Haarlem's Dagblad NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD. L, Vraag en Aanbod Een Kwartje per plaatsing Twee Kwartjes te zamen Grootte der Adv. hoogstens zes regels 22e Jaargang. No. 6559 Verschijnt dageiijks, benaive op ion- ciï reescdagen. WOENSDAG 16 NOVEMBER 1904 B HAARLEM S DAGBLAD ABONNEMENTEN ADVERTENTIËN: Voor Haarlemper drie maanden:ƒ1.20 v Van 1—5 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondissement Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom 'der feo j Haarlem van 1 5 regels ƒ0.75, elke regel meer ƒ0.15. Reclames 30 Cent per regel. gemeente)„1.30 ^7 Kj Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Franco per post door Nederland„1.65 Sp jrj Kleine advertentiën 3 maal plaatsen voor 2 maal betalen. Afzonderlijke nummers0.02)£ V K&gligU? n u Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem0.37^ Redactie en Administratie: Groote Houtstraat 55. de omstreken en franco per post „0.45 Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 724. Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur J. C. PEEREBQOM. Drukkerij: Zuider Buitenspaarne 6. Telefoonnummer 122. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Succ., Parijs, 3F>is Faubourg Montmartre. 'plaatst dagelijks Advertentiën van (geen Winkel-Annonces) voor DRIEMAAL, mits binnen een Week, voor Betaling Contant PogingtotBrandstichting in de Groote Kerk TE HAARLEM. Schrik niet lezer, schrik nietHet j feit vermeld in het sensationeel ge-I steld en ietwat Amerikaansche op-1 schrift is reeds ruim.... 65 jaar ge-; leden. Wel was het treurig feit ons reeds lang bekend, doch bijzondere om standigheden legden ons de moreele verplichting op, het niet te publicee- ren. Waarom wij het nu doen? Wel, dat zullen wij u vertellen. Toen de vreeselijke ramp in Chica go de geheele wereld in rep en roer bracht en alle verantwoordelijke autoriteiten den schrik om het hart sloeg, werden er de meest strenge be palingen tegen brandgevaar in schouwburgen in toepassing gebracht. In vele. plaatsen werden de schouw burgen slag op slag gesloten en af gekeurd, stoelen moesten worden vastgezet, miniatuur-panieken wer den georganiseerd, ja soms daalde men af in het meest kleingeestige. Het moet worden erkend, dat derge lijke handelingen meestal een gevolg zijn van de indrukken van het oogen- blik. want die buitengewone ijver gaat spoedig over in gewone huis- en tuin-ijver, doch zij prikkelen toch tot scherper toezicht en het beter behar tigen van de bewuste belangen. Wij hebben thans weder een der gelijk voorbeeld aan den brand in de Vondelkerk. Nauwelijks was dit feit bekend, of men paste de strengste contröle toe. Ons gemeentebestuur gaf het voorbeeld, reeds den anderen dag werd den loodgieter gelast niet met vuur naar boven te gaan, doch zijn gloeiende bouten in een slof naar boven te hijschen. Nu zal niemand beweren, dat zulke maatregelen kleingeestig of te streng zijn, want het mag wel verwondering wekken, dat men daaraan niet vroeger heeft gedacht. De indruk van den vreeselijken brand heeft dan ook vele tongen los gemaakt, waarbij feiten voor den dag kwamen, waaruit blijkt hoe dat reeds ettelijke malen een begin van brand, ontstaan door het loodgietersbednjf, werd gebluscht. hoewel ze steeds zoo veel mogelijk worden verzwegen. We herinneren ons nog het begin van brand in de Groote Kerk voor een paai* jaar, veroorzaakt door de werkzaamheden van den loodgieter en nu blijkt, dat zulks vrij veel voor komt, ja zelfs moet dit nog geschiedt zijn het vorig jaar aan ons Stadhuis, waarbij de wethouder van publieke werken de eerste hulp verleende. Redenen genoeg voor de loodgieters om doodelijk voorzichtig te zijn en voor de autoriteiten een verplichting streng toe te zien en te doen toe zien. Dezer dagen hoorden we, dat ook onze Groote Kerk eenmaal gestaan heeft voor het dreigend gevaar van door het vuur te worden verteerd. Een onderzoek echter leerde ons, dat zulks meermalen plaats vond (behal ve het begin van brand vóór twee jaai'). De voornaamste feiten echter zijn wel eenmaal door opzet en een maal door het inslaan van den blik sem. Wij willen deze voorvallen in het kort memoreeren, vandaar het schrik wekkend opschrift boven dit artikel. Den 10 Juni 1839 waren in het ge noemd kerkgebouw werkzaam de met selaarsknechts Pieter van Oostendorp en A. Stoel. Toen e. g. des morgens te 11 uur hij was boven in de •kerk werkzaam zich op de stee- nen gang bevond, die op en langs den binnenkant van den westelijken gevel loopt, vond hij aldaar een z.g. loodgietersslof, die daar niet be hoorde aanwezig te zijn. Begrijpelij kerwijze verwekte dit argwaan bij Van Oostendorp, die dan ook zijn kameraad Stoel riep. welke evenmin eene verklaring van de aanwezigheid van dit voorwerp kon geven. Al pra tende bemerkte laatstgenoemde in het houten gewelf der kerk, boven het orgel, een luikje dat gedeeltelijk open was, en zag door deze opening, dat op een der balken, die tusschen het houten gewelf der kerk en de bo venkast van het orgel liggen een verteerde vuurkool. Een nader onderzoek toonde aan, dat zich onder deze asch een inge brande plek bevond, ter grootte van een kwartje, terwijl ook op de orgel kast eenige brandplekken werden be speurd. Allerwaarschijnlijkst is het, dat de vuurkool, met boosaardig opzet om brand te stichten boven het orgel werd neergeworpen door een der ar beiders, die" als vast werkman aan de kerk verbonden was. Deze werkman, als loodgieter in dienst van wijlen den heer C. Keun, en sedert 40 jaar aan genoemde kerk werkzaam,was op den 6en Juni te voren, aan de Nieuwe Kerk betrapt op diefstal door zijn patroon, een feit waarvan hij reeds lang werd verdacht. Hij werd om deze reden uit zijn dienst ontslagen, kwam des avonds niet. thuis en bleef ver mist, totdat men den volgenden dag: naar hem zoekende in de Groote Kerk, zijn lijk vond, hangende in het' bovenste gedeelte van het gebouw, bij de z. g. brandgang aan de Oost-1 zijde der kerk. De ongelukkige, die den ouderdom van 81 jaren had bereikt, had zich daar opgehangen. Hoogst toevallig was het. dat de vuurkool, die door het luikje naar benedén was geworpen, gevallen was' op den reeds genoemden balk en hier- op is blijven liggen, temeer omdat het bovenvlak nog geen decimeter breed is en vrij schuin ligt. Aan de omstandigheid dat de balk van eiken hout en geverfd was, schrijft men toe dat hij slechts zoo onbeteekenend is ingebrand. Had deze vuurkool zijn doel be reikt, m. a. w. ware zij op de licht ontbrandbare zolderkast van het or gel gevallen, dan zou volgens des kundigen een brand ontstaan zijn. die de schromelijkste gevolgen had teweeggebracht. In dit gedeelte der kerk zou een hrand bijna niet teblus- schen zijna terwijl het orgel, al zou het niet door het vuur lijden, eene onherstelbare waterschade zou be komen. Een ernstige brand was die van 22 Mei 1801, tengevolge van het inslaan van den bliksem. In den aanvang aldus schrijft een ooggetuige zag men slechts een lichtje, gelijkend op dat van een kaars of lantaarn, doch weldra werd dit grooter en ontdekte men de oorzaak. Spoedig snelden eenige moedige stadgenooten naar boven en mochten het genoegen smaken den brandmees ter te worden. De namen dezer hel den zijn Marten Hendrik Kretsch- man (torenwachter), Jan Obdam, Jan Drost, Jan Hesse, Jan Koenraad Drö- se, Jan Mens, Abraham van de No- ville, Hendrik de Leeuw, Hendrik van Servelle. Jacobus Schoevaart, Hen drik van den Nieuwenhof, Rutger Reinders, Hendrik Anthonie Nieuwen- huyzen, Jan Ehman, Pieter van Bu ren, Johan Christoffel Lodewijk Ku- lendaal, Pieter Keun, (loodgieter), Dirk Keun, Frans de Koning en Mar- tinus van der Steeg. De Stedelijke Regeering erkende de verdiensten dezer moedige burgers, die hun leven hadden gewaagd, door hen namens de burgerij te bedanken en hen te vereeren met een zilveren medaille, waarop op de eene zijde den naam van den persoon vermeld stond en op de andere zijde de vol gende dichtregelen Het bliksemvuur den Toren inge slagen, Joeg schrik in 't hart der Burgerij; Doch geen gevaar kon trouw of deugd versagen Gevaar zet ijver krachten bij. Kloekmoedigheid ter snelle hulp ge togen, Vond in de redding reeds haar loon Maar dankbaarheid, verrukt door 't edel pogen, Schenkt aan verdienste een Burger kroon. Bij Raadsbesluit van 6 Juni 1801 werd bovendien bepaald, dat aan de vier eerstgenoemde mannen eene som van f 50 zou worden ter hand ge steld, daar zij zich aan het grootste levensgevaar hadden blootgesteld, zóó zelfs, dat hunne kleeren door het druipen van het gesmolten lood be dorven waren geworden. OORLOGSVARIA HET BELEG VAN PORT - ARTHUR. Omtrent den toestand in Port-Ar thur valt heden weder een en ander mee te deelen, dank zij de omstan digheid, dat een Chineesche jonk, die den 6den November de vesting ver- liet, te Tsjifoe is aangekomen. Brie ven en officieels berichten, die met de jonk waren meegegeven, waren echter overboord geworpen, toen het vaartuig door vier Japansche torpe-j dobooten werd opgehouden. De opva- renden zelf konden echter meedeelen toen zij Port-Arthur verlieten, een hernieuwd bombardement in gang was, voornamelijk van uit Japansche batterijen in het noordoosten nabij i Shuishïving. Het telegraafkantoor en het voor naamste hotel waren afgebrand, en ook in de nieuwe dokken had dagen lang een brand gewoed. De oorlogs schepen in de haven hebben dicht onder Hoeanchin en Golden Hill goe de dekking gezocht, en stoombarkas- sen houden zich bezig met het leg gen van nieuwe mijnen. De Japan ners houden hardnekkig hunne po sities op de heuvelhellingen van Itsoeshan, Soengsoeshan en Erloengs- han bezet. Het wordt bevestigd, dat zij zich in Chiaochiankao (zoo heet de Chineesche stad van Port-Arthur) slechts een dag konden staande hou-1 den. Zij waren daarin bij nacht doorgedrongen, gedeeltelijk over den Dalnyweg. onder langs de muren van Kikwarshan en Paiyinshan, en ge deeltelijk langs den spoorweg. Bij het aanbreken van deg dag werden zij echter door de Russen ontdekt, die een hevig vuur uit hun maxim- kanonnen openden. Een sterke wind joeg echter den Russen den rook van hun eigen geschut in het gelaat, zoo- dat hun vuren weinig uitwerking had, en de Japanners daarentegen terugtrekkende hun vijanden zware verliezen wisten to§ te brengen. De hoofdlijn van de Russische forten is nog in orde. De Yihyoean en Man- toeshan-forten op het schiereiland Tijgerstaart moeten echter schade ge- loden hebben van het bombardement. Het Liaotishan-fort is thans voor de laatste verdediging gereed. Het be staat uit een hoofdbastion met 12- inch scheepskanonnen. en vier reser ve bastions met 6 duimskanonnen, maxims en snelvuurkanonnen500 matrozen en mariniers nemen aan de verdediging ervan deel. Het garnizoen wordt thans nog op 900 valide manschappen geschat 's nachts blijft de stad in de diepste duisternis gehuld om geen mikpunt voor de Japansche kanonnen te bie den. Zelfs het afstrijken van een lucifer is strafbaar, want niettegenstaande de Japanners gezegd hebben niet de stad te zullen bombardeeren met het oog op de daar zich nog bevindende noncombattanten, vallen hun kogels zeer dikwijls in de straten. Vaak worden vrouwen en kinderen gedood en telkens worden gebouwen inbrand geschoten, o. a. een gebouw waarin kruit en petroleum was opgeslagen en dat met hevige ontploffingen in de lucht vloog. Het gebouw waar de „Novi Krai" werd uitgegeven is even eens verwoest. Zoo ook generaal Stös- sel's huis. Men gelooft, dat de Japan ners inderdaad niet op de stad. maar op de haven vuren, waar zij onder meer een groote stoomboot in den j grond boorden, maar dat hunne ko- j gels lang niet altijd ver genoeg gaan- zoodat dan de stad getroffen wordt. Iedereen is intusschen met een of andere werkzaamheid belast, die met de belegering in verband staat, en het werk wordt zonder ontevreden heid en zonder loon zelfs door de Chineezen verricht. Deze laatsten houden zich bezig met het begraven van dooden, voor zoover dit mogelijk is, want groote~~uitgestrektheden van het gevechtsterrein zijn niet te bena deren vanwege het hevige kruisvuur. Op die plaatsen zwerven honden rond, die in het begin van het beleg uit de stad zijn gejaagd en nu dol van den honger dikwijls beginnende lijken der soldaten te verscheuren. Russische en Japansche scherpschut ters in machtelooze woede schieten dan op de verhongerde beesten hun geweren af. Bij Golden Hill worden lijken, waarvoor men geen plaats weet of geen tijd heeft om ze te begraven, in de nieuw gegraven dokken neerge worpen. waarin slechts een paar voet water staat. De kolenvoorraad in de belegerde stad raakt op en men stookt er hout, dat uit de vernielde huizen wordt gehaald. Water ver krijgt men uit tijdens het beleg ge boorde putten, en wat kleeding be treft is het garnizoen voor den win ter algemeen van Chineesche man tels, sokken en dik gezoolde schoenen voorzien. EEN WAPENSTILSTAND GE WEIGERD. De Daily Express" verneemt van bevoegde Russische zijde, dat gene raal Von Stössel den Japanners een korten wapenstilstand verzocht op humanitaire gronden, meedeelende dat hij de dooden wenschte te doen begraven. De Japanners weigerden wegens beweerd misbruik van het Roode Kruis door de Russen. oorlogsterrein naar de Russische hoofdstad. Hij verklaarde, dat verschillende attachés het Russische hoofdkwartier verlaten hebben, omdat zij den be- slissenden slag niet verwachten voor tegen het voorjaar. Binnenland POOLSCHE DESERTEURS. Bij de leger-mobilisatie moesten zich in de 19 militaire districten,waar uit Russisch-Polen bestaat, 110.000 man aanmelden om dienst te nemen, i Als voorloopige maatregel werd aan 70.000 personen toegestaan vooreerst nog thuis te blijven. Van de overige j 40.000, die wèl moesten opkomen, be- vinden zich reeds 13,000 man op het oorlogsterreinde anderen zijn over de verschillende garnizoensplaatsen van Polen verdeeld. Doch circa 1000 dienstplichtigen zijn gedeserteerd en over de grens ontkomen. Verreweg de moesten vluchtten naar Galicië, waar zij 'n Lemberg, Tarnof dn Krak as met de grootste hartelijkheid zijn ontvan gen In genoemde steden hebben zich hulp-comité's geconstitueerd, die zor- gen voor voedesl en onderdak. Te Lemberg werd een groot huis "-e- huurd, waar de Russische vluchtelin- gen worden opgenomen voor zoover er ruimte is. Naar de Poolschc provinciën van Pruisen zijn tot dusver niet veel dienstplichtige Polen uitgeweken. Dit komt. omdat de Duitsche regeering de deserteurs, die voor het me eren- deel vallen onder de categorie de-- ..buitenlanders zonder middelen van i bestaan", dwingt, binnen een korten termijn het land te verlaten. De op die wijze verjaagde deserteurs mo- gen echter kiezen over welke grens zij willen gebracht worden. Natuur lijk gaan zij naar Galicië. Van de Russische-Poolsche deser- teurs die wèl over eenige gelden be-1 schikken, gaan de meesten naar Lon den. i OP DE TERUGREIS. Uit Petersburg wordt aan den,,Lo- kal-Anzeïger" gemeld, dat de Deen- sche militair attaché bij het Russi- sche leger op de terugreis is van het UIT DE STAATS - COURANT. Kon. Besluiten. Benoemd: tot no taris binnen het arrondissement 's-Gravenhage, ter standplaats '&-Gra- venhage, A. Kist, candidaat-notaris aldaar, en J. P. F. M. Corbey, can didaat-notaris te Helmond ter standL plaats Scheveningen, gemeente 's-Gravenhage), P. Varkevisser. can- didaat-notaris aldaar; tot kanton- rechter-plaatsvervanger in het kanton j 's-Gravenhage. mr. J: Wolterbeek Muller, doctor in de Staatsweten schap, advocaat en procureur te 's-Gravenhage, tevens plaatsvervan- gend voorzitter van den Raad van Beroep (Ongevallenverzekering) al- daar tot kantonrechter-plaatsver- vanger in het kanton Leeuwarden, mr. A. D. H. Foekema Andreae, grif- i fier bij den Raad van Beroep (Onge- vallenverzekering) te Leeuwarden en advocaat aldaarmr. D. W. baron i van Heeckeren tot adj.-commies bij 'het dep. van buitenl. zaken; H. de Vries, te Gorinchem, tot bureelamb tenaar 3de kl. van den Rijkswater staat. Goedgekeurd het tarief (vrouwen) van dadelijk ingaande levenslange lijfrente, vermeldende de storting in- eens per f 100 rente, van de Alg. Noord-Holl. Maatij. van Levensverze kering te Haarlem. OUD-RIJNSPOOR- WEGPERSONEEL. Aan de Tweede Kamer is door de heeren A. Boeschoten on P. J. I-I. van Veen, voorzitter resp. secretaris van de "Vereeniging van oud N. R. S.-per soneel, welke nog geen afstand heb ben gedaan van hunne rechten, be doeld bij de Wet van 21 Januari 1890, eon adres gericht, waarin zij, na ge wezen te hebben op den treurigen toestand, waarin het gepensiönneerde gedeelte van dat personeel verkeert, 't verzoek doen, bij de begrooting er te willen toe bijdragen, dat eene betere regeling getroffen worde, opdat wij, zoggen adressanten, na onze pensi- onneering een menschwaardig be staan hebben en niet zooals nu onze gepensionncorden half van hongeren half van ellende moeten omkomen." In adressen aan 7. K. H. don Prins der Nederlanden en aan den Minis ter van Binnenlandsche Zaken is op den treurigen toestand gewezen, ter wijl van dit adres een afschrift is ge zonden aan II. M. Koningin Wilhel- mina en den Minister van Water staat. C. M. VAN VLIET. Na een korte ongesteldheid is te 's-Gravenhage overleden de voorzit ter der Algemeene Rekenkamer, de heer C. M. van Vliet. De overledene was aanvankelijk klerk bij de Re kenkamer. waarbij zijn vader destijds als hoofdcommies werkzaam was. Vervolgens opgeklommen in de ver schillende rangen werd hij in 1867 benoemd tot commies en tevens waar nemend chef der belangrijkste afdee- ling ..Uitgaven" in 1869 tot hoofd commies bevorderd, werd hij tevens definitief chef dier afdeeling. In 1872 bereikte hij den rang van referendaris en in 1879 werd de man die als klerk in dienst getreden was, ¥"©Htlietoa. De Tocht naar Oberanimergau. Historisch verhaal naar het Hoogduitsch. 3) Francisca, die er ondanks het ver driet over haar verloren geluk, nog goed uitzag, hield zorgvuldig hare oogen neêrgeslagen. Hare tante vond het zeer onge rijmd, dat Francisca zich door de aanwezigheid- van Hammer minder op haar gemak gevoelde. Zij veracht te hem. Hij had hare nicht ongeluk kig gemaakt en haar zelve een ,.oude heks" genoemd. Ik moest hem nog maar eens weer ontmoeten, fluisterde zij hare nicht toe. Hij zou me dan leeren ken nen. Ik zou hem mijne meening zeg gen. ronduit mijne meening. Francisca schrok bij de gedachte, dat zc hem nog eens zou kunnen ont moeten. Wat bekommert ge u om hem ging de tante voort. Ge zijt geschei den. Wanneer ik gescheiden ware. dan zou hij mij uit den weg moeten gaan, niet ik hem. Het was ook zeer waarschijnlijk, dat in dit geval haar voormalige echtgenoot de vlucht zou genomen hebben. Op haar gelaat vertoonde zich een sterke trek van vastberaden- beid. Maar de nicht geleek in dit op zicht in 't minst niet op hare tante. Hoe voortreffelijk er ook op Het too- neel gezongen en gespeeld werd, wel ken glans men ook ten toon spreid de. hare zinnen waren zóó verbijs terd. dat ze zoo goed als niets hoorde of zag. Het was voor de eerste maal na hare scheiding, dat ze het gewaagd had, weder in de wereld te verschij nen. De laatste twee jaren had zij in de grootste afzondering bij hare tante doorgebrachtin gelijkmatige stilte, bijna in treurigheid, was de eene dag na den anderen voorbijge gaan. Mejuffrouw Wollmar, wie hare nicht te vervelend werd. zooals ze zich uitdrukte, achtte het noodzake lijk haar eens in eene andere stem ming te brengen, en meende dat een reisje daartoe het geschikste middel zou zijn. De predikant tante en nicht be hoorden tot de vereeniging va nin- wendige zending was in Oberam- mergau geweest en had niet nagela ten haar een langdurige, zalvende schildering te geven van deze kinder lijk vrome wijze van voorstelling dei- lij densgeschiedenis. Dientengevolge gaf de tante het als haar bepaalden jwensch te kennen, om ook Ier bede- vaart naar Oberanimergau te gaan. ,en de nicht gaf zuchtend hare too-1 stemming. Was ze maar thuis gebleven 1 Bi: het eerste uitstapje hem, juist hem j te moeten ontmoeten Met een bedroefd gelaat zat ze op hare plaats, terwijl ze in voortduren- den angst zat. dat hij haar van bo ven zou zien. Ze had wel opeens de vlucht willen nemen. Hamnier scheen hare aanwezigheid echter niet op te merken hij wijdde i al zijne aandacht aan het tooneel en in de pauze praatte hij met zijn buur man. i De tante hield hem voortdurend in het oogde scherpte harer oogen liet niets te wenschen over. i Kijk maar gerijst opriep ze hare nicht toe. Hij moet niet denken, j dat we ons voor hem verbergen. Zet toch niet zoo'n treurig gezichtge j ziet er uit. of go zoo zult gaan schreien. Hij daar ziet er waarlijk niet uit, alsof hij zich ongelukkig ge- voelt Hare vermaningen bleven zonder gevolg. Toen het gordijn voor de laatste maal gevallen was, sprong Francisca haastig op en verliet zoo snel mogelijk het theater. Hare tan to had zeer veel moeite haar te vol gen en kon haar, daar ze buiten adem was. eerst thuis verwijten, lat ze op eene laffe manier voor hem gevlucht was. II. Den volgenden morgen het was koud. onaangenaam weêr, en hei re gende zacht maar aanhoudend reisden de beide dames per spoor naar Weilheim. Ze vermoedden in 't minst niet, dat de gescheiden echt genoot in den aangrenzenden coupé zat. Terwijl hij slaperig door het neergelaten raampje naar de neve lige, in regen gehulde streek zat te kijken, trok mejuffrouw Wollmar over hem los. Ik zeg u, Francisca. zeide ze in vuur, ik wenschte dat hij hier eens voor me stond. Ik zou het hem wel vertellen. Ge hebt voor geen oortje moed. meisje. Uw heer Tanger of Hamnier hoe heet hij ook weer zou mij niet overbluffen Niettemin het was niet te loo chenen was mejuffrouw Wollmar verbluft, zeer verbluft zelfs, toen ze bij het uitstappen van den trein aan het station Weilheim oneens vlak te genover dezen heer Hammer stond. Hij was blijkbaar insgelijks ver baasd. toen hij Francisca zaghij nam zijn hoed af. maar deed geene poging om haar te naderen. De tante liep naar de koffers, ten einde hare verlegenheid te verber gen. Francisca volgde haar. Hij vervolgt ons. jammerde ze. Laat mij daar maar voor zor gen, stelde hare tante haar gerust, maar toch op eenigszins minder lui den toon. Nadat de koffers gevonden en de plaatsen in den postwagen genomen ■waren, gingen ze naar de wachtka- I mer. Het was geen weer om in de :open lucht te blijven. Francisca keek eerst voorzichtig heidshalve door het raam. - Daar zit hij, zeide ze verschrikt. Nu. wat zou dat antwoordde jhare tante en opende de deur met ?een geweldigen ruk. Francisca had echter geen zin om' haar voorbeeld te volgen, maar be vond zich reeds aan het andere ein de van het. stationsgebouw. Hare tante riep haar, maar ze scheen niet te hooren. Nu. dan moet ze maar buiten blijven, bromde de tante en sloot de j deur van de zaal. Hamnier. de eenige persoon, die op 't oogenblik in de zaal was. zat. in een hoek met zijn reiskoffer naast ,zïch. Bij het binnentreden der oude 'dame zette hij zijn hoed af, en legde dien op een stoel. j Zij ginc hem met opgerichten hoof de voorbij, zonder notitie van haar tegenstander te nemen, en zette zich in den tegenovergestelden hoek ne der. Er heersclite een tijd lang een diep stilzwijgen. Hammer stond plotseling op. liep dwars de zaal door en bleef dicht bij de tante staan. - Neem me niet kwalijk, mevrouw, zeide hij. Zij zag er echter niet uit alsof ze het hdm niet kwalijk zou nemen, en liet tot antwoord een luid gesnu'f hooren. Hij werd daardoor echter niet af geschrikt. - Zijt crij de tante van mevrouw Hammer? vroeg hij. - Ik ken geene mevrouw Hammer, antwoordde zij verachtelijk. Het viel hem in, dat zijne vrouw weer getrouwd kon zijn en een ande ren naam zou kunnen voeren. Hij zocht naar een juistere uitdrukking. Ik wilde u vragen, mevrouw, of die dame. .die ginds op het perron wandelt, uwe nicht is? Ik ben geen mevrouw, bromde zij. Hammer had ploizier in deze opzet telijke en vèr gedreven onbeleefdheid. Sta me toe, dat ik me aan u voorstel, zeide hij met eene diepe buiging en noemde zijn naam. Mejuffrouw Wollmar bleef onbe weeglijk zitten en staarde in de lucht.' (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 5