vzMzsaxi
EEN VADER.
(Naar het Engelsch).
Hij was nog een kleine jongen. Het
was een ventje met blonde haren en
groote blauwe oogen, een beeld
schoon kind. Men zou gemeend heb
ben, dat hij van een prachtig beschil
derd kerkraam was afgekomen, ge
komen om te zingen met zijn liefelij
ke en schoone stem, die de oude dor
pelingen deed schreien, wanneer zij
luisterden.
En wanneer iemand hein gevraagd
zou hebben, waarom hij zong, zoudt
ge den blos gezien hebben, die zich
dan op zijne wangen vertoonde Ge
zoude hem hebben zien leunen op
zijn elleboog, terwijl hij door het open
venster wees op den schoonen hemel
en de zon, die winter en zomer op de
zeewaarts gelegen hellingen der ber
gen scheen. Hij zou opgewonden zijn
geworden, zijne oogen zouden hebben
gefonkeld en hij zou u geantwoord
hebben
Ik zing tot moeder daarboven,
omdat ik haar spoedig weer zal zien.
Zóó zou Guido gesproken hebben,
zóó zou zijn zachte, liefelijke stem
zich hebben doen hooreïi, terwijl zij
ne gedachten op andere plaatsen wa
ren, ver van zijn armoedig slaapka
mertje, waar stof en spinnewebben
met elkaar wedijveren.
Jozef stond in de straat. Het was
eigenlijk geen straat, zelfs geen trap
pen, maar een reeks van ruwe rots
blokken. waartusschen overal welig
het onkruid groeide. De huizen zelf
aan beide zijden van dit pad, met
hunne groene deurtjes en ruw be
schilderde muren, stonden zóó dicht
bijeen, dat, wanneer Jozefs 's avonds
met zijn met takkenbossen beladen
ezel huiswaarts keerde, de einden der
takken de ruwe verflaag der muren
aan beide zijden van dit steegje nog
onoogelijker deden worden.
Hij stond thans voor zijn woning,
met de armen tegen den. deurstijl ge
drukt en het hoofd in de mouw ver
borgen. Wanneer iemand daar ge
weest was, zou hij gezien hebben, dat
's mands gelaat bloedde.
Een half uur lang stond hij daar.
Het zingen boven was gestaakt en
een droevig stemmetje riep.
Vader vader
Doch Jozef ging niethij verwis
selde slechts het eene been voor het
ander en slaakte een diepe zucht. Een
meisje kwam uit de verte op hem
toeloopen, terwijl hare klompen een
al harder en harder geluid op de
steenen veroorzaakten.
Jozef! riep zij. Jozef!
Doch de man lette er niet op, tot
dat zij voor hem stond en hem buiten
adem van het loopen aan de mouw
schudde.
JozefFrans is dood. hijgde ze.
Ze hebben hem in. het olijvenboschje
achter villa „Panama" gevonden.
Jozefs armen vielen langs zijn
lichaam en hij wankelde naar den
deurstijl terug. Zi jn gelaat was aseh-
grauw, behalve de groote snede op
zijn wang en de wond onder het
oog.
Dood. Mijn God wees mij barm
hartig, riep hij uit. Zijn geheele li
chaam trilde; zijn hoofd duizelde. Hij
boog omlaag, greep het meisje bij
de schouders, terwijl hij haar zóó
streng in de oogen keek, dat zever-
schrikte en poogde los te rukken.
Wie vond hem
Marie. En Luce is een gendar
me halen, daar ze denken, dat hij
vermoord is. I
Jozef liet. het meisje los. Zij tracht
te buiten zijn hereik te komen en
liep toen schreiend weg.
Jozefs hart begon hevig te bon-
een.
Wat zal ik doen? Waar zal ik
heengaan? vroeg hij zich af.
Zijne, lippen trilden, zijne beenen
beefden.
Een glas wijn zou hem moed ge
geven hebben, doch het vat, was le
dig. Hij was ontsteld. Een bittere
smaak vulde zijn mond en hij trachtte
zijn droog gehemelte met zijn tong
te bevochtigen. Toen gevoelde hij dat
hij ziek zou worden.
Hij was overstelpt met vrees en dat
verschrikkelijk, bezwijkend gevoel
martelde zijn gansch lichaam.
Er was echter geen tijd te verspil
len. De wond op zijn gelaat zou hem
verraden.
Ik ben een dwaas dat ik daar
aan niet eerder gedacht heb, zei hij
tot zichzelf. Hij kon protesteeren.
Maar ze zouden niet gelooven, dat
hij onschuldig was.
Hij liep naar het achtergedeelte
van het huis en wierp het kleine
venster open. De frisschc oostenwind
verkoelde zijn brandend voorhoofd,
hij haalde diep adem en luisterde.
Kwam er iemand aan
Hij hoorde voetstappen op de stee
nen buiten. Ze kwamen al nader en
nader en stierven toen weg. Indien
Iemand binnen was gekomen, had hij
niet kunnen vluchten.
Vader vader
De zachte stem scheen luider en
gebiedender. Jozefs oogen vulden
zich met tranen en hij schudde lang
zaam het hoofd.
Ach, lieveling, wat zou je moe
der zeggen? mompelde hij. Hij wilde
naar boven gaan en zijn kind vaar
wel zeggen, doch een onweerstaanba
re macht hield hem tegen. Hij durfde
niet naar het ziekbed gaan.
Hoor! was was dat? Een hand op
de deur. Iemand kwam binnen.
Jozef sprong door liet open ven
ster zijn hart lclopte hevig. De vol
gende minuut rende hij met wonder
bare snelheid over den ongelijken
grond achter het huis, sluipende van
struik tot struik, vluchtende van,
boom tot boom. terwijl hij zelfs niet
om durfde kijken. Voordat de zon
was ondergegaan, had hij reeds een
groot gedeelte van zijn weg naar de
grens afgelegd.
Drie dagen waren verloopen. Jozef
stond alleen op den top van een
berg, terwijl hij met zijn vurige, met
bloéd doorloopen oogen naar het wes
ten keek waar de zon reeds begon
onder te gaan. Hij strekte op hart
roerende wijze de handen uit.
God bescherme u, mijn kind, sta
melde hij. God bescherme u.
Gedurende drie dagen had hij
voortdurend geleden. Hij was nog in
Frankrijk nog binnen twintig mijlen
van. zijn woning hadden de gendar- verder en verder, totdat bij zich ten hij zijne hand onder die van zijn een workaboom en legt haar vol eer
mes zulks geweten. Hier was hij ten- laatste op het kronkelende, stoffige kind weg. bied op het mos. Dan slaat ze de
minste veilig, hier op den top van pad bevond, dat naar het dorp leidde Ach, dacht hij, wanneer ik niet oogen 'op en glimlacht Zo is onge-
dezen met sneeuw bedekten berg, tus- waar hij en zijne ouders geboren wa- met Frans gevochten had, zou ik de ,wrd ciprhu vm «Hiriu «ui
schen de ruïnen eener oude vesting, reu. Toen begon hij zich te verheel- dood hebben kunnen weerstaan. 1*
Wanneer de nood kwam, kon hij dat den, dat iemand hem achtervolgde en Thans ben ik bevreesd. naar leaen. nacnena wendt
enge slibberige pad tegen een geheel hij rende, zoo snel hij kon. Het was Nogmaals bewoog het tenger knaap- ,em aaar schoon, ovaal, donker-
leger verdedigen. Eén rotsblok zou niet de gedachte gevangen genomen je in het bedje. Guido opende uitda- bruin gelaat toe.
een regiment op ontzaggelijke wijze te worden die hem beangstigdehet gend de oogjes. Toen was er geen Ben jij het, beste Lalibala Ik
verdunnen. was de vrees gearresteerd te worden gedachte meer aan vluchten. Jozef wilde naar je toe, om weer een rit
Het brood, dat hij op zijn vlucht vóór hij zijn Guido nog eens had te- knielde weder naast het bed neder. op je tamrnen struisvogel te probee-
had medegenomen, was reeds ver- ruggezien. 1 Vijf minuten later stormde Chiquet ren
bruikt. Den ganschen dag had hij Het morgenlicht vergemakkelijkte de trappen op. Hij opende omzichtig J. omdat hii ie zooveel nleizier
niets gegeten; hij vond niets dan hem het loopen en na een korte wijl de deur. Hij had zich op een wanho- J J y
handen vol bevroren sneeuw en zijn steeg de zon boven de bergen en ver- pige worsteling voorbereid. Zijne
mond en keel brandden.
geeft, zul je hem als bruiloftsge-
guldde den licht blauwen hemel. schouders waren naar achter gebo- sc"eQk ontvangen.
O, werd hij dan in langen tijd
de mijne maar nietriep ze heftig.
De fijne 'huid van Lalibala kleurt
- - zich donkerder. Het bloed bruist hem
Zijn gevangene lag^nog naut bet in zijn
fm Je kon dood gevallen zijn door
j den val, Selimeh zeide hij verward.
Selimeh zuchtte, sloot de amandel-
Zoodra het donker was moest hij Nog rende Jozef verder. Toen hij gen, zijn beenen stonden stevig en
naar het dichtsbijzijnd dorp zien te het grijsachtige dak van zijn woning zijn zwaard was getrokken,
komen om daar te stelen wat hij niet bemerkte, versnelde hij zijn passen. Jozef, schreeuwde hij. Gij
kon vragen. Hij was zoo vol vuur. dat zijne voeten Hij hield plotseling op.
Het was bitter koud, ofschoon de den grond nauwelijks schenen te Zijn gevangene lag no„
zon nog prachtig scheen en een war- raken. bedje geknield, terwijl zijn lichaam
me nevel scheen te hangen over het Niemand passeerde hem. Het dorp sidderde en zijn gelaat in zijn fian-
landschap aan den voet van den berg. 'was nog in rust gedompeld. Een den was verborgen.
Jozef huiverde en koerde naar het hond blafte bij het hooren der voet- Langen tijd stond hij daar beslui-
donkere onderaardsche hol terug, stappen, doch niemand keek naar teloos. Jozefs zuster kwam op de oogen en schudde het hoofd, zoodat
waar hij een schuilplaats had ge- huiten. Hij had de deur zijner wo- teenen binnen en legde haar hand op de klokjes aan haar zilveren halsket-
zocht. ning bereikt, zijn hand rustte reeds den schouder van haar broeder. Alle ting liefelijk klonken.
Hij strompelde voort, wankelde nu op den knop. toen een slanke figuur toorn was van haar gelaat verdwe-j Dood! Wat zou dat zijn! Niet
en dan gelijk iemand die dronken is in lange blauwe jas en roode ^pau- nen erger, dan vrouw van dien man te dranken Merissa en Tetsch worden
van 'zuilen ^"Kfen """l He< - uü Laliab'0 te,- verging genoten. Dan bestijgt
daar verspreid lagen tusschen afge- Chiquet, de gendarme, had hem ge- hoofd afwendde, want zijn oogen wa- Je houdt van me, jou kan ik het zeg- de Ras gezalfd en opgesmukt een
brokkelde muren, schilderachtige en zien. ren rood en gezwollen. Sen> van dag tot dag wordt heter- langgestaarten sneeuw-arabier, die
wanstaltige torens en door weer en Jozef stond voor een o ogenblik aan —Kom, beste Chiquet. zei hij. Mijn ger, leelijker, akeliger! Ik haat mijn opgewonden door de vleeschkleurige
lijker dan ooit.
Zou je geen trek hebben, om je
verzameling olifantstanden te ver
meerderen Ik ga morgen op jacht.
Een stout jager als jij bent, had ik
gaarne in mijn* gevolg.
Uit Lalibala's hart wijkt de druk
kende angst. Hij buigt zich en raakt
de aarde met zijn voorhoofd aan.
Ik zal met genoegen verschijnen,
zegt hij deemoedig, ofschoon zijn
menschelijk gevoel in opstand komt
tegen den barbaar.
Met een diabolische uitdrukking in
zijn heerschzuchtige trekken keert de
Ras terug.
Hedennacht zul je je laatsten
slaap met een warm lichaam slapen,
denkt hij vol woede. Is er geen ge
legenheid, je handig over den drem
pel des doods te voeren, dan zal ik er
mij een verschaffen
De haan op het kerkhof van de
plaats verkondigt het morgenuur, als
de uitgenoodigden de woning van
den vorst binnentreden. De nationale
wind geteisterde monumenten, welke den grond genageld, geheel verplet- Guido is dood.
dagteekenden uit den tijd der Sara- terd. Dan snelde hij binnen en wierp
cenen. de deur achter zich dicht. Hij liep de
Zijn schoenen waren doordrongen trap op. nam drie treden tegelijk en
van de sneeuw en de kleederen. die duwde de deur open.
beneden warm genoeg zouden zijn Zijn zuster sprong, toen zij hem
geweest, waren hier door den Alpen- zag, met een kreet naar voren,
wind aan flarden gescheurd. i Je bent dus teruggekomen, zei
Het was heneden in het hol, waar ze langzaam, gevoelloos mensch.
hij den avond had doorgebracht. Hij keek haar strak aan en tracht-
DE BARBAAR.
Een schets uit Abessinië.
door S. BARINKAY.
vader, omdat hij mij aan dat mon- neusgaten blaast. Een bruinkleurige
ster heeft verkocht! I slaaf houdt den stijgbeugel voor zijn
Maar hij is een vorst, Selimeh, |ieer vast. Terwijl de Ras den voet
en behoort tot de Sidama (Christe- het ijzer plaatst, slaat hij den
nen), brengt Lalibala met bevende Nubier met een handigen sabelhouw
1 het hoofd af. Na dit kunststukje, dat
de vorst gaarne ten beste geeft, zet
de stoet zich in beweging. Vooraan
lippen in.
I Och, vorstEen tyran, een bar-
1 baar is hij, tot geen edel gevoel, laat
Een stroom in een dicht oerwoud staan een edele daad is hij in staat,
de geweldige en de officieren, prón-
metéén in|st. SlaSe"' g HiTtrachtte op haar toe te snellen, digt den morgen. En spoedig stijgt de jTzal'Vocht^ilondJgTordJ'bij hem Teetaf moT ifX^n^Xlfd bt
Het was reeds nacht toen hij ont- doch zij stond in den deurstijl, hare zonnebol hoven de rose wolkenzoomen en spoedig te gronde gaan. Je weet, j meaien met temen en vooiraau ne-
waakte. Hij stond op en luisterde. armen in de zijde en geheel be we- omhoog, bestrooit: de aarde met haar <jat ik niet gelijk andere meisjes ben, p. achteraan cte slaven met cte
Werkelijk, hij hoorde iemand roe- gingloos. goud 6n millioenen sidderende vlam- die zich stompzinnig in hun noodlot windhonden. Langs hutten, graanvel-
pen- 1 - i jUS ?JndehJk teruggeïo- metjes h elen op de golven. schikken, aan wie het onverschillig dm savanna s tussclien rotswan-
Troepen schuwe gazellen en antilo- is, wien ze tot hun heer hebben. Ik 4en door v'an r00d latenet voert de
pen komen uit de duisternis van het zaj strijden, ik zal razen, enMoe- w!f naar de wouden en moerassen,
woud te voorschijn, kijken voorzich- denI gezelschap is luidruchtig en
Een zwakke kinderstem scheen in men, herhaalde zij._
zijn ooren te klinken. Ja, ja. En Guido
Vadervader Kom beste va- Je moet niet naar binnen gaan.
der, kom Niet naar binnen gaan, Waar-
Hij spalkte de oogen wijd open en om? x aiu
ging naar buiten. De kleine jongen is stervende, naar bet water. De bloemknoppen ]a* haap
Een diepe stilte lag over de aarde. Hij is reeds ontvouwen zich en ademen het ma-
Geen enkel geluid, welk ook. bereikte Vader, vader, zijt gij er? O, jestueuse daggesternte haar geur te-
zijn oor. Het gegons van een insect, vader--TT„ gemoethet zingen en twisten van
tig rond en wandelen snuffelend
vroolijk, want het doerrahbier bruist
Met kloppend hart staarde Laliba- nog jn hun aderen. Slechts Lalibala
aar aa.n. zwijgt. Het gruwelijke kunststuk van
Je moest tot den Ormastam be- den Ras heeft hem zwaarmoedig ge-
hooren, tot mijn stam! sprak hij be- stemd. Hij siddert als hij Selimeh in
het gekrijsch van een nachtvogel zou Jozef sprong naar voren. Hij wierp „„ciWp,,,,, 77,,. anfin w. wo8'en- Bij ons kan het meisje neen macht van dezen wreeden man
hem getroost hebben. zich op tie knieën voor het bed en Beaamen ho„rb' r "ggen, als het den door de ouders deakt Hij zoekt hel gezelschap van
Jozef was alleen met moeder Na- bedekte het bleeke, ingevallen gelaat kir en d« du^aa »°rdt hh°°™£n begeerden man „iet wil hebben. Niet de laatsten in den stoel, om zoover
tuur in een harer grootste aanblik- met kussen. itgebaardo meerkatten nuppeten a[s k00pwaar wordt ze verkocht; het mol!piMk van den eehaten man ver-
1 3 11 stiiet lang- iest vrij en kan haar hand geven :\vijderd~te zijn. Maar reeds spoedig
P 0 naar haar eiffexi wilDe mannen 1 <-,t (in doc i,.,m nmitirkn i-nman tl-
ternis van zijn hol. verkleumd en blik op het gelaat van het kind en het een eenzame ooievaar sujgt naar haar w;i t De mannen r'T'i tT ~Z~ 1 T,i
beangst. opende de oogen. zaam omhoogibissen en kraanvo- m k -^as ^em naderbij komen. Ik
Denmaan scheen op den met sneeuw Jozef greep de uitgestrekte hand. t a slaapdronken op de nJaK®n naai' iiet j101- omzwerven naar wil mijn dapperen om mij hebben
bedekten berg en deed hem glinste- Arme Guido. mompelde hij, ter- orchideeën overwoekerde rotsen. vlinders de honigplanten van zegt hij glimlachend en Lalibah
ren als gepolijst zilver, tallooze mv- wijl hij zacht het haar van het koorts-n mmcrmkupi-p (rMi 'n o-rnn woud. Ze kan vreugde brengen meer verdrietig dan verheugd
narden sterren fonkelden aan den achtig voorhoofd schoof. Arme Guido. uooi ae moi0en oe ie g gr en kommer verdrijven in het hart van deze onderscheiding
donkeren hemel. Mijlen in 't rond Hoe mager, hoe bleek was hij gewor- te slanke Aethiopier. De toga van ke- h&ar
man En heeft ze zich met hem Dien dag vallen vele bewoners
knn hij de bergtoppen zien. zich den. Zijn wangen waren hol. zijn melhaar hoog opgeknoopt, het vereenigd tot een gemeenschappelijk het wond is offer van den jacht
grijsachtig nfteekonend tenen den lippen waren wit, zijn handen door- zwaardmes aan de zijde en lansen in ,.a v,'!et "oua als 0Ia^,van 111 jacm
zwarten hemel hier uedompeld in schijnend en groote donkere kringen den arm. z00 trekt hij ter jaci.t. Een 'e"n' dan, 's„za 'Ia .„..„i1 dcr mannen gazellen, duiven en
een donkeren schaduw, daar over- lagen om zijne oogen. Een half uur )janencliaos verhindert hem verder noogscmat en lietneelt en met teener- ,-elhoenders, reuzenslangen en apen
stroomd als 't ware door de stralen later, en Jozefs opoffering zou tever- waMn „laat hij zjch held behandelt, en geen slavin en ar- De vederen van schoone vogels da
van het maanlicht. Jozef wendde zich geefs zijn geweest. helde,be, „«er ven toto,
van dat gezicht af en trok zich in Zijn zuster weende. Zij was ach- den weg vrij plagen, met groeneta-
eer, hoek van het hol terug, over- ter het bedje gaan staan en keek M'm
beidster, het offer van zijn luimen. tropen hangen als buit aan hot tuit
zijn willekeur en wreedheidI der paardenook ziet men hier ei
ecu uueiv vaji uei xxux texus, uvet- „v» ••■-i jv, s""11 10i Selimeh had haar hoofd op deborst daar ^en ereel- of zwartgevlekt be
waadt hi, met zijn naakte brnnev vellen: van haar oogwimpers Woed pantervel aan het zadel vast
Hoe lang hij daar lag, wist hij schoonheid. Beiden gevoelden dat het ten.
niet. Hij trachtte te slapen, doch hon- uur was gekomen. j D
ger en dorst kwelden hem. zijn hoofd i Vader. edex bu z «ex- «xixawg«exx buuuuud m -
scheen te branden wroeging, diepe Ja. mijn kind. antwoordde Jozef arendsneus buigt zich onder het hoo- menschen. Nu verloor hij echter de huid, die hij weliswaar aan de voe
bittere wroeging had zijn vrees ver- teeder. mooie voorhoofd cn glanzend valt macht over zich zelf. ten van den Negus Negesti (koning
vangen; hij was m vijandschap met- Er was een lange pauze. De blau- „w„rtA hnnr tnt on,de <?rhrnriers Vlucht met mij stamelde luj moet neerleggen, maar toch krijg
S? schepsel -M» SanroPerf zich^otseC'611-Gespannen en onverschrokken kijken Z 'S» ~£nT
Zd0ru?pel0waterUkie V°CliSeI' gelonSfïjt X°Kt Wj het rnlschen van een barl>aa'; wordtSelimeh, heb jenietj Het wordt avond. De geluiden d.
Zt$ wanhoop was vreeselijk. iHet kind strekte de kleine vinger- voet. het wordt helderder onder de jemerk'. da' verlangen op ver- kraanvogels laten zich nog hoorei
Dan kwamen hem in eens de tjes uit; een kramp ging door het beschermende daken der boomen. Be- °od™ vegen gmg en jou nasloop dan beginnen de nachtzwaluwen
woorden van den ouden priester, die zwakke lichaam. Jozef liet zijn hoofd hoedzaam als een schaduw glijtrt hij D,at lk Jroomde van de zaligheid,jou uii6n hun concert; de hyena's huiled
in het dorpje woonde, voor den rusten op den rand van het bed enjnaar (je open piaats. Weer staat een goede geest m mijn huis te zien! j soms hoort men den geweldigei
geest. snikte. kudde antiionen aan den stroom en Kom Kom met Iiera' die meer groet van den koning der dieren. D
- Nog drie dagen - vier hoog- Hu hoorte Chiquet heneden opde k™de antibopen aan den stro Iiefbeeft dan zich zeif I lk wil je be- s]BVen hebben tenten opgeslagei
stens is het langste wat we hopen deur beuken en hooide hem schreeu- schermen en behoeden en in de een Fph dppi vin hpt p-pzpl^rhan p-ppft e
kunnen om de kleine Guido in ons wen om binnen gelaten te worden, lans suist uit de boommassa te voor- scnermen en nenoeaen en in ae een Een deel van het gezelschap geeft
midden te houden. Zijn zuster boog voorover en stiet schijn en blijft in den nek van bet andeie lee ut onder aca s de voorkeur aan, zich thans aan h<
Was zijn lieveling stervende? Mis- hem hord aan. schoonste stuk wild steken. De an- k"hnen wij gelukkig worden! genot van spijs en drank over tegl
schien op dit oogenblik dood. In het 't Is gedaan, zei ze.. Kom, Jozef, tilopo „toigert, springt ter zijde en Selimeh blikte den hartstochtclij- ven. De anderen gaan naar de rivn
groote gevaar, dat zijn eigen leven ge wordt nog krankzinnig. _xxxv "",rol,ncr hprimpfri «ar»
T —7 op. ""T
1 zakt stervend ineen, terwijl zijn mak
ken jongeling bedroefd aan. om het wild te bespieden. Het glan
Je vergeet de macht en de boos-punt der jacht nadert; thans za
heid van den Ras! Hij zal ons vin- men op de machtige olifanten jager
den en jou of ons beiden dooden Hij die naar de drinkplaatsen gaan.
bedreigd had, had hij vergeten hoe Jozef zag op. Wanneer bij vlug WPffnien De iaeer eeeft het ster-
spoedig de ziel van zijn kleine lieve- was. was er nog tijd om te ontsnap- iJLorfctnM in rie,
ling gevloden kon zijn. pen. Een volgend oogenblik zou de h t d en wan- uen en JOU Ui ojl» "eiueu uuuueu mj aie naar üe arinKpiaatsen gaan.
Hij sprong plotseling op en her- deur opengebroken worden het ge- bor»t, werpt het op den rug enwa? zal in de eerste woede mijn vader De nacht is een van die tropisch
stelde zich met een soort woede. heele dorp zou ontwaakt zijn. delt langs bet smalle pad terug. De iropiscn
Zou hij zijn kind hier nimmer we- Hij stond op en veegde zich de zon is hooger gestegen, het wordt v®rmoorden en de anderen meeVat ma an-n achten, waarin zacht licl
derzien Misschien had hij zijne moe- oogen met de mouw af. Hij omhels- stiller in het woud. Gloed en hitte mnnen we
der reeds teruggezien met eene liefde de zijn zuster en kroop naar de deur. j,roeien over de boomen en bereiden
die door den dood zelfs niet geschei- Er kwam beweging in het bedje. een vochtig.warme damplucht.
den kon worden. De blauwe oogjes opende zich nog-Aethioniër treedt uit de groene
Hij hief het bleeke gelaat op en maals. Jozef keerde nog eens terug. Aetniopier treeui uu ae groene
keek verwilderd rond thans met de grootste kalmte op het schemering in een wit zonnig dal.
heerscht, helder als dat van den dar
Een uur, een dag, een zomer vol De Ras wenkt Lalibala naderbij. Mi
geluk fonkelende oogen meet hij den slai
Zelfs geen uur, Lalibala, want ken jongeling wiens ademtochten va
hij zou ons spoor reeds na minuten 'deze minuut af een kind kan telle:
Wat er ook Veheure hii moest naar gelaat. Zilvergrijze buit-runderen, kudden volgen. En jou bezitting, jou kudnen, Ze gaan aan den oever naar benede.
huis: welk gevaar hij ook liep, hij Ga! riep zijn zuster, terwijl zij van vetstaart schapen en geiten wei- |°u velden?... Dedschatzmatsch zou tot dicht struikgewas een gunstif
Lalibala met lans
Itu nep zijn zusier. leiwijx zij van veisiaaii scuapeu eu gexiexi wei- j 0
moest nog eenmaal die blérnwe oogen toornig met den voet op den grond den op de vette, met blauwe klokjes- hoonlachend alles tot zich nemen, j wachtplaats vormt,
zien. nog eenmaal die zachte blonde stampte. Wacht niet_VliigZe bre- bloemen begroeide weideneen paar Neen, neen, beste Lalibala, roep je j Daar vat Lalib
krullenbol streelen. Wanneer het graf ken de deur open. Ga. in Hemels- halfnaakte knapen slenteren wat verlangen terug en laat mij aan het zwaard post een eindje van
hen eenmaal gescheiden had. wie naTan\ v.'rond en houden wacht. Als ze den noodlot over! verwijderd richt Dedschatzmatsc
i man hocnounmi womrn -7*> 7irh fw Ze richtte zich op, want een van die in 't bezit van voortreffelijke g
weet. of zij elkaar dan nog ooit zou- Jozef stond besluiteloos. Speuren werpen ze "zich ter richtte zich op, want een van die in 't bezit van voortreffelijke
den wederzien? Het scheen Jozef, Vader. 'aarde en roenen geliiktiidi" Onze de herdersjongens bracht haar den weren is, zich een wal van stee
recht meer^hai/zijn kind htorimmaafs hij^ze iiauwe^ks kon hö°orAbbot (Heer) LaUtoJaV' glimlachend rij-os terug. Bedroefd staat Laiibala Mokken op. Een slaaf legt eenlge
nog terug te zien Klna nlernamaa,s Ja lieveling j dankt deze voor den groet e„ gaat voor het meisjfc; hij voelt, dat ze ge- serve-geweren naast hom en sprei
De vrees legde hem een tegenhou- Gaat u weg. midden door de spits-gehoornde San- 'ijk heeft. |een schaapsvel over den grond
dende hand op de schouders, doch - Ja. Voor een oogenblik. i ga naar zijn j10eve dic opgebouwd I Als je vrij waart, Selimeh, zou Dan zijn beiden alleen. l alibala,
hij schudde ze met verbazende he-' De blauwe oogjes staarden ver- jeem en rotsgesteente, op een ie dan als koningin in mijn huis ko- wien de spanning van den jager naa
slistheid af. baasd op hem en dan drongen twee «taat Hii bemerkt daardoor men? vroeg hij opgewonden en haas-j den haat tegen zijn vijand met
- Neen, neen. riep hij halfluid uit. groote tranen door- zijn lange oog- ^rwat ter SJe vïï!^den^ Z Z tig. komende schaamte strijdt, die deo
Ik m0et gaan'wat Mde waneen 1 schi^ I Zoo gaarne als het woestijndier derscheiding van den Ras in hem
Een groote gerustheid kwam over Jozef keerde naar zijn zuster te- j Op een kleinen witten zebu-os kwam des avonds naar een drinkplaats voorschijn roept Dedschatzmatsc!
zijn geweten toen hij, geholpen door rug, terwijl zijn gansche lichaam van een Abessinische aangereden. Den j gaatantwoordde ze zacht en plaat-
het maanlicht, uit zijn schuilplaats het snikken schokte. 1 rieten waaier in een hand, de teugels zich °P den zebu,
kr oop en zoo snel mogelijk langs het Ga vlug naar beneden, riep bij de anderej zat ze fier op haar dier. j Ais je van mijn bruiloft hoort,
glibberige pad afdaalde. Hij gevoelde heesch Zet stoelen en tafels_ op el- Dit echter nauwelijks zijn soort- zend mij dan den tammen struisvo-
S™ °m n°g een mmUU genooten in alle vrijheid ronddartfr gel- Hij zal mij het liefste zijn, wat
nog één blik te werpen op zijn lieve-Dan 'keerde hij naar het sterfbed I«n. of het werd onrustig. Het begon lit bezit! Tot zoolang groot hem van
ling; misschien, om hem te leggen van zijn kind tei*ug. een weinig wild te springen, werd
naast een ander, die hem dierbaar j —Vader, ga ik sterven? koppig en aan de hand, die het be
was, en wier rustplaats werd aange- Jozef knikte het hoofd. stuurde, ontbrak de kracht het in
duid door een klein houten kruis op i Ik ga naar moeder, nietwaar 'boudent; Toen nu eindelijk een kud-
het kerkhof huiten de stad. J Ja.- i de honden het dier aanblafte,
Jozef was zóó uitgeput floor honger De blauwe oogjes sloten zich nog- schoot het plotseling in dollen loop
,6n.kmlde- dat hll „huwelijks verder maals en een vreemde lach kwam op weg De bonte scha£a del. b6riidsler
vloog fladderend op. Dan een
schreeuw, en de zebu sprong, van
zijn last bevrijd, overmoedig naar de
weidende dieren.
kon gaan. j het kleine gelaat.
Niettegenstaande klauterde hij vast- j Toen openden ze zich weer.
besloten voort; zijne oogen stonden jk ben gelukkig o ik hen zoo
bewegingloos, de eene hand hield hij gelukkig, vader,
stevig gesloten^ terwijlhij met de Jozef legde zijn hand op het bran-
andere den stok omknelde.
Zes uur lang zwierf bij langs de
bergwegen, op en af, op en 'afzon
der op ie houden om adem te halen.
Wanneer hij eens stil hield, gevoelde
dende voorhoofd.
Wees stil, zei hij zacht
Dezen schreeuw hoort Lalibala. Hij
werpt zijn buit neer en ijlt naar de
U komt ook spoedig, nietwaar? straat. Daar ziet hij een vrouw in
Hij brak plotseling af. Guido's lichte kleederen en puntschoenen in
hijT zouhij niet" ^rdër"m«Vïün-adel"!y»l<!? ,had opgehouden. Een het stof liggen,
nen. (liefelijke lach lag over zijn gelaat. Selimeh? roept hij weifelenden
Thans werden de eerste stralen dor bukte voorover en kuste_ het angstvol uit. 1-Iij springt op haar toe,
opkomende dageraad zichtbaar en K'e'ne voorhoofd. Het was koud. Jo- en hefj_ jiaar op £n werkelijk, hetis
bot hoofd onroerende zag hij een zcf 'laoht dat hij dood was. Selimeh. de bruid van Ras Ded-
zacht roseachtig licht verspreid over H,j richtte zich diep ongelukkig op schafa.matsch Selimeh, het lieve
de mei sneeuw bedekte bergen, die on luisterde Niemand was de trap-
1111 achter hem lagen. j pen nog opgekomen. Zijn zusternep fy8Je' a t geneim aoor Hau
Hij rende door de stad. zooveel mo-Chiquet door de deur toe. Er was nog baia worat aangebeden,
gelijk in de schaduw der huizen, tijd om te ontsnappen. Haastig trok Hij draagt haar in de schaduw van
mij, want ik zal hem voor dien tijd
niet weer zien
Je wilt wegblijven, Selimeh
riep hij.
Dat zal het beste zijn Ja Vaar
wel, Lalibala I
Met sombere oogen keek hij haar
na. Dgn liet hij het hoofd op deborst
zinken en keert bedroefd huiswaarts.
Achter den workaboom, in welks
schaduw Selimeh had gelegen, komt
een slaaf te voorschijn en ijlt haastig
de straat op. Na een half uur weet
de Ras meer, dan voor 't welzijn van
den landman Lalibala dienstig is.
Dedschatzmatsch laat na eenig na
denken een paard zadelen, werpt een
rijkgeborduurden margaf om en rijdt
naar het huis van den jongen Aethi-
opiër. Deze wordt vaalbleek in 't ge
laat, als hij den machtigen Ras ziet
en ontbloot met sidderende vingeren
den rechterschouder als een groet.
De Ras echter toont zich vriende-
koud overleggend, hoe hij op 't gu
stigste en zonder eenig bewijs va
opzet den gevaarlijken medeminna
kan vernietigen Ten slotte blijft he
nog steeds een brutaal schot,
vuurwapen kan door een toeval e
makkelijk afgaan
Vreemd geruisch en gesnuif in
verte. Luidruchtig als een stormwij
komt een olifant in 't zicht, wie;
familie op geringen afstand vol?
Vlak langs Lalibala's schuilplaa
draaft hij voorbij, zoodat het deze
onmogelijk is een lans te werpe
Dedschatzmatsch echter maakt zi'
klaar en loert op het oogenblik,
een schouderblad van den reus ond
schot komt.
Dit oogenblik blijft vrij lang ui
Eerst als het dier tamelijk nabij
kan hij aanleggen. Maar onverwac
wendt het zich plotseling linksch
als de Ras de monding van zijn
weer over den walkant schuÜ
schrikt de olifant, ziet hem aan
bemerkt het gevaar. Met opgehev
slurf rent hij op den Ras toe. E'
vlucht is onmogelijk. Dedsch#
matsch werpt zich plat op den r
om het geprikkelde dier te beletb