BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
f 1.20 PER 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
ZATERDAG 3 DECEMBER 1904.
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIÈN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
ZONDAGSBRIEVEN.
IS ER NOG IEMAND VERGETEN
Mijn aller lieftste tante
In deze dagen van Sint Nicolaas-
voorbereiding is het mij onmogelijk
uw beeld uit mijn gedachten te ver
dringen. Wie is er drukker doende,
vol zorgen, vol arbeids, vol hartelijk
heid. dan gij Hoe menigmaal was
ik er getuige van in vroeger jaren,
hoe vaak heb ik uwe gezellige be
moeienissen gezien, met eigen oogen
gevolgd, in de weken die aan denöden
Dec. voorafgingen En ik weet dat in
deze uwe gewoonte, zooals in zoovele
andere, geen verandering gekomen is.
Dat buigt liet oude hoofd over
„fraaie" handwerken en niet minder
over „nuttige": dat maakt sierlijken
poppentooi en vult matrasjes Voor
miniatuurwiegjes dat zit omringd
van warme kleedingstukken on bij
dragen voor de linnenkast, van bloe-
menpapier en stempelbandjes,
snoezige voorwerpjes van weelde
versieringdat knipt en plakt en
maakt Sint Nicolaas-vacrzcn en ver
zint. oolijke verrassingen dat verza
melt. met benijdbare nauwgezetheid
pakpapier, boutwol, mandjes, doozen
(wanneer zijt u al begonnen beslag te
leggen op oom's leege sigarenkistjes?);
dat gaat de straat op. soms bij regen
en ontij -- de dagen vóór 't feest be
ginnen in te korten - en loopt winkel
in, winkel uit, snuffelend met bewon
derenswaardig geduld naar bet een en
naar het ander, om toch maar zoo
veel mogelijk te voldoen aan de vu
rige wenschen van hot u toegezonden
verlanglijstje. En dat komt thuis met
een pakje in de hand en een rolletje
in den zak ea een kleinigheid nog
hier of claar in uw kleedij gestoken.
enmet den schrik, ten slotte, dat
ge nu waarlijk nog vergeten hebt
„waar 't eigenlijk het meest om te
doen was", zoodat als oom al
thans dit. zaakje niet kan in orde
brengen - gij vóór de thee noodza
kelijk nog „even er op uit moet't is
dicht in do buurt".
En ik ken de woorden die u spelen
door het brein, de woorden tot oom
herhaald en uwen trouwen dienstbo
den als tijdverpoozend raadselspel
opgegeven woorden die uw leuze in
houden in deze dagen: „Nu heb ik
toe h n i e m and vergete n De
ceel is lang, langer dan uw wasch-
lijst. Zij ligt nog voor allerlei varia
ties open. maar de hoofdzaken staan
vast. Oom kent de lijst reeds van bui
ten. heeft trouwens zijn krachtig aan
deel gehad in haar samenstelling.
Maar de vraag: „Is ei- nog iemand
vergeten rust niet. En het antwoord
luidt telkens weer „Ziet eens aan nu
zou heusch rn'n oude Jans, nu zou
zoowaar die kleine prul van mevrouw
B. er bij ingeschoten zijn Vergete:
grootheden en kleinheden duiken
voortdurend op. En terwijl ge uw
zakboekje uithaalt en noteert, hoor
ik u met vriendelijke lachstem zeg
gen Maar er komt eindelijk eens 'n
eind
Ik vrees, lieve tante, dat het eind
niet. komt vóór de Sint Nicolaas-
avond daar is.
U zelf vindt dit alles heel natuur
lijk. Het spreekt als een boek, dat het
zóo moet toegaan. ..Ik kan het ge
lukkig doen en ik heb er den tijd
voor en ik heb er zin in", ziedaar
j van ouds uw verklaring. Nu, tijd.
j geld en zin. zijn zaken van belang,
i een drieheid waarmee men bergen
j verzet. En toch behoort er nog wal
hij om het te doen zooals het doet.
Vergun mij dat ik het neerschrijf, het
is mij een behoefte. Een ander zou
verdacht kunnen worden u vleiende
I complimentjes te maken, te sollicitee-
ren om onder de gegadigden te wor
den opgenomen. Voor compli-
menteusigheid is op onzen wederzij d-
i schen leeftijd, terwijl we elkaar ken-
ncn van haver tot gort. de tijd voor
bij. En te solliciteeren behoef ik niet;
mijn cadeau ligt bij u klaar, zoo
vast als twee maal twee vier is. Want
ik behoor onder uwe Sinterklaas-be
deelden sedert jaar en dag. evenals
omgekeerd mijn oude lieve tante tot
de mijne behoort en van mijn lijstje
eerst d a n verdwijnen zal. als ik haar
op aarde niet meer bezitten mag. Het.
is mij een genot, tegen ieder Sint
Nicolaasfeest opnieuw, mijn oogen
den kost te geven om een kleinigheid
te vinden die u wellicht dienen, uw
oog verblijden, uw smaak streelen
kan.
Voor vleitaal is dus geen plaats. Hei
is de waarheid. Bij tijd en geld en
zin hoort nog een „ik-en-weet-niet-
jwat", dat eerst de kroon zet op 't
I gebouw. Hoe eigenlijk dit verborgen
cïing heet. dat is het geheim van uw
vriendelijk hart, van uw fijn meê-
gevoel en uw waarlijk dienende lief
de. Deze eigenschappen zijn 't die u
'doen vragen ..Is er nog iemand ver
geten die een gelukkig oogenblik
u bezorgen telkenmale, wanneer die
„vergeten" maag, buur of vriend nog
een plaatsje kan vinden op uw lijst.
F0«ll!eJ®a.
De Misdaad in de Familie
Uit het Engelseh
door
HUGH CONWAY.
HOOFDSTUK I.
Op en neer.
2)
Mijnheer Bourchier, zeide hij
op vastberaden toon, en met een ernst
die zijn toehoorder verbaasde. Mijn
heer Bourchier, ik heb aan het laat
ste station gehoord, wie gij waart.
Ik heb ii liooren zeggen, dat gij mor
gen weer zoudt vertrekken. Ik heb
verscheidene mijlen afgelegd om u
over eene belangrijke zaak te spre
ken.
Dat moet inderdaad eene belang
rijke zaak zijn. als gij uw leven in
de waagschaal stelt om een onder
houd te kunnen hebben, zeide Bour
chier. sarcastisch.
- Zij is zeer belangrijk. Zal ik u
eerst vertellen, hoe ik heet
- Dat is niet noodzakelijk. Als som
mige menschen zoo dwaas handelen
als pij. dan moeten zij zich voor het'
openbaar gezag rechtvaardigen. Ik'
zal uw naam later wel hooren.
Het bloed steeg den vreemdeling;
tiaar liet gelaat, een scherp antwoord
lag op zijne tong, maar hij hield zich
in. en zijne stem was bijna even
kalm als van zijn sarcastisclien over
buurman.
- Als gij mij twaalf maanden ge-
loden naar mijn naam gevraagd had.
zou ik u gezegd hebben, dat. ik er
geen bezat. Nu is mijn naam John
[Bourchier. en ik ben de rechtmatige
eigenaar van een landgoed in West-
Is er ook iemand vergeten?
Die vraag, beste, tante, zoudt u in al
ler hart wenschen. Want, zeker, tal
loos veilen worden blijd gemaakt op
den feestavond dat is een heerlijke
gedachte. Ons hart klopt met de kin
doren, de behoeftigen, de ouden
dagen, die een goeden Sinterklaas
avond hebben. Met allen klopt het,
aanzienlijken en geringen, vroolijke
jongens en mdisjes en opgewekte be
jaarden, die pleizier hebben in hun
pakjes, en den goeden Sint hun dank
hebben te brengen. Maar, wij weten
het.... meerderen blijven er over,
die van de weldaden en de vriende
lijkheden van den Heilige bitter wei
nig bemerken. Er zijn menschen, die
zich zoo iets moeilijk kunnen voorstel
len, die leven in hun welgestelden
kring en gansch de wereld naai- de
zen schijnen af te meten. Bij jonge
lieden zonder nadenken, bij rijke-lui's
kindertjes, die nooit verder hebben
kunnen kijken dan hun neusjes lang
zijn, is zulk een naïeveteit te plaat
sen. Wie wat meer levenservaring
heeft, weet beter. Er behoeft nog geen
armoe te zijn, geen behoeftigheid of
nood, om toch een omgeving te schep
pen waarin de Sint Nicolaasge
sc.lionkjes noodwendig een allerbe-
scheidenst karakter hebben te dragen.
In zulk een kring kan wel degelijk,
wanneer tevredenheid, gezelligheid en
liefde er thuis zijn, wanneer broers
en zusters graag elkaar een genoegen
doen, opgewekt worden feestgevierd.
Soms is er meer pret dan waar de
schel niet stilstaat van de aangedra
gen geschenken. Maar dat neemt de
waarheid niet weg dat in deze krin
gen bij duizenden worden gevonden
de knappe en degelijke huishoudens,
waar in de verste verte niet te denken
valt aan de verrassingen, de genie
tingen en de versnaperingen die bij
anderen overvloeien.
hire, „Redhillfe" genaamd.
Philip Tremaine Bourchier was
iemand, die er trotsch op was, dat de
temperatuur geen invloed op zijne
gelaatskleur hadmaar hij werd nu
beurtelings bleek en rood, als andere
gewone menschen. Hij had zelden veel
kleur in zijn gelaat, maar dit was na
doodsbleek. Gedurende geruimen tijd
was hij sprakeloos. Toen deed hij een
krachtige poging en herstelde zich.
zooals het dan ook een man van zijn
rang paste. Een zegevierende blik van
zijn metgezel deed hem zijne be
daardheid herkrijgen, en hij ant
woordde met waardigheid
Zonder er over te twisten of gii
wel of niet het recht hebt dien naam
te dragen, raad ik u aan. dat gi; o:n
uw eigen bestwil niet moet beproe
ven die ongerijmde bewering vol t?
houden.
Mijnheer Bourchier. zeide de an
dere, gij zult ongetwijfeld met de fa
milie-aangelegenheden bekend zijn
Gij weet wat ik slechts noodig heb.
Bourchier boog stijf.
Ik heb u slechts te vertellen, dat
ik dat o-evonden heb. Het langdurig
zoeken van mijn armen ouden vader
is vruchteloos geweest ik denk dat
hij van vreugde gestorven is.
Zijn toehoorder verbleekte opnieuw
Waarom komt gij mij dat ver
tellen'.' vroeg hij met zonderlinge,
schorre stem. Geef een knoeierigen
advocaat uwe zaak in handen en laat
hem dan zijn gang gaan.
Ik verfoei rechtsgeleerden. Ik
ben een eenvoudig man, en geloofde
niet. aan hetgeen mijn vader zijne
rechten noemde. Voor eenigen tijd
had ik er geen vertrouwen in. De zaak
is bovendien zeer eenvoudig ik heb
er geen advocaten bij noodig. Bekijk
dit eens, mijnheer Bourchier, gij zijt
een ontwikkeld man, gij behoeft ech
ter niet veel wetskennis te hebben, om
hieruit op te maken, dat ik de eige
naar van „Redhills" hen.
En dan al wat daar beneden valt,
wat tobt om het bestaan en werkloos
is, en wat wel voor andere dingen
heeft te zorgen en aan andere dingen
te denken dan aan Sint Nicolaas-
vierenNeen, waarlijk, er is nog
plaats te over voor de vraag van goe
de harten en vrijgevige beurzen Is
er ook iemand vergeten
„Er is toch niemand verge
ten?"roept een stem om 't hoekje
van de kamerdeur. Badend in het
licht van een vroolijke feestviering
antwoordt het jonge volkje „Verge
ten Wij zijn clubbei en dwars be
dacht allemaalDe jongen die een
gart verwachtte, het meisje dat de i
avond in ietwat bedenkelijke stem
ming afwachtte om den wille van rle
afdwalingen van liet pad der school-
deugd in de laatste dagen, het liep
met beiden boven verwachting afze
juichen in de krachtigste tonen mee.
..Dubbel en dwars bedacht alle
maal en enkelen nog wel boven
bidden en clenken, verre boven ver
dienste.... onthoudt het kinderen! en
laat het klinken door uw later le
ven als een spoorslag der dankbaar
heid en der wederkeerige welwil
lendheid. „Dubbel en dwars bedacht!"
dat zij de weerklank uit uw omge
ving als gijzelven in later jaren de
vraag doet hooren: Is er ook éenver
geten
„Is er ook iemand verge
ten
Men kan toch niet aan de heele
wereld denken
Neen en aan de halve even
min. Maar èlk heeft zijn go-
bied van omgang en verkeer
onder zijn medemenschen. En met
een weinig nadenken dn wat goeden
wil bakent ieder zich gemakkelijk
zijn eigen kring af en kipt daarbin
nen zijn eigen candidaten uit.
Menigeen, dat weet ik wel, moet.
dien kring beperken, noodzakelijk,
om den wille van zijn beurs. Maar
met loome hand trekt hij clen cirkel
omtrek nauwer, verzet hij de paal
tjes naar binnen, 't Is een werk waar
bij zijn ziel in opstand komt en zijn
hart bloedt. Hij zou bet geld waard
zijn Meer en beter dan die ander
ongetwijfeld, wiens middelen hem
zouden veroorloven cle grenspalen van
zijn weldadigheidsgebied uit te zet
ten verre, verre weg, maar die lidver
heel dichtbij een hoogen muur
trekt ter beveiliging van zijn schatten
en van zijn koude hart. Doch den zoo
danige laten we aan zijn lot over en
gunnen hem zijn overpeinzingen ach
ter zijn hoogen muur. Een ieder zie
maar toe op zichzelven. Het is zoo
gemakkelijk gezegdAls we rijk wa
ren.... De weelde wordt alleen door
sterke be enen gedragen.
„Is er ook iemand verge
ten
't Zij we geven, 't zij we. ontvangen,
laat ons bedenken dat de waarde
van een geschenk zit in het hart. Ge
schenken zijn als menschen zij heb
ben een lichaam en een ziel. Het
lichaam, dat is de kostende prijs. Do
ziel, dat is de moeite clie besteed is
om het ware geschenk te vinden, de
arbeid er aan ten koste gelegd, de op
offering, de inspanning, die het aan
onze beurs, onze vlijt, onze liefde,
waard was.
Daarom boog er niet op. dat gij
..niet vergeten" zijt. omdat gij veel
sierlijks, kostbaars, prijzigs onder
uw feestgeschenken kunt toonen.
Want evenmin vergeten, even teer
bemind, niet minder hoog geacht, niet
minder liefdevol begiftigd is die an
der, die geschenken mocht ontvan
gen niet zoo aanzienlijk van lichaam,
zoo wèl en forsch gebouwd wellicht,
maar herbergende een schoone ziel
een stuk van het lieve, trouwe, no
bele hart des gevers.
Ik wensch u en oom nog menig
gezond levensjaar met onverzwakte
Sint Nicolaas-liefhebberij. M eest over
tuigd dat menigmaal hartelijk is ge
lachen, dat er uitbundige vreugdekre
ten zijn geslaakt van we ge uw onuit
puttelijk vernuft in het uitdenken van
guitige verrassingen. maar houdt
u niet minder verzekerd dat in klei
nen en bescheiden kring glimlach
jes zijn getooverd om bleek e lippen
en blosjes op bloedelooze wangen, dat
er stille tranen zijn gevloeid, dat er
troostrijke gevoelens zijn gewekt
van „er óok bij te hooren", dat er ge
dachten van warmen dank zijn uit
gegaan naar uw woning, alles ten ge
volge van uw onverpoosd vragen I s
er ook iemand vergeten?
Weest samen in Sint Nicolaas-stem-
ming gegroet van
uwen getrouwen neef
LECTORI SALUTEM.
Natuurhistorische
Wandelingen.
IN EN OM HAARLEM..
XXVI.
Naakt en doodseh staan
[beemd en bosschen,
Winter bulderde in 't
[verschiet
Richt uwe blikken eens door die
boomstammen, en tracht u eens re
kenschap te geven van de verschil
len. Hier de gladde stam der slanke
beuken, wier geel-bruïïie bladeren,
naar het schijnt, slechts noode, hun
hoog standpunt verlaten; daarnaast
de forsclie, krachtige, gevoorde stam
der eiken, hier en daar bezet met
knobbels, waarop tal van takjes zich
ontwikkelden, en dan eindelijk, de
derde hier, de linde.
Al was het alleen maar aan de
knoppen, die herbergen reeds kenmer
ken genoeg om met een enkelen blik
te zeggen met wien we te doen heb
ben. De knoppen, de jonge, korte in
eengedrongen takjes, hoe zijn ze voor
tuurhistorici zich bezondigen)
zijn ze hier aan dit lage hakhout.
Recht en krachtig is de hoofdzaak,
kort en van 't zelfde uiterlijk de zij
takjes. ook hier die verdikkingen,
daar waar de bladeren zaten, ook
hier de litteekens, ook hier de knop
pen. Maar niet afwisselend links en
rechtsschijnbaar onregelmatig,
maar toch vinden we dat de zesde
knop steeds weer hoven de eerste
staat, terwijl er tussóhen beide in
twee windingen de overige staan op
gelijke afstanden. Datzelfde vertoo-
nen de knopschubben, die hier in
groot aantal aanwezig zijn. Verschil
len dus voorloopig genoeg. We wil
len de volgende maal nog eens een
den winter beschut? Zie. hier aan hu,, wintêrteUet
dien langhangenden tak van de linde
kunnen we ze eens op ons gemak be
schouwen. Hé, hoe aardig is de schors
aan dit jonge tókje getintgroen,
rose, rood, wat ai kleurspelingen, die
we niet verwachtten. Zigzagsgewijze
buigt het zich heen en weer, om op
de keerpunten van die lijn een wei
nig te verdikken, een aanzwelling tot
zitplaats van een knop, nu links, dan
rechts. En beneden dien knop, het
litteeken van het afgevallen blad.
Die knop blijkt bedekt' met een
paar knopschubben, en wel een groo-
te en een kleine, ook al afwisselend
geplaatst, een kenmerk, dat er ons
als 't ware toe léidt, te vermoeden,
dat de natuur, over slechts een klein
aanschouwen, ze zijn gemakkelijker
te herkennen, dan men wel meent.
J .STURING.
KUNSTPRAATJE
XIII.
allerlei.
Terwijl hij sprak haalde hij uit zij
ne portefeuille een lang. smal pa
pier te voorschijn, en overhandigde
hei mijnheer Bourchier.
Zijn gevoel van waardigheid kon
den aanzienlijken man niet belette!1,
dat zijne hand trilde, toen hij op
staande. het papier bij het licht
hield en het langzaam ontcijferde.
Zijne lippen bewogen zich krampach
tig, en als hij niet bijtijds ontdekt
had, dat het document slechts een-
copie was, zou hij het in stukken
gescheurd hebben. Hij herlas het, gaf
het toen aan den eigenaar terug, en
ging weer zitten, zonder een woord te
spreken.
Zijn metgezel bleef in afwachting.
Hij sloeg mijnheer Bourchier meteen
nieuwsgierigen maar niet onvriende-
lijken blik gade.
Mijnheer Bourchier scheen zich niet
te haasten met een antwoord te ge
ven. Hij peinsde over verscheidene za
ken en hoe zijn gedachten ook waren,
zijne koele, blauwe oogen hadden een
zonderlinge uitdrukking. Zijne rech
terhand bevond zich in den zak van
zijne overjas.
De zich noemende John Bourchier
had dikwijls in gevaarlijke omstan
digheden verkeerd, maar hij vermoed
de dat. oogenblik volstrekt niet, wat
hem hoven het hoofd hing. Hij dacht
er geen oogenblik aan. dat zijn met
gezel het voor en liet tegen overwoog,
en bij zichzelf poogde te beslissen, rif
het gewelddadig inbreken van een
grof gekleed man in een eerste klas
wagen eene wanhopige daad zou
rechtvaardigen. Mijnheer Bourchier
meende, dat het wel zou gaan. maar
de tijd verliep. Zijne vingers bewo
gen zich onrustig in zijn zak. Dan
was er nog iets anders, dat hij wilde
weten, alvorens te handelen. De vraag
die hij wilde doen, zweefde hem reeds
op de lippen, toen de afnemende snel
heid fan den trein hem zeide dat het
te laat was.
't Is waar, voor den oppervlakkigen
beschouwer heeft het er veel van weg,
alsof cle gansohe plantenwereld 'heeft
opgehouden te leven, alsof gelijk de
dichter meent, velden en bosschen
naakt en doodseh zijn, maar toch, ge
loof ik, dat men bij een meer aan
dachtige beschouwing en wel bij een
beschouwing meer van de details, tot
een andere gevolgtrekking komt. Kom,
de wegen zijn genoeg opgedroogd, en
zoo dreigend laat de lucht zich niet
aanzien, volg me nog maar eens.
Zie, hier zijn we aan de Span-
jaardslaan. Wat zit er thans een
doorzicht in, nu al clie belemmeren
de bladeren zijn neergevallen en aan
de verrotting zijn prijsgegeven. We
weten het nog van dezen zomer, dat
het linden zijn, anders zouden we re
thans zeker niet herkennen. En waar
om niet? Is een boom dan alleen
aan zijne bladeren te herkennen.
Heeft moeder natuur hare kinderen
zoo schraal bedeeld, en zoo naar één
model geschapen, datMaar we
weten wel beter. Rijkdom aan vor
men. rijkdom aan onderscheidings
middelen, is juist een van de groot-
sche kenmerken der natuur. Van het
kleine zaadje af. opgeborgen in een
eigen vruchtomhulsel, tot den groo-
ten boom, heeft de natuur in alle
onderdeelen haren kinderen datgene
geschonken, wat voor hen het meest
geschikt was.
Hij klemde de tanden op elkaar, i
haalde zijne hand uit zijn jaszak en
begon zijne reisdeken op t.e vouwen.
Wij zijn te Brackley, zeide hij
koelbloedig. Hier stap ik er uit.
Mijnheer Bourchier, zeide zijn
reisgenoot op ernstigen toon, morgen
ziet gij mij weer en zullen wij ver
der over de zaak spreken.
Ik zie er het nut niet van in.
Ik behoof niet onvriendelijk tc
zijn, als ik dat kan verhinderen, mijn
heer.
Een glimlach speelde on! de lippen
van mijnheer Bourchier.
Iemand die u uw huis on goed
komt ontnemen is zelden een vriend.
De trein stond bijna reeds stil.
Mijnheer Bourchier stond op niet
eene zonderlinge uitdrukking in zijne
oogen en hij zeide met onvaste
stem
- Ik zal u afwachten. Kom wat
vroeg. Waar zult gij overnachten
- Ik wilde naar Longmere gaan.
Gij doodt beter met naar Redton
te gaan. Dat is dicht bij mijn land
goed. Er is daar een goed logement.
Hoe ver is dat hier vandaan
Ongeveer zes mijlen; als gij het-
wilt zal ik u er laten heenrijden.
Nu, zeer gaarne! Dat noem ïkj
vriendelijk. Ik denk wel, dat alles;
terecht zal komen, mijnheer Bour
chier om zijn goeden wil te too
nen. strekte de spreker zijne breedc
hand uit.
Philip Bourchier plaatste er zijne
vingertoppen in, maar trok ze haas
tig terug, daar een spoorwegbeambte
het portier opende en boog. toen doj
•groote man uitsteeg
Zijn medereiziger volgde.
Ik ben in de verkeerde coupé j
gestapt, zeide hij, in antwoord op den j
vragenden blik. hier is eene shilling,
gij kunt de rest houden.
Vervolgens zocht hij zijn handkof
fertje.
Een sierlijk uitgedoste groom
Over
Kunstpraatje XIII1 Het ongeluks
getal En ik maak van die bijzon
derheid gebruik den lezers verlof te
Vragen allerlei ongelukken, die 'k
met 't dozijn vorigen gehad heb, te
(mogen herstellen, ten minste, dit te
aantal organen beschikkende, den» &Cch'™.bral in ton laatste»
vervormt, verandert waar zij ae noo- j van a|]er,ei
chg lieeft. Zoo hier die knopschubben mij a]s hoogstbevoegd beschouwden
't Zijn bladen, en anders niet. Willen 0p- en aanmerkingen omtrent mijn
we 't bewijs, dan zullen we ons thans J'werk gehoord.' De opinies omtrent
tevreden moeten stellen met de plaat- J 'mijn werk verschillen veel. hetgeen
sing. Als straks in 't voorjaar de *nij groot genoegen doet, ik krijg de
knoppen worden ontplooid, zullen we i 'm^st vleiende opmerkingen, dit doet
gelegenheid hebben bij tal van boo- i ^[.]0^10flk,1^önoegeB' ?anst d.e meeat
men overgangen tusschen knopschub- j
ben en bladeren op te sporen Eemgs- hiij fweinig pleziert, is, dat 'ie de
zins plat en naar buiten uitstaande I laatst© soort te vaak door derden
geven ze ons nu reeds een beeld van hoorEn nu wilde ik gaarne eens
cle toekomstige tak met zijtakken, j 'deze week ai die gezegden bespro-
Kijk. de wind schijnt zoo waar ons kenik moet daarbij helaas te vaak
plan reeds lang geraden te hebben, persoonlijk worden, daar de aanval-
althans hij heeft hier een tak neer- len dikwijls mijn persoon betroffen,
gesmakt van dien hoogen beuk Hoc SnTan™ t gZX* Wa'
geheel anders is alles hier. De afzon- M (Jadelijk na d#nto
derlijke geledingen der takken zijn hoorde ik, dat er geen geregelde ge-
slanker. maar toch ook hier aan- 'dachtengang in liep, dat 'k mij wel
vast zou praten, enz. Ik kan dit niet
weerspreken, dan met 't werk zelf
De algemeene roep van mijn kon-
nissen was dan voornamelijk, dat'k
h'id<|l te jong wasJa, ik kan er
Lang, dun en spits "el—zijn Z meld*
ze bekleed met tal van gele schubben, artisten, die 'k daórom niet becriti-
die elk voor zich spitser zijn, of- seeren mag. Maar ik vinei critieM
schoon de algemeene bootvorm ook iets individueels, en de quaestie is of
hier te zien is. Voorwaar verschil ge- men gelijk heeft of niet. on niet of
zwollingen, toch ook hier zigzagsge
wijze van links naar rechts gebogen,
toch ook hier bij iedere verdikking,
bij iedereu knoop, een knopmaar
hoe verschillend van die bij de linde.
noeg. Snijden we met een scherp mes
zoo'n knop dwars door, dan zien we
hoe bij een aandachtige beschouwing
onder een loupe, alles daarbinnen
'"v. -'uu VÜIICJC. gtv lil
netjes geplooid, gevouwen is, en mj nog wat teekenen. hoor. je bent
alle boomen weer op duizenderlei wij- veel te jong, je hebt nog te weinig 1.^..
ze. Hoe geheel anders zijn de knop- j nen zien. je bent niet geleerd genoeg,
pen van den eik. Hoe geheel anders je hebt d u s ongelijkmaar 't zal
men te jong is om gelijk te hebben.
Als een jongen van veertien jaar op
mijn atelier komt en hij maakt een
rake aanmerking, dan zal 'k toch
•niet zeggen Nou ventje, ga maar
hoor, "je bent nog
nog té weinig kun
de takken. Gemakkelijk waar te ne
men, zonder ook maar iets te schen
den (waaraan zoo tal van natuur-
a' i wvs.- „iconiiiir tv?ftudo-na- dat men meent, dat ik mij ver
onderzoekers of eigenlijk pseudona bee,d dafc de opinie d{e yeJrkon
eerder trachten in mijzelf to overleg
gen of misschien het ongelijk 1 aan
mijne zijde is. Trouwens, ik merk al-
wachtte met paard en rijtuig mijn
heer Bourchier aan het station af.
Als zij "s avonds reden zat de groom
gewoonlijk naast zijn meester, want
dan liep het rijtuig sneller.
Ga maar achterop zitten, Willi
am, zeide mijnheer Bourchier. 1 c
heb beloofd hem naar Redton te rij
den. voegde hij er bij, ofschoon hij
gewoonlijk geen verklaringen gaf van
zijne bevelen.
De vreemdeling trad naderbij.
Gij kunt meegaan, zeide mijn
heer Bourchier, met dien toon in zijn
stem, welke sommige menschen aan
nemen. als zij tot hunne minderen
spreken. i
De man gehoorzaamde William, cle
rijknecht, vierde de teugels en het rij
tuig rolde vlug voort over den weg,
den weg naar Redton. De lampen
van het rijtuig brandden, want ui-
schoon de maan scheen, was het op
sommige plaatsen zeer duister.
HOOFDSTUK II.
Van uit twee oogpunten
bekeken.
De zes mijlen lange weg tusschen,
Brackley en Redton is zeer schilder-1
achiig, maar op de helling zeer las-|
tig. Als gij er langs rijdt, en nu en j
dan op een van de hoogste punten j
stil houdt, dan bestormen u tweeër
lei gewaarwordingen bewondering
voor het. schoone gezicht" op West-
hire en medelijden met uw paard. Dat
arme dier. met oogkleppen voorzien, i
is niet in staat uwe bewondering Ie
deelen. en hoopt slechts dat uw mede
lijden hem den tijd zal schenken,
weer op adem te komen.
Het is een vreeselijke weg. nauwe
lijks hebt gij van af Brackley een
eindje gereden, of het op- en neer
gaan begint. Als gij niet van een heu
vel afdaalt, dan bestijgt gij er een.
en de moeilijkste heuvel is zoowat
halverwege en heet de Steepsides,
maai- is bij hen. die hem beklommen
hebben, meer bekend onder den naam
van den ..Blaasbalg", een eigenaardi-
I gen naam. die geen verklaring be-
hoeft.
Men daalt langs een heuvel af, Litt-
lesteep geheeten. alvorens men aan
Steepsides komt, dan loopt de weg
een tijd lang langs den voet van
den heuvel en rijst langzaam, totdat
hij vermoeid van de trage vordering,
om een scherpen hoek «Iraait. en
overgaat in een rechten weg. welks
bestemming het is. aan den anderen
kant van Steepsides even snel weer
naar beneden te dalen als hij naar
boven ging.
Als gij nu in staat zijt. u zulke
landschappen voor den geest te roe
pen, en als mijne woorden goed geko
zen zijn. zult gij waarnemen, dat de
scherpe hoek. waar de weg steil be
gint te worden, het toppunt is van
een reusaehtigen driehoek, waarvan
Steepsides het vlak voorstelt, de ha-
sis eene lijn is. die van den voet van
Littlesteep naar het hoogste punt van
den weg over den vorigen heuvel, is
getrokken.
Zelfs een ezel weet. wel, dat twee
zijden van een driehoek samen groo-
ter zijn. dan de derde. Daar de be
woners in Westshire geen ezels zijn,
was er sinds onheuchelijken tijd een
voetpad in een zig-zag vorm aange
legd. zoodat als een voetganger er
langs liep. hij bijna een mijl kon uit
winnen daarom liepen de meeste
menschen bepeden de zestig jaar. en
wier longen in orde waren, langs dat
pad.
(Wordt vervolgd).