GENERAAL IN LUIERS
UIT MANTSJOERIJE.
De Zoon van
den Soldaat.
Sergeant Lenoir was een beeld van
een soldaat, zijn mouwvest met drie
chevrons, met zijne borst overzaaid
met eereteekens. Van zijn veldtoch
ten in de Krim, Italië, China getuij
den deze, op roemrijke wijze, maar
boven die allen uit schitterde de
krijgsmedaille, het ridderkruis van
den 1 ageren militair.
Tusschen zijne verschillende krijgs
bedrijven in had sergeant Lenoir in
Afrika gewoond, met zijn makkers al
tijd waakzaam, wijl telkens de over
val van den eenen of anderen stam
te vreezen was. In dien tijd immers
was Afrika's onderwerping van dien
aard, dat een opstand altoos moge
lijk was.
Na jaren zou hij eindelijk een wel
verdiende rust hebben kunnen sma
ken, hadde hij geen zoon gehad.
Zijn zoon, zijn kleine Michiel. Nog
lokte de herinnering aan de moeder,
die den kleine het leven schonk en
bij zijne geboorte stierf, den ouden
sergeant de tranen in de oogen. Op
zijn zoon bracht hij al zijne liefde
van vader en echtgenoote over. Welk
eene heerlijke toekomst droomde hij
zich ^oor zijn kind. Niet onwetend
zou hij wezen als hij, en daardoor
gedwongen om te vergrijzen in de
mindere graden. Neen, Michiel, voor
krijgsman bestemd, zou eene dege
lijke opleiding genieten, de militaire
school doorloopen.
Om dat droombeeld te verwezenlij
ken. moest de oude snorrebaard, die
de vrijheid, het leven in de open
lucht zoo lief had, zich opsluiten m
de gevangenis als bewaarder. Hij
was te oud voor den dienst; zijn on
besmet verleden gaf hem het recht,
cm naar iedere hem passende betrek
king mee te dingen.
Arme Lenoir, zoo verlangend naar
het leven in het legerkamp, naar
kruitdamp, naar Gods vrije natuur,
en nu opgesloten binnen vier muren,
vrijwillig gevangene van degenen,
welke hij bewaken moest.
Michiel groeide opde spaarpen
ningen, eene kleine toelage, eene
studiebeurs aan het college stelden
den vader in de gelegenheid, om d^
voltooiing van de studiën zijns zoons
te verzekeren. Naar de militaire
school van Saint Cyr trok Michiel, en
het hart van den ouden sergeant
klopte, of het hem uit de borst wilde
springen, als hij zich zijn zoon voor
stelde in de officiers-uniform. Het
ideaal zijner wenschen.
Maar dan lachte hij weemoedig,
verweet zich dat hechten aan een
ijdel droombeeld, en schold zich voor
hoovaardig en toch groeide in
zijn eigen oogen bij de gedachte il-
leen, dat zijn zoon officier wezen
zou.
Welke aandoeningen slingerden 4iem
op den dag van het schriftelijke exa
menwat een vreugde, toen hij Mi
ciel terugkeeren zag, vol hoop op den
goeden uitslag.
Plotseling abrak de oorlog uit.
Het bloed, dat Michel in de aderen
had, verloochende zich niet. Zonder
aarzelen nam hij dienst, verzocht te
mogen vertrekken, volleerd als hij
was in de wapenoefeningen.
De kolonel wilgde zijn verzoek in
en bedenkende, dat hij een soldaten-
kind voorhad, schonk hij hem de kor-
poraalstrepen.
Het regiment vertrok naar de be
dreigde grenzenvluchtig kon Mi
chel even zijn vader omhelzen. De
oude krijgsman verborg zijne ontroe
ring. Had hij niet ondervonden dat
men ook heelhuids uit den oorlog kon
terugkeeren? En nieuwe lauweren
vielen er mischien voor Frankrijk te
oogsten, en het smartte hem, dat zijn
zoon alleen vertrokdat hij niet ten
strijde mocht gaan als zijn kind.
Neen, het soldatenbloed verloochen
de zich niet. Reeds bij het eerste tref
fen met den vijand won Michel de ser
geantsstrepen. Hij verblijdde er zich
niet over, want zij werden vastge
hecht op de mouw van een over
wonnene.
Kloek had hij zijn plicht gedaan
overal was hij de eerste in het vuur,
de voorste bij iederen aanval, de laat
ste om terug te deinzen, wanneer het
droeve signaal voor den aftocht klonk,
wijl hij rekende op een toekomstige
zegepraal. Binnen Metz door deDuit-
sclie troepen ingesloten, moest hij zijn
ongeduld bedwingen. Het eerstvolgend
treffen bewees, dat hij goed gezien
had de vijand trok terug. Drie dagen
streed hij met zijn makkers als een
held en zag, met pijnlijke verwonde
ring. hoe het leger telkens de met
zooveel inspanning veroverde stellin
gen weder prijs gaf. Overwinnaar
dacht men zich, terwijl de opperbe
velhebber zich overgaf.
De kolonel van het regiment droeg
Michel Lenoir voor rechtvaardige
belooning van zijn heldhaftig gedrag
voor den graad van onder-luite
nant
Zekeren dag, dat hij met zijn regi
ment naar de voorposten trok, hoorde
hij zijn overste hem toeroepen
Sergeant Lenoir!",
Michel trad nader, nam de regie
mentaire houding aan en hoorde, hoe
zijn overste hein vriendelijk zeide
,;Laat je galons op de mouwen naai
en Saint Cyr staat voor u openbij
decreet zijt gij alleen tot onder-lui
tenant benoemd."
Bij de overgave van Metz wist Mi
chel te ontkomenmaakte verder
den oorlog mee met het leger der Loire
Toen de wapenstilstand gesloten
werd, was hij luitenant.
Hij dacht nu een weinig te gaan
uitrusten van de moeizame' campagne
en zijn ouden vader te gaan omhelzen.
De opstand der Commune verijdelde
dit plan. Toen eindelijk ook de bin-
nenlandsche vrede verzekerd was,
moest hij als kadet zich onverwijld
naar de bijzondere krijgsschool bege
ven.
Korten tijd nadat de cursus geopend
was die gevolgd werd door een men
gelmoes van onder-luitenants, lui
tenants, kapiteins zelfs, besliste een
decreet der commissie van de herzie
ning der graden, dat allen weder den
graad van onder-luitenant zouden
aannemen.
Michiel Lenoir tornde zonder tegen
spraak het galon van zijn mouwen,
hoe welverdiend het heeten mocht tij
dens dien vreeselijken winterveld-
tocht zoo vol gevaren, ontberingen en
teleurstellingen.
Niet weinig verwondex-den zich zij
ne makkex-s er over, dat hij op de vrije
dagen niet scheen te denken aan het
verlokkelijke Parijs.
„Kom mee, kerel", riep menig hun
ner hem toe„waarom je als een mon
nik opsluiten?"
Michiel antwoordde met eenveel-
beteekenend lachje.
Spoedig begon men hem te verden
ken van overdreven zuinigheidspot
te men op bedekte wijze daarmee. Hij
bleef er kalm onder, verdroeg alles, tot
i hij op een goeden dag aan zijn vader
1 schrijven kon
„Vraag een dagje verlof en bezoek
me a.s. Zondag".
Bij het briefje, waarvan we den ver-
korden inhoud gaven, waren 200 fran
ken gevoegd, opgespaard voor den
ouden vader, die zich zooveel offers
voor hem getroostte.
Voortaan ga ik weer met je uit,
kondigde h" zijn makkers dien eigen
avond aan.
Op het perron van een der Parij-
sche hoofdstations stond een sergeant
bewaarder van de militaire gevan
genis.
Op zijn beste uniform had hij tal-
looze medailles en linten te aanschou
wen in groote wit katoenen hand
schoenen gingen zijne tien vingers
schuilmet een gevoel als hem vroe
ger ovei'viel enkele oogenblikken,
voor de eerste kogels schuifelden,
liep hij heen en weder, de spoorlijn
afziende, ieder oogenblik zijn hor
loge raadplegend.
De trein, die de leerlingen van
Saint Cyr moest vexrvoeren, kwam
eerst om negen uur aanom zeven
uur stond vader Lenoir al voor het
stationhij slenterde wat door de
straten en toen, zijn ongeduld niet
langer kunnende bedwingen, betrad
hij het perron.
Terwijl hij zijn jongen verbeidde,
stelde hij zich weer voor dat jonge
lotelingengelaat, dat hij voor het uit
breken van den oorlog voor de laat-
gaande in het verleden, zag hij hem
■■finde in het verleden, zag hij hem
weder als uitgelaten schooljongen, als
de lachende kleine) met blonde lok
ken, het beeld der dierbare, welke hij
nog beschreide...
Een schril erefluit doorsnijdt de
luchtde trein snelt aan, staat on
der dreunend geknars stil.
Eene gansche schaar van officieren
in spinternieuwe uniform stapte uit,
mengde zich onder elkaar. Vroolijk
geroep, gelach klonk over het per
ron.
Op het zien van al die officieren
gedacht de oude soldaat enkel nog.de
kx-ijgstucht. Haastig plaatste hij de
hakken tegen elkaax-, stond kaars
recht, den pink der linkerhand op den
naad van de broek, de handpalm
sreonendzijn rechterarm strekt zich
in horizontale richting, buigt zich als
automatisch en de saamgedrukte vin
gers aan de klep der schako, brengt
hij den militairen groet.
De jonge luitenants gaan hem voor
bij, die daar staat roerloos, slechts
nu en dan nauw zichtbaar het hoofd
keerend en met de oogen zijn jongen
zoekend.
Daar houdt een groote, flinke offi
cier voor hem stil en zegt
Welnu
De oude sergeant ontroert, meent,
dat hij een fout, tegen de tucht be
gaat, dat hij eene berisping verdiend
heeft. Hij mompelt iets tusschen de
tanden, verontschuldigt zich met
Twijfeling van een Vegetariër.
Jaren heb ik vleesch gegeten,
telkens m'aan een beest vergeten,
Zonder, ach hoe kan 't zijn,
Eenige gewetenspijn.
Maar 't lezen van de graseetpieeken,
Die er nu al heel wat weken
Telkens in deez' kranten staan
Heeft me in de leer doen gaan
Bij de allerwijste beesten,
Der dierenwereld grootste geesten,
Bij den os en bij het schaap
Bij den ezel en den aap
En nu at ik nog slechts spruitjes,
Kropsla met een paar beschuitjes,
Aardappels met bessensap,
Meloen bij karnemelkschepap.
Biefstuk kon ik niet meer ruiken
Leverworst niet meer gebruiken,
'k Begon de koeien te benijden
Als ik liep langs groene weiden,
Daar die 't gras maar rauw verslin-
Koken niet eens noodig vinden, [den,
Ja mijn geweten ging nu knagen,
Wijl we leeren schoenen dragen,
"k Had ze dan ook uitgetrokken,
Als 'k de gaten maar kon stoppen,
Die er komen in mijn sokken
Van 't op houten klompen sjokken.
Helaas aan 't goede is een beter.
En nu ken 'k een beterweter.
Die heeft me onlangs gezegd,
Planteneten is zoo slecht.
Tusschen 'n knolraap en 'h zalm,
Een groenen haring en een halm
Is verschil slechts in gradatie
Vond hij na veel contemplatie
En zijn speech vol consequentie
Sprak geducht tot mijn consciëntie,
'k Dorst dien dag de aarpellijken
Niet meer in de oogen kijken.
'k Liet maar gauw de tafel ruimen
Want de rouwkleur van de pruimen,
Die ik met spinazie at,
Maakte me al vol en zat.
'k Wil nu mijn lijf met borden vullen.
Van lepels en van glazen smullen,
Steenkool stoppen in mijn maag
Als ik dat nu maar verdraag.
Anders zal ik niet meer eten
Teren op een goed geweten,
Beter dan best krentenbrood.
Tot ik ga van honger dood
Dan laat ik me direct verbranden,
In onschuld wil ik zelfs mijn handen
Wasschen jegens ieder dier,
Al is 't maar een worm of pier
Geen pier krijgt van mij zelfs een bete,
Opdat hij zich geen oordeel ete
Aan wat er van mij is gebleven
Nadat ik scheidde van dit leven.
Ja, ik wil een mart'laar zijn,
Me sieren met een glorieschijn
Voor later grazende geslachten.
Maar waar blijven mijn gedachten?
Bij de braadlucht uit de keuken
Gaat mijn maag fameus aan 't jeuken.
Ach waar blijft nu de éthiek
'k Ben van honger al haast ziek.
Voortaan raadpleeg 'k bij het eten
Wel mijn maag niet mijn geweten.
Luitenant
De ander valt hem in de rede
Herkent ge me' niet? vraagt hij.
Bij die woorden ziet de oude Le
noir op. Die officier is zijn zoon
Is 'tmogelijk? Zoo flink, zoo krijgs-
haftig.Nu meent hij werkelijk te droo-
men.
De jonge luitenant ontsluit de ar
men en de oude sergeant, tranen
schreiend van vaderliefde en vadei--
trots, stort zich aan zijn hart met de
woorden
Mijn zoon
Niet weinig komiek is de benoeming
van den jonggeboren czarewitsch tot
bevelhebber van verschillende regi
menten en de spotbladen vonden
daarin een welkome bron.
In Le Rire stond een plaat waarop
een Kozak met de hand aan zijn muts
bij den czaar binnentreedt.
Wel, wat is er vraagt de keizer
aller Russen.
Sire, onze hetman heeft iets in
zijn bed gedaan
Ons plaatje stelt een ander tafe
reel voor uit het fantastisch leven, dat
de a.s. heerscher in de Witzblatter
leidt. Hij inspecteert n.l. met behulp
van zijn min, en geëscorteerd door
zijn staf, onder aanvoering van den
baker, zijn lijfregiment
Een pak luiers en een bad worden
hem overal
De Ridder van Pictordu.
Op een der schilderachtigste plekjes
der Cévennen verheft zich een over
oud kasteel, dat overal in den omtrek
bekend staat onder den naam van het
Zwarte slot.
Voorheen behoorde dit gebouw aan
een adellijk geslacht der streek, maar
door armoede gedwongen, verkochten
zijne laatste afstammelingen het aan
een rijken Parijschen banlder, die er
slechts enkele zomermaanden door
brengt.
Eenige jaren geleden stierf de huis
bewaarder en meldden zich verschei
dene liefhebbers voor dien post aan,
waaronder een zekere Pascalou en
Baptiste Garin. Laatstgenoemde ver
kreeg de betrekking, wat Pascalou
woedend maakte. Hij zwoer bij zich
zelf zich op zijn gelukkigen mede
dinger te zullen wreken.
Dikwijls bij den vroegeren huisbe
waarder geweest zijnde, wist hij dat
het slot eene ridderzaal bevatte vol
harnassen uit de middeleeuwen.
Eenige dagen later, toen de avond
reeds begon te vallen, sloop hij het
kasteel binnen, na gezien te hebben
dat Garin uit was gegaan en kroop
,in een der wapenrustingen.
Een kwartier later verscheen de
huisbewaarder, met een lantaarn in
de hand, aan den ingang der zaal.
Hij had tot opdrachT~gèkregen eiken
avond alle vertrekken rond te gaan,
om zich te overtuigen, dat zich daar
niemand had verborgen. Alles scheen
in orde en hij wilde zich i'eeds ver
wijderen, toen hij, langs het harnas
komende, dat Pascalou verborg. een
angstkreet slaakte en achteruit deins-
de. De ijzeren arm had zich plotse
ling dreigend tegen hem opgeheven
en eene sombere stem riep uit
Slotbewaarder, verzet geen voet,
of gij zijt een kind des doods
Genade Ontferming gilde de
arme man.
Ik ben ridder Hildebert de Pic
tordu, de eerste eigenaar van dezen
burcht, na tien eeuwen tot het leven
wedergekeerd, en ik wil voortaan
alleen, geheel alleen hier wonen.
Verwijder xx dus uit dit slot, om er
nooit weder te keeren.
Garin, wiens knieën knikten, had
nauwelijks dit bevel vernomen, o'f hij
nam in allerijl de vlucht en holde
naar het dorp, waar hij overal het
even ongeloofelijke als schxlkwekken-
de avontuur, dat hem was overkomen,
vertellen ging.
Ha ha ha Dat was me een
kostelijke grapriep Pascalou, zoo-
dra hij alleen was gebleven. Tien te
gen een, dat Baptiste voor zijn post
bedankt en dat niemand hem op zal
willen volgen dan ik
Hij begon te schudden van het
lachen en hierdoor viel opeens zijn
vizier xxaar omlaag, met dat gevolg
dat hij het niet weer naar omhoog
kon krijgen, want het sloot met een
geheime veer.
Pascalou, die dit niet wist, deed
alle mogelijke moeite om zich te be
vrijden en meer en meer veronti'ust,
stapte de valsche x-idder, onder luid
gerinkel van metaal, van zijn voet
stuk af, liep het kasteel uit en zocht
den straatweg op. Eene wapenrusting
is heel zwaar te dragen. De vroegere
ridders waren heel wat steviger ge
bouwd dan wij en zelfs zij droegen
haar meestal slechts te paard. Pasca
lou kon zich dan ook niet daxx met
de grootste inspanning bewegen, en
dat nog onder het maken van een
geraas, dat men van veiTe konhoo-
ren.
Zou hij op deze wijze het dorp
kunnen bereiken, dat. een uur gaans
van daar verwijderd was? Hij twij
felde er aan. „Maar ik moet ten
minste voortloopen", dacht hij, „tot
ik iemand ontmoet, die mij bevrij
den zal."
En inderdaad, hij kwam hei'haalde-
lijk boeren en boerinnen tegen, die
van het veld terugkeerden. Maar
zoodra zij bij het maanlicht den ge-
harnasten ridder zagen, het gekletter
zijner wapenrusting hoorden, werden
zij half waarxzinnig van angst en
zetten het op een loopen, zonder te
willen luisteren naar zijne noodkre
ten. Zich nog slechts met moeite
voortsleepend van vermoeienis, zette
Pascalou zijn tocht voort, toen hij
plotseling, aan eene kromming van
den weg, den brigadier der mare
chaussees en zijne vijf manschappen
te paard zag naderen, gevolgd door
eene met hooivorken en spaden ge
wapende menigte. Zij waren op weg
om hem in het slot te zoeken.
De goede lieden waren niet weinig
ontroerd toen zij opeens den spook-
ridder voor zich zagen met het in
den maneschijn flikkerende harnas.
Zij ook wilden op de vlucht gaan, in
weerwil van hunne wapentuigen,
maar gelukkig legde de brigadier eene
koelbloedigheid aan Sen dfyjg. die al
len weer een riem onder het hart
stak.
Haltriep hij met donderende
stem, halt en afgestegen Legt aan
het geweerGemikt op het spook
Vuur
Pascalou, die de mannen had zien
afstijgen en een voor een de ontvan
gen bevelen opvolgen zag, wilde het
uitschreeuwen, maar de angst had
zijn keel als toegeschroefd. Een
oogenblik later verbrak het geweer
vuur de nachtelijke stilte en stietten
de kogels op het ijzeren harnas af.
Maar een daarvan raakte den helm
en deed de geheime veer werken, zoo
dat het visier weder omhoog ging en
men Pascalou's aschgrauw gelaat
herkende. Nu ging er een algemeen
gelach op en begreep men eensklaps
welken streek hij tegenover Garin had
uitgehaald.
Wat, ellendeling, was jij het
maar riep de huisbewaarder, den
vijand, die hem bespottelijk had ge
maakt, te lijf willende,.
Wees bedaard, antwoordde Pas
calou, kom tot jezelven, Garin. Ik ben
al genoeg gestraft door den angst,
dien ik uitgestaan heb en zal niet op
nieuw beginnen.
In het eerst verwoed, zich ook te
hebben laten beetnemen, eindigde de
brigadier met zelf hartelijk te lachen
over het avontuur. Doch ten slotte
meende hij toch een zedeles uit het
gebeurde te moeten trekken en zeide
plechtig
Men fopt dikwijls zichzelven als
men het zijn naaste wil doen
lü 1.
Russische artillerie en infanterie op den terugtocht,
na het gevecht bij Si-mu-cheng