wie niemand ooit had ge-
dacht, dat zij zich zou kunnen schik
ken in de landelijke gewoonten. Zij
heeft hem een weinig geld mee ten
huwelijk gebracht en hem drie kinde
ren geschonken, allen gezond en fink,
en het leven op Boldin gaat kalm zijn
gang in eendracht en liefde en met
vage hoop op betere tijden.
Het was op een warmen Juli-na-
middagde familie zat in de tuinka-
mer bij de koffietafel en wachtte op
den heer des huizes.
Toen hij eindelijk verscheen, was
het slechts voor een oogenblik.
Begin maar zonder mij koffie te
drinken. Eisenlob is daar, ik wil
hem de kalveren verkoopen.
Het duurde tamelijk lang, maar
eindelijk werd de koop gesloten en
dertien stuks jong vee moesten nog j
heden naar Bergen gezonden worden.
Nu kwamen ook mevrouw Bake en i
de kinderen om afscheid te nemen;
van het jonge, dartele goedje. Men,
voedt het op en brengt het groot en 1
hecht zich zonder het te weten aan
elk der beesten. Dat bemerkt men
eerst, wanneer het uur van afscheid
geslagen is.
De veehandelaar draalde nog een.
oogenblik voordat hij den landheer j
zijn vleezige hand toestak.
Nu, als u weer eens wat heeft.
Heeft u nog iets, dat u missen wil.
een oude koe of een oud paard, dat
nog niet rijp voor den vilder is Ik
kan ze wel gebruiken. Niet Dan een
volgenden keer. Adieu.
Daarop wilde de dikke Eisenlob, die
gekleed was in een opzichtig geruit
pak, zich verwijderen.
Eisenlob nog een woordje,
riep de landheer, nadat hij met zijn
vrouw een blik van verstandhouding!
had gewisseld. Nu u toch van een
oud paard spreekt zou u me een j
dienst willen bewijzen
TIoo dan
De veehandelaar draaide zich om. 1
Ik heb Vosje nog.
O. die oude gele rakker, die kreu
pel is Heeft u dien nog Laten wij
er eens over spreken.
Die heeft geen waarde meer,
daarmede is het gedaan. Tot voor vier
maanden heeft hij nog eiken dag een
half uurtje licht werk gedaan, maar
nu kan ik het niet langer aanzien, hij
kan de pooten nauwelijks meer op
heffen en verteert het voedsel ook niet
meer.
Die moet bijna zoo oud zijn als
Methusalem. Voor jaren reeds zag hij
eruit als een geraamte. Hoeveel moet j
ik ervoor geven
—Dat bedoel ik niet, Tk wil hem
eigenlijk het genadeschot geven. Hij
is zichzelf en mij tot last en een ko- j
gel in het oor is het beste zooals
ik het met Bruno gedaan heb. Maar j
voor de tweede maal zou ik het niet
kunnen doen. De beide paarden waren
nog van mijn vader en hebben hem
grafwaarts getrokken.
Nu, dat is zoo moeilijk niet, zei-
do Eisenlob. ik zal dat zaakje wel op
knappen. Geeft hem mij maar mee.
Ik zou u inderdaad zeer dank-;
baar zijn, maar ik heb een voorwaar-,
de, hij mag niet bij den vilder ko-
men. Laat u hem op de een of ande
re manier begraven. Ik betaal deon-,
kosten. Bruno heb ik ook begraven. j
Dat zal gebeuren, zei de Eisenlob
beslist, indien ik u daarmee een ge-
noegen kan doen op zijn dik ge
zicht lag een uitdrukking van wel
willendheid de onkosten verreke
nen wij wel bij den volgenden koop.
Otto Bake knikte toestemmend.
Maar een oogenblik schudde hij be
sluiteloos het hoofd.
—Houd Vosje ten minste nog tot
de winter komt, kwam zijne vrouw
tusschenbeide, de kindeven zijn zoo
aan het dier gehecht. Het is mij, als
of wij met Vosje iets uit onze familie
weggegeven. Gun hem ten minste nog
een paar zomermaanden.
En wat dan. Elizabeth Wie is
er dan, die hem meenemen wil En
zelf doe ik het niet weer aan Bru-1
no heb ik genoeg.
De tranen kwamen de vrouw in de
oogen.
—Kom, wees verstandig, vrouwtje,
zeide hij geruststellend en klopte
haar op den schouder.
Vosje is zichzelf tot last, dat
moet je ook bedenken.
Moedig onderdrukte zij de tranen.
Dan zal het zoo wel het beste
zijn, zeide zij zacht, maar dan ga ik.
met de kinderen in huis. opdat wij
er niets van merken.
Zij ging naar de achterkamer, ter
wijl Vosje uit de frisch gemaaide
weid© werd gehaald.
Hare gedachten volgden den stal
jongen. Zij kon het niet langer uit
houden en ging naar het erf met ha
re kinderen.
Zij had bij elke gelegenheid het
dier gestreeld. Toen het haar zag, hief
het den kop op, hinnikte zachtjes en
strekte haar den hals toe.
—Haal hem voor den laatsten keer
een klontje suiker, zeide zij.
Het oude dier had de snijtanden
verloren en nam de suiker met zijn
weeke lippen van de hand der vrouw.
Komaan, een beetje vlug. Meneer
Eisenlob komt nog te laat aan den
trein, waarschuwde de huisheer.
Toen het tot een werkelijk afscheid
kwam, begonnen de kinderen te
schreien on streelden het oude dier.
Het gaat iemand toch vervloekt
aan 't hart zoo'n dier, dat den va
der naar zijn graf gebracht Heeft, het
is toch geen kleinigheid, zeide Otto
Bake met onzekere stem Arme ke
rel. nu dat is ons aller lot en men
maakt het jou nog gemakkelijk. j
Hij klopte het paard op den inge-|
vallen rug en wendde zich toen nog
eens tot den veehandelaar.
Meneer Eisenlob Tiet is eigen-
lijk iets. dat vanzelf spreekt en waar-j
op ik niet meer den nadruk behoef te
leggen. U maakt het kort. vandaag i
nog en niets anders dan één schot
in het oor. Belooft u dat?
Natuurlijk beloof ik dat. Alleen
daarvoor neem ik den knol mee.
Op uw eerewoord
Een kleine pauze volgde, en toen i
antwoordde de veehandelaar onver-j
schillig
Ja, ja, natuurlijk. Vooruit nu
maar.
Toen Vosje met zijn voorzichtigen,1
onzekeren stap van oud paard den
uitgang van het landgoed bereikt had
en op den landweg zou gaan, bleef
hij staan, draaide den ma geren kop i
om en liet een langgerekt, klagend
gehinnik hooren, zoo klagend en
treurig, dat het den achterbl ij venden J
door merg en been ging. De pooten j
stonden als vastgeworteld en eerst,
toen de jongen hem een harden klap
gegeven had, ging Vosje mee. maar
nog steeds beproevende om den kop
om te wenden.
Meer dan twee maanden waren se- j
dert liet vertrek van Vosje verloopen,
de oogst was goed uitgevallen en met
voordeel verkocht. Otto Bake was in
een vroolijke stemming en een reisje
naar Bergen werd beraamd om toch
ook eens te genieten. Op een koelen
morgen reisden meneer en mevrouw
Bake opgewekt van Boldin hij met
een lange lijst, waarop opgesomd was
alles, dat ingekocht moest worden, j
Zij voegde er hier en daar nog iets
aan toe. als b.v. schoolschriften koo-
pen en bij Kurzmann vragen of het
geweer en de revolver klaar zijn.
Na een prettige reis kwamen zij in
het stille stadje Bergen aan.
Meneer en Mevrouw Bake slenter-
den een tijdje door het. stadje, terwijl
de vrouw nog eens oplettend haar lijst
doorzag.
Willen wij niet eerst een stukje
ontbijten? Ik dacht, voordat we al
die inkoopen gaan doen. hebben we
wel een versterking noodig. Dit zelfs
moet een nooddruftige agrariër zich
van tijd tot tijd kunnen veroorlooven,
zeide Bake vroolijk.
In een klein restaurant, dat Otto
reeds van jongsaf kende, zochten ze
in den tuin een gezellig plaatsje op.
De kellner liep af en aan en diende
het warme ontbijt op, en een flesch
oude portwijn werd daarbij gedron-
ken.
De wijn was goed en een feestelijke
stemming heerschte aan de kleine
tafel.
Zie je. mijn schat, dit is nu ons
huwelijksreisje, lacht Bake. Indertijd
heb ie het moeten missen, toenkwa-'
men amlere uitgaven, die noodiger
waren. Maar, ik hoop, dat er nu be
tere tijden zullen komen, en dat we
in de volgende jaren nog meer kun
nen sparen.
En zij smeedden plannen en druk
ten elkaar de handen.
Niettegenstaande dit verzuimde uur
tje was het nog tamelijk vroeg op
den morgen, toen zij naar huiten
kwamen. Do dienstmeisjes gingen ha
re boodschappen doen en de wagens
der groenteboeren ratelden over het
oneffene plaveisel.
Plotseling bleef Elisabeth staan en
greep bevend en geheel ontdaan den
arm van haar man.
Zie daar ginds...
Hij had geen vermoeden. Wat dan,
lieve
Daar, zie je het dan niet
Vosje
Voor een ellendigen, met melkkan
nen beladen wagen stond Vosje. Van
de inspanning, die het trekken hem
had veroorzaakt, waren de aderen
aan zijn hals opgezwollen, en de
tong hing het. arme dier uit den bek.
Zijn kromme pooten waren als vast
aan den grond genageld, evenals toen
hij het landgoed niet wilde verlaten.
Droefgeestig zagen de oogen door
een wazigen sluier, terwijl de holten
hoven de oogen, het onbedriegelijke
teeken van hoogen ouderdom, nog
dieper geworden waren.
Plotseling bemerkte hij zijn vroege-
ren meester en hinnikte luid, vroo
lijk en vol jammer tegelijk on strekte
den kop uit naar zijne moestores.
En zij trok den stoffigen, ruighari-
gen paardenkop aan haren schouder,
legde haar wang daartegen en hare
tranen druppelden op de manen van
het afgeleefde dier.
Gelukkig hij, bij wien verontwaar
diging en diepe smart zich oplossen
in tranen. Met Otto Bake was hot an
ders. Eenmaal slechts in zijne manne
lijke jaren had hij geweend aan
de groeve van zijn vader. Hij ziet
weder de zwarte lijkbaar, getrokken
door de beide volbloed goudvossen en
zich zelf blootshoofds daarachter. En
hier Vosje, dio de baar mede getrok
ken had, die zelf een eervolle begra
fenis zou hebben, het slachtoffer der
laagste baatzuchtigheid van een eer-
loozen schurk. Slechts een dier, een
oud uitgemergerd dier maar de
verontwaardiging over zooveel schan
delijks kan iemand krankzinnig ma
ken. Hij gevoelt het in zich groeien,
iets duivelachtigs, iets verschrikke
lijks, het zit hem in de keel. Wanneer
dat geen uitweg vindt, moet het hem
dooden met één slag maar wanneer
het zich ontlaadt over den schurk dan
moge God hem genadig zijn
Blijf hier een oogenblik wachten,
Elizabeth. Al het andere heeft nog
tijd.
Wat wil je doen? vroeg zij ang
stig, nog steeds met den arm om den
hals van Vosje.
Dat zullen we zien, lang zal het
niet duren.
Zonder om te zien verwijderde de
landheer zich, het hoofd gebogen, met
zware stappen, niet eens haastig. Wat
moet hier gedaan worden? Iloe kan
men zichzelf en het arme paard op
zoo'n gewetenloozen schurk wreken?
Hij zou een klacht kunnen indienen,
maar de gerechtelijke weg voert zoo
langzaam tot het doel. Zijn kokend
bloed dringt hem tot zelfbercchting
in de eerste plaats moet Vosje rust
hebben.
Naar den geweermaker Kurzmann
spoedt hij zich. Het jachtgeweer is
nog niet gereed, maar de revolver
kan de landheer meekrijgen.
Een ZaterdagüYondpraatje.
Eindelijk zullen de schoolboden dan
weer worden voortgezet, 't Heugt me
nog als de dag van heden, dat toen
daarmee een proef genomen werd,
juist de districts-schoolopziener kwam
binnenstappen en zei„watwor
den hier de leerlingen gebaad?
Ophouden daarmee, 't Staat niet op
't leerplan en dus mag het niet. En
vóórdat jelui 't op het leerplan zet,
moet ik er mijn goedkeuring aan
hechten."
Sprak en verliet de schooldie toen
al nat waren, mochten zich nog af
drogen, onder de conditie van gauw,
maar met de proefneming was 't ge
daan. En wie in zijn burgermansver
stand nu meenen zou, dat je het dan
even op 't leerplan zet en dat het
zaakje binnen veertien dagen beklon
ken is, die heeft gerekend zonder den
ambtelijken weg. Die ambtelijke weg
is veel zwaarder, dan alle mogelijke
andere wegen. Heb je daar een dag
op geloopen dan ben je niet zichtbaar
verder gekomen. Soms schiet je zelfs
in een week niet noemenswaard op.
't Gebeurt zelfs wel, dat je op den
ambtelijken weg weer een eind terug
moet. Moest ik den ambtelijken weg
vergelijken, dan zou ik zeggen 't Is
een mulle zandweg, vol gaten enkui
len, met een doornhaag hier en een
steenen versperring daar; val je er
op, dan doe je je pijn aan de brand
netels en als je mocht komen af te
dwalen, dan raak je in de sloot, 'tls
een weg, waarop je niet kunt tuf-
tuffen, niet wielrijden. niet hardloo-
pen, niet doorwandelen zelfs, je kunt
er alleen op voortsjokken, stappie
voor stappie, 't linkerbeen eerst en
dan het rechterbeen.
Zoo is de ambtelijke weg en nu be
grijpt iedereen wel, dat het maanden
duurt vóórdat je daar een eindje op
voortgesukkeld bent. Maar toen een
maal de schoolbaden op het leerplan
stonden en daarmee alle autoriteiten,
die den ambtelijken weg met zorg
plegen te onderhouden, waren bevre
digd, toen was. zou men zoo zeggen,
de zaak in orde.
IJdele waan Toen waren de onder
wijzeressen en onderwijzers weer niet
te vinden om toezicht te houden. Jaren
lane- is er juist door het onderwijzend
personeel om gevraagd en geroepen
er moesten en zouen schoolbaden ko
men. de school kon niet bestaan zon
der schoolbaden. een van de eisclien
des tijds was schoolbaden, je kon als
gemeente je fatsoen niet meer ophou
den zonder schoolbaden kortom,
schoolbaden waren nummer zooveel
van het programma der wenschen
van verbetering en inplaats dat de on
derwijzeressen en onderwijzers nu
zeggen „Aha, daaar zijn nu eindelijk
de schoolbaden geef hier de zeep
waar is de spons'? ik neem aan er
vijftig schoon te poetsen, ik zestig, ik
tachtig, ik honderdinplaats van
dat te doen keeren tien van de dertig
het schoolbad den rug toe en verkla
ren en niet mee van doen te willen
hebben.
Wat moeten we nu met die water
rebellen beginnen 't Is waar, in hun
instructie is wel voorgeschreven dat
zij hoofd en hart van het kind moeten
re-inhouden en ontwikkelen, maar dat
zij er op moeten letten hoe het zijn
rug wascht. staat er niet bij. Zal dat
in de instructie alsnog worden bijge
voegd 't Is in de Raadsvergadering
aan den wethouder van ondei-wijs ge
vraagd en deze, die blijkbaar geen
lust had om ja of neen te zeggen,
heeft zooiets geantwoord in dezen
geest, dat het misschien wel zou kun
nen gebeuren, dat B. en W. er over
zouden gaan denken, of zij zouden
overwegen om iets dergelijks altemet
in de instructie te zetten. Vreezendc.
dat deze uitlating al te beslist was.
zei de wethouder er bij, dat er nog
geen voorstel was.
Zullen er onder de kinderen zijn. j
die liet voorbeeld volgen? Een goeie
Hollander heeft het nu eenmaal op
water niet erg voorzien. Hij vindt dat
koud en nat. kortom het bevalt hem
niet.
En evenmin als de tien onderwij
zeressen en onderwijzers kunnen wor
den gedwongen om op het wasschen
toe te zien. kunnen de kinderen tol
liet wasschen zelf worden genoodzaakt.
Niet dat ik dit verstandig vinden zou.
behalvewanneer de moeders het
hun verboden omdat ze het zelf wel
thuis kunnen doen. Misschien is er
voor een frissche wasschorij niet in
elke woning gelegenheid, maar in vele
toch wel en daar zou ik, als ik huis
moeder was, zelf zorgen dat mijn kin
deren minstens eenmaal per week
ferm aan de plas gingen. Nu er voor
een beetje overal duinwater te krij
gen is, zal het wel gaan.
Nog een andere zaak die den ambte
lijken weg heeft bewandeld, bereikte
daar een mijlpaal. Het bureau voor.
informatie, een gemeentelijke instel
ling die als tusschenpersoon voor
vraag en aanbod van werkkrachten
zal optreden, heeft een hoofd gekre
gen. Burgemeester en Wethouders
hebben daarvoor een hoofdonderwij
zer gekozen, die in Indië is geweest.
Waarschijnlijk zullen deze twee
qualiteiten wel geen aanbeveling zijn
geweest, want les in lezen, schrijven
en rekenen hebben de werkgever en de
werkzoekende niet van noode en rela
tion in Indië zijn van weinig belang,
daar een Hollandsche werkman tegen
den van zoo goed als niets levenden
Javaan toch niet concurrceren kan.
De benoeming zal dus geschied zijn,
omdat, de heer Sorgdrager andere
eigenschappen bezat, die hem daar
voor geschikt maakten. Deze onder
andere, dat hij ijverig is en dien ijver
aan den dag heeft gelegd, door zoo
gauw als hij kon in 't buitenland te
gaan kijken naar bureaux van dezelf
de strekking.
Voor 't overige zullen we de resul
taten moeten afwachten, zooals de
heer Hugenholtz min of meer drei
gend in den Raad zei. De nieuwe chef
van het informatiebureau weet nu,
dat er op hem gelet wordt. Als hij
nog is. zooals vroeger, toen hij de
heele onderwijzerswereld en verschil
lende andere werelden verbaasde door
met een Franschen luchtreiziger de
hoogte in te gaan. dan zal hij wel
niet beangst zijn gejvorden door die
belofte, dat men hem op de vingers
kijken zal.
Wie heeft wel eens niet van den
zoogenaamden Spaanschen Schatgra
ver gelezen .die naar 't heette uiteen
Spaansch© gevangenis brieven zond
door de heele wereld heen. om geld
te vragen voor 't bemachtigen van
een schat, waarvan hij de bergplaats
wist. Wie er zijn goeie geld aan span-
deerde, zag dat nooit terug eukreeg
evenmin de helft van den schat te
zien, die hem voor zijn moeite was
toegezegd.
Voortaan behoeven wc voor schat
ten niet meer met Spaansche bedrie
gers in correspondentie te treden, we
hebben in Haarlem de Spaansche
schatten zelf. Of heeft me daar niet de
heer Jacobi. op een oogenblik toen hij
wel aan uitbreiding van zijn hotel
maar zeker allerminst aan schatgra-
verij dacht, een tantal zilveren mun
ten gevonden, uit den tijd van Phi
lips van Spanje? Naar ik hoor,
hèerscht er eenige opgewondenheid
onder de bewoners van de Nassau-
straat. Onder 't voorwendsel, dat de
grond noodzakelijk eens gekeerd moet
worden, spitten verscheidene Nassau-
straters hun tuintje om.
Stokdoove bewoners hebben in hun
ne droomen heele potten met goud
stukken hooren rammelen, en vei
lingspeculanten hebben zich zeer be
slist voorgenomen, om als er een
perceel uit de Nassau straat in den
Gouden Leeuw onder den hamer komt,
de gelegenheid niet te laten voorbij
gaan en voor 't allerminst een kans
op het ..plokkie" te wagen. Wie had
ooit durven denken, dat het oude
Waaigat aldus een zilvermijn bevat
ten zou
Intusschen is het geval een welkom
onderwerp van gesprek, want op het
stuk van nieuws verkeeren we mid
den in den kommertijd. Zóó slap is
het inderdaad, dat ik den lezer vrien
delijk verlof vraag om te spreken over
de muggen. En het spreekt wel van
zelf. dat ik als Haarlemmer hem ver
zoek. daarin geen hatelijkheid te wil
len zien. daar wij door onze belachers
en benijders „Haarlemsche Muggen"
worden genoemd. Aan scheldwoorden
denk ik niet, maar ik wil het hebben
over de muggen in het algemeen.
Toen ik onlangs een paar dagen in
een andere stad logeerde, kon ik niet
zoo voorzichtig te werk gaan, of de
muggen kwamen wanneer ik pas te
bed lag. op mij af en maakten mij bij
tweeën en drieën het leven zuur.
Sloeg ik er een dood, dan werd die
onmiddellijk door een nieuwe vervan
gen. Tot twee uur 's nachts hielden de
rakkers me uit den slaap en toen den
volgenden morgen door gastheer en
gastvrouw gevraagd werd of ik goed
geslapen had, kon ik niet nalaten met
een enkel woord mijn beklag over de
muggen in te dienen.
„Muggen?" zeien ze, ..och kom, dat
verbeeld je je maar. we hebben hier
geen muggen. Wij hebben er althans
nooit last van."
Ze waren min of meer gepiqueerd
en had ik mijn handen en mijn ge
zicht niet kunnen toonen als de on
loochenbare bewijzen van mijn bewe
ren dan zouden ze mij misschien niet
geloofd hebben. Nu haalden ze de
schouders op en zeiden „Vreemd, we
hebben nooit iets van muggen ge
merkt."
Een dag of wat later heb ik zelf
logés en wat gebeurtDe menschen
komen 's morgens met bulten van de
muggenbeten aan 't ontbijt. „Wat
hebben jelui je toegetakeld", zeg ik.
„Zwijg maar stil", zeggen zij, „dat
komt van jou verwenschte muggen!"
„Muggen?" zeg ik, „die zijn hier
niet". „Kun je begrijpen", zeggen ze,
„bij 't halfdozijnHoor jij ze dan
nooit gonzen „Gonzen wel", zeg ik,
„maar ze steken me niet." „Nu", zeg
gen mijn gasten, een beetje stekelig,
„dan blijven ze zeker van je af, om
dat het jou huismuggen .zijn
En zoo geloof ik in ernst, dat het
ook is. Muggen sparen de leden van
't gezin, maar steken alleen die van
elders komen. En zoo zijn en zie
daar de conclusie, waartoe ik komen
wilde-muggen de ergste vijanden van
't vreemdelingenverkeer.