BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD f 1.20 PER 3 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. ZATERDAG 3 DECEMBER 1904. DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIÈN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. ZONDAGSBRIEVEN. IS ER NOG IEMAND VERGETEN Mijn aller lieftste tante In deze dagen van Sint Nicolaas- voorbereiding is het mij onmogelijk uw beeld uit mijn gedachten te ver dringen. Wie is er drukker doende, vol zorgen, vol arbeids, vol hartelijk heid. dan gij Hoe menigmaal was ik er getuige van in vroeger jaren, hoe vaak heb ik uwe gezellige be moeienissen gezien, met eigen oogen gevolgd, in de weken die aan denöden Dec. voorafgingen En ik weet dat in deze uwe gewoonte, zooals in zoovele andere, geen verandering gekomen is. Dat buigt liet oude hoofd over „fraaie" handwerken en niet minder over „nuttige": dat maakt sierlijken poppentooi en vult matrasjes Voor miniatuurwiegjes dat zit omringd van warme kleedingstukken on bij dragen voor de linnenkast, van bloe- menpapier en stempelbandjes, snoezige voorwerpjes van weelde versieringdat knipt en plakt en maakt Sint Nicolaas-vacrzcn en ver zint. oolijke verrassingen dat verza melt. met benijdbare nauwgezetheid pakpapier, boutwol, mandjes, doozen (wanneer zijt u al begonnen beslag te leggen op oom's leege sigarenkistjes?); dat gaat de straat op. soms bij regen en ontij -- de dagen vóór 't feest be ginnen in te korten - en loopt winkel in, winkel uit, snuffelend met bewon derenswaardig geduld naar bet een en naar het ander, om toch maar zoo veel mogelijk te voldoen aan de vu rige wenschen van hot u toegezonden verlanglijstje. En dat komt thuis met een pakje in de hand en een rolletje in den zak ea een kleinigheid nog hier of claar in uw kleedij gestoken. enmet den schrik, ten slotte, dat ge nu waarlijk nog vergeten hebt „waar 't eigenlijk het meest om te doen was", zoodat als oom al thans dit. zaakje niet kan in orde brengen - gij vóór de thee noodza kelijk nog „even er op uit moet't is dicht in do buurt". En ik ken de woorden die u spelen door het brein, de woorden tot oom herhaald en uwen trouwen dienstbo den als tijdverpoozend raadselspel opgegeven woorden die uw leuze in houden in deze dagen: „Nu heb ik toe h n i e m and vergete n De ceel is lang, langer dan uw wasch- lijst. Zij ligt nog voor allerlei varia ties open. maar de hoofdzaken staan vast. Oom kent de lijst reeds van bui ten. heeft trouwens zijn krachtig aan deel gehad in haar samenstelling. Maar de vraag: „Is ei- nog iemand vergeten rust niet. En het antwoord luidt telkens weer „Ziet eens aan nu zou heusch rn'n oude Jans, nu zou zoowaar die kleine prul van mevrouw B. er bij ingeschoten zijn Vergete: grootheden en kleinheden duiken voortdurend op. En terwijl ge uw zakboekje uithaalt en noteert, hoor ik u met vriendelijke lachstem zeg gen Maar er komt eindelijk eens 'n eind Ik vrees, lieve tante, dat het eind niet. komt vóór de Sint Nicolaas- avond daar is. U zelf vindt dit alles heel natuur lijk. Het spreekt als een boek, dat het zóo moet toegaan. ..Ik kan het ge lukkig doen en ik heb er den tijd voor en ik heb er zin in", ziedaar j van ouds uw verklaring. Nu, tijd. j geld en zin. zijn zaken van belang, i een drieheid waarmee men bergen j verzet. En toch behoort er nog wal hij om het te doen zooals het doet. Vergun mij dat ik het neerschrijf, het is mij een behoefte. Een ander zou verdacht kunnen worden u vleiende I complimentjes te maken, te sollicitee- ren om onder de gegadigden te wor den opgenomen. Voor compli- menteusigheid is op onzen wederzij d- i schen leeftijd, terwijl we elkaar ken- ncn van haver tot gort. de tijd voor bij. En te solliciteeren behoef ik niet; mijn cadeau ligt bij u klaar, zoo vast als twee maal twee vier is. Want ik behoor onder uwe Sinterklaas-be deelden sedert jaar en dag. evenals omgekeerd mijn oude lieve tante tot de mijne behoort en van mijn lijstje eerst d a n verdwijnen zal. als ik haar op aarde niet meer bezitten mag. Het. is mij een genot, tegen ieder Sint Nicolaasfeest opnieuw, mijn oogen den kost te geven om een kleinigheid te vinden die u wellicht dienen, uw oog verblijden, uw smaak streelen kan. Voor vleitaal is dus geen plaats. Hei is de waarheid. Bij tijd en geld en zin hoort nog een „ik-en-weet-niet- jwat", dat eerst de kroon zet op 't I gebouw. Hoe eigenlijk dit verborgen cïing heet. dat is het geheim van uw vriendelijk hart, van uw fijn meê- gevoel en uw waarlijk dienende lief de. Deze eigenschappen zijn 't die u 'doen vragen ..Is er nog iemand ver geten die een gelukkig oogenblik u bezorgen telkenmale, wanneer die „vergeten" maag, buur of vriend nog een plaatsje kan vinden op uw lijst. F0«ll!eJ®a. De Misdaad in de Familie Uit het Engelseh door HUGH CONWAY. HOOFDSTUK I. Op en neer. 2) Mijnheer Bourchier, zeide hij op vastberaden toon, en met een ernst die zijn toehoorder verbaasde. Mijn heer Bourchier, ik heb aan het laat ste station gehoord, wie gij waart. Ik heb ii liooren zeggen, dat gij mor gen weer zoudt vertrekken. Ik heb verscheidene mijlen afgelegd om u over eene belangrijke zaak te spre ken. Dat moet inderdaad eene belang rijke zaak zijn. als gij uw leven in de waagschaal stelt om een onder houd te kunnen hebben, zeide Bour chier. sarcastisch. - Zij is zeer belangrijk. Zal ik u eerst vertellen, hoe ik heet - Dat is niet noodzakelijk. Als som mige menschen zoo dwaas handelen als pij. dan moeten zij zich voor het' openbaar gezag rechtvaardigen. Ik' zal uw naam later wel hooren. Het bloed steeg den vreemdeling; tiaar liet gelaat, een scherp antwoord lag op zijne tong, maar hij hield zich in. en zijne stem was bijna even kalm als van zijn sarcastisclien over buurman. - Als gij mij twaalf maanden ge- loden naar mijn naam gevraagd had. zou ik u gezegd hebben, dat. ik er geen bezat. Nu is mijn naam John [Bourchier. en ik ben de rechtmatige eigenaar van een landgoed in West- Is er ook iemand vergeten? Die vraag, beste, tante, zoudt u in al ler hart wenschen. Want, zeker, tal loos veilen worden blijd gemaakt op den feestavond dat is een heerlijke gedachte. Ons hart klopt met de kin doren, de behoeftigen, de ouden dagen, die een goeden Sinterklaas avond hebben. Met allen klopt het, aanzienlijken en geringen, vroolijke jongens en mdisjes en opgewekte be jaarden, die pleizier hebben in hun pakjes, en den goeden Sint hun dank hebben te brengen. Maar, wij weten het.... meerderen blijven er over, die van de weldaden en de vriende lijkheden van den Heilige bitter wei nig bemerken. Er zijn menschen, die zich zoo iets moeilijk kunnen voorstel len, die leven in hun welgestelden kring en gansch de wereld naai- de zen schijnen af te meten. Bij jonge lieden zonder nadenken, bij rijke-lui's kindertjes, die nooit verder hebben kunnen kijken dan hun neusjes lang zijn, is zulk een naïeveteit te plaat sen. Wie wat meer levenservaring heeft, weet beter. Er behoeft nog geen armoe te zijn, geen behoeftigheid of nood, om toch een omgeving te schep pen waarin de Sint Nicolaasge sc.lionkjes noodwendig een allerbe- scheidenst karakter hebben te dragen. In zulk een kring kan wel degelijk, wanneer tevredenheid, gezelligheid en liefde er thuis zijn, wanneer broers en zusters graag elkaar een genoegen doen, opgewekt worden feestgevierd. Soms is er meer pret dan waar de schel niet stilstaat van de aangedra gen geschenken. Maar dat neemt de waarheid niet weg dat in deze krin gen bij duizenden worden gevonden de knappe en degelijke huishoudens, waar in de verste verte niet te denken valt aan de verrassingen, de genie tingen en de versnaperingen die bij anderen overvloeien. hire, „Redhillfe" genaamd. Philip Tremaine Bourchier was iemand, die er trotsch op was, dat de temperatuur geen invloed op zijne gelaatskleur hadmaar hij werd nu beurtelings bleek en rood, als andere gewone menschen. Hij had zelden veel kleur in zijn gelaat, maar dit was na doodsbleek. Gedurende geruimen tijd was hij sprakeloos. Toen deed hij een krachtige poging en herstelde zich. zooals het dan ook een man van zijn rang paste. Een zegevierende blik van zijn metgezel deed hem zijne be daardheid herkrijgen, en hij ant woordde met waardigheid Zonder er over te twisten of gii wel of niet het recht hebt dien naam te dragen, raad ik u aan. dat gi; o:n uw eigen bestwil niet moet beproe ven die ongerijmde bewering vol t? houden. Mijnheer Bourchier. zeide de an dere, gij zult ongetwijfeld met de fa milie-aangelegenheden bekend zijn Gij weet wat ik slechts noodig heb. Bourchier boog stijf. Ik heb u slechts te vertellen, dat ik dat o-evonden heb. Het langdurig zoeken van mijn armen ouden vader is vruchteloos geweest ik denk dat hij van vreugde gestorven is. Zijn toehoorder verbleekte opnieuw Waarom komt gij mij dat ver tellen'.' vroeg hij met zonderlinge, schorre stem. Geef een knoeierigen advocaat uwe zaak in handen en laat hem dan zijn gang gaan. Ik verfoei rechtsgeleerden. Ik ben een eenvoudig man, en geloofde niet. aan hetgeen mijn vader zijne rechten noemde. Voor eenigen tijd had ik er geen vertrouwen in. De zaak is bovendien zeer eenvoudig ik heb er geen advocaten bij noodig. Bekijk dit eens, mijnheer Bourchier, gij zijt een ontwikkeld man, gij behoeft ech ter niet veel wetskennis te hebben, om hieruit op te maken, dat ik de eige naar van „Redhills" hen. En dan al wat daar beneden valt, wat tobt om het bestaan en werkloos is, en wat wel voor andere dingen heeft te zorgen en aan andere dingen te denken dan aan Sint Nicolaas- vierenNeen, waarlijk, er is nog plaats te over voor de vraag van goe de harten en vrijgevige beurzen Is er ook iemand vergeten „Er is toch niemand verge ten?"roept een stem om 't hoekje van de kamerdeur. Badend in het licht van een vroolijke feestviering antwoordt het jonge volkje „Verge ten Wij zijn clubbei en dwars be dacht allemaalDe jongen die een gart verwachtte, het meisje dat de i avond in ietwat bedenkelijke stem ming afwachtte om den wille van rle afdwalingen van liet pad der school- deugd in de laatste dagen, het liep met beiden boven verwachting afze juichen in de krachtigste tonen mee. ..Dubbel en dwars bedacht alle maal en enkelen nog wel boven bidden en clenken, verre boven ver dienste.... onthoudt het kinderen! en laat het klinken door uw later le ven als een spoorslag der dankbaar heid en der wederkeerige welwil lendheid. „Dubbel en dwars bedacht!" dat zij de weerklank uit uw omge ving als gijzelven in later jaren de vraag doet hooren: Is er ook éenver geten „Is er ook iemand verge ten Men kan toch niet aan de heele wereld denken Neen en aan de halve even min. Maar èlk heeft zijn go- bied van omgang en verkeer onder zijn medemenschen. En met een weinig nadenken dn wat goeden wil bakent ieder zich gemakkelijk zijn eigen kring af en kipt daarbin nen zijn eigen candidaten uit. Menigeen, dat weet ik wel, moet. dien kring beperken, noodzakelijk, om den wille van zijn beurs. Maar met loome hand trekt hij clen cirkel omtrek nauwer, verzet hij de paal tjes naar binnen, 't Is een werk waar bij zijn ziel in opstand komt en zijn hart bloedt. Hij zou bet geld waard zijn Meer en beter dan die ander ongetwijfeld, wiens middelen hem zouden veroorloven cle grenspalen van zijn weldadigheidsgebied uit te zet ten verre, verre weg, maar die lidver heel dichtbij een hoogen muur trekt ter beveiliging van zijn schatten en van zijn koude hart. Doch den zoo danige laten we aan zijn lot over en gunnen hem zijn overpeinzingen ach ter zijn hoogen muur. Een ieder zie maar toe op zichzelven. Het is zoo gemakkelijk gezegdAls we rijk wa ren.... De weelde wordt alleen door sterke be enen gedragen. „Is er ook iemand verge ten 't Zij we geven, 't zij we. ontvangen, laat ons bedenken dat de waarde van een geschenk zit in het hart. Ge schenken zijn als menschen zij heb ben een lichaam en een ziel. Het lichaam, dat is de kostende prijs. Do ziel, dat is de moeite clie besteed is om het ware geschenk te vinden, de arbeid er aan ten koste gelegd, de op offering, de inspanning, die het aan onze beurs, onze vlijt, onze liefde, waard was. Daarom boog er niet op. dat gij ..niet vergeten" zijt. omdat gij veel sierlijks, kostbaars, prijzigs onder uw feestgeschenken kunt toonen. Want evenmin vergeten, even teer bemind, niet minder hoog geacht, niet minder liefdevol begiftigd is die an der, die geschenken mocht ontvan gen niet zoo aanzienlijk van lichaam, zoo wèl en forsch gebouwd wellicht, maar herbergende een schoone ziel een stuk van het lieve, trouwe, no bele hart des gevers. Ik wensch u en oom nog menig gezond levensjaar met onverzwakte Sint Nicolaas-liefhebberij. M eest over tuigd dat menigmaal hartelijk is ge lachen, dat er uitbundige vreugdekre ten zijn geslaakt van we ge uw onuit puttelijk vernuft in het uitdenken van guitige verrassingen. maar houdt u niet minder verzekerd dat in klei nen en bescheiden kring glimlach jes zijn getooverd om bleek e lippen en blosjes op bloedelooze wangen, dat er stille tranen zijn gevloeid, dat er troostrijke gevoelens zijn gewekt van „er óok bij te hooren", dat er ge dachten van warmen dank zijn uit gegaan naar uw woning, alles ten ge volge van uw onverpoosd vragen I s er ook iemand vergeten? Weest samen in Sint Nicolaas-stem- ming gegroet van uwen getrouwen neef LECTORI SALUTEM. Natuurhistorische Wandelingen. IN EN OM HAARLEM.. XXVI. Naakt en doodseh staan [beemd en bosschen, Winter bulderde in 't [verschiet Richt uwe blikken eens door die boomstammen, en tracht u eens re kenschap te geven van de verschil len. Hier de gladde stam der slanke beuken, wier geel-bruïïie bladeren, naar het schijnt, slechts noode, hun hoog standpunt verlaten; daarnaast de forsclie, krachtige, gevoorde stam der eiken, hier en daar bezet met knobbels, waarop tal van takjes zich ontwikkelden, en dan eindelijk, de derde hier, de linde. Al was het alleen maar aan de knoppen, die herbergen reeds kenmer ken genoeg om met een enkelen blik te zeggen met wien we te doen heb ben. De knoppen, de jonge, korte in eengedrongen takjes, hoe zijn ze voor tuurhistorici zich bezondigen) zijn ze hier aan dit lage hakhout. Recht en krachtig is de hoofdzaak, kort en van 't zelfde uiterlijk de zij takjes. ook hier die verdikkingen, daar waar de bladeren zaten, ook hier de litteekens, ook hier de knop pen. Maar niet afwisselend links en rechtsschijnbaar onregelmatig, maar toch vinden we dat de zesde knop steeds weer hoven de eerste staat, terwijl er tussóhen beide in twee windingen de overige staan op gelijke afstanden. Datzelfde vertoo- nen de knopschubben, die hier in groot aantal aanwezig zijn. Verschil len dus voorloopig genoeg. We wil len de volgende maal nog eens een den winter beschut? Zie. hier aan hu,, wintêrteUet dien langhangenden tak van de linde kunnen we ze eens op ons gemak be schouwen. Hé, hoe aardig is de schors aan dit jonge tókje getintgroen, rose, rood, wat ai kleurspelingen, die we niet verwachtten. Zigzagsgewijze buigt het zich heen en weer, om op de keerpunten van die lijn een wei nig te verdikken, een aanzwelling tot zitplaats van een knop, nu links, dan rechts. En beneden dien knop, het litteeken van het afgevallen blad. Die knop blijkt bedekt' met een paar knopschubben, en wel een groo- te en een kleine, ook al afwisselend geplaatst, een kenmerk, dat er ons als 't ware toe léidt, te vermoeden, dat de natuur, over slechts een klein aanschouwen, ze zijn gemakkelijker te herkennen, dan men wel meent. J .STURING. KUNSTPRAATJE XIII. allerlei. Terwijl hij sprak haalde hij uit zij ne portefeuille een lang. smal pa pier te voorschijn, en overhandigde hei mijnheer Bourchier. Zijn gevoel van waardigheid kon den aanzienlijken man niet belette!1, dat zijne hand trilde, toen hij op staande. het papier bij het licht hield en het langzaam ontcijferde. Zijne lippen bewogen zich krampach tig, en als hij niet bijtijds ontdekt had, dat het document slechts een- copie was, zou hij het in stukken gescheurd hebben. Hij herlas het, gaf het toen aan den eigenaar terug, en ging weer zitten, zonder een woord te spreken. Zijn metgezel bleef in afwachting. Hij sloeg mijnheer Bourchier meteen nieuwsgierigen maar niet onvriende- lijken blik gade. Mijnheer Bourchier scheen zich niet te haasten met een antwoord te ge ven. Hij peinsde over verscheidene za ken en hoe zijn gedachten ook waren, zijne koele, blauwe oogen hadden een zonderlinge uitdrukking. Zijne rech terhand bevond zich in den zak van zijne overjas. De zich noemende John Bourchier had dikwijls in gevaarlijke omstan digheden verkeerd, maar hij vermoed de dat. oogenblik volstrekt niet, wat hem hoven het hoofd hing. Hij dacht er geen oogenblik aan. dat zijn met gezel het voor en liet tegen overwoog, en bij zichzelf poogde te beslissen, rif het gewelddadig inbreken van een grof gekleed man in een eerste klas wagen eene wanhopige daad zou rechtvaardigen. Mijnheer Bourchier meende, dat het wel zou gaan. maar de tijd verliep. Zijne vingers bewo gen zich onrustig in zijn zak. Dan was er nog iets anders, dat hij wilde weten, alvorens te handelen. De vraag die hij wilde doen, zweefde hem reeds op de lippen, toen de afnemende snel heid fan den trein hem zeide dat het te laat was. 't Is waar, voor den oppervlakkigen beschouwer heeft het er veel van weg, alsof cle gansohe plantenwereld 'heeft opgehouden te leven, alsof gelijk de dichter meent, velden en bosschen naakt en doodseh zijn, maar toch, ge loof ik, dat men bij een meer aan dachtige beschouwing en wel bij een beschouwing meer van de details, tot een andere gevolgtrekking komt. Kom, de wegen zijn genoeg opgedroogd, en zoo dreigend laat de lucht zich niet aanzien, volg me nog maar eens. Zie, hier zijn we aan de Span- jaardslaan. Wat zit er thans een doorzicht in, nu al clie belemmeren de bladeren zijn neergevallen en aan de verrotting zijn prijsgegeven. We weten het nog van dezen zomer, dat het linden zijn, anders zouden we re thans zeker niet herkennen. En waar om niet? Is een boom dan alleen aan zijne bladeren te herkennen. Heeft moeder natuur hare kinderen zoo schraal bedeeld, en zoo naar één model geschapen, datMaar we weten wel beter. Rijkdom aan vor men. rijkdom aan onderscheidings middelen, is juist een van de groot- sche kenmerken der natuur. Van het kleine zaadje af. opgeborgen in een eigen vruchtomhulsel, tot den groo- ten boom, heeft de natuur in alle onderdeelen haren kinderen datgene geschonken, wat voor hen het meest geschikt was. Hij klemde de tanden op elkaar, i haalde zijne hand uit zijn jaszak en begon zijne reisdeken op t.e vouwen. Wij zijn te Brackley, zeide hij koelbloedig. Hier stap ik er uit. Mijnheer Bourchier, zeide zijn reisgenoot op ernstigen toon, morgen ziet gij mij weer en zullen wij ver der over de zaak spreken. Ik zie er het nut niet van in. Ik behoof niet onvriendelijk tc zijn, als ik dat kan verhinderen, mijn heer. Een glimlach speelde on! de lippen van mijnheer Bourchier. Iemand die u uw huis on goed komt ontnemen is zelden een vriend. De trein stond bijna reeds stil. Mijnheer Bourchier stond op niet eene zonderlinge uitdrukking in zijne oogen en hij zeide met onvaste stem - Ik zal u afwachten. Kom wat vroeg. Waar zult gij overnachten - Ik wilde naar Longmere gaan. Gij doodt beter met naar Redton te gaan. Dat is dicht bij mijn land goed. Er is daar een goed logement. Hoe ver is dat hier vandaan Ongeveer zes mijlen; als gij het- wilt zal ik u er laten heenrijden. Nu, zeer gaarne! Dat noem ïkj vriendelijk. Ik denk wel, dat alles; terecht zal komen, mijnheer Bour chier om zijn goeden wil te too nen. strekte de spreker zijne breedc hand uit. Philip Bourchier plaatste er zijne vingertoppen in, maar trok ze haas tig terug, daar een spoorwegbeambte het portier opende en boog. toen doj •groote man uitsteeg Zijn medereiziger volgde. Ik ben in de verkeerde coupé j gestapt, zeide hij, in antwoord op den j vragenden blik. hier is eene shilling, gij kunt de rest houden. Vervolgens zocht hij zijn handkof fertje. Een sierlijk uitgedoste groom Over Kunstpraatje XIII1 Het ongeluks getal En ik maak van die bijzon derheid gebruik den lezers verlof te Vragen allerlei ongelukken, die 'k met 't dozijn vorigen gehad heb, te (mogen herstellen, ten minste, dit te aantal organen beschikkende, den» &Cch'™.bral in ton laatste» vervormt, verandert waar zij ae noo- j van a|]er,ei chg lieeft. Zoo hier die knopschubben mij a]s hoogstbevoegd beschouwden 't Zijn bladen, en anders niet. Willen 0p- en aanmerkingen omtrent mijn we 't bewijs, dan zullen we ons thans J'werk gehoord.' De opinies omtrent tevreden moeten stellen met de plaat- J 'mijn werk verschillen veel. hetgeen sing. Als straks in 't voorjaar de *nij groot genoegen doet, ik krijg de knoppen worden ontplooid, zullen we i 'm^st vleiende opmerkingen, dit doet gelegenheid hebben bij tal van boo- i ^[.]0^10flk,1^önoegeB' ?anst d.e meeat men overgangen tusschen knopschub- j ben en bladeren op te sporen Eemgs- hiij fweinig pleziert, is, dat 'ie de zins plat en naar buiten uitstaande I laatst© soort te vaak door derden geven ze ons nu reeds een beeld van hoorEn nu wilde ik gaarne eens cle toekomstige tak met zijtakken, j 'deze week ai die gezegden bespro- Kijk. de wind schijnt zoo waar ons kenik moet daarbij helaas te vaak plan reeds lang geraden te hebben, persoonlijk worden, daar de aanval- althans hij heeft hier een tak neer- len dikwijls mijn persoon betroffen, gesmakt van dien hoogen beuk Hoc SnTan™ t gZX* Wa' geheel anders is alles hier. De afzon- M (Jadelijk na d#nto derlijke geledingen der takken zijn hoorde ik, dat er geen geregelde ge- slanker. maar toch ook hier aan- 'dachtengang in liep, dat 'k mij wel vast zou praten, enz. Ik kan dit niet weerspreken, dan met 't werk zelf De algemeene roep van mijn kon- nissen was dan voornamelijk, dat'k h'id<|l te jong wasJa, ik kan er Lang, dun en spits "el—zijn Z meld* ze bekleed met tal van gele schubben, artisten, die 'k daórom niet becriti- die elk voor zich spitser zijn, of- seeren mag. Maar ik vinei critieM schoon de algemeene bootvorm ook iets individueels, en de quaestie is of hier te zien is. Voorwaar verschil ge- men gelijk heeft of niet. on niet of zwollingen, toch ook hier zigzagsge wijze van links naar rechts gebogen, toch ook hier bij iedere verdikking, bij iedereu knoop, een knopmaar hoe verschillend van die bij de linde. noeg. Snijden we met een scherp mes zoo'n knop dwars door, dan zien we hoe bij een aandachtige beschouwing onder een loupe, alles daarbinnen '"v. -'uu VÜIICJC. gtv lil netjes geplooid, gevouwen is, en mj nog wat teekenen. hoor. je bent alle boomen weer op duizenderlei wij- veel te jong, je hebt nog te weinig 1.^.. ze. Hoe geheel anders zijn de knop- j nen zien. je bent niet geleerd genoeg, pen van den eik. Hoe geheel anders je hebt d u s ongelijkmaar 't zal men te jong is om gelijk te hebben. Als een jongen van veertien jaar op mijn atelier komt en hij maakt een rake aanmerking, dan zal 'k toch •niet zeggen Nou ventje, ga maar hoor, "je bent nog nog té weinig kun de takken. Gemakkelijk waar te ne men, zonder ook maar iets te schen den (waaraan zoo tal van natuur- a' i wvs.- „iconiiiir tv?ftudo-na- dat men meent, dat ik mij ver onderzoekers of eigenlijk pseudona bee,d dafc de opinie d{e yeJrkon eerder trachten in mijzelf to overleg gen of misschien het ongelijk 1 aan mijne zijde is. Trouwens, ik merk al- wachtte met paard en rijtuig mijn heer Bourchier aan het station af. Als zij "s avonds reden zat de groom gewoonlijk naast zijn meester, want dan liep het rijtuig sneller. Ga maar achterop zitten, Willi am, zeide mijnheer Bourchier. 1 c heb beloofd hem naar Redton te rij den. voegde hij er bij, ofschoon hij gewoonlijk geen verklaringen gaf van zijne bevelen. De vreemdeling trad naderbij. Gij kunt meegaan, zeide mijn heer Bourchier, met dien toon in zijn stem, welke sommige menschen aan nemen. als zij tot hunne minderen spreken. i De man gehoorzaamde William, cle rijknecht, vierde de teugels en het rij tuig rolde vlug voort over den weg, den weg naar Redton. De lampen van het rijtuig brandden, want ui- schoon de maan scheen, was het op sommige plaatsen zeer duister. HOOFDSTUK II. Van uit twee oogpunten bekeken. De zes mijlen lange weg tusschen, Brackley en Redton is zeer schilder-1 achiig, maar op de helling zeer las-| tig. Als gij er langs rijdt, en nu en j dan op een van de hoogste punten j stil houdt, dan bestormen u tweeër lei gewaarwordingen bewondering voor het. schoone gezicht" op West- hire en medelijden met uw paard. Dat arme dier. met oogkleppen voorzien, i is niet in staat uwe bewondering Ie deelen. en hoopt slechts dat uw mede lijden hem den tijd zal schenken, weer op adem te komen. Het is een vreeselijke weg. nauwe lijks hebt gij van af Brackley een eindje gereden, of het op- en neer gaan begint. Als gij niet van een heu vel afdaalt, dan bestijgt gij er een. en de moeilijkste heuvel is zoowat halverwege en heet de Steepsides, maai- is bij hen. die hem beklommen hebben, meer bekend onder den naam van den ..Blaasbalg", een eigenaardi- I gen naam. die geen verklaring be- hoeft. Men daalt langs een heuvel af, Litt- lesteep geheeten. alvorens men aan Steepsides komt, dan loopt de weg een tijd lang langs den voet van den heuvel en rijst langzaam, totdat hij vermoeid van de trage vordering, om een scherpen hoek «Iraait. en overgaat in een rechten weg. welks bestemming het is. aan den anderen kant van Steepsides even snel weer naar beneden te dalen als hij naar boven ging. Als gij nu in staat zijt. u zulke landschappen voor den geest te roe pen, en als mijne woorden goed geko zen zijn. zult gij waarnemen, dat de scherpe hoek. waar de weg steil be gint te worden, het toppunt is van een reusaehtigen driehoek, waarvan Steepsides het vlak voorstelt, de ha- sis eene lijn is. die van den voet van Littlesteep naar het hoogste punt van den weg over den vorigen heuvel, is getrokken. Zelfs een ezel weet. wel, dat twee zijden van een driehoek samen groo- ter zijn. dan de derde. Daar de be woners in Westshire geen ezels zijn, was er sinds onheuchelijken tijd een voetpad in een zig-zag vorm aange legd. zoodat als een voetganger er langs liep. hij bijna een mijl kon uit winnen daarom liepen de meeste menschen bepeden de zestig jaar. en wier longen in orde waren, langs dat pad. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 7