Haarlem's Dagblad
NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD.
L, Vraag en Aanbod
Een Kwartje per plaatsing
Twee Kwartjes te zamen
Grootte der Adv. hoogstens zes regels
22e Jaargang. No. 6559
Verschijnt dageiijks, benaive op ion- ciï reescdagen.
WOENSDAG 16 NOVEMBER 1904 B
HAARLEM S DAGBLAD
ABONNEMENTEN ADVERTENTIËN:
Voor Haarlemper drie maanden:ƒ1.20 v Van 1—5 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondissement
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom 'der feo j Haarlem van 1 5 regels ƒ0.75, elke regel meer ƒ0.15. Reclames 30 Cent per regel.
gemeente)„1.30 ^7 Kj Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Franco per post door Nederland„1.65 Sp jrj Kleine advertentiën 3 maal plaatsen voor 2 maal betalen.
Afzonderlijke nummers0.02)£ V K&gligU? n u
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem0.37^ Redactie en Administratie: Groote Houtstraat 55.
de omstreken en franco per post „0.45 Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 724.
Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur J. C. PEEREBQOM. Drukkerij: Zuider Buitenspaarne 6. Telefoonnummer 122.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën
en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Succ., Parijs, 3F>is Faubourg Montmartre.
'plaatst dagelijks Advertentiën van
(geen Winkel-Annonces) voor
DRIEMAAL, mits binnen een Week, voor
Betaling Contant
PogingtotBrandstichting
in de Groote Kerk
TE HAARLEM.
Schrik niet lezer, schrik nietHet j
feit vermeld in het sensationeel ge-I
steld en ietwat Amerikaansche op-1
schrift is reeds ruim.... 65 jaar ge-;
leden.
Wel was het treurig feit ons reeds
lang bekend, doch bijzondere om
standigheden legden ons de moreele
verplichting op, het niet te publicee-
ren. Waarom wij het nu doen? Wel,
dat zullen wij u vertellen.
Toen de vreeselijke ramp in Chica
go de geheele wereld in rep en roer
bracht en alle verantwoordelijke
autoriteiten den schrik om het hart
sloeg, werden er de meest strenge be
palingen tegen brandgevaar in
schouwburgen in toepassing gebracht.
In vele. plaatsen werden de schouw
burgen slag op slag gesloten en af
gekeurd, stoelen moesten worden
vastgezet, miniatuur-panieken wer
den georganiseerd, ja soms daalde
men af in het meest kleingeestige.
Het moet worden erkend, dat derge
lijke handelingen meestal een gevolg
zijn van de indrukken van het oogen-
blik. want die buitengewone ijver
gaat spoedig over in gewone huis- en
tuin-ijver, doch zij prikkelen toch tot
scherper toezicht en het beter behar
tigen van de bewuste belangen.
Wij hebben thans weder een der
gelijk voorbeeld aan den brand in de
Vondelkerk. Nauwelijks was dit feit
bekend, of men paste de strengste
contröle toe. Ons gemeentebestuur
gaf het voorbeeld, reeds den anderen
dag werd den loodgieter gelast niet
met vuur naar boven te gaan, doch
zijn gloeiende bouten in een slof naar
boven te hijschen. Nu zal niemand
beweren, dat zulke maatregelen
kleingeestig of te streng zijn, want
het mag wel verwondering wekken,
dat men daaraan niet vroeger heeft
gedacht.
De indruk van den vreeselijken
brand heeft dan ook vele tongen los
gemaakt, waarbij feiten voor den dag
kwamen, waaruit blijkt hoe dat reeds
ettelijke malen een begin van brand,
ontstaan door het loodgietersbednjf,
werd gebluscht. hoewel ze steeds zoo
veel mogelijk worden verzwegen.
We herinneren ons nog het begin
van brand in de Groote Kerk voor
een paai* jaar, veroorzaakt door de
werkzaamheden van den loodgieter
en nu blijkt, dat zulks vrij veel voor
komt, ja zelfs moet dit nog geschiedt
zijn het vorig jaar aan ons Stadhuis,
waarbij de wethouder van publieke
werken de eerste hulp verleende.
Redenen genoeg voor de loodgieters
om doodelijk voorzichtig te zijn en
voor de autoriteiten een verplichting
streng toe te zien en te doen toe
zien.
Dezer dagen hoorden we, dat ook
onze Groote Kerk eenmaal gestaan
heeft voor het dreigend gevaar van
door het vuur te worden verteerd.
Een onderzoek echter leerde ons, dat
zulks meermalen plaats vond (behal
ve het begin van brand vóór twee
jaai'). De voornaamste feiten echter
zijn wel eenmaal door opzet en een
maal door het inslaan van den blik
sem.
Wij willen deze voorvallen in het
kort memoreeren, vandaar het schrik
wekkend opschrift boven dit artikel.
Den 10 Juni 1839 waren in het ge
noemd kerkgebouw werkzaam de met
selaarsknechts Pieter van Oostendorp
en A. Stoel. Toen e. g. des morgens
te 11 uur hij was boven in de
•kerk werkzaam zich op de stee-
nen gang bevond, die op en langs
den binnenkant van den westelijken
gevel loopt, vond hij aldaar een z.g.
loodgietersslof, die daar niet be
hoorde aanwezig te zijn. Begrijpelij
kerwijze verwekte dit argwaan bij
Van Oostendorp, die dan ook zijn
kameraad Stoel riep. welke evenmin
eene verklaring van de aanwezigheid
van dit voorwerp kon geven. Al pra
tende bemerkte laatstgenoemde in het
houten gewelf der kerk, boven het
orgel, een luikje dat gedeeltelijk
open was, en zag door deze opening,
dat op een der balken, die tusschen
het houten gewelf der kerk en de bo
venkast van het orgel liggen een
verteerde vuurkool.
Een nader onderzoek toonde aan,
dat zich onder deze asch een inge
brande plek bevond, ter grootte van
een kwartje, terwijl ook op de orgel
kast eenige brandplekken werden be
speurd.
Allerwaarschijnlijkst is het, dat de
vuurkool, met boosaardig opzet om
brand te stichten boven het orgel
werd neergeworpen door een der ar
beiders, die" als vast werkman aan de
kerk verbonden was. Deze werkman,
als loodgieter in dienst van wijlen
den heer C. Keun, en sedert 40 jaar
aan genoemde kerk werkzaam,was op
den 6en Juni te voren, aan de Nieuwe
Kerk betrapt op diefstal door zijn
patroon, een feit waarvan hij reeds
lang werd verdacht. Hij werd om deze
reden uit zijn dienst ontslagen, kwam
des avonds niet. thuis en bleef ver
mist, totdat men den volgenden dag:
naar hem zoekende in de Groote
Kerk, zijn lijk vond, hangende in het'
bovenste gedeelte van het gebouw,
bij de z. g. brandgang aan de Oost-1
zijde der kerk.
De ongelukkige, die den ouderdom
van 81 jaren had bereikt, had zich
daar opgehangen.
Hoogst toevallig was het. dat de
vuurkool, die door het luikje naar
benedén was geworpen, gevallen was'
op den reeds genoemden balk en hier-
op is blijven liggen, temeer omdat
het bovenvlak nog geen decimeter
breed is en vrij schuin ligt. Aan de
omstandigheid dat de balk van eiken
hout en geverfd was, schrijft men toe
dat hij slechts zoo onbeteekenend is
ingebrand.
Had deze vuurkool zijn doel be
reikt, m. a. w. ware zij op de licht
ontbrandbare zolderkast van het or
gel gevallen, dan zou volgens des
kundigen een brand ontstaan zijn.
die de schromelijkste gevolgen had
teweeggebracht. In dit gedeelte der
kerk zou een hrand bijna niet teblus-
schen zijna terwijl het orgel, al zou
het niet door het vuur lijden, eene
onherstelbare waterschade zou be
komen.
Een ernstige brand was die van 22
Mei 1801, tengevolge van het inslaan
van den bliksem. In den aanvang
aldus schrijft een ooggetuige zag
men slechts een lichtje, gelijkend op
dat van een kaars of lantaarn, doch
weldra werd dit grooter en ontdekte
men de oorzaak.
Spoedig snelden eenige moedige
stadgenooten naar boven en mochten
het genoegen smaken den brandmees
ter te worden. De namen dezer hel
den zijn Marten Hendrik Kretsch-
man (torenwachter), Jan Obdam, Jan
Drost, Jan Hesse, Jan Koenraad Drö-
se, Jan Mens, Abraham van de No-
ville, Hendrik de Leeuw, Hendrik van
Servelle. Jacobus Schoevaart, Hen
drik van den Nieuwenhof, Rutger
Reinders, Hendrik Anthonie Nieuwen-
huyzen, Jan Ehman, Pieter van Bu
ren, Johan Christoffel Lodewijk Ku-
lendaal, Pieter Keun, (loodgieter),
Dirk Keun, Frans de Koning en Mar-
tinus van der Steeg.
De Stedelijke Regeering erkende de
verdiensten dezer moedige burgers,
die hun leven hadden gewaagd, door
hen namens de burgerij te bedanken
en hen te vereeren met een zilveren
medaille, waarop op de eene zijde
den naam van den persoon vermeld
stond en op de andere zijde de vol
gende dichtregelen
Het bliksemvuur den Toren inge
slagen,
Joeg schrik in 't hart der Burgerij;
Doch geen gevaar kon trouw of deugd
versagen
Gevaar zet ijver krachten bij.
Kloekmoedigheid ter snelle hulp ge
togen,
Vond in de redding reeds haar loon
Maar dankbaarheid, verrukt door 't
edel pogen,
Schenkt aan verdienste een Burger
kroon.
Bij Raadsbesluit van 6 Juni 1801
werd bovendien bepaald, dat aan de
vier eerstgenoemde mannen eene som
van f 50 zou worden ter hand ge
steld, daar zij zich aan het grootste
levensgevaar hadden blootgesteld, zóó
zelfs, dat hunne kleeren door het
druipen van het gesmolten lood be
dorven waren geworden.
OORLOGSVARIA
HET BELEG VAN PORT - ARTHUR.
Omtrent den toestand in Port-Ar
thur valt heden weder een en ander
mee te deelen, dank zij de omstan
digheid, dat een Chineesche jonk, die
den 6den November de vesting ver-
liet, te Tsjifoe is aangekomen. Brie
ven en officieels berichten, die met
de jonk waren meegegeven, waren
echter overboord geworpen, toen het
vaartuig door vier Japansche torpe-j
dobooten werd opgehouden. De opva-
renden zelf konden echter meedeelen
toen zij Port-Arthur verlieten, een
hernieuwd bombardement in gang
was, voornamelijk van uit Japansche
batterijen in het noordoosten nabij i
Shuishïving.
Het telegraafkantoor en het voor
naamste hotel waren afgebrand, en
ook in de nieuwe dokken had dagen
lang een brand gewoed. De oorlogs
schepen in de haven hebben dicht
onder Hoeanchin en Golden Hill goe
de dekking gezocht, en stoombarkas-
sen houden zich bezig met het leg
gen van nieuwe mijnen. De Japan
ners houden hardnekkig hunne po
sities op de heuvelhellingen van
Itsoeshan, Soengsoeshan en Erloengs-
han bezet. Het wordt bevestigd, dat
zij zich in Chiaochiankao (zoo heet
de Chineesche stad van Port-Arthur)
slechts een dag konden staande hou-1
den. Zij waren daarin bij nacht
doorgedrongen, gedeeltelijk over den
Dalnyweg. onder langs de muren van
Kikwarshan en Paiyinshan, en ge
deeltelijk langs den spoorweg. Bij
het aanbreken van deg dag werden
zij echter door de Russen ontdekt,
die een hevig vuur uit hun maxim-
kanonnen openden. Een sterke wind
joeg echter den Russen den rook van
hun eigen geschut in het gelaat, zoo-
dat hun vuren weinig uitwerking
had, en de Japanners daarentegen
terugtrekkende hun vijanden zware
verliezen wisten to§ te brengen. De
hoofdlijn van de Russische forten is
nog in orde. De Yihyoean en Man-
toeshan-forten op het schiereiland
Tijgerstaart moeten echter schade ge-
loden hebben van het bombardement.
Het Liaotishan-fort is thans voor de
laatste verdediging gereed. Het be
staat uit een hoofdbastion met 12-
inch scheepskanonnen. en vier reser
ve bastions met 6 duimskanonnen,
maxims en snelvuurkanonnen500
matrozen en mariniers nemen aan de
verdediging ervan deel.
Het garnizoen wordt thans nog op
900 valide manschappen geschat
's nachts blijft de stad in de diepste
duisternis gehuld om geen mikpunt
voor de Japansche kanonnen te bie
den.
Zelfs het afstrijken van een lucifer
is strafbaar, want niettegenstaande
de Japanners gezegd hebben niet de
stad te zullen bombardeeren met het
oog op de daar zich nog bevindende
noncombattanten, vallen hun kogels
zeer dikwijls in de straten. Vaak
worden vrouwen en kinderen gedood
en telkens worden gebouwen inbrand
geschoten, o. a. een gebouw waarin
kruit en petroleum was opgeslagen en
dat met hevige ontploffingen in de
lucht vloog. Het gebouw waar de
„Novi Krai" werd uitgegeven is even
eens verwoest. Zoo ook generaal Stös-
sel's huis. Men gelooft, dat de Japan
ners inderdaad niet op de stad. maar
op de haven vuren, waar zij onder
meer een groote stoomboot in den j
grond boorden, maar dat hunne ko- j
gels lang niet altijd ver genoeg gaan-
zoodat dan de stad getroffen wordt.
Iedereen is intusschen met een of
andere werkzaamheid belast, die met
de belegering in verband staat, en
het werk wordt zonder ontevreden
heid en zonder loon zelfs door de
Chineezen verricht. Deze laatsten
houden zich bezig met het begraven
van dooden, voor zoover dit mogelijk
is, want groote~~uitgestrektheden van
het gevechtsterrein zijn niet te bena
deren vanwege het hevige kruisvuur.
Op die plaatsen zwerven honden
rond, die in het begin van het beleg
uit de stad zijn gejaagd en nu dol
van den honger dikwijls beginnende
lijken der soldaten te verscheuren.
Russische en Japansche scherpschut
ters in machtelooze woede schieten
dan op de verhongerde beesten hun
geweren af.
Bij Golden Hill worden lijken,
waarvoor men geen plaats weet of
geen tijd heeft om ze te begraven, in
de nieuw gegraven dokken neerge
worpen. waarin slechts een paar voet
water staat. De kolenvoorraad in de
belegerde stad raakt op en men
stookt er hout, dat uit de vernielde
huizen wordt gehaald. Water ver
krijgt men uit tijdens het beleg ge
boorde putten, en wat kleeding be
treft is het garnizoen voor den win
ter algemeen van Chineesche man
tels, sokken en dik gezoolde schoenen
voorzien.
EEN WAPENSTILSTAND GE
WEIGERD.
De Daily Express" verneemt van
bevoegde Russische zijde, dat gene
raal Von Stössel den Japanners een
korten wapenstilstand verzocht op
humanitaire gronden, meedeelende
dat hij de dooden wenschte te doen
begraven. De Japanners weigerden
wegens beweerd misbruik van het
Roode Kruis door de Russen.
oorlogsterrein naar de Russische
hoofdstad.
Hij verklaarde, dat verschillende
attachés het Russische hoofdkwartier
verlaten hebben, omdat zij den be-
slissenden slag niet verwachten voor
tegen het voorjaar.
Binnenland
POOLSCHE DESERTEURS.
Bij de leger-mobilisatie moesten
zich in de 19 militaire districten,waar
uit Russisch-Polen bestaat, 110.000
man aanmelden om dienst te nemen, i
Als voorloopige maatregel werd aan
70.000 personen toegestaan vooreerst
nog thuis te blijven. Van de overige j
40.000, die wèl moesten opkomen, be-
vinden zich reeds 13,000 man op het
oorlogsterreinde anderen zijn over
de verschillende garnizoensplaatsen
van Polen verdeeld.
Doch circa 1000 dienstplichtigen
zijn gedeserteerd en over de grens
ontkomen. Verreweg de moesten
vluchtten naar Galicië, waar zij 'n
Lemberg, Tarnof dn Krak as met de
grootste hartelijkheid zijn ontvan
gen In genoemde steden hebben zich
hulp-comité's geconstitueerd, die zor-
gen voor voedesl en onderdak. Te
Lemberg werd een groot huis "-e-
huurd, waar de Russische vluchtelin-
gen worden opgenomen voor zoover
er ruimte is.
Naar de Poolschc provinciën van
Pruisen zijn tot dusver niet veel
dienstplichtige Polen uitgeweken. Dit
komt. omdat de Duitsche regeering
de deserteurs, die voor het me eren-
deel vallen onder de categorie de--
..buitenlanders zonder middelen van i
bestaan", dwingt, binnen een korten
termijn het land te verlaten. De op
die wijze verjaagde deserteurs mo-
gen echter kiezen over welke grens
zij willen gebracht worden. Natuur
lijk gaan zij naar Galicië.
Van de Russische-Poolsche deser-
teurs die wèl over eenige gelden be-1
schikken, gaan de meesten naar Lon
den. i
OP DE TERUGREIS.
Uit Petersburg wordt aan den,,Lo-
kal-Anzeïger" gemeld, dat de Deen-
sche militair attaché bij het Russi-
sche leger op de terugreis is van het
UIT DE STAATS - COURANT.
Kon. Besluiten. Benoemd: tot no
taris binnen het arrondissement
's-Gravenhage, ter standplaats '&-Gra-
venhage, A. Kist, candidaat-notaris
aldaar, en J. P. F. M. Corbey, can
didaat-notaris te Helmond ter standL
plaats Scheveningen, gemeente
's-Gravenhage), P. Varkevisser. can-
didaat-notaris aldaar; tot kanton-
rechter-plaatsvervanger in het kanton
j 's-Gravenhage. mr. J: Wolterbeek
Muller, doctor in de Staatsweten
schap, advocaat en procureur te
's-Gravenhage, tevens plaatsvervan-
gend voorzitter van den Raad van
Beroep (Ongevallenverzekering) al-
daar tot kantonrechter-plaatsver-
vanger in het kanton Leeuwarden,
mr. A. D. H. Foekema Andreae, grif-
i fier bij den Raad van Beroep (Onge-
vallenverzekering) te Leeuwarden en
advocaat aldaarmr. D. W. baron
i van Heeckeren tot adj.-commies bij
'het dep. van buitenl. zaken; H. de
Vries, te Gorinchem, tot bureelamb
tenaar 3de kl. van den Rijkswater
staat.
Goedgekeurd het tarief (vrouwen)
van dadelijk ingaande levenslange
lijfrente, vermeldende de storting in-
eens per f 100 rente, van de Alg.
Noord-Holl. Maatij. van Levensverze
kering te Haarlem.
OUD-RIJNSPOOR-
WEGPERSONEEL.
Aan de Tweede Kamer is door de
heeren A. Boeschoten on P. J. I-I. van
Veen, voorzitter resp. secretaris van
de "Vereeniging van oud N. R. S.-per
soneel, welke nog geen afstand heb
ben gedaan van hunne rechten, be
doeld bij de Wet van 21 Januari 1890,
eon adres gericht, waarin zij, na ge
wezen te hebben op den treurigen
toestand, waarin het gepensiönneerde
gedeelte van dat personeel verkeert,
't verzoek doen, bij de begrooting er te
willen toe bijdragen, dat eene betere
regeling getroffen worde, opdat wij,
zoggen adressanten, na onze pensi-
onneering een menschwaardig be
staan hebben en niet zooals nu onze
gepensionncorden half van hongeren
half van ellende moeten omkomen."
In adressen aan 7. K. H. don Prins
der Nederlanden en aan den Minis
ter van Binnenlandsche Zaken is op
den treurigen toestand gewezen, ter
wijl van dit adres een afschrift is ge
zonden aan II. M. Koningin Wilhel-
mina en den Minister van Water
staat.
C. M. VAN VLIET.
Na een korte ongesteldheid is te
's-Gravenhage overleden de voorzit
ter der Algemeene Rekenkamer, de
heer C. M. van Vliet. De overledene
was aanvankelijk klerk bij de Re
kenkamer. waarbij zijn vader destijds
als hoofdcommies werkzaam was.
Vervolgens opgeklommen in de ver
schillende rangen werd hij in 1867
benoemd tot commies en tevens waar
nemend chef der belangrijkste afdee-
ling ..Uitgaven" in 1869 tot hoofd
commies bevorderd, werd hij tevens
definitief chef dier afdeeling.
In 1872 bereikte hij den rang van
referendaris en in 1879 werd de man
die als klerk in dienst getreden was,
¥"©Htlietoa.
De Tocht naar
Oberanimergau.
Historisch verhaal naar het
Hoogduitsch.
3)
Francisca, die er ondanks het ver
driet over haar verloren geluk, nog
goed uitzag, hield zorgvuldig hare
oogen neêrgeslagen.
Hare tante vond het zeer onge
rijmd, dat Francisca zich door de
aanwezigheid- van Hammer minder
op haar gemak gevoelde. Zij veracht
te hem. Hij had hare nicht ongeluk
kig gemaakt en haar zelve een ,.oude
heks" genoemd.
Ik moest hem nog maar eens
weer ontmoeten, fluisterde zij hare
nicht toe. Hij zou me dan leeren ken
nen. Ik zou hem mijne meening zeg
gen. ronduit mijne meening.
Francisca schrok bij de gedachte,
dat zc hem nog eens zou kunnen ont
moeten.
Wat bekommert ge u om hem
ging de tante voort. Ge zijt geschei
den. Wanneer ik gescheiden ware.
dan zou hij mij uit den weg moeten
gaan, niet ik hem.
Het was ook zeer waarschijnlijk,
dat in dit geval haar voormalige
echtgenoot de vlucht zou genomen
hebben. Op haar gelaat vertoonde
zich een sterke trek van vastberaden-
beid.
Maar de nicht geleek in dit op
zicht in 't minst niet op hare tante.
Hoe voortreffelijk er ook op Het too-
neel gezongen en gespeeld werd, wel
ken glans men ook ten toon spreid
de. hare zinnen waren zóó verbijs
terd. dat ze zoo goed als niets hoorde
of zag.
Het was voor de eerste maal na
hare scheiding, dat ze het gewaagd
had, weder in de wereld te verschij
nen. De laatste twee jaren had zij
in de grootste afzondering bij hare
tante doorgebrachtin gelijkmatige
stilte, bijna in treurigheid, was de
eene dag na den anderen voorbijge
gaan. Mejuffrouw Wollmar, wie hare
nicht te vervelend werd. zooals ze
zich uitdrukte, achtte het noodzake
lijk haar eens in eene andere stem
ming te brengen, en meende dat een
reisje daartoe het geschikste middel
zou zijn.
De predikant tante en nicht be
hoorden tot de vereeniging va nin-
wendige zending was in Oberam-
mergau geweest en had niet nagela
ten haar een langdurige, zalvende
schildering te geven van deze kinder
lijk vrome wijze van voorstelling dei-
lij densgeschiedenis. Dientengevolge
gaf de tante het als haar bepaalden
jwensch te kennen, om ook Ier bede-
vaart naar Oberanimergau te gaan.
,en de nicht gaf zuchtend hare too-1
stemming.
Was ze maar thuis gebleven 1 Bi:
het eerste uitstapje hem, juist hem
j te moeten ontmoeten
Met een bedroefd gelaat zat ze op
hare plaats, terwijl ze in voortduren-
den angst zat. dat hij haar van bo
ven zou zien. Ze had wel opeens de
vlucht willen nemen.
Hamnier scheen hare aanwezigheid
echter niet op te merken hij wijdde
i al zijne aandacht aan het tooneel en
in de pauze praatte hij met zijn buur
man.
i De tante hield hem voortdurend in
het oogde scherpte harer oogen
liet niets te wenschen over.
i Kijk maar gerijst opriep ze
hare nicht toe. Hij moet niet denken, j
dat we ons voor hem verbergen. Zet
toch niet zoo'n treurig gezichtge j
ziet er uit. of go zoo zult gaan
schreien. Hij daar ziet er waarlijk
niet uit, alsof hij zich ongelukkig ge-
voelt
Hare vermaningen bleven zonder
gevolg. Toen het gordijn voor de
laatste maal gevallen was, sprong
Francisca haastig op en verliet zoo
snel mogelijk het theater. Hare tan
to had zeer veel moeite haar te vol
gen en kon haar, daar ze buiten
adem was. eerst thuis verwijten,
lat ze op eene laffe manier voor hem
gevlucht was.
II.
Den volgenden morgen het was
koud. onaangenaam weêr, en hei re
gende zacht maar aanhoudend
reisden de beide dames per spoor
naar Weilheim. Ze vermoedden in
't minst niet, dat de gescheiden echt
genoot in den aangrenzenden coupé
zat. Terwijl hij slaperig door het
neergelaten raampje naar de neve
lige, in regen gehulde streek zat te
kijken, trok mejuffrouw Wollmar
over hem los.
Ik zeg u, Francisca. zeide ze in
vuur, ik wenschte dat hij hier eens
voor me stond. Ik zou het hem wel
vertellen. Ge hebt voor geen oortje
moed. meisje. Uw heer Tanger of
Hamnier hoe heet hij ook weer
zou mij niet overbluffen
Niettemin het was niet te loo
chenen was mejuffrouw Wollmar
verbluft, zeer verbluft zelfs, toen ze
bij het uitstappen van den trein aan
het station Weilheim oneens vlak te
genover dezen heer Hammer stond.
Hij was blijkbaar insgelijks ver
baasd. toen hij Francisca zaghij
nam zijn hoed af. maar deed geene
poging om haar te naderen.
De tante liep naar de koffers, ten
einde hare verlegenheid te verber
gen. Francisca volgde haar.
Hij vervolgt ons. jammerde ze.
Laat mij daar maar voor zor
gen, stelde hare tante haar gerust,
maar toch op eenigszins minder lui
den toon.
Nadat de koffers gevonden en de
plaatsen in den postwagen genomen
■waren, gingen ze naar de wachtka-
I mer. Het was geen weer om in de
:open lucht te blijven.
Francisca keek eerst voorzichtig
heidshalve door het raam.
- Daar zit hij, zeide ze verschrikt.
Nu. wat zou dat antwoordde
jhare tante en opende de deur met
?een geweldigen ruk.
Francisca had echter geen zin om'
haar voorbeeld te volgen, maar be
vond zich reeds aan het andere ein
de van het. stationsgebouw. Hare
tante riep haar, maar ze scheen niet
te hooren.
Nu. dan moet ze maar buiten
blijven, bromde de tante en sloot de
j deur van de zaal.
Hamnier. de eenige persoon, die op
't oogenblik in de zaal was. zat. in
een hoek met zijn reiskoffer naast
,zïch. Bij het binnentreden der oude
'dame zette hij zijn hoed af, en legde
dien op een stoel.
j Zij ginc hem met opgerichten hoof
de voorbij, zonder notitie van haar
tegenstander te nemen, en zette zich
in den tegenovergestelden hoek ne
der.
Er heersclite een tijd lang een diep
stilzwijgen. Hammer stond plotseling
op. liep dwars de zaal door en bleef
dicht bij de tante staan.
- Neem me niet kwalijk, mevrouw,
zeide hij.
Zij zag er echter niet uit alsof ze
het hdm niet kwalijk zou nemen, en
liet tot antwoord een luid gesnu'f
hooren.
Hij werd daardoor echter niet af
geschrikt.
- Zijt crij de tante van mevrouw
Hammer? vroeg hij.
- Ik ken geene mevrouw Hammer,
antwoordde zij verachtelijk.
Het viel hem in, dat zijne vrouw
weer getrouwd kon zijn en een ande
ren naam zou kunnen voeren. Hij
zocht naar een juistere uitdrukking.
Ik wilde u vragen, mevrouw, of
die dame. .die ginds op het perron
wandelt, uwe nicht is?
Ik ben geen mevrouw, bromde
zij.
Hammer had ploizier in deze opzet
telijke en vèr gedreven onbeleefdheid.
Sta me toe, dat ik me aan u
voorstel, zeide hij met eene diepe
buiging en noemde zijn naam.
Mejuffrouw Wollmar bleef onbe
weeglijk zitten en staarde in de
lucht.'
(Wordt vervolgd.)