DE BLAUWE GNOE
DE JONGSTE ZEEROOVER.
Mli'tr,
Een interessant beest is de blauwe
gnoe een antilope-achtige dier
soort, die Zuid-Afrika bewoont tus-
schen de Oranjerivier en cle Victoria
Nyanza.
Het dier, dat als alle dieren van zijn
soort volmaakt ongevaarlijk is, heeft
in zijn verschijning iets ijselijk gewel
digs iets, dat het op een geducht en
machtig roofdier lijken doet.
Hoe komt een zoo onschuldig dier
aan zoo'n wild en woest uiterlijk
Daarover zijn de zoölogen 't niet eens.
Maar velen schrijven 't toe aan een
gelukkige aanpassing aan de omge
ving.
Weinig deelen der wereld toch zijn
zoo woest en zoo rijk aan roofdieren
als juist de door de gnoe's bewoonde
streken.
GOED AFGELOOPEN.
Om zes uur maakte George Adams
zich gereed om het kantoor te verla
ten. Hij waschte zijn handen en bor
stelde zijn haar in de toiletkamer. Hij
liep een oogenblik heen en weer en
keek er naar hoe de oudste klerk Jor-
kins zich voor het vertrek klaar
maakte Jorkins, met zijn groot
hoofd en gele snor, die er eerbied
waardig uitzag als een city-type, en
die zich verheugde in het vertrouwen
van de firma en een salaris van f 2000
per jaar.
Aclams zag. dat Jorkins' jas glom
en zijn hooge hoed niet. Hij dacht er
over na hoe een zieke vrouw en ze
ven kinderen daarvan de schuld wa
ren. Hij dachtmet vlijt en voortdu
rende werkzaamheid zal ik nog eens
een Jorkins worden, een bovenhuis
huren van ƒ300, eeta plaats in de kerk
bezitten en gerespecteerd worden door
de buren.
Perkins, de jongste compagnon,
kwam uit zijn kamer te voorschijn
met een tasch. die zijn galapak scheen
te bevatten. Adams hoorde hoe hij
een rijtuig aanriep en zeiHotel Cecil.
Dat zal ik nooit worden, dacht hij.
Ik zou weieens willen weten, wat hij
gaat doen. Misschien geeft hij een di
ner, misschien is hij op een diner uit-
genoodigd. Misschien gaat hij naai
zij n loge in de opera. En ik ga in
een gaarkeuken mijn kwartje verte
ren.
Toen hij zijn zeer eenvoudig maal
gebruikte, kwam er een gevoel van
onrust en een wensch naar opwin
ding over hem.
Ik zal naar het West-End (de
woonplaats der rijke Londenaars)
gaan vanavond. Dan zie ik ten min
ste een stukje van rijkdom en genoe
gen. Evenals de vogel die in zijn
kooi rondvliegt en naar buiten ver
langt, zal ik door de tralies v«n mijn
gevangenis naar buiten zien.
Hij kocht een sigaar van een dub
beltje, wat hij zich In een jaar niet
had veroorloofd. Hij trok een dandy
achtig gezicht met zijn sigaar in den
hoek van zijn mond en wandelde in
de richting van 't ..Strand". Toen hij
in de Criterion kwam, was de sigaar
slechts voor de helft opgebrand en
kon nog een heelen tijd duren.
Hij ging het café binnen als iemand
die er dagelijks komt, trotsch en non
chalant,
Toen de mooie maar zeer koele jon
gedame hem vroeg, wat hij verlang
de, voelde hij zich een beetje be
schaamd, maar, even blozend, deed
hij zijn best om op een onverschilli
gen toon een glas bier te vragen, wat
hem, hoopte hij, niet meer dan een
dubbeltje zou kosten.
Hij dronk een kwart gedeelte van
het glas in één teug leeg, toen voelde
hij zijn moed terugkomen.
Twee slanke jonge mannen kwamen
binnen in keurig avondtoilet en be
stelden dranken, waarvan hij de na
men nog nooit had gehoord. Hij zag
hun kouden blik van meerderheid,
een blik. alsof zij op zijn minst reeds
honderd jaar geleefd hadden en iede
re n vorm van pleizier kenden. Zij
zijn andere wezens dan ik, zei hij bij
zichzelf, of van een andere wereld.
Tusschen lien en mij is een groote
afstand, die slechts met geld kan
worden overbrugd.
Vier dikke mannen met zware gou
den kettingen zaten aan een kleine
tafel, die iets dronken door strootjes,
terwijl ze luid praatten en afspraken
maakten voor den volgenden dag. De
sigaar hield het lang uit, maar het
bier was op en hij ging weg. Hij stond
voor de deur van het theater en zag
steeds meer rijtuigen aankomen.
Uit een nette victoria stapte een
dikke dame, gevolgd door haar even
dikken echtgenoot. Toen kwam een
heele familie vader, moeder en
verscheiden kinderen. Een coupétje
bracht een keurig gekleed, jongmensch
en een beeldschoon meisje.
Een andere wereld, zei hij bij
zichzelf, die ik door de tralies mijner
gevangenis zie, Hier is gemak en ver
fijning een sprookjesland, voor al
tijd buiten mijn bereik.
Hij sloeg de mensclien gade, die in
gala-kleeding uit een schitterend ver
licht restaurant kwamen.
Een andere wereld, zei hij weer.
Toen wandelde hij de Regentstreetin
en nam de rijtuigen waar, die de
menschen, op vermaak verdacht, ver
voerden.
Hij sloeg de Oxfordstreet in, trad
Frascati binnen, bestelde bier en een
sigaar met een gevoel van onver
schilligheid en luisterde naar de mu
ziek tot middernacht Hij betaalde de
rekening één vijf-en-zeventig
zijn eerste extra uitgaaf in twee jaar.
Toon ging hij naar huis.
Goed of kwaad, zeide hij bij zich
zelf, toen hij naar bed ging, ik zal
het doen. Ik maak de kas open en
vlucht.
Twee uur lang lag hij wakker, zich
voorstellende wat hij met het geld zou
doen. In zijn ongewondenheid zag hij
zichzelf fijn gekleed, rijdende in vic
toria's en eerste klasse rijtuigen, di-
neerende in dure restaurants en lo
ges hurende in de opera's. Ik zal
het doen, zei hij nog eens met over
tuiging.
Den volgenden morgen kwam hij
twintig minuten te laat op het kan
toor, voor de eerste maal in twee
jaar. Denzelfden dag nam hij al zijn
geld van de Spaarbank achthon
derd gulden. Bij de eerste gelegenheid
ging hij naar een kleermaker en liet
zich drie pakken maken. Hij vroeg
de rekening en zag dat dezé honderd
tachtig gulden was.
Hij betaalde met bankbiljetten,
j kreeg tien percent korting en ging
weg met een bezwaard gemoed.
Toen ging hij naar een juwelier en
kocht een gouden ketting van hon
derd gulden, welken hij op het kan
toor in zijn zak droeg en 'overal el
ders over zijn vest liet hangen.
Den volgenden Vrijdag, juist een
week na zijn bezoek aan den kleer
maker, werkte hij later dan gewoon
lijk.
Hij keek rond in het leege kantoor,
ging toen naar Jorkins' lessenaar en
opende dezen met een sleutel. Hij
nam het chèqueboek er uit en schsur-
de de laatste chèque weg. Toen deed
hij het chèqueboek weer in den les
senaar.
Bleek en vastbesloten keek hij snel
de kamer rond en nam een oude chè
que met den naam van de firma en
plaatste die boven de oningevulde.
Met vaste trekken maakte hij de hand-
teekeniiig na.
Terwijl hij de beide chèques op
armslengte hield, vergeleek hij ze. De
overeenkomst was uitstekend. Perkins
zelf zou het niet zien, dacht hij. Hij
vulde de chèque in voor tien duizend
gulden. Met een bleek gezicht en een
gevoel van angst ging hij naar bui
ten om koffie te drinkèhr Wat zag
er alles anders uit
Hij herdacht hoe dikwijls hij dezelf
de straten geloopen had, terwijl hij
zich tevreden en gelukkig voelde.
Nog maar een paar uren, zei hij
bij zichzelf en dan is alles in orde en
is dat lamme gevoel weg. Misschien
zou een beetje brandewijn mij. wel
goed doen.
Hij dronk verscheiden glazen. Zich
een beetje beter gevoelend, ging hij
naar een voor hem onbekend restau
rant en deed den meest vervelenden
maaltijd van zijn heele leven. Hij
keerde naar zijn kantoor terug, terug
schrikkende bijna voor de blikken zij
ner collega's en werkte hard tot drie
uur.
Hij keek eens rond. Iedereen was
present. Nu was er een goede gele
genheid om naar de bank te gaan.
Hij wendde zich tot den eersten klerk
en stameldeIk ben bang dat ik
naar huis moet gaan, ik gevoel me
niet wel.
Jorkins keek in het bleeke gelaat en
antwoordde vriendelijkZeker,
Adams, ga naar huis en roep een dok
ter en kom niet terug voor je weer
heel erna al in orde bent
Van het kantoor liep Adams regel
recht naar de bank. Hij wachtte,
draalde naar binnen te gaan.
Het moet gebeuren, dacht hij,
en hoe eer hoe beter.
Hij ging naar binnen. Het was een
druk oogenblik van den dag en tal
rijke klanten wachtten. Adams wacht
te op zijn beurt, en daar hij niet op
vastheid van stem durfde rekenen,
schoof hij de chèque vooruit. De kas
sier keek naar de onderteekening en
het groote bedrag aan toonder ziende,
liet hij de chèque aan een anderen
klerk zien en vroeg
-g- Is dat in orde
De tweede klerk bekeek de chèque
en Adams vreesde, dat zijn gezicht
hem zou verraden. Hij wendde het
gelaat daarom af.
Ja, het is in orde, was het ant
woord.
Adams werd uit zijn verdooving op
gewekt door de woorden
Hoe wilt u het hebben 1
In bankbiljetten van duizend,
antwoordde hij.
Hij wandelde langzaam weg, ter
wijl hij de banknoten in zijn zak
borg. Daarna ging hij naar een wis
selkantoor en een postkantoor, waar
hij den volgenden brief schreef
„Waarde heer JorkinsIk ben
juist naar den dokter geweest, die
zegt dat 't noodig voor me is een
paar dagen naar zee te gaan. Hoog
achtend, Adams."
Daarna sprong hij in een rijtuig,
liet zich naar het station rijden, waar
hij een eerste klas kaartje nam naar
Parijs. Maar hij voelde zich niet rus
tig O, had ik het maar nooit ge
daan, zeide hij bij zichzelf. Was ik
maar weer op het kantoor. Maar er
is niets aan te veranderen. Het helpt
niets of ik nu al klaag. Laat ik eens
nagaan, wat ik zal doen. Ik zal mijn
geld wisselen te Parijs en naar Mon-
te-Carlo gaan. Dan naar Amerika en
werken. Ik zal niet meer dan twee
honderd vijftig gulden verteren.
Hij nam de bankbiljetten en telde
ze, hopende daar troost in te vinden.
Maar hij dachtDit geld is het
werk van andere menschen en daar
maak ik pleizier van.
Treurig borg h ze weer weg.
In den vroegen morgen stoomde de
trein Parijs binnen. Na 't ontbijt en
een bad voelde Adams zich weer ge
heel opgewekt. Hij deed een nieuw
pak kleeren aan en maakte een wan
deling door de Champs Elysées. De
zon schitterde, in de warme lucht
voelde hij zijn moed terugkomen.
Hij wandelde naar de Are de
Triomphe en keerde terug, met be
langstelling de menschen opnemend
en verwonderde zich over het onop
houdelijk geklap der zweepen.
's Avonds ging hij naar den Mou
lin Rouge, waarvan hij veel beschrij
vingen, doch nooit een goede, gelezen
had. De groote wieken van een wind
molen in gekleurd licht versierden
den voorgeyel. Maar van binnen be
viel het hem minder. Hij ging naar
de galerij en keek naar beneden. Een
oorverdoovend geraas rees op. In het
midden van den bak dansten zeven
of acht dames. In den kring van toe
schouwers waren Russen in nationaal
costuum, typische Engelschen, Duit-
schers met groote snorren en gladge
schoren Amerikanen.
Het lawaai, het vreemde van dit
alles, maakte een indruk van onna
tuurlijkheid op hem en hij ging weg.
Toen hij wakker in bed lag, niet in
staat te slapen, dacht hij over zijn
positie na. Hij had tien duizend gul
den bij zich, maar had hij er plezier
van? Een gevoel van schuld was 't.
eenige wat ze hem bezorgden. Plotse
ling kwam 'een idéé bij hem op. Hij
zou teruggaan, alles bekennen en pre
cies het bedrag teruggeven. De firma
zou niet benadeeld wezen.
Ze zouden hem slechts wegsturen.
Toen viel hij in een vasten slaap,
stond eerst laat op en had nauwe
lijks tijd om zijn rekening te betalen
en den trein naar Londen te nemen.
Den volgenden dag was hij reeds
om 6 uur aan de bank en betaalde
het geleende geld terug.
Blij je weer te zien, zei Jorkins,
toen Adams het kantoor binnenkwam.
Ik hoop, dat je beter bent. Ben je
weg geweest?
Ja, zei Adams.
Dien dag had hij geen gelegenheid
zijn chefs te spreken. Den volgenden
dag zei hij tot mr. Perkins Ik wil
de u even spreken, meneer
Ja, Adams, wat is er?
Ik wilde u alleen spreken.
Ik heb geen tijd, ik zal je van
middag laten roepen.
De rest van den dag wachtte Adams
angstig, maar Perkins ging naar huis,
hij had alles vergeten.
Drie dagen later vroeg Adams nog
eens hem te spreken.
Den vierden dag onderzocht mr.
Perkins het kasboek. Toen zag hij
plotseling de uitgenomen chèque, tien
duizend gulden en een paar dagen
later weer teruggestort.
Gedurende een oogenblik was hij
Wat was dit? Iemand had geld ge
leend en terugbetaald. Wie h&cr het
gedaan? Geen van de klerken. Dat
was buiten quaestie. Zijn compagnon
moest het gedaan hebben.
Waarom deed hij het zonder er
over te spreken, dacht hij boos. Ik
zal er nu maar niets meer van zeg
gen. maar als 't weer gebeurtBo
vendien, als de bedienden het merk
ten. Ha daarom wou Adams me spre
ken. Nauwkeurige vent, die Adams.
Ik herinner mij, dat hij heel ernstig
keek. Ik zal hem zeggen, niets er van
te vertellen.
Hij belde.
Vraag Adams hier te komen, zei
hij. Adams kwam.
Je zei een paar dagen geleden,
dat je me wou spreken
Als u in het kasboek kijkt, me
neer, zult u zien, dat op den 15den
een chèque is getrokken van tien dui
zend gulden.
Daar wou ik je juist over spreken,
zei Perkins. Ik leende het geld en gaf
het weer terug. Je moet er dus maar
niet over spreken.
Maar meneer stamelde Adams.
't Is goed. Je kunt gaan.
En Adams, te verbaasd om er iets
van te begrijpen, ging heen.
Perkins ging uit en de oudste com
pagnon kwam binnen. Ook hij merkte
de leening.
Perkins had het mij toch kunnen
zeggen, dacht hij boos. Waarvoor
zou hij het noodig gehad hebben?
Ik zal Adams zeggen er niet over te
spreken.
Adams, zei hij, op den 15den is
er tien duizend jgul den geleend en nu
terugbetaald. Het heeft niets met de
zaken te maken, dus is het beter als
je er niet over spreekt. Kan ik er op
aan
En Adams, nog meer verwonderd,
zeiZeker mijnheer.
Toen hij thuis kwam, ontdekte hij
eerst hoe de vork in den steel zat. De
eene compagnon verdacht den ander
en "teder had de verantwoordelijkheid
op zich genomen. Hij besloot de zaak
op haar beloop te laten.
Een tijdlang waren de compagnons
koel tegenover elkaar.
Hij weet, dat ik het weet, dacht
Wells.
Hij weet, dat ik het weet, dacht
Perkins.
Waarom spreekt hij er niet over?
dacht Wells.
Waarom zegt hij niets? dacht
Perkins. De toestand werd onhoud
baar.
Hij durft niet, ik zal het ijs voor
hem breken, dacht Wells.
Zeg, Perkins, zei Wells, een
maand geleden is er een chèque aan
RUSLAND IN DEN KNOEI.
't „Heilige" Rusland krijgt het be
nauwd dezer dagen, 't Zit aan twee
kanten leelijk in de klem.
In Mantsjoerije waar het de zege
ningen- der Russische beschaving
brengen wilde, heeft het zich deerlijk
vastgewerkt tot vreugd aer Japanners.
En aan den anderen kant heeft het
met 't berucht proces in Königsberg
fzich in een wespennest gestoken,
waardoor het de laatste sporen van
sympathie in Europa verspeeld heeft.
't Gaat er benauwd uitzien voor 't
„Heilige" Rusland en vooral voor zijn
autocratische machtliefhebbers.
toonder van tien duizend gulden ge
trokken.
Ja, zei Perkins, en een paar da
gen later terugbetaald.
In een zaak als de onze, hernam
Wells, is het beter, dat zooiets niet
meer gebeurt.
Het is beter, stemde Pei'kins toe.
En de twee compagnons schudden
elkaar de hand om te bewijzen, dat
ieder den ander vergeven had. Daar
het een delicaat geval was, sprak men
er later niet meer over. Aan het eind
van 't jaar, zei Wells
We hebben een uitstekenden
klerk aan Adams.
Hij is de beste, dien we hebben,
zei Perkins. Hij is zeer precies en
zeer te vertrouwen.
En erg nauwgezet, vulde Wells
aan.
Zijn salaris moet verhoogd wor
den. Tweehonderdvijftig of driehon
derd gulden meer.
Laten we zeggen 300. Laat hem
even hier komen.
Adams stond voor hen, bevende.
We wilden je slechts zeggen,
Adams, dat wij zeer tevreden over je
zijn en je salaris met driehonderd
gulden hebben vermeerderd. Dat is
alles.
Dat is alles? dacht Adams. Hij
was naar binnen gegaan met de ge
dachte de kamer te verlaten met on
middellijk ontslag.
Flauw stamelde hij zijn dank en
toen hij buiten kwam, wist hij een
oogenblik niet of hij waakte of
droomde
IN DE DIERGAARDE.
GrootpaJe hoeft niet bang te
zijn, hooi', Willem. De tijger heeft
honger. Zoo meteen krijgt hij eten.
Maar het duurt 'm een beetje te lang
voor het komt, Daarom gaat ie nu zoo
te keer.
WillemO, neen, opa ik ben
niks bang. Papa bromt altijd net zoo,
als het eten niet gauw genoeg komt
LIEFDE.
■■■38BS
Zij schreef hem
Zweer me, dat je nog geen vrouw
hebt liefgehad als mijdat je ziel
naar mij verlangt, als de gevangene
naar de vrijheid, dat je wenschen
naar mij smachten met heimwee,
dat je wanhopig wordt, als ik niet bij
je kom, dat alles in je, het goede en
het slechte, zich oplost in het verlan
gen naar mij; dat je mijn wilt zijn,
nu en eeuwig, in leven en den dood.
Als je mij dat kunt zweren roep dan
Kom. Ik volg je wenk, want ik heb
je lief.
Weken gingen voorbij, ze kreeg
geen antwoord.
Toen schreef ze hem
Zweer mij, dat je geen andere
vrouw zoo beminnen kunt als mij, dat
ik je het hoogste geluk kan geven,
dat je mij nu wilt toebehooren met
alles, wat in je is, en dat je vandaag
reeds mijn bent en sedert lang mijn
was. Als je mij dat zweren kunt, roep
mij dan toe Kom Ik volg je roep,
want ik heb je zoo lief.
Weken verliepen, ze kreeg geen ant
woord.
Toen schreef ze hem
Zweer mij, dat je om mij geleden
hebt, dat je ziel en je zinnen meer
•naar mij verlangen, dan naar alle
aardsche goederen dat je treurig
bent door mij en vroolijk door mij
dat ik je iets heerlijks kan geven. Als
je mij dat kunt zweren, roep mij dan
toeKom Ik volg je, want ik heb
je zoo lief, dat ik om je lijd.
Weken verliepen, ze kreeg geen ant
woord.
Toen schreef ze hem
Zeg mij, dat ik je een weinig
vreugde kan schenken dat ik voor
een enkelen dag je leven met schoon
heid vullen kan, dat je mij niet heele-
maal zult vergeten. Als je mij dat
kunt zeggen, roep mij dan Kom I
Ik volg je, want ik heb je meer lief
dan mijn leven. Den volgenden dag
riep hij haarKom
En toen zij in trillende, deemoedige
liefde zijn kamer binnentrad, toen
zonk hij voor haar op de knieën en
kuste haar gewaad
Ik heb je lief zooals ik nog geen
vrouw lief heb gehad, mijn ziel ver
langt naar je, zooals de gevangene
naar vrijheidmijne wenschen smach
ten naar je met heimweeik heb
wanhopig naar je verlangd, omdat je
niet kwam alles in mij, het goede
en het slechte, lost zich op in dat
verlangen naar jou. Jou wil ik zijn,
nu en eeuwig, in het leven en in den
dood, aan jou wil ik behooren, aan
jou alleen. Dat zweer ik je, mijn go
din, heden, omdat je mij lief hebt,
zooals ik jou. Kom
„Vadertje Tsaar" voert op zijn
schip van staat de vredesengel als
boegfiguur, doch sinds hij in oorlog
leeft met zijn Japanschen buurman,
leek het beeld wat misplaatst.
me engel bepaald tot een aanfluiting handen uitstak.
geworden. Toen hinderde de vredesengel hem
t Vredelievend vadertje toch kwam j geducht, zoodat-hij zuchtend uitriep
in conflict met Engeland, Duitsch- j Ik zal die pop maar laten wegnemen,
land, en de Vereenigde Staten, naar i niemand neemt haar ernstig en ze
Maar in de laatste dagen is de ar- wier handelsvloot hij de begeerige belemmert mijn bewegingen maar I
EEN STUDENTENBRIEF.
Waarde oom, uw postwissel ont
vangen; later meer.
Uw Hendrik.
Huurster. Kijk eens, meneer, hoe
vochtig :t hier is; die mantel is ge
heel hedorven.
Huisbaas. O, die was toch niet
meer in de mode, juffrouw.
BELEEFDHEID.
Hoeveel is de entrée
Dat staat aan uw beleefdheid!
(De man legt een dubbeltje neer).
Pardon De beleefdheid begint
hier bij een kwartje
ZELFKENNIS.
Ik zou graag den heer der huizes
spreken.
't Spijt mij, maar mijn vrouw is
op 't oogenbik uit.
NIET VOORNAAM.
Baron van Spranken rijdt altijd
met zijn vrouw samen in de automo
biel.
Ja, die schijnen samen met èèn
te moeten doen