BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
fl.20 PER 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
ZATERDAG 8 OCTOBER 1904.
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIEN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
ZONDAGSBRIEVEN.
39.
DE HUISKAMER.
Waarde Vriendin
uwe huiskamer". Allerlei kleine trek
jes in inrichting en versiering verra-
den den aard van het gezin.
De huiskamer heeft ook veel van
een mensch. Als de mensch wint zij
met de jaren in gezelligheid en ge- i
moedelijkheid. In het woonvertrek,
waar alles glanst en schittert van i
nieuwheid, elk stofje angstvallig is;
weggevaagd, alles stijf en nauw keu- j
rig op zijn plaats staat, daarin voelt'
men zich niet thuis. Hoeveel pretti-
ger zet men zich neer in de huiska- j
mer, die reeds heel wat dienstjaren;
telt. Laten de meubelen niet meer
nieuw zijn, de zittingen der stoelen.
minder veerkrachtig, de kleeden en
Geen vaderlandsch spreekwoord dat
slgemeencr wordt beaamd, dat die
per uit het hart van ons volk geno
men is dan liet. oude Eigen haard
is goud waard."
Eigen haard, dat is eigen lnii-. In
een land als het onze past dit „haard"
voor „huis" uitermate goed. De tijd
is weer aangebroken, die ons aan
deze waarheid herinnert. Mogen door ï»r<h)nen wat verkleurd ot verscho-
het aanhoudend schoone wéér de met;10"' daar 1501111 ult alles een adem
kachels beladen smidskarren zich nog va" lieflijkheid en vertrouwelijkheid.
op onze straten laten wachten, dat IElk voorwerp heeft ccn geschieden-,
is slechts oen kwestie van dagenWiid® dikwerf, maar een wee
niet waar Weldra komt het stook-moedige ook vele malen. Daar zrn
gerei van onzen zolder of van dien1 meubelen vol herinnering, die als lc-j
van den smid, en als de vochtige da-1 vende dingen zijn voor den bewoner. I
gen aanbreken en om een turfje roe-van zulhe stukken te ontdoen,,
pen, verhoogt het vlammen van liet »l» 't eindelijk moet somtijds, dat I
zwarte meubel de gezelligheid onzer jP!in- Laten tIe fahrikanten gerust aan!
huiskamers. (aanstaande echtgenooten aanbied!n-
De huiskamer zij is het middel-£>en toezenden van fraai meubilair in j
punt van de grootere of kleinere wo- ouderen of nieuweren stijl Ik zou
ning. Talloos vaak beschreven en be-1 aar jong paar de weelde gunnen
zongen, doch nooit volprezen, zijt ei;. Idic veelheid een 011 ander te kun-
eenvoudig vertrek, waarin het gan-;nen liiezen naar lust en stand en
sche gezin zijn vereenigingspunt smaakMaar d; ware gezellitrheid
heeft. Werdt gij der menschheid ont-i^P* 'nen nietdie brengt men zelf
nomen, een onherstelbaar verlies zou 'n de woning. Gelukkig de menschen
zij lijden. Allerlei wat liefelijk is.;die (,c ^aaf bezitten om ook uit een
wat bijdroeg ter veredeling van onsvoudige. onkostbare gegevens een ge-
geslacht, werd geboren binnen inve "llig binnenhuisje op to bouwen
vier wanden. Eigenlijk moet bij den opzet van
Laat het keurig salon de trots zijn J hcï huishouden niet alles nieuw zijn.
van de vrouw, de studeerkamer hef 1 Maar dat is het in den regel ookiv.t,
heiligdom van den man, boven deze i on hot zal ons or de&. te hever on'
gaat het woonvertrek, dat aan alle |zBn- Men neemt toch iets nice uit het
gezinsleden gelijke rechten en gelijke ouderlijk huis of van de jonggezellen-
kamer. Dat zijn dc voorwerpen, die
plichten toedeelt. Gelukkig het gezin
dat een huiskamer bezit, waarin alle
leden zich t'huis gevoelen.
Huiskamer zijt gij niet een toe
vluchtsoord voor den gejaagde, een
veilige haven voor allen, die op de
vaak zoo onstuimige levenszee rond
den band vlechten tusschen verleden
en heden, tusschen oud en nieuw en
die den geest bergen der huiselijk
heid.
Huiselijkheid Vriendelijk woord en
heerlijker zaak nogWat gevaren u
dobberenVeel van het gewoel enmogen bedreigen van den kant der
gewarrel der wereld blijve buiten u. j talrijke schitterende en streelende ge-
Een weldadige warmte doorgloeitneugten, die buiten de woning kun-
ons als we na den arbeid des daags'nen worden gesmaakt, gij zult toch
u weervinden, verhelderd door liet'niet kunnen verjaagd worden van
zachte schijnsel der lamp, dat onze j den aardbodem
dierbaren bestraalt zonder wie wij u „Mijn huiskamer moet netjes zijn',
ons niet meer kunnen denken. Veria- heeft de jonge vrouw plechtig ver
ten huisvertrek, verlaten door hen j klaard. En de man buigt het hoofd en
in wie al ons geluk, onze vreugde en j schikt zich, ook als telkens hij niet
onze trots was, hoe smartelijk doet j vinden kan pijp ,of aschbak, of luci-
gij ons aan I fersdoos, of krant, voorwerpen waar-
Hoe verschillend ook ingericht j in maar al te vaak een Zigeunersaard
de smaak en niet minder de geldmid- J zit. Doch meestal slaat al vrij vroeg
delen der menschen loopen immers 1 in het huisgezin het uur der vergel-
wijd uiteen elk gezin, zoo het ten i ding. Dan komt er een macht, nog
minste dien naam mag dragen, weet machtiger dan die der vrouw. Gezc-
ïn de huiskamer iets te leggen van'gend het huis, waarin die macht haar
zijn intiemste wezen. „Toon mij uwe 1 intree doet
vrienden en ik zal u zeggen wie gijj „Een kind is ons geboren!", jubelt
zijt", zegt het spreekwoord. Men zou 1 het binnen de wanden. En als uit de
even goed kunnen zeggen „Toon mij kraamkamer het kindje zijn weg heeft
gevonden naar de huiskamer, dan
wordt zij eerst recht gezellig.
Ziet ge dien opgerichten troon, de
tafelstoel Het jeugdig prinsje of
prinsesje voert, onbeperkt heerschap
pij. Aan het streng gebod der orde is
zijn kracht ontnomen; op de eisclien
der puntigheid wordt inbreuk na in
breuk toegelaten. Daar komen kras
sen op de meubelen, vingertasten
aan de deurenspeelgoed en al
wat voor speelgoed goede prijs wordt
verklaard ligt in schilderachtige
wanorde over den vloer.
Maar laat gaan De moederhand
ruimt en ordent gewillig. Want de
muren weerklinken gansch den dag
van blijde en vriendelijke klanken en
in het schemeruur is het alsof alles
nog natrilt van die muziek, waar
boven geene is. Schoon en heerlijk is
het, huiskamer, als gij ook kinder
kamer wordt; dit maakt u nog reiner
en dubbel gewijd.
Er zijn voorwerpen, die in de stof
feering van het huisvertrek vooraan
staan bloemen, foto's, handwerkjes,
kleine kunstvocrwcrpjes, wandversie
ring van allerlei aard. Maai' tot de
dingen, die tot geen prijs ontbreken
mogen, beliooren het boek en de krant.
Lectuur veredelt de huiskamer. Maar
ook omgekeerd de geest, die in de
huiskamer heerschappij veert, ver
hoogt, veredelt de lectuur, doet haar
doel treffen, matigt hare mogelijke
gevaren. Is de inhoud van een boek.
dat we toevallig ter hand nemen of
dat we toch lezen willen, om op de
.hoogte te blijven, somtijds strijdig
met den geest der reinheid, der ge
rechtigheid, des geloofs en der liefde,
dien wij in ons zelf 011 de onzen wil
len aankweekenj waar kan zulk een
inhoud met minder nadeel worde
verteerd dan in deze omgeving? Laat
voor een oogenblik het gesuikerd ver
gif, dat vele schrijvers in onze dagen
den menschen voorzetten, zijn wer
king doen, is dan niet een blik dooi
de huiskamer voldoende om gezonder
gedachten te wekken en den mensch
td doen gevoelen dat er beter dingen
zijn op de wereld dan jacht naar geld
en zingenot?
Gezegend daarom zijt gij, eenvou
dig, vriendelijk middelpunt, van 't ge
zin, kweekplaats van liefde en wel
willendheid. Blijf een lichtende baak
aan de kust, een stad op een berg,
van verre gezien, gezocht met verlan
gen. Blijf vrede en vreugde en veilig
heid beloven en. schenken aan jongen
en ouden
Ik liet, waarde vriendin, mijn ge
dachten maar eens den vrijen teugel
over een onderwerp, dat u zoo lief is.
Ook gij troont in een huiskamer, die
onder uw tooverstaf altijd, altijd ~e-
zellig is. Daarom kom ik er zoo graag
binnen. M acht mij over een paar da-
gen. Tot zoolang gegroet
LECTORI SALUTEM.
KUNSTPRAATJE.
Over Techniek.
Een enkele, die deze praatjes ge
volgd heeft, gevolgd met die welwil
lende tegemoetkoming die zij behoe
ven, zal wellicht verwonderd zijn ge
weest dat ik reeds zooveel sprekend
over de opbouwende factoren der
der schoonheid, nu eerst met techniek
begin.
Of 'k techniek dan zoo bijzaak vind?
Dan wel, of 'k techniek niet reken
tot een deel der schoonheid?
Noch 't een, noch 't ander
Techniek, geloof ik, is de kunde
om kunst te maken Ik bedoel de
handigheid, de manier, het kunnen
omspringen zou 'k zoo zeggen, met
de stofhetzij dan met verfhetzij
met woorden of klanken. Zooveel te
beter een schilder dus van verf dat
kan maken, wat hij na wil beelden,
zooveel te meer techniek heeft die
kunstenaar.
En al stel 'k nu gevoel, mooi men-
schengevoel, oneindig ver boven het
voortreffelijk en handig hanteeren
van penseel of potlood, en zoek 'k
dus in de eerste plaats daarnaar, wat
bereikt het fijnste, het geweldigste
gevoel, als 't zich niet uit kan druk
ken, zóó als "t is? Niet te laag schat
'k de waarde van een mooi mensch...
maar wat hebben we er aan in de
kunst als deze zich niet weet te be
duiden? Techniek beschouw 'k dus
niet als bijzaakzij is de draag
ster zonder welke geen schoonheid
gebracht wordt.
Maar 't omgekeerde acht ik uit den
boozeEen mensch, die door zijn
techniek schijn-mooie dingen weet te
beduiden, maar geen echt mooi
mensch ishij die de kunst als
broodwinning of plezier beschouwt,
die 't nu eenmaal zoo handig kan
maar waar gevoel afwezig blijft
„Niets moois is ooit geboren, waar
een mensch niet héél zijn heete har-
tebloed gaf!" zingt de dichter Au»ma
van Scheltema, en o mijn waarde
techniekrijke kunstkennissen, hoe
vaak gaaft gij niet de geoefendheid
van uw hand voor de gevoeligheid
van uw ziel
Dan zijn er nog kunstenaars, die
een strijd in zich hebben tusschen
gevoel en techniekdie zitten te ploe
teren om 't maar goed te krijgen...
en hun gevoel er niet in kunnen leg
gen, of die zich latende gaan naar
hun mooie gevoel, te kort komen om
't goed te doen
Zeldzaam het talent, dat beiden in
evenwicht heeft
Als in alles, in zake kunst is ook
techniek geheel individueelIedere
kunstenaar heeft, moest ten minste
hebben, een eigen, techniek, een hem
eigen wijze van uitdrukken. Het zijn
altijd de grooten geweest, die een
verouderde manier afwijzend, vonden
een nieuwe, hunne wijze van doen,
passend bij hun oorspronkelijk en
nieuw gevoelEn daarom, of zij in
techniek nadoen een meester, her-
I kent men de volgelingen het gemak-
j kelijkst.
Tot wat voor buitengewoonheden
i techniek kan leiden, wordt dezer da-
j gen bewezen in de Rotonde van het
I Museum van Kunstnijverheid! Ik
1 wensch even de aandacht op een
kleine tentoonstelling van Fransche
moderne gekleurde etsen te vestigen
j als curiositeit! Etsen zijn 't soms hee-
lemaal niet meer, sommigen lijken
sprekend aquarel, krachtlooze, slap-
pe, kleurlooze aquarel; 't Heele idee
1 van ets is er uit, en van kleur heb
ik haast niets middelmatigs kunnen
ontdekken; erger, leek me negen tien
den belachelijk! Deze technische nou
veauté, meestal toegepast op onder
werpen waar voor 't niet geschikt was
heeft me kunstenaars(?)stukken doen
produceeren, die als je aan schoon
heid dacht, je zouden doen lachen,
maar het zou een bitter lachen zijn,
zooals wanneer je meelacht om een
ruwe mop over iets dat je heel dier
baar is en heel lief.
Cd. K.
Natuurhistorische
Wandelingen.
IN EN OM HAARLEM.
XXVIII.
'tls nog vroeg. De meeste werklui
zijn reeds aan den arbeid, enkele na-
komers haasten zich. Bakker en melk
boer zorgen, dat alle deelen van de
1 stad op tijd voorzien worden van het
geen ze noodig hebben.
We bevinden 011s in 't Kenaupark
en al maakt belofte schuld, de natuur
wil ook wat hebben, en ze maakt op
ons thans niet, en ten minste hier
niet, den indruk van kleurrijken
herfst. Neen, dan was dat den von-
gen Zaterdag anders. Loopende langs
de Parklaan, gevoelden we toen een
herfst-stemming, een afscheid nemen
van het mooie weer, het naderen van
het kwade seizoen, maar toch durf
den we niet toegeven aan den lust
tot schrijven, te meer toen Zondag
daarop ons weer in geheel andere
stemming bracht.
Gaan we de brug over den Singel
over dan staan we spoedig voor de
jjohan van Vlietstraat, aan het einde
waarvan we den tuin van een in onze
j stad algemeen bekenden bloemist
1 vinden. Laten we daar dezen morgen
j eens een kijkje nemen, de aankondi
ging „Tout y croit" (alles groeit er).
J noodigt ons er nog meer toe uit.
j Daar zijn we op het terrein, dat
den grooten winkel aan den Kruis-
i weg steeds van bloemen moet voor-
zien. Bloemen en planten steeds vol-
op. Nauwelijks hebben de lelies afge
daan. of andere witte kelken, even
groot, ja, nog grooter en nog majes-
tueuser volgen ze op.
Zie, daar komen de eerste sneeuw
witte Aronskelken weer ie voorschijn,
om den kvveeker tot in 't voorjaar
van bloemen te voorzien. Mooi zijn
ze. dat geeft ieder toe, maar duur
tevens, hooren we fluisteren. En moe-
ten dan niet betaald worden de zor
gen, die gedurende den ganschen
zomer aan de planten moeten worden
besteed Moeten dan niet betaald
worden de kassen, de brandstof, enz.,
om de naderende wintervorst verre te
houden Moet dan niet betaald wor
den de kennis, om te zorgen, steeds
aan de aanvrage om bloemen te kun
nen voldoen 't. Is hier geen fabriek,
waar alles machinaal bij duizend
tallen tegelijk wordt gefabriceerd. Cel
voor cel moeten de planten zich op
bouwen. cel voor cel moet gevuld wor
den met reserve-voedsel, opdat straks
door den kweeker dien voorraad kan
worden aangesproken.
Beschouwen we liever eens een
plant afzonderlijk. Sterk en krachtig
staan die groote bladeren er op. Hun
vorm brengt iets tropisch mede en
dan dien krachtigen bloemstengel met
die groote, witte bloem. Maar nu zijt
ge toch mis; wat we daarbij steeds
bloem noemen, is niets anders dan
een groot schutblad, dat zijn gewone
functie van voeden en daarmede de
groene kleur heeft opgeofferd en thans
meer dienst doet als lokmiddel voor
insecten, die noodig zijn voor de be
stuiving. Binnen in dien grooten kelk
een grooten stamper.
Ook op dien naam valt heel wat
af te dingen, ten minste op botanisch
gebied.
't Is toch de algemeene as, waarop
de bloemen gezeten zijn en wel ver
scholen in het benedendeel van het
groote witte schutblad. We duiden
zoo n vléezjge bloemsnil aan met den
naam van bloeikolf. Beneden op dien
spil vindon we de bloemenboven
bloempjes met alleen meeldraden, be
neden met enkel stampers, die zich
later ontwikkelen tot bessen.
Maar laten we verder den tuin eens
rond zien.
Hier vinden we tal van een-jarige
stekken van een zeer vergiftige, die
behoort tot de vvolfsmelkachtigên. Ze
beeft met de vorige gemeen, dat het
ook hier de schutbladen zijn. die de
plant tot sieraad strekken. Niet wit,
maar prachtig rood staan ze tegen
Nieuwjaar in een krans rondom de
onaanzienlijke bloemen geschaard.
In een der vele kassen valt ons oog
op tal van schoone varens en andere
planton, die het zoo noodige snijgroen
leveren. Wat verder is het weer een
kas met een begonia, zoo schoon, zoo
liefdat zacht-rose tegen dat licht
groene der bladeren, en zoo fraai ge
kweekt. dat ze niet alleen van leeken.
maar van alle vakmannen de bewon
dering afdwingt
En dan zoo n schoone kas vol Bou-
vardia's, los en bevallig, mooi van
kleur on toon, een snijbloem bij uit
nemendheid en hier niet enkele plan
ten. neen, bij honderden
We waren nog bijna de trekkas ge
passeerd, de kas, die 111 letterlijken
zin het dichtst bij het vuur ligt en de
warmte uit de eerste hand ontvangt»
Hoe vaak per jaar deze kas een
keurcollectie bloemen herbergt, is niet
te zeggende eene partij is nog nau
welijks tot bloei genoodzaakt, of ze
wordt naar een koelere ruimte ge
bracht en nog geen half uur later öf
de ruimte is reeds weer opgevuld met
andere. Thans zijn het de geurende
bloemstengels van de bekende tube-
rosen. spoedig weer opgevolgd door
andere, en als straks de sneeuwvlok
ken vliegen, en een ijzige koude ons
111 de warme kamer drijft, dan is het
een lust oog en neus hier te doen ge
nieten van de heerlijkste seringen.
Een ruimte van meer dan twintig
vierkante meters opgevuld met de
heerlijkste bloemen, och, de bloemist
heeft ze dan maar voor het snijden.
Haarlemmer Halletjes.
Een Zaterdagavondpraatje,
De tarieven van de electrische tram
naar Amsterdam zijn de menschen
niet meegevallen. Er waren er dan
ook, die dachten, dat de maatschappij
er pleizier in zou hebben om ze voor
een kwartje heen en terug naar Am
sterdam te rijden, 't Woord „tram"
heeft eenmaal een goedkoope klank
en al noemt de maatschappij nu hon
derdmaal zichzelf „Electrische Spoor
weg", de spraakmakende gemeente
spreekt nu eenmaal van tram en zal
"daarvan blijven spreken tot haar
laatsten snik. Een belangstellende
lezer heeft mij daarvan de reden ge
vraagd. Met alle bescheidenheid ge
loof ik, dat het geval zóo in elkaar
zitde maatschappij zelf noemt zich
„spoor" omdat zij valt onder de cate
gorie die de wet kent als spoorwegen
met beperkte snelheid en het publiek
spreekt van tram, omdat het van
oordeel is, dat een spoorweg een ding
is, dat rookt en bestaat uit verschil
lende wagens. Wat daaraan niet vol
doet is een tram. En daar niets zoo
moeilijk uit te roeien is als opvattin
gen van dezen aard, zal wel ten
eeuwigen dage het publiek de „spoor"
van de maatschappij als „tram" blij
ven betitelen.
Waarschijnlijk zal dat de maat
schappij wel koud laten, als ze maar
veel passagiers krijgt. Zooals ge
woonlijk zijn de menschen het daar
over nog niet eens. De een beweert,
dat het zoo'n vaart niet zal loopen,
omdat de derde klas-passagiers, die
het meerendeel van 't personenver
voer leveren, door de tarieven den
spoorweg zullen blijven verkiezen. De
ander meent, dat de tweede en eer
ste klasse spoorreizigers liever met
de tram zullen gaan, omdat de tocht
naa Amsterdam er zooveel huiselij
ker door wordt. Ga je per spoor, dan
lijkt het meer op een reis. Je moet
eerst in een spoorboekje het uur van
vertrek opzoeken, dan naar 't station
gaan, een kaartje koopen aan 't lo
ket, het laten knippen door een con
troleur, aan 't perron op je trein
wachten, terwijl in de andere rich
tingen ook treinen vertrekken als
je per tram gaat, wacht je even op
een van de stopplaatsen (de wagens
rijden toch om de tien minuten)
stapt in, koopt een kaartje van den
conducteur en stapt midden in Am
sterdam, vlak bij de Kalverstraat uit.
Wil je weg, dan loop je weer even
naar de Kalverstraat, vindt midden
op 't Spui den wagen heel huiselijk
staan wachten en rijdt er mee weg.
En nu spreek ik nog maar niet eens
van 't verschil van de wagens zelf
de rammelende ruiten in de nauwe,
volgepropte coupé's van de Holl.
Spoor en de gemakkelijke wagens,
met ruime zitplaatsen van de tram.
Ja maar, zeggen de menschen, 't
duurt zooveel langer. Dat hangt maar
af van waar je woont en v>ar je
heen moet. Wie op 't Stationsplein
te Haarlem woont en op het Damrak
te Amsterdam een boodschap heeft
te doen, zal dat natuurlijk het snelst
per trein gedaan krijgen, maar voor
de bewoners van 't zuidelijk stads
deel, die midden in Amsterdam moe
ten wezen, is de toestand geheel
anders.
Laten we de rekening maar eens
opzetten.
Van huis naar 't station rekenen
ze allicht op 20 minuten.
Spoorreis 20
StationDam 10
Samen 55 minuten, in
welken tijd de tram het ook doet.
Voor deze zuidelijke Haarlemmers
is de tram ook goedkooper. Allicht
gaan ze per ceintuurbaan of paar
dentram naar 't Station en te Am
sterdam per tram naar den Dam
samen met een kleine premie aan
den conducteur twee dubbeltjes en
hetzelfde op de thuisreis is veertig
cents, plus 70 ets. voor een dagretour
2e is 1.10. Retour tram 2e klasse kost
ƒ0.60, reken daarbij ook een kleine
vriendelijkheid aan den conducteur,
is dertien stuivers.
De ongelukjes die de tram in deze
eerste dagen heeft gehad moeten we
niet meetellen. Dat zijn de pokken
en mazelen van iedere onderneming.
En heeft niet de Holl. Spoor, die
toch al zoolang rijdt en van den weg
AmsterdamHaarlem ieder keisteen
tje kent, deze week pas een bieten
wagen van de sokken gereden
Mettertijd zal de tram haar tarie
ven wel verlagen, al zullen we ook
nooit komen tot vijf en dertig centen
voor een retour AmsterdamZand-
voórt, zooals ons bij de feestelijke
opening van het Olympia Palace is
voorgesteld.
De opening van deze lijn zal wel
een van de redenen wezen, waarom
het gemeentebestuur opnieuw denkt
over de verplaatsing van de groen-
tenmarkt naar den Koudenhorn. De
Turfmarkt, die toch al niet overruim
was, is door den aanleg van de cein
tuurbaan geheel ongeschikt en door
de lijn naar Amsterdam voor markt
nog ongeschikter, dan ongeschikt ge
worden. Men moet dat zien wanneer
de markt er op haar toppunt i^ De
wagens en manden met vruchten en
groenten staan tot aan de rails van
de tram toe. Hondenkarren en poney-
wagens worden over de rails ge
voerd, rijden af en aan. Voetgangers
kunnen niets beters doen, dan zich
zoo snel mogelijk bergen op een trot
toir dat ei- niet is, of met allerhande
dingen is volgepropt. Om de zeven
en een halve minuut komt er van
eiken kant een tramwagen aan, die
met luid belgetinkel langzaam aan
door menschen, paarden, honden,
wagens en manden schuift. Angstig
buigt de wagenvoerder zich langs het
balkon en tuurt of hij er misschien
precies nog langs kan. Meermalen
springt hij er even af, zet eeir belem
mering wat verder weg en rijdt ver
der. Dat er tot dusverre nog geen
ongelukken gebeurd zijn in een
pulimpje voor de voorzichtigheid van
de wagenvoerders, maar zou er
mijn hoofd niet onder durven ver
wedden, dat er niet vandaag of mor
gen iemand onder de tram raken zal
en dat wel in weerwil van alle waak
zaamheid van wagenvoerder, markt
meester en politieagent.
Kortom, daar is een drukke markt
niet meer op haar plaats. Alleen
klinkt het wat vreemd, dat ze naar
den Koudenhorn zou worden ver-
plaatst. 't Is waarvoor de pret zou
het heel aardig wezen. Als je een
wagen met appelen boven op. de
nieuwe brug zet, dan rolt hij er van
zelf af en huppelen de appelen
naar alle kanten heenloop
je er achter, dan zal dezelfde wagen
allicht in de ruiten van den een of
anderen Koudenhorner terecht ko
men, wat ook heel moppig is voor
wie er bij staat te kijken en er zelf
niet mee te maken heeft.
Een markt is nu eenmaal geen aar
digheidje, maar een gelegenheid,
waar menschen die hard moeten
wei-ken, gelegenheid vinden om hun
kost te verdienen. Moeten die nu
's winters in plassen en modder
staan De walgx-onden aan den Kou
denhorn zijn op dit oogenblik nog niet
anders, dan een soort van woestenij.
Zegt men, dat de ruimte door be
strating en anderszins vooraf ge
schikt zal worden gemaakt, dan is
het een ander geval, maar den be
hoeven de marktbezoekers zich voor-
loopig nog niet ie haasten, want bij
de heerschende snelheid in het ge
meentelijk beheer hebben ze dan nog
wel een paar jaartjes den tijd.
De heer Van Gasteren, die de
schouwburgzaal van de Kroon exploi
teert, heeft daarover dezer dagen een
merkwaardige mededeeling gedaan.
„Kijk eens hier", heeft hij door mid
del van de couranten aan 't publiek
meegedeeld, „de zaal van de Kroon
kan 500 menschen bevatten en is nog
geen enkelen keer uitverkocht ge
weest. Wel een bewijs, dat een nieu
we, groote schouwburg voor Haar
lem nog niet noodig is."
Deze opmerking, die meteen een
verborgen verwijt aan den geringen
kunstzin van de Haarlemmers bevat,
moet ons toch te denken geven. Te
gen de schouwburgzaal in de Jans
straat kon nog het verwijt geleien,
dat ze niet modern genoeg was (hoe
wel de leden van Cremer het er nog
graag mee doen) maar van de Kroon
zaal kan men dat toch niet zeggen.
Rekenen we de omstreken mee, dan
is een gezamenlijke bevolking van
honderdduizend zielen aangewezen
om deze zaal te vullen, 't Klinkt
merkwaardig, dat nog nooit 500 van
deze zielen, dat is een half percent,
neiging hebben gevoeld om naar de
Krodn-zaal een schouwburgvoorstel
ling te gaan genieten.
Waarvoor, zoo vragen we ons af,
dan een nieuwe komedie, die tonnen
kosten zal
Laat ons in Haarlem voorzichtig
wezen. Een dure schouwburg bou
wen zou misschien nog gaan. maar
dien bevolken?
De kleine becijfering van den heer
van Gasteren geeft op deze vraag
een ontmoedigend antwoord.
FIDELIO.