m
m
m
F1
30
H
30
X
3D
m
O
co
r
D
to"
Een Avontuur van Schipbreukelingen.
Vóór eenigen tijd strandde het En
gel sche zeilschip „Aigburth" op een
rif in de buurt van Nieuw-Guinea.
terwijl het op reis was van New
foundland naar Java. Daar 'i schip
spoedig verloren bleek, deed de kapi
tein Reid vier booten uitrusten met
levensmiddelen en verdere behoeften,
•n verdeelde daarover de bemanning,
drie ploegen onder commando van
zijn officieren, terwijl hij zelf de vier
de boot besturen zou.
Eerst bleven de booten bij elkaar,
doch een heftige storm maakte,, dat
ze elkaar uit het oog verloren, en de
kapitein met zijn sloep raakte al gauw
in gevaar, daar de zeeën over hét
scheepje heen sloegen en zelfs één der
masten omwierpen.
De kapitein kwam toen op 't idéé
eenige bussen geconserveerd vleesch.
waarvan zij een groote hoeveelheid
hadden meegenomen, te openen en in
't water te gooien. Dit had zoo'n kal-
mecrende uitwerking on de golven,
dat ze spoedig landen konden op een
in 't zicht gekomen eiland.
De bemanning der sloep bracht, nu
de levensmiddelen en gereedschappen
aan wal in twee allerijl opgeslagen
tenten, terwijl de kapitein met twee
man op verkenning uitging.
Ze ontdekten geen menschen, doch
vonden op hun terugtocht, voetspo
ren, die bewezen, dat het eiland des
ondanks niet onbewoond was.
Toen zij dus bij de overige mannen
waven teruggekeerd, besloten zij vu
ren aan te maken en gedurende den
nacht wacht te houden om niet over
vallen te worden.
's Nachts echter gebeurde er niets,
doch 's morgens kwam een bende wil
den opdagen, gewapend met speren
en knotsen. Zij bewogen zich op een
wijze, die weinig goeds voorspelde,
en kapitein Reid gaf dan ook onmid
dellijk bevel zoo spoedig als het kon
weer in te schepen.
Onderwijl de zeelui de boot opnieuw
vlot maakten, hield hij de wacht met
liet eenige geweer, dat ze bezaten, nu
en dan eens in de lucht schietend,
wat den wilden wel ontzag scheen in
te boezemen, ze traden tenminste niet
al te dreigend op, doch maakten zich
meester van eenige bussen vleesch en.
gingen na ze geopend te hebben
den inhoud er van verslinden. Toch
scheen den heeren dit niet in elk op
zicht te voldoen, want de dikste ma
troos was het voorwerp eener voort
durende bewondering, die zich in be
tasten uitte. De woeste heeren had
den trek in menschenvleesch.
Gelukkig kon de boot spoedig- zee
kiezen, zij 't met achterlating van
heel wat bussen vleesch en gereed
schap. En de bemanning, nu weldra
in tijdelijke veiligheid, zag de men-
scheneters zich vergasten aan het
achtergelatene, zóó gulzig, dat hun
woeste koppen geheel wegdoken in de
vleeschbusseïi. De dikke man echter
was door de angstwekkende bewonde
ring zóó van streek geraakt, dat hij
in de boot in zwijm viel.
Spoedig was hij weer bijgebracht en
zoo kon men de reis voortzetten, nu
naar Friedrich-Wilhèlmstown, een
Duitsche nederzetting. Daar werden
de zeelui, die eerst voor ontsnapte
boeven uit N.-Caledonië waren aange
zien. vriendelijk ontvangen, toen zij
zich bekend maakten en zij beland
den na eene goede verzorging ten
slotte in Herbertshoe, waar de gou
verneur een oorlogsschip en een gou-
vernementsstoomer uitzond op zoek
naar de andere sloepen. Twee er van
werden gevonden on de laatste land
de later veilig te Sydney.
Zoo kwam. ondanks alle weder
waardigheden, geen enkele der be
manning om.
HOE MEN PLEEGT TE GROETEN.
Hollanders in het bijzonder, Euro
peanen in het algemeen, groeten door
het afnemen van den hoed.
De zwartjes in Midden-Afrika halen
een opgerold blad, waarop ze kau
wen, uit den mond en steken het ter
verwelkoming in den mond van hun
bezoeker.
Op de kust van Guinea bieden ze
den gast een snuifje zand aan.
Een neger uit Luzon gaat, als hij
een kennis tegenkomt, op zijn lin
kerzij hangen en steekt gracieus zijn
onderlip uit.
De bewoners van Nieuw-Zeeland
wrijven met hun neus tegen den dito
van den gast.
Een wilde stam uit Australië veegt
met zijn voetzolen het gezicht van de
vrienden, een andere blaast in hun
ooren.
De Nieuw-Hebriders gieten den gas
ten water op hun hoofd.
En al die menschen vinden ons
hoed-af-nemen allerbelachelijkst. Wat
zit er toch een massa in vormen
Om hun vorst te begroeten gaan de
Woma Koengoe's van Oeganda lang
uit op den grond liggen en rollen in
de modder heen en weer. Vijf minu
ten liggen ze op den rug, dan draai
en ze zich vlug om, blijven vijf mi
nuten op den buik liggen en duikelen
dan weer kopje in de modder. Van
onder en boven met stof en vuil be
dekt staan ze op.
In Perzië vallen, als de Sjah uit
gaat. de onderdanen op de knie en
raken met hun voorhoofd den grond
aan.
Een Turk, die een bezoeker bijzon
dere eer wil bewijzen, raapt een
handvol zand en strooit dit onder
diepe buigingen op zijn hoofd.
Pierre Loti schetst de komische be
groetingen van de Japanners in de
afgelegen provincies.
„Als ik wegging uit een hotel",
schrijft hij, „liepen de hotelier, zijn
vrouw en de dienstboden te hoop, om
afscheid te nemen. Als ik dan in mijn
rijtuig stapte, gingen ze op den j
grond liggen en riepen goede wen-
schen voor de reis.
Keek ik naar hen, dan bogen de
hoofden zich nog dieper en hun hoof
den raakten den grond aan. En tel
kens weer, als ik mij omwendde, om
hen nog eens te zien, begonnen zij
weer opnieuw hun betuigingen en
veegden met de punt van hun neu
zen den vloer."
De Aziatische despoten hebben dik
wijls getracht, den Europeaanschen
gezanten de Oostersche vormen aan
te leeren, maar de diplomaten waren
er niet toe te krijgen.
Een Fransche gezant aan het hof
van den grootmogol (het gebeurde
in de 18de eeuw) had geweigerd, voor
den vorst neer te knielen. Deze was
daarover buiten zichzelf en liet de
deur. waardoor de gezanten moesten
binnenkomen, zoover betimmeren, dat
er nog slechts ruimte overbleef, om
met handen en voeten naar binnen
te kruipen.
De bewuste Fransche gezant echter
w*as nog slimmer hij kroop wel naar
binnen, maar zóó, dat de grootmogol
eerst zijn in de hoogte geslagen rok-
panden en toen de verlenging van
zijn rug te zien kreeg. Den dag
daarop was de verspei-ring verdwenen
De Oostersche gezanten bij Euro-
peesche hoven houden langer vast
aan hun gewone begroetingen.
Een schilderij van den schilder Gé-
róme stelt de ontvangst van Siamee-
sche gezanten aan het hof van Ne-
poleon III voor. De gezanten krui
pen door de deur naar binnen en blij
ven voor den keizer geknield liggen.
§Een handig Reporter.
Wauueer ik aan Bobby Bubbles
denk, moet ik altijd lachen. Stel je
voor, een klein, kogelrond mannetje
met vuurrood haar e<n twee verge
noegde, waterblauwe oogjes in een
vriendelijk, baardeloos, vleczig ge
laat. dat vol zomersproeten zat. Hn
liep altijd heel voorzichtig en lang
zaam en schommelde van links naar
rechts, wat grappig was om te zien.
Gewoonlijk reed hij echter in een
waggon van den luchtspoorweg of
van de paardentram, want met het
loopen had hij niets op. En dit plom
pe wezen was reporter. Is dat niet
belachelijk? Bijna even belachelijk
als dat iemand vertelt, dat hij een
olifant op twee beenen als ballet
danseres heeft zien optreden. Daar
enboven nam hij zijn beroep zeer ern
stig op. Ja, het was zelfs zijn eer
zucht. als reporter heldendaden te
verrichten. Op zekeren middag werd
hij ontboden bij zijn chef. den redac
teur voor 't stadsnieuws van de .Du
gelijksche Stoomfluit", en Bubbles
vermoedde, dat de gelegenheid voor
oen heldendaad van den eersten rang
gekomen was.
Mijnheer Bubbles, zei zijn chef.
zijn reusachtige voeten op den les
senaar leggend, juist op het lente
gedicht van de een of andere blauw
kous, ik heb een zeer eervolle op
dracht voor u. Bubbles maakte ee »-
buiging, zoo goed en zoo' kwaad als
het ging en liet zijn triomfeerende
blikken weiden over heel New-York,
tot over Jersey, want de redactie
bevond zich op de vijftiend© verdie
ping van het reusachtige couranten-
bureau. Zoo juist, ging hij voort, ont
vang ik van onzen Londenschen cor
respondent een telegram, dat de jon ge
lord Cunningham naar New-York
komt, zooals men zegt, om zich te vei-
loven met een dame, die hij in Lon
den heeft leeren kennen. Den naam
van die dame kan onze correspondent
jammer genoeg niet te weten komen-
Nu is t uw plicht, m 11 waarde Bub
bles. die dame te ontdekken, en wel
vóór morgenmiddag. Je krijgt drie
kolommen, hoor je, drie kolom, met
vierdubbel opschrift en de portretten
van den lord en zijn uitverkorene.
En nu ingerukt en zorg. dat je slaag1
zoodat onze vriend van de „Mist
hoorn" de gele zucht van ergernis
klDe dikke Bubbles schommelde stra
lend van geluk weg, zweefde met de
lift naar de beneden en begon net
onderzoek naar de geheimzinnige uit
verkorene van lord Cunningham.
Overal snuffelde hij rond. m alle
clubs, in de hotels, in de netste ca-
fé's aan de Broadway.
Geerfmensch had van een beende
Xew-Yorksche dame gehoord, diedoor
lord Cunningham, t hof gexnaaV
Hmzeide Bubbles tot zichzelf
toen hij laat in den nacht en dood
moe op zijn eenvoudige kamers hoog
boven de stad »as aangekomen, waai
de Keiten met oude kranten en weg
lofte den zegsman niet tt noemen.
Wordt later geprotesteerd door den
lord. of door degene, die ik \om
hem zal uitzoeken, dan Kan ik me
uitmuntend achter dien zegsman ver
schuilen. of beweren, dat men m j
een kool gestoofd heeft.
Zoer tevreden kroop ^1 tn bed,
huisheer hot snurken van zijn huur
der noemde.
Den volgenden morgen ging Bubbles
er op uit om voor den lord een bruid
te zoeken. Hij wist een lijst te krij
gen'van de voornaamste families van
New-York en ging daarmee naar het
restaurant van Delmonico, waar nij
stamgast was.
Langen tijd zocht hij te vergeefs m
de lijst, doch juist toon hij zijn derde
cocktail besteld had, vond hij de ge
wen ch te. Het was de jonge .weduwe
Geraldine van Tassel - mooi, Plk^{
en verbazend rijk. Dat zij zich op het
ooeenblik in Parijs bevond kwam
Bubbles juist, van pas. Daardoor kon
Olie op de Golven.
Al lang wist men, dat een dun laag
je olie, op de golven uitgespreid, de
door den storm hoog-opgezweepte
zeeën wonderlijk kalmeetren deed en
men heeft dan ook heel wat toestel
len uitgevonden, om rond een varend
schip olie over de golven uit te sprei
den. Tot heden was het niet gelukt
een eenvoudig werktuig daarvoor te
vinden. Thans evenwel is door den
Braziliaanschen vice-admiraal Guima-
res een soort kanon samengesteld dat
deze kwestie schijnt op te lossen.
Dat kanon is een handig instrument
en wordt op een drievoet opgesteld.
Het is van brons met een stalen
binnenwand. Het wordt geladen met
een wijnflesch, met olie en zaagsel
gevuld. Bij de ontbranding van het
kruit in de tamelijk nauwe kruitka
mer wordt de flesch verbrijzeld en het
in olie gedrenkte zaagsel vèr over de
golven uitgespreid.
Bij een varend schip is elke vijf
minuten een schot noodig, om bij
storm de zee kalm te houden rond het
schip ligt het vaartuig echter stil,
dan behoeft slechls elke twintig mi
nuten een schot te worden gelost.
Indertijd heeft men 't was in 1888
van Duitsche zijde proeven geno
men met het kalmeeren der golven,
doch toen rekende men de kosten bij
een stormachtigen overtocht naar
Amerika op 144.000 gulden.
HOCKEY
.schaatsenrijden - ziedaar een
woord, dat ook in ons weinig sport-
Iievend land herinneringen wekt aan
gezond en gezellig openlucht-vermaak
midden in den winter.
Wij wachten echter immer tot de
natuur ons zelve gelegenheid biedt
voort te ijlen, op 't gevleugeld staal,
of sierlijk baantje te rijden in araci-
euse lijnen.
In Londen heeft de sportwereld,
vooral de ijsspelen spelende sport
wereld dat geduld niet, en waar bui
tenwaters en plassen nog onbevroren
liggen, glinstert in de arena het ijs
veld al.
Daar op de baa.ii ,,at Prince's" glij
den de dames en heeren al sierlijk
voort, of worden verwoede kampen
uitgevochten tusschen „teams" van
ij s-hockey spelers.
Ons plaatje geeft kijkjes daarbij. e«
te zien is het. dat er heel wat
schaats-vaardigheid noodig is om
maar een matig speler te zijn óp het
spiegelgladde veld. Toch is er iet*
tegen een ijsbaan als deze het na
tuurlijke is er af. En als is het ijs et-
glad en goed beter dan buiten,
men mist er de lucht, de omgeving,
die het schaatsenrijden tot een zoo
hijzonder genot maken.
zij de door Bubbles uitgevonden be
trekking tot den lord ook niet tegen
spreken. Als zij terugkwam, was de
lord in ieder geval al lang weerom
naar Engeland.
Een dag daarna verscheen dus in
de ..Dagelijksche Stoomfluit" het sen
satie-bericht van drie kolommen, met
de portretten van den lord en de
mooie Geraldine. Het artikel was
sluw in elkaar gezet en wemelde van
uitdrukkingen als„Zooals gezegd
wordt", of „Men mompelt". Maar het
verwekte opzien. Bubbles kreeg twee
dollar boven zijn salaris die week.
waarvoor hij zich een leelijken cylin-
derhoed kocht, waarmee hij er uit
zag als een locomotief, waarvan de
schoorsteen te lang is, en zijn col
lega van de „Misthoorn" kreeg een
lichten aanval van beroerte.
Drie weken daarna kwam de jonge
lord Cunningham ook werkelijk te
New-York aan. Dat was geheel vol
gens 't programma. Maar minder
volgens 't programma was 't, dat twee
dagen daarna de mooie mevrouw Van
Tassel volgde. Het was toeval, louter
een laaghartig toeval, maar genoeg
om Bubbles al 't pleizier in zijn nieu
wen cylinderhoed te doen verliezen.
Nauwelijks waren de twee geland,
of de reporters vielen op hen aan.
Ieder van hen had Bubbles' artikel
bij zich en vroeg hoe het daarmee
stond.
Geen woord er van waar, alles fan
tasie, ze hadden elkaar nooit gezien.
Zeker een flauwe grap van den een
of anderen goeden vriend, zeiden zij.
De reporters glimlachten.
Zij kenden die aanvankelijke ont
kenningen, zij hadden dat al vaker
meegemaakt.
En Bubbles?
Natuurlijk moest hij er ook heen.
om hen te interviewen en waarlijk
bezat hij de brutaliteit te gaan. De
mooie weduwe ontving hem in 't ge
heel niet en de lord had veel lust.
hem niet zijn edele, blanke handen
eens goed af te rossen, maar Bubbles
wist zoo goed te liegen, noemde een
zeker Jid van de Union League-Club,
wiens naam hij beloofd had te ver
zwijgen, als zijn zegsman, dat de lord
wel genoodzaakt was daarin te be
rusten.
Hij, zoowel als de mooie weduwe,
meende, dat die fatale geschiedenis,
met hun beider ontkenning, uit de
wereld zou zijn. Maar zij hadden
gerekend buiten de zucht tot kwaad
spreken van het nette publiek. Waai
de twee ook maar verschenen was 't
„Ik feliciteer uwe edelheid wel, prach
tige partij, uitmuntend of „Nu, en
ik mag u zeker gelukwenscheri, m'n
lieve mevrouw Van Tassel? Ach. een
verrukkelijke man, die jonge lord
Wat hielpen al hun protesten
Men glimlachte, kneep een oog
dicht, kuchte en zei„Natuurlijk,
natuurlijk, 't moet voorloopig nog ge
heim blijven, ik begrijp 't volkomen
Het was om razend te worden.
Als man van de wereld bleef den
lord ten slotte niets anders over, dan
op een mooien voormiddag, zooals
de romanschrijvers zeggen, zelfs als
de regen met stroomen neervalt, naar
mevrouw Van Tassel te rijden en dui
zendmaal om verontschuldiging te
Smeeken, dat hij haar geheel buiten
zijn schuld zoo in ongelegenheid had
gebracht. En dan hij wilde waar
achtig die jonge weduwe ook wel
eens zien, waaraan de „Dagelijksche
Stoomfluit" hem wilde uithuwelijken.
Want al keek hij ook heimelijk naar
een vrouw uit, hij had er lot nu toe
geen op het oog. Dat was een vergis
sing van den Londenschen corres
pondent van de „Dagelijksche Stoom
fluit" geweest. Dus maakte de lord
bij Geraldine zijn opwachting.
Ach, had hij 't maar niet gedaan
Want toen hij weer buiten kwam,
was hij verloren, reddeloos verloren
Wat was dat een verrukkelijk we
zen, die heerlijke, kleine weduwe
met die groote, donkere oogen, en die
mooie vormen.
En met Geraldine ging 't al net
zoo.
Die lord was toch heel iets anders
dan anderen van zijn soort, beschei
den, beminnelijk, en hij wist nog over
iets anders te praten dan over paar
den. hei Hoogerhuis, zangeressen en
II. M. de Koningin. Hij was heel mo
dern en dweepte zelfs met Richard
Wagner, dien zij verfoeide. Doch dat
was hem wel af te wennen, afge
zien van zijn grooten neus en zijn
verschrikkelijk hooge boorden was
zijn uiterlijk ook niet kwaad.
Een tijdlang vermeden zij elkaar.
Maar dat hielp niet. Het was be
kend geworden, dat de lord Geraldine
bezocht had. Dat was koren op den
molen der kwaadsprekers.
Op een mooien morgen dezen
keer was hij werkelijk mooi ver
scheen de I ird opnieuw bij Geraldine
en verklaarde, dat hij die voortdu
rende praatjes niet kon verdragen
ihij was tot de ontdekking geko
men. dat Richard Wagner niet zoo
veel te beteekenen had. als hij vroe
ger meende nu en 't overige kon
men wel raden. Toen de lord naar
huis ging, had zijn anders zoo onbe
rispelijk gladde pantalon plooien in
de knieën en hij likte zich de lippen
eens af, als had hij iets heerlijks
zoets gegeten.
Na ongeveer acht weken kwam uit
Londen het bericht, dat de mooie
weduwe van Tassel lady Cunning
ham geworden was.
Toen de dikke Bubbles dat las,
knoopte la ij zijn vest los en brak in
een homerisch gelach uit. Daarna
ging- hij naar de persclub en nam de
huldebetuigingen van zijn collega's
in ontvangst. Sedert dien tijd draagt
de dikke Bubbles zijn scheiding in 't
midden, ruikt op tien pas afstands
al naar boschviooltjes en spreekt al
leen nog maar door den neus. Kan
men het hem kwalijk némen Heeft
ooit te voren een eenvoudig reporter
een lord, een werkelijken, levenden
lord uitgehuwelijkt? En bovendien
nog tegen zijn zin
Niet dat ik weet
SLECHTE ZAKEN.
De arme oude Cohen had den hee-
len dag in de brandend heete zon
langs de straat geloopen ,maar met
zijn ouwe-kleerenverkoop ging het
dien dag niet naar wensch en hij was
doodmoe en als kurk zoo uitgedroogd.
Geen enkel halfsleetje had hij dien
dag van de hand gedaan en toen hij
nu den stoffigen, drukken rijweg
overstak wogen zijn hart en zijn zak
ouwe kleeren wel honderd pond.
Maar hoor! Daar roept een falset
stem hem toe
Hola, baas, kom is boven
Met een dankbaren blik naar het
venster der zesde verdieping, waar
hij als in een visioen een rood hoofd
had gezien, stapte Rijde steile donke
re tra.ppen op.
Eindelijk was Jiij boven, en, met
een zucht van verlichting, maakte hij
zijn zak open en wachtte.
Daar opende de rood-hoofdigo
vrouw des huizes de deur en, een
weerspannig knaapje aan het oor
trekkend, riep zij
Nietwaar, haas, als Jantje niet
zoet wil wezen neem je hem mee in
den zak en dan breng je hem bij
Pietje Roet, nietwaar?
Boer (tot zijn vrouw.) Vrouw, nu
heb ik de spoorlui lekker te pakken!
Ik heb een retourbiljet genomen en
ben niet terug gereisd 1
Mevrouw A. Mijn man heeft geen
idéé van geldswaarde.
Mevrouw B. Och, Hoe zoo
Mevrouw A. Hij weet bijvoorbeeld
niet wat 'n prachtigen hoed je koo-
pen kunt voor twintig gulden.
lIf
lal