Haarlem's Dagblad NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD. Vraag en Aanbod Een Kwartje per plaatsing Twee Kwartjes tt samen Grootte der Adv. hoogstens zes regels 22e Jaargang. No, 6583 Versciiijnt dagelijks, behalve op Son» «n Xees.idagen. WOENSDAG 14 DECEMBER 1904 HAARLEM S DAGBLAD Aboi ABONNEMENTEN PER DRIE MAANDEN: Voor Haarlem1.20 Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der gemeente)1.30 Franco per post door Nederland„1.65 Afzonderlijke nummers0.02^ Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem0.37X „de omstreken en franco per post 0.45 Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur J. C. PEEREBOOM. ADVERTENTIËN: Van 1—5 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondissement Haarlem van 15 regels 0.75, elke regel meer ƒ0.15. Reclames 30 Cent per regel. Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Kleine advertentiën 3 maal plaatsen voor 2 maal betalen. Redactie en Administratie: Groote Houtstraat 55. Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 724. Drukkerij: Zuider Buitenspaarne 6. Telefoonnummer 122. nnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Succ., Parijs, 3F>ts Faubourg Montmartre. plaatst dagelijks Advertentiën va/a (geen WirJoeUArmonces) voor DRIEMAALmits binnen een Week, voor Betaling d, Contant INGEZONDEN. Van ingeeondan stukken, ge plaatst of niet geplaatst, wordt de copy tea inzender niet terug gegeven. Voor den inhoud dezer rubriek stelt de Redactie zich niet aan sprakelijk. Haarlem, December 1904. Geachte Redactie Gaarne hadden, we een plaatsje voor 't volgende naar aanleiding van de opmerkingen van een „deskundige" Deze „deskundige" beweert, dat de klacht door de redactie van „Haar lems Onderwijs over te groote klas sen geslaakt weinig heeft te beduiden. Mogen we allereerst op merken, dat door de redactie die klacht niet geslaakt is. Wij hebben cijfers gegeven en die laten volgen door de woorden van de school commissie. De schoolcommissie spreekt in haar verslag, vastgesteld 24 Maart 1904 van groote over- vulling van vele klassen op de Lag. Sch. in deze gemeente. Meent de deskundige, dat die uitspraak wei nig te beduiden heeft, hij wende zich tot dat lichaam, dat hem wel van antwoord zal dienen. Nu gaat „de deskundige" aantoo- nen, dat de gegeven cijfers niets be wijzen. De redactie, zegt hij, neemt het leerlingcijfer van de kleinste, dat van de grootste klasse en het mid- dencijfer. Wat bedoelt onze „des kundige" daarmee Meent hij, dat dit cijfer is gelegen midden tusschen het cijfer van 't grootste en 't kleinste aantal leerlingen uit ons lijstje. Zoo ja, en we vermoeden dit zoo half en half uit zijn verder betoog, dan heeft hij al heel slecht gerekend. Wij be doelen met het gemiddeld aantal leerlingen per klasse het getal, dat we verkrijgen, zoo we het aantal leerlin gen der school deelen door het aan tal klassen. En dat zoo'n cijfer niets te beduiden heeft is ons te machtig. Wij vinden juist dat dit nu eigenlijk het cijfer is, dat het meest bewijst, het meest juiste beeld geeft van de grootten der klassen. En wat zien we nu het gemid deld aantal leerlingen per Masse is in 1903 van enkele scholen nog hoo- ger dan in 1892, en in 1897. Verder kunnen we opmerken dat het, wat de Tusschen- en Kostelooze scholen aan gaat, op één uitzondering na (de 6e Tusschenschool kunnen we nog niet meetellen) aanmerkelijk hooger is dan wat de schoolcommissie als m a- x i m u m (nog iets anders dan het gem. aantal) voor de eerste toekomst voorstelt. De „deskundige" beweerthet cij fer van de kleinste Mas is natuur- 1 ij k altijd dat van de hoogste, dat van de grootste klasse is dat van de laagste. Mogen we onzen „deskundi ge" opmerken, dat dit niet precies juist is. Het grootste aantal leerlin gen komt in de verschillende scholen (volgorde uit ons artikel) in 1897 voor in de 4e, 3e, 3e, 3e, 3e, (2e en 3e) le, 3e, 3e, 3e, 3e, 4e, 2e en le klasse, j In 1903 in het j le, (4e en 5e) 2e, 3e, (2e, 3e, 4e), (3e, 4e) (le, 4e), 3e, 3e, 4e, 2e, 3e, 4e en 4e leerjaar. In 1903 komt dus slechts 2 maal in de laagste Masse het grootste aantal leerlingen voor. Dat natuurlijk is dus niet zoo natuurlijk als onze „deskundige op onderwijsgebied" meent. Maar al was zijn bewering juist, dan zien wij het licht nog niet, waaruit hem blijkt, dat die gemid delde cijfers niets te beduiden hebben. W e zijn daarvoor ongetwijfeld niet „deskundig" genoeg. Nu wordt het bejammerd, dat we geen conclusies hebben getrokken, we I zouden tot verrassende resultaten ge- komen zijn. En. nu komen die verras sende resultaten In de laagste Massen is het aantal leerlingen na 1900 geregeld ge daald. Laten we eens een kijkje nemen bij de Tusschen- en Kostelooze scholen. 1901 48-48 45-47 52-51 50-53 38-36-38 48-51-50 48-50 1902 51-50 46-47 54 54-41 48-48 41-42 49-50-50 46-45 1903 48-50 47-45 46 44-44-44 42 41 50-50 42-41 Van een geregelde daling gaat het dunkt me moeilijk te spreken. Er zijn er zelfs bij die stijgen. Terwijl vroeger, aldus onze „deskundige" klassen van 50 en meer geen zeld zaamheid waren zijn er nu maar Laten we eens bij de Tusschen- en Kostelooze scholen zien, wat er nu maar is. Volgens het verslag van Maart 1904 zijn er 4 klassen van 51—5 klassen van 45 5 „50—9 „44 3 „49-8 „43 18 „48-8 42 16 47—8 41 7 „46 dat zijn dus 91 Massen boven wat de commissie als voorloopig wil op geven en 102 boven wat Rotterdam al jaren als maximum heeft, terwijl er slechts 25 beneden laatstgenoemd maximum zijn. 9 klassen van 50 en 51 leerlingen d. i. 7 Dat wij ons met zulke cijfers niet geroepen gevoelen zoo erg over dien goeden weg te roemen, zal men ons niet kwalijk nemen. De deskundige zegt, dat wij den in druk gevestigd hebben, dat de toe stand hier ellendig is. Zoo dit waar is, is het niet onze schuld. We hebben cijfers gegeven en die zijn nog niet aangetast. Maakt men daar uit op, wat de deskundige zegt, dan is dit onze schuld niet. Dankend voor de opnam», DE RED. v. HAARL. ONDERW. (Tot zoover de opmerMngen der re dactie van „Haarlem's Onderwijs". Wij hebben gemeend, niet eenvoudi ger te kunnen doen, dan door onzen deskundige te verzoeken, de inzend ster zelf va<n antwoord te willen die nen. In de navolgende regelen heeft deze daaraan zeer welwillend voldaan. Redactie Haarlem's Dagblad]. M. de R. Nu gij mij de gelegenheid biedt eenige woorden aan dit stuk toe te voegen, wil ik dat wel doen. De Red. van H. O. verwijst naar de Comm. v. Toezicht maarniet te gen de cijfers kwam ik op, natuur lijk niet, maar tegen de poging om door vergelijMng met cijfers van voor 6 en 12 jaar den verkeerden in druk te vestigen alsof de toestand m Haarlem allerellendigst was en er niets tot verbetering gedaan werd. Daarom heb ik niets met de Comm. v. Toezicht uit te staan en zal verder H. O. zoo nabij mogelijk volgen. Wat de deskundige meent met de uitdrukking, dat een gemiddeld cij fer niets beteekent Och, dit is vrij duidelijk, de uitdrukking „gemid deld" juist genomen als de Red. H. O. dit bedoelt. Stel er zijn twee scholen met gelijk aantal Massen b.v. 6. In school A is 't aantal leerlingen 58 56 56 42 20 15 In school B is 't aantal leerlingen 45 45 45 45 45 45 De toestand in A is ellendig (ge middeld getal 411/6). In school B het tegenovergestelde (gemiddeld getal 45). De redactie zal met mij van oor deel zijn dat een gemiddeld cijfer niets beteekent. Komt hierbij nu nog, dat men cij fers vergelijkt, gemiddelde cijfers nog wel, zonder den invloed mede te rekenen van de leerplichtwet (de eer ste twee gemiddelden van H. O. vie len vóór, het laatste na invoering van deze wet.i dan moet die vergelijking noodwendig een verkeerden indruk maken. Wat nu betreft het geregeld dalen van het aantal leerlingen in de ver schillende klassen, is dit op te mer ken. In de eerste plaats, dat in nor male omstandigheden de laagste klassen het grootste aantal leerlin gen zullen bevatten en de hoogste klassen het geringste. Dat door invoe ring der leerplichtwet in 1901 van deze normale moest worden afgewe ken ligt voor de hand en dat nu (na 3 jaren) de middelklassen deze af wijking vertoonen, ligt ook voor d« hand. Maar evenzoo, dat deze toeval lige omstandigheid niet mag dienen om (verkeerde) conclusiën te trekken. Vandaar dat voor vergelijking niet kunnen dienen die middelMassen, die de Red. H. O. met voorliefde aan haalt. De volgende tabel bevat het aantal leerlingen in de laagste twee ©n in de hoogste twee Massen. Het cijfertje ervoor geeft het aantal dier klassen aan. Laagste Klassen. Tusschen school 1001 1902 1903 le (3) 152 (4) 201 (4) 200 2e (4) 189 (4) 177 (4) 184 3e (4) 207 (5) 252 (4) 186 4e (4) 196 (4) 193 (5) 222 5e (4) 150 (5) 191 (4) 13« Koste loos. A 4) 245 (5) 240 (5) 245 B (4)188 (4) 187 (4)155 C (3) 145 (4) 195 (4) 137 D (2) 96 (4) 171 (4) 171 Hoogste Klassen. 1901 1902 1903 (3)124 (3)133 (3)133 (4) 186 (4) 168 (4) 176 (4) 183 (4) 170 (4) 160 (4)168 (4) 163 (4)148 (2) 82 (2) 77 (4) 123 1(4)151 (3)133 (3)112 (4)157 (4)161 (4)148 (3) 124 (4) 182 (4) 177 I (4) 145 (3) 114 (4) 138 (Ten pleziere van H. O. wordt de 6de Tusschenschool niet opgenomen, waar van de 14 Massen maar 3 boven 40, de 11 andere minder dan 38 leer lingen tellen). Hieruit volgt duidelijk, dat in alle scholen de laagste Massen kleiner zijn geworden (het „geregeld" is van minder belang ofschoon slechts in enkele gevallen onjuist) dat met uit zondering van de eerste tusschen school in alle scholen, de hoogste klassen minder leerlingen tellen sinds 1901 en dat in weerwil van het feit, dat de invoering van de leer plichtwet tal van kinderen op school hield, die anders reeds in de 4de en 5de klasse verdwenen. En nu het slot. In het stukje, waarin ik uwe aan dacht vestigde op de paar cijfers in 1 j Haarlem's Onderwijs, heb ik niet be- j j weerd, dat de toestand onverbeterlijk was. Alleen ditHet gemeentebestuur 'is thans op den goeden weg om tot een zuiveren toestand te ko- men. Thans met een artikel te komen, dat in 1903 de toestand slecht was en daarbij niet te vermelden, dat de toestand gaandeweg beter wo?ui, lijkt me onoprecht. De 4 Massen van 55 en 4 Massen van 50 waarover in dit ingezonden stuk niet ten onrechte wordt geMaagd zijn (of waren) in de school A en in de eerste tusschenschool die herber gen moeten, de buiten alle verhou ding aangroeiende bevolking van het Schoterkwartier. Als de zesde tus schenschool in gebruik genomen wordt, d. i misschien over een paar maanden, zal ook dat tot de geschie denis behooren. De Commissie van Toezicht zou wenschen, dat gestreefd werd naar een maximum van 40 leerlingen voor alle klassen, vooral met het oog op de hoogere Massen. De hoogste klassen van de kostelooze en tusschen- scholen tellen I. 38 en 40 II. 41 41 III- 38 38 IV. 33 31 V. 25 32 VI. 26 25 A. 29 35 B 43 21 c. 39 D. 27 33 Het koant mij voor dat voor de hoogste Massen aan dezen wensch der Commissie reeds in 1903 vol daan was. Ook dat had vermeld behooren te wordenWat Haarlems Onderwijs beoogt juichen wij toe. Belangstel ling wekken bij de ouders in onder wijszaken vind ik prachtig. Maar laakt men wat te laken is, dan be hoort mem ook te wijzen op het goe de, dat reeds bereikt is, anders levert men een caricatuur. Dit acht ik allerminst gewenscht. Daarom meende ik op vooruitgang in de laatste drie jaren te moeten wij zen, nu de Redactie van Haarlems Onderwijs, door vergelijking met toestanden van voor 12 en 6 jaren wel degelijk den indruk wensch te te maken, dat de toestand slecht was. Wil de Redactie vertrouwen wekken in haai* blaadje, dan behoort zij, her halen kan geen kwaad, ook het goede zoeken en dit naast het verkeerde stellen, ook waardeeren waar streven ten goede is. Doet de Redactie dit ernstig, dan komt zij misschien tot de ontdekking, dat ze nabootst den regenmaker bij heidensche volken, die wel zoo slim is pas z n regen trompet te nemen als hij verandering van weer ziet komen. Binnenland MARINE. Aan de Memorie van Antwoord van den Minister van Marine kan het volgende worden ontleend Jongens die tegenzin in den dienst hebben worden niet onvoorwaardelijk in dienst gehouden. Aan een jaarlijksche indiening van mededeeling van wenschen van alge- meenen of maatschappelijken aard door ondergeschikten, blijft de minis ter de voorkeur geven boven het openen der gelegenheid zich met korte tusschenpoozen tot den minis ter te wenden. Een vaartuig is voor het overbren gen van verhuisboel van schepelin gen beschikbaar gesteld. Het bou wen van een motorboot is in overwe ging. De minister is niet voornemens de muzikanten vrij te stellen vanel- i ken dienst op Zondag, waartoe d» concerten niet behooren, maar de minister heeft het medewerken aan concerten des middags vóór 4 uur verboden. 's Ministers gedragslijn ten aanzien van het deelnemen aan politieke be- toogingen door schepelingen, komt hierop neer, dat de schepelingen vrij zijn in het deelnemen aan politieks betoogingen. Hebben zij echter da strekking de krijgstucht te ondermij nen, of hare handhaving te bemoei lijken. dan wordt het den marine autoriteiten door den minister on voorwaardelijk ten plicht gesteld bij woning van die betoogingen tegen te gaan en te straffen. Ten onrechte, en tegen 's ministers bedoeling, werd een schepeling gestraft wegens deel neming aan een kiesrecht-betooging; eane hierover door dezen schepeling ingediende Macht werd door de hoo gere miiitaire-au tori telt gegrond verMaard. Ook den minister doet het leed schepelingen te moeten ont slaan, die, trotsch op hun martelaar schap, de liefdadigheid hunner ka meraden moeten inroepen, maar de minister beschouwt hen als de slachtoffers van hen, die hen mialei- den. j Naar aanleiding van de beweerde schending van briefgeheim aan boord j verklaart de minister dat op bij de I Grondwet toegekende rechten der schepelingen geen inbreuk is ge maakt. Wat het gebeurde aan boord van de „Assahan" aangaat, oordeelt de minister, dat d£ handeling vani den commandant wiens handelin gen hij niet geheel voor zijne reke ning wilde nemen van zuiver for meel standpunt beschouwd, niet ver oordeeld kan worden, en in ander opzicht evenmin te veroordeelen zou de zijn geweest, indien de schepelin gen vooraf in kennis waren gesteld met de opvattingen van den comman dant der zeemacht die de handeling goedkeurde. De minister vereenigt zich met de meening van die leden, die oordee- len, dat de belangen van de minde ren, voor wie men opkomt, dikwijls niet worden bevorderd door die zaken in de Kamer ter sprake te brengen. I Inzonderheid is dit het geval wan- neer de voorstellingen onjuist zijnen i men, daarop voortbouwende, meer deren onjuist beoordeelt. In plaats van de jenever-verstrek king treedtle. verstrekking van kof fie met suiker bij nat of ruw weder; 2e. de verstrekking van 0.30 'smaands voor iederen schepeling, behalve voor officieren en machinis tenbovendien /0.50 op de verjaar dagen van de leden van het Vorste lijk Huis, en 3e. uitbreiding der ver strekking van limoensap. Aan den eisch van 20 kb. meter dampkringslucht in bewoonde ruim ten voor ieder volwassen persoon, kan aan geen enkel oorlogsschip ter wereld worden voldaan. Intusschen blijft steeds het streven gericht om niet meer personen aan boord te plaatsen dan gevoegelijk in het volkslogies plaats kunnen yin- den. Zoodra de „Bonaire" niet meer noodig is voor de aspirant-machinis ten, zal het personeel van den torpe- doclienst daarop overgaan. Het rapport van de commissie üx zake de pensioen verzekering van we duwen en weezen van militairen be neden den rang van officier, is ont vangen en is in overweging bij de daarbij betrokken departementen. Uit het eindcijfer der begrooting blijkt, volgens den minister, dat niet naar uitzetting der uitgaven is ge streefd. Er moesten nog groote uitga- Fenilleton. De Misdaad in de Familie Uit het Engelse h door HUGH CONWAY. 8) Het was duidelijk, dat John Bou cher op een landgoed recht had. Vreemd was het, dat Boucher hem er nooit iets van had verteld, maar het is ons bekend, dat John zeer aan zijn vader's rechten twijfelde. Evenals zijn vader wenschte hij zijne wettigheid erkend te zien, maar hij beschouwde de zaak niet met dezelfde oogen als zijn vader. Zou Frances het weten? dacht Manders. Als het zoo is, dan is zij even stilzwijgend over dat on derwerp als haar vader. Maar waar was Boucher dan Het denkbeeld, dat zijne afwezigheid in verband met zij ne aanspraken kon zijn. doorkruiste zijn brein. Als hij dood was zouden zijne rechten dan op zijne dochter overgaan? en toen George Manders aan haar schoon en kahn gelaat dacht, vervloekte hij zijne onmacht, om hare liefde te herwinnen, want ofschoon hij een slecht mensch was. beminde hij haar op zijn manier. Er verliep een geruime tijd, vóór hij besloten had hoe te handelen. Ten laatste nam hij een stukje pa pier, schreef er wat namen en datums op, deed toen de portefeuille in dë enveloppe, plakte die dicht, en borg haar op. Vervolgens schelde hij. Vraag aan juffrouw Boucher, of ik haar kan spreken, zeide hij tot de meid. Het spijt mij, mijnheer, maar de juffrouw is een uur geleden de deur uitgegaan. Hebt gij haar niet ge- hoord Neen, want hij was te zeer in zijne lectuur verdiept, om iets ge- hoord te kunnen hebben. Kunt gij mij nog een spoor- boekje verschaffen vroeg hij aan de jmeid, die opgewekt aan zijn verzoek gehoor gaf. want hij was een knap jongmensch, en behandelde de vrou- jwelijke dienstboden niet van uit de hoogte. 1 Ik ga de stad uit, en blijf mis schien eenige dagen weg. Als juffrouw Boucher niet spoedig terugkomt, zal ik een briefje voor haar achterlaten Hij vertrok met den sneltrein Yan drie uur in westelijke richting. Blakctown was zijn doel het post merk op de binnenste envelop wees hem den weg. Toen Frances terug keerde, vond zij zijn briefje. Daarin .stond, dat hij twee of drie dagen 'weg zou blijven, en het betreurde. dat hij verplicht was haai* te verla ten, nu zij zich zoo beangst over haar vader maakte, en eindigde met haar in eenige hartstochtelijke maar niet slecht gekozen woorden te vragen, om haar besluit van den vorigen dag nog eens in overweging te nemen. Als hij gezien had, dat zij zijn briefje zoo kalm las, dan had George Manders alle hoop opgegeven. Zij be kommerde zich wel om hem, maat* kende de zwakheid van zijn karakter zoo goed, dat liefde tusschen hen bei den onmogelijk was. Manders sliep dien nacht in Black- twon. Hij vroeg, waar Redton lag, zoodat hij den volgenden morgen wachtte, waar John Boucher had ge wacht, namelijk aan het station Slee ford. Dezelfde portier had nu dienst, en moest dus de Maagzieke passagiers te woord staan. Manders wilde hem echter meer bijzondere vragen doen, en sprak hem aan. Waar ligt Redhills ongeveer? De man ontstelde, alsof hij het hoorde donderen. Doe mij niet zulke noodlottige vragen, want ik wil ze u niet beant woorden, zeide hij ernstig. Maar wat dbedoelt ij daar mee? vroeg Mander, die een Ameri kaan was, en dus krachtige uitdruk kingen bezigde. Omdat iemand mij drie weken geleden ook dezelfde vraag heeft ge daan, en diezelfde man is nu dood en begraven. Nu was het de beurt van Manders, om op te schrikken. Wie kon die man zijn, die drie weken geleden naar den weg naar Redhills had gevraagd Wat voor een man was hij De portier lichtte zijne pet op, on streek zijn haar in de hoogte. Dat weet ik eigenlijk niet, zeide hij. Ik zag hem aan voor een openhartig, flink mensch. Maar hij scheen het tegendeel te zijn. Hij zat hier ook, hij lachte en praatte met mij, en sneedeen stuk tabak voor mij af. Hier is het stuk nog, vervolgdo de portier, terwijl hij het reliquie te voorschijn haalde. Manders nam het in zijne hand. Het was van het soort, dat hij wist, dat John Boucher altijd rookte. Ga voort, riep hij ongedul dig. Ga voort, riep hij ongedul dig. Hij scheen echter toch niet veel bijzonders te zijn. Mijnheer Bourchier liet hem van Brackley naar Redton meerijden, en toen heeft die kerel ge poogd mijnheer Bourchier te bestelen en te vermoorden, daarom haalde de ze zijn pistool voor den dag. en schoot hem dood midden door het hart. Manders kon nauwelijks zijne ont roering verbergen. Wie werd doodgeschoten mijn heer Bourchier? vroeg hij. Jnam nog veel meer daarboven. Hij Neen, mijnheer Bourchier schoot hoorde hoe uitgestrekt Redhills was, dien armen kerel dood. jen hoe hoog de eigenaar in den om- Manders' hand trilde. Verscheidene trek stond aangeschreven. Hij hoor- gedachten doorkruisten zijn brein. I dt ook iets van het proces tusschen Hoe heette hij? vroeg hij met den eigenaar en James Boucher van zulk een vreemden toon in zijne stern,Newhain, en nu werden de zaken dat de portier hem aanstaarde. 'hem volkomen duidelijk. Hij was het Dat weet niemand, niemand wist jmet de waardin eens, dat het eene iets van hem te vertellen. Er is een'vriendelijke daad van mijnheer Bour- onderzoek ingesteld door het gerecht, chier was, toen hij beval, dat de. on 'Mijnheer Bourchier werd wegens man-bekende, die hem naar het leven had slag.voor het gerecht gedaagd, maar1 gestaan, op zijne kosten op het kerk- hij is eervol ontslagen. ihof te Redton moest begraven wor- Manders luisterde bijna niet naar den. hem, woeste gedachten en plannen i Maar ziet xi, mijnheer, zeida kwamen hem voor den geest. de waardin, het moet toch vreese- Waar zijt gij dan heen geweest lijk zijn als er menscKenbloed aa* vervolgde de portier. Alle cou-j iemands handen kleeft. ranten zijn er vol van. zelfs de cou-j Dat is zeker waar, zeide Man- I ran ten ui Londen, naar ik gehoord dors ernstig. Wat voor soort mens di heb. Hebt gij er niets van gelezen? is mijnheer Bourchier? Ik lees nooit couranten, zeide'; In sommige dingen is hij vreese- Manders kortafop dat oogenblik lijk streng. De menschen hier verwen- kwam de trein aan. en hij stapte deren er zich over, dat hij den ar- eene coupé binnen, in diep gepeinsmen man heeft laten begraven. Dat verzonken. is niet volgens zijne gewoonte. Te Brackley stapte hij er uit. In j Manders verwonderde er zich niets dien tusschefntijd had hij zijne kalmte over. Hij had nu al het noodige ge- herkregen, tenminste naar het uiter-hoord en beval dat men een rijtuig lijk te oordeelen. Hij trad het „Wa-ivoor hem zou inspannen, om hem pen van Brackley" binnen en knoopte;naar Redton terug to brengen, een gesprek aan met de herbergierster i De koetsier was een verstandig jon en hare dochter, en toen hij daar zijn! geling. die elk bijzonder mint onder sigaar rookte en brandewijn met wa- weg aanwees. Hij toonde Manders ter slurpte, hoorde hij opnieuw watde plek. waar William uitstapte, toen de portier verteld had. maar ver-'hij verder loopen moest hij hield

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 5