Haarlem's Dagblad
NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD.
Vraag en Aanbod
Een Kwartje per plaatsing
Twee Kwartjes tt samen
Grootte der Adv. hoogstens zes regels
22e Jaargang.
No, 6583
Versciiijnt dagelijks, behalve op Son» «n Xees.idagen.
WOENSDAG 14 DECEMBER 1904
HAARLEM S DAGBLAD
Aboi
ABONNEMENTEN
PER DRIE MAANDEN:
Voor Haarlem1.20
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der
gemeente)1.30
Franco per post door Nederland„1.65
Afzonderlijke nummers0.02^
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem0.37X
„de omstreken en franco per post 0.45
Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur J. C. PEEREBOOM.
ADVERTENTIËN:
Van 1—5 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondissement
Haarlem van 15 regels 0.75, elke regel meer ƒ0.15. Reclames 30 Cent per regel.
Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Kleine advertentiën 3 maal plaatsen voor 2 maal betalen.
Redactie en Administratie: Groote Houtstraat 55.
Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 724.
Drukkerij: Zuider Buitenspaarne 6. Telefoonnummer 122.
nnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën
en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Succ., Parijs, 3F>ts Faubourg Montmartre.
plaatst dagelijks Advertentiën va/a
(geen WirJoeUArmonces) voor
DRIEMAALmits binnen een Week, voor
Betaling d, Contant
INGEZONDEN.
Van ingeeondan stukken, ge
plaatst of niet geplaatst, wordt
de copy tea inzender niet terug
gegeven.
Voor den inhoud dezer rubriek
stelt de Redactie zich niet aan
sprakelijk.
Haarlem, December 1904.
Geachte Redactie
Gaarne hadden, we een plaatsje
voor 't volgende naar aanleiding van
de opmerkingen van een „deskundige"
Deze „deskundige" beweert, dat de
klacht door de redactie van „Haar
lems Onderwijs over te groote klas
sen geslaakt weinig heeft te
beduiden. Mogen we allereerst op
merken, dat door de redactie die
klacht niet geslaakt is. Wij hebben
cijfers gegeven en die laten volgen
door de woorden van de school
commissie. De schoolcommissie
spreekt in haar verslag, vastgesteld
24 Maart 1904 van groote over-
vulling van vele klassen op de
Lag. Sch. in deze gemeente. Meent
de deskundige, dat die uitspraak wei
nig te beduiden heeft, hij wende zich
tot dat lichaam, dat hem wel van
antwoord zal dienen.
Nu gaat „de deskundige" aantoo-
nen, dat de gegeven cijfers niets be
wijzen. De redactie, zegt hij, neemt
het leerlingcijfer van de kleinste, dat
van de grootste klasse en het mid-
dencijfer. Wat bedoelt onze „des
kundige" daarmee Meent hij, dat
dit cijfer is gelegen midden tusschen
het cijfer van 't grootste en 't kleinste
aantal leerlingen uit ons lijstje. Zoo
ja, en we vermoeden dit zoo half en
half uit zijn verder betoog, dan heeft
hij al heel slecht gerekend. Wij be
doelen met het gemiddeld aantal
leerlingen per klasse het getal, dat we
verkrijgen, zoo we het aantal leerlin
gen der school deelen door het aan
tal klassen. En dat zoo'n cijfer niets
te beduiden heeft is ons te machtig.
Wij vinden juist dat dit nu eigenlijk
het cijfer is, dat het meest bewijst,
het meest juiste beeld geeft van de
grootten der klassen.
En wat zien we nu het gemid
deld aantal leerlingen per Masse is
in 1903 van enkele scholen nog hoo-
ger dan in 1892, en in 1897. Verder
kunnen we opmerken dat het, wat de
Tusschen- en Kostelooze scholen aan
gaat, op één uitzondering na (de 6e
Tusschenschool kunnen we nog niet
meetellen) aanmerkelijk hooger is
dan wat de schoolcommissie als m a-
x i m u m (nog iets anders dan het
gem. aantal) voor de eerste toekomst
voorstelt.
De „deskundige" beweerthet cij
fer van de kleinste Mas is natuur-
1 ij k altijd dat van de hoogste, dat
van de grootste klasse is dat van de
laagste. Mogen we onzen „deskundi
ge" opmerken, dat dit niet precies
juist is. Het grootste aantal leerlin
gen komt in de verschillende scholen
(volgorde uit ons artikel) in 1897 voor
in de
4e, 3e, 3e, 3e, 3e, (2e en 3e) le, 3e,
3e, 3e, 3e, 4e, 2e en le klasse,
j In 1903 in het
j le, (4e en 5e) 2e, 3e, (2e, 3e, 4e), (3e,
4e) (le, 4e), 3e, 3e, 4e, 2e, 3e, 4e en 4e
leerjaar.
In 1903 komt dus slechts 2 maal in
de laagste Masse het grootste aantal
leerlingen voor. Dat natuurlijk is
dus niet zoo natuurlijk als onze
„deskundige op onderwijsgebied"
meent. Maar al was zijn bewering
juist, dan zien wij het licht nog niet,
waaruit hem blijkt, dat die gemid
delde cijfers niets te beduiden hebben.
W e zijn daarvoor ongetwijfeld niet
„deskundig" genoeg.
Nu wordt het bejammerd, dat we
geen conclusies hebben getrokken, we
I zouden tot verrassende resultaten ge-
komen zijn. En. nu komen die verras
sende resultaten
In de laagste Massen is het aantal
leerlingen na 1900 geregeld ge
daald.
Laten we eens een kijkje nemen bij
de Tusschen- en Kostelooze scholen.
1901
48-48
45-47
52-51
50-53
38-36-38
48-51-50
48-50
1902
51-50
46-47
54 54-41
48-48
41-42
49-50-50
46-45
1903
48-50
47-45
46
44-44-44
42 41
50-50
42-41
Van een geregelde daling gaat
het dunkt me moeilijk te spreken. Er
zijn er zelfs bij die stijgen. Terwijl
vroeger, aldus onze „deskundige"
klassen van 50 en meer geen zeld
zaamheid waren zijn er nu maar
Laten we eens bij de Tusschen- en
Kostelooze scholen zien, wat er nu
maar is.
Volgens het verslag van Maart 1904
zijn er
4 klassen van 51—5 klassen van 45
5 „50—9 „44
3 „49-8 „43
18 „48-8 42
16 47—8 41
7 „46
dat zijn dus 91 Massen boven wat de
commissie als voorloopig wil op
geven en 102 boven wat Rotterdam
al jaren als maximum heeft, terwijl
er slechts 25 beneden laatstgenoemd
maximum zijn. 9 klassen van 50
en 51 leerlingen d. i. 7
Dat wij ons met zulke cijfers niet
geroepen gevoelen zoo erg over dien
goeden weg te roemen, zal men ons
niet kwalijk nemen.
De deskundige zegt, dat wij den in
druk gevestigd hebben, dat de toe
stand hier ellendig is. Zoo dit
waar is, is het niet onze schuld. We
hebben cijfers gegeven en die zijn
nog niet aangetast. Maakt men daar
uit op, wat de deskundige zegt, dan
is dit onze schuld niet.
Dankend voor de opnam»,
DE RED. v. HAARL. ONDERW.
(Tot zoover de opmerMngen der re
dactie van „Haarlem's Onderwijs".
Wij hebben gemeend, niet eenvoudi
ger te kunnen doen, dan door onzen
deskundige te verzoeken, de inzend
ster zelf va<n antwoord te willen die
nen.
In de navolgende regelen heeft deze
daaraan zeer welwillend voldaan.
Redactie Haarlem's Dagblad].
M. de R.
Nu gij mij de gelegenheid biedt
eenige woorden aan dit stuk toe te
voegen, wil ik dat wel doen.
De Red. van H. O. verwijst naar de
Comm. v. Toezicht maarniet te
gen de cijfers kwam ik op, natuur
lijk niet, maar tegen de poging om
door vergelijMng met cijfers van
voor 6 en 12 jaar den verkeerden in
druk te vestigen alsof de toestand m
Haarlem allerellendigst was en er
niets tot verbetering gedaan werd.
Daarom heb ik niets met de Comm.
v. Toezicht uit te staan en zal verder
H. O. zoo nabij mogelijk volgen.
Wat de deskundige meent met de
uitdrukking, dat een gemiddeld cij
fer niets beteekent Och, dit is vrij
duidelijk, de uitdrukking „gemid
deld" juist genomen als de Red.
H. O. dit bedoelt.
Stel er zijn twee scholen met gelijk
aantal Massen b.v. 6.
In school A is 't aantal leerlingen
58 56 56 42 20 15
In school B is 't aantal leerlingen
45 45 45 45 45 45
De toestand in A is ellendig (ge
middeld getal 411/6). In school B het
tegenovergestelde (gemiddeld getal
45). De redactie zal met mij van oor
deel zijn dat een gemiddeld cijfer
niets beteekent.
Komt hierbij nu nog, dat men cij
fers vergelijkt, gemiddelde cijfers
nog wel, zonder den invloed mede te
rekenen van de leerplichtwet (de eer
ste twee gemiddelden van H. O. vie
len vóór, het laatste na invoering van
deze wet.i dan moet die vergelijking
noodwendig een verkeerden indruk
maken.
Wat nu betreft het geregeld dalen
van het aantal leerlingen in de ver
schillende klassen, is dit op te mer
ken. In de eerste plaats, dat in nor
male omstandigheden de laagste
klassen het grootste aantal leerlin
gen zullen bevatten en de hoogste
klassen het geringste. Dat door invoe
ring der leerplichtwet in 1901 van
deze normale moest worden afgewe
ken ligt voor de hand en dat nu (na
3 jaren) de middelklassen deze af
wijking vertoonen, ligt ook voor d«
hand. Maar evenzoo, dat deze toeval
lige omstandigheid niet mag dienen
om (verkeerde) conclusiën te trekken.
Vandaar dat voor vergelijking niet
kunnen dienen die middelMassen, die
de Red. H. O. met voorliefde aan
haalt.
De volgende tabel bevat het aantal
leerlingen in de laagste twee ©n in
de hoogste twee Massen. Het cijfertje
ervoor geeft het aantal dier klassen
aan.
Laagste Klassen.
Tusschen
school 1001 1902 1903
le (3) 152 (4) 201 (4) 200
2e (4) 189 (4) 177 (4) 184
3e (4) 207 (5) 252 (4) 186
4e (4) 196 (4) 193 (5) 222
5e (4) 150 (5) 191 (4) 13«
Koste
loos.
A 4) 245 (5) 240 (5) 245
B (4)188 (4) 187 (4)155
C (3) 145 (4) 195 (4) 137
D (2) 96 (4) 171 (4) 171
Hoogste Klassen.
1901 1902 1903
(3)124 (3)133 (3)133
(4) 186 (4) 168 (4) 176
(4) 183 (4) 170 (4) 160
(4)168 (4) 163 (4)148
(2) 82 (2) 77 (4) 123
1(4)151 (3)133 (3)112
(4)157 (4)161 (4)148
(3) 124 (4) 182 (4) 177
I (4) 145 (3) 114 (4) 138
(Ten pleziere van H. O. wordt de
6de Tusschenschool niet opgenomen,
waar van de 14 Massen maar 3 boven
40, de 11 andere minder dan 38 leer
lingen tellen).
Hieruit volgt duidelijk, dat in alle
scholen de laagste Massen kleiner
zijn geworden (het „geregeld" is van
minder belang ofschoon slechts in
enkele gevallen onjuist) dat met uit
zondering van de eerste tusschen
school in alle scholen, de hoogste
klassen minder leerlingen tellen
sinds 1901 en dat in weerwil van het
feit, dat de invoering van de leer
plichtwet tal van kinderen op school
hield, die anders reeds in de 4de en
5de klasse verdwenen.
En nu het slot.
In het stukje, waarin ik uwe aan
dacht vestigde op de paar cijfers in 1
j Haarlem's Onderwijs, heb ik niet be- j
j weerd, dat de toestand onverbeterlijk
was. Alleen ditHet gemeentebestuur
'is thans op den goeden weg
om tot een zuiveren toestand te ko-
men.
Thans met een artikel te komen,
dat in 1903 de toestand slecht was
en daarbij niet te vermelden, dat de
toestand gaandeweg beter wo?ui,
lijkt me onoprecht.
De 4 Massen van 55 en 4 Massen
van 50 waarover in dit ingezonden
stuk niet ten onrechte wordt geMaagd
zijn (of waren) in de school A en in
de eerste tusschenschool die herber
gen moeten, de buiten alle verhou
ding aangroeiende bevolking van het
Schoterkwartier. Als de zesde tus
schenschool in gebruik genomen
wordt, d. i misschien over een paar
maanden, zal ook dat tot de geschie
denis behooren.
De Commissie van Toezicht zou
wenschen, dat gestreefd werd naar
een maximum van 40 leerlingen voor
alle klassen, vooral met het oog op
de hoogere Massen. De hoogste
klassen van de kostelooze en tusschen-
scholen tellen
I.
38
en 40
II.
41
41
III-
38
38
IV.
33
31
V.
25
32
VI.
26
25
A.
29
35
B
43
21
c.
39
D.
27
33
Het koant mij voor dat voor de
hoogste Massen aan dezen wensch
der Commissie reeds in 1903 vol
daan was.
Ook dat had vermeld behooren te
wordenWat Haarlems Onderwijs
beoogt juichen wij toe. Belangstel
ling wekken bij de ouders in onder
wijszaken vind ik prachtig. Maar
laakt men wat te laken is, dan be
hoort mem ook te wijzen op het goe
de, dat reeds bereikt is, anders levert
men een caricatuur.
Dit acht ik allerminst gewenscht.
Daarom meende ik op vooruitgang in
de laatste drie jaren te moeten wij
zen, nu de Redactie van Haarlems
Onderwijs, door vergelijking met
toestanden van voor 12 en 6 jaren
wel degelijk den indruk wensch te te
maken, dat de toestand slecht was.
Wil de Redactie vertrouwen wekken
in haai* blaadje, dan behoort zij, her
halen kan geen kwaad, ook het goede
zoeken en dit naast het verkeerde
stellen, ook waardeeren waar streven
ten goede is. Doet de Redactie dit
ernstig, dan komt zij misschien tot
de ontdekking, dat ze nabootst den
regenmaker bij heidensche volken,
die wel zoo slim is pas z n regen
trompet te nemen als hij verandering
van weer ziet komen.
Binnenland
MARINE.
Aan de Memorie van Antwoord van
den Minister van Marine kan het
volgende worden ontleend
Jongens die tegenzin in den dienst
hebben worden niet onvoorwaardelijk
in dienst gehouden.
Aan een jaarlijksche indiening van
mededeeling van wenschen van alge-
meenen of maatschappelijken aard
door ondergeschikten, blijft de minis
ter de voorkeur geven boven het
openen der gelegenheid zich met
korte tusschenpoozen tot den minis
ter te wenden.
Een vaartuig is voor het overbren
gen van verhuisboel van schepelin
gen beschikbaar gesteld. Het bou
wen van een motorboot is in overwe
ging. De minister is niet voornemens
de muzikanten vrij te stellen vanel-
i
ken dienst op Zondag, waartoe d»
concerten niet behooren, maar de
minister heeft het medewerken aan
concerten des middags vóór 4 uur
verboden.
's Ministers gedragslijn ten aanzien
van het deelnemen aan politieke be-
toogingen door schepelingen, komt
hierop neer, dat de schepelingen vrij
zijn in het deelnemen aan politieks
betoogingen. Hebben zij echter da
strekking de krijgstucht te ondermij
nen, of hare handhaving te bemoei
lijken. dan wordt het den marine
autoriteiten door den minister on
voorwaardelijk ten plicht gesteld bij
woning van die betoogingen tegen te
gaan en te straffen. Ten onrechte, en
tegen 's ministers bedoeling, werd
een schepeling gestraft wegens deel
neming aan een kiesrecht-betooging;
eane hierover door dezen schepeling
ingediende Macht werd door de hoo
gere miiitaire-au tori telt gegrond
verMaard. Ook den minister doet het
leed schepelingen te moeten ont
slaan, die, trotsch op hun martelaar
schap, de liefdadigheid hunner ka
meraden moeten inroepen, maar de
minister beschouwt hen als de
slachtoffers van hen, die hen mialei-
den.
j Naar aanleiding van de beweerde
schending van briefgeheim aan boord
j verklaart de minister dat op bij de
I Grondwet toegekende rechten der
schepelingen geen inbreuk is ge
maakt. Wat het gebeurde aan boord
van de „Assahan" aangaat, oordeelt
de minister, dat d£ handeling vani
den commandant wiens handelin
gen hij niet geheel voor zijne reke
ning wilde nemen van zuiver for
meel standpunt beschouwd, niet ver
oordeeld kan worden, en in ander
opzicht evenmin te veroordeelen zou
de zijn geweest, indien de schepelin
gen vooraf in kennis waren gesteld
met de opvattingen van den comman
dant der zeemacht die de handeling
goedkeurde.
De minister vereenigt zich met de
meening van die leden, die oordee-
len, dat de belangen van de minde
ren, voor wie men opkomt, dikwijls
niet worden bevorderd door die zaken
in de Kamer ter sprake te brengen.
I Inzonderheid is dit het geval wan-
neer de voorstellingen onjuist zijnen
i men, daarop voortbouwende, meer
deren onjuist beoordeelt.
In plaats van de jenever-verstrek
king treedtle. verstrekking van kof
fie met suiker bij nat of ruw weder;
2e. de verstrekking van 0.30
'smaands voor iederen schepeling,
behalve voor officieren en machinis
tenbovendien /0.50 op de verjaar
dagen van de leden van het Vorste
lijk Huis, en 3e. uitbreiding der ver
strekking van limoensap.
Aan den eisch van 20 kb. meter
dampkringslucht in bewoonde ruim
ten voor ieder volwassen persoon,
kan aan geen enkel oorlogsschip ter
wereld worden voldaan.
Intusschen blijft steeds het streven
gericht om niet meer personen aan
boord te plaatsen dan gevoegelijk in
het volkslogies plaats kunnen yin-
den.
Zoodra de „Bonaire" niet meer
noodig is voor de aspirant-machinis
ten, zal het personeel van den torpe-
doclienst daarop overgaan.
Het rapport van de commissie üx
zake de pensioen verzekering van we
duwen en weezen van militairen be
neden den rang van officier, is ont
vangen en is in overweging bij de
daarbij betrokken departementen.
Uit het eindcijfer der begrooting
blijkt, volgens den minister, dat niet
naar uitzetting der uitgaven is ge
streefd. Er moesten nog groote uitga-
Fenilleton.
De Misdaad in de Familie
Uit het Engelse h
door
HUGH CONWAY.
8)
Het was duidelijk, dat John Bou
cher op een landgoed recht had.
Vreemd was het, dat Boucher hem er
nooit iets van had verteld, maar het
is ons bekend, dat John zeer aan zijn
vader's rechten twijfelde. Evenals zijn
vader wenschte hij zijne wettigheid
erkend te zien, maar hij beschouwde
de zaak niet met dezelfde oogen als
zijn vader. Zou Frances het weten?
dacht Manders. Als het zoo is, dan
is zij even stilzwijgend over dat on
derwerp als haar vader. Maar waar
was Boucher dan Het denkbeeld, dat
zijne afwezigheid in verband met zij
ne aanspraken kon zijn. doorkruiste
zijn brein. Als hij dood was zouden
zijne rechten dan op zijne dochter
overgaan? en toen George Manders
aan haar schoon en kahn gelaat
dacht, vervloekte hij zijne onmacht,
om hare liefde te herwinnen, want
ofschoon hij een slecht mensch was.
beminde hij haar op zijn manier.
Er verliep een geruime tijd, vóór
hij besloten had hoe te handelen.
Ten laatste nam hij een stukje pa
pier, schreef er wat namen en datums
op, deed toen de portefeuille in dë
enveloppe, plakte die dicht, en borg
haar op. Vervolgens schelde hij.
Vraag aan juffrouw Boucher, of
ik haar kan spreken, zeide hij tot de
meid.
Het spijt mij, mijnheer, maar de
juffrouw is een uur geleden de deur
uitgegaan. Hebt gij haar niet ge-
hoord
Neen, want hij was te zeer in
zijne lectuur verdiept, om iets ge-
hoord te kunnen hebben.
Kunt gij mij nog een spoor-
boekje verschaffen vroeg hij aan de
jmeid, die opgewekt aan zijn verzoek
gehoor gaf. want hij was een knap
jongmensch, en behandelde de vrou-
jwelijke dienstboden niet van uit de
hoogte.
1 Ik ga de stad uit, en blijf mis
schien eenige dagen weg. Als juffrouw
Boucher niet spoedig terugkomt, zal
ik een briefje voor haar achterlaten
Hij vertrok met den sneltrein Yan
drie uur in westelijke richting.
Blakctown was zijn doel het post
merk op de binnenste envelop wees
hem den weg. Toen Frances terug
keerde, vond zij zijn briefje. Daarin
.stond, dat hij twee of drie dagen
'weg zou blijven, en het betreurde.
dat hij verplicht was haai* te verla
ten, nu zij zich zoo beangst over haar
vader maakte, en eindigde met haar
in eenige hartstochtelijke maar niet
slecht gekozen woorden te vragen,
om haar besluit van den vorigen dag
nog eens in overweging te nemen.
Als hij gezien had, dat zij zijn
briefje zoo kalm las, dan had George
Manders alle hoop opgegeven. Zij be
kommerde zich wel om hem, maat*
kende de zwakheid van zijn karakter
zoo goed, dat liefde tusschen hen bei
den onmogelijk was.
Manders sliep dien nacht in Black-
twon. Hij vroeg, waar Redton lag,
zoodat hij den volgenden morgen
wachtte, waar John Boucher had ge
wacht, namelijk aan het station Slee
ford.
Dezelfde portier had nu dienst, en
moest dus de Maagzieke passagiers
te woord staan. Manders wilde hem
echter meer bijzondere vragen doen,
en sprak hem aan.
Waar ligt Redhills ongeveer?
De man ontstelde, alsof hij het
hoorde donderen.
Doe mij niet zulke noodlottige
vragen, want ik wil ze u niet beant
woorden, zeide hij ernstig.
Maar wat dbedoelt ij daar
mee? vroeg Mander, die een Ameri
kaan was, en dus krachtige uitdruk
kingen bezigde.
Omdat iemand mij drie weken
geleden ook dezelfde vraag heeft ge
daan, en diezelfde man is nu dood
en begraven.
Nu was het de beurt van Manders,
om op te schrikken. Wie kon die man
zijn, die drie weken geleden naar den
weg naar Redhills had gevraagd
Wat voor een man was hij
De portier lichtte zijne pet op, on
streek zijn haar in de hoogte.
Dat weet ik eigenlijk niet, zeide
hij. Ik zag hem aan voor een
openhartig, flink mensch. Maar hij
scheen het tegendeel te zijn. Hij zat
hier ook, hij lachte en praatte met
mij, en sneedeen stuk tabak voor mij
af. Hier is het stuk nog, vervolgdo
de portier, terwijl hij het reliquie te
voorschijn haalde.
Manders nam het in zijne hand. Het
was van het soort, dat hij wist, dat
John Boucher altijd rookte.
Ga voort, riep hij ongedul
dig.
Ga voort, riep hij ongedul
dig.
Hij scheen echter toch niet veel
bijzonders te zijn. Mijnheer Bourchier
liet hem van Brackley naar Redton
meerijden, en toen heeft die kerel ge
poogd mijnheer Bourchier te bestelen
en te vermoorden, daarom haalde de
ze zijn pistool voor den dag. en
schoot hem dood midden door het
hart.
Manders kon nauwelijks zijne ont
roering verbergen.
Wie werd doodgeschoten mijn
heer Bourchier? vroeg hij. Jnam nog veel meer daarboven. Hij
Neen, mijnheer Bourchier schoot hoorde hoe uitgestrekt Redhills was,
dien armen kerel dood. jen hoe hoog de eigenaar in den om-
Manders' hand trilde. Verscheidene trek stond aangeschreven. Hij hoor-
gedachten doorkruisten zijn brein. I dt ook iets van het proces tusschen
Hoe heette hij? vroeg hij met den eigenaar en James Boucher van
zulk een vreemden toon in zijne stern,Newhain, en nu werden de zaken
dat de portier hem aanstaarde. 'hem volkomen duidelijk. Hij was het
Dat weet niemand, niemand wist jmet de waardin eens, dat het eene
iets van hem te vertellen. Er is een'vriendelijke daad van mijnheer Bour-
onderzoek ingesteld door het gerecht, chier was, toen hij beval, dat de. on
'Mijnheer Bourchier werd wegens man-bekende, die hem naar het leven had
slag.voor het gerecht gedaagd, maar1 gestaan, op zijne kosten op het kerk-
hij is eervol ontslagen. ihof te Redton moest begraven wor-
Manders luisterde bijna niet naar den.
hem, woeste gedachten en plannen i Maar ziet xi, mijnheer, zeida
kwamen hem voor den geest. de waardin, het moet toch vreese-
Waar zijt gij dan heen geweest lijk zijn als er menscKenbloed aa*
vervolgde de portier. Alle cou-j iemands handen kleeft.
ranten zijn er vol van. zelfs de cou-j Dat is zeker waar, zeide Man-
I ran ten ui Londen, naar ik gehoord dors ernstig. Wat voor soort mens di
heb. Hebt gij er niets van gelezen? is mijnheer Bourchier?
Ik lees nooit couranten, zeide'; In sommige dingen is hij vreese-
Manders kortafop dat oogenblik lijk streng. De menschen hier verwen-
kwam de trein aan. en hij stapte deren er zich over, dat hij den ar-
eene coupé binnen, in diep gepeinsmen man heeft laten begraven. Dat
verzonken. is niet volgens zijne gewoonte.
Te Brackley stapte hij er uit. In j Manders verwonderde er zich niets
dien tusschefntijd had hij zijne kalmte over. Hij had nu al het noodige ge-
herkregen, tenminste naar het uiter-hoord en beval dat men een rijtuig
lijk te oordeelen. Hij trad het „Wa-ivoor hem zou inspannen, om hem
pen van Brackley" binnen en knoopte;naar Redton terug to brengen,
een gesprek aan met de herbergierster i De koetsier was een verstandig jon
en hare dochter, en toen hij daar zijn! geling. die elk bijzonder mint onder
sigaar rookte en brandewijn met wa- weg aanwees. Hij toonde Manders
ter slurpte, hoorde hij opnieuw watde plek. waar William uitstapte, toen
de portier verteld had. maar ver-'hij verder loopen moest hij hield