BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD f 1.20 PER 3 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. J Neem eens aan ik heb u een heel eind gebracht tot een moedig voorne men, tot een innig-verstandige daad. j Is er dan nog iets anders ZATERDAG 17 DECEMBER 1904 ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. ZONDAGSBR1EVEN. „ZEGT HET VOORT!'' Beste G er rit! Het is een oud gebruik ten platten- lande onder de aanplakbiljetten van j verkoopingen met duidelijk zichtbare j letters te laten drukken Zegt h e tj voort! Of de aanmaning veel helpt, weet ik niet. Eigenlijk gezegd geloof ik, dat zij ten aanzien van dergelijk nieuws minder noodig is. De behoefte aan een praatje op de groote markt des levens zorgt er wél voor, dat het bericht van een verkooping van een boerenplaats met of zonder levende haaf van mond tot mond gaai- Men leest wel onder een ingezonden stukje in de courant, wanneer men- schen met elkaar over het een of an der onderwerp aan he<t haspelen zijn: „Andere bladen, die het ingezonden artikel van den heer.overnamen, worden beleefd verzocht ook aan het bovenstaande een plaats te verlee- nen". Dit is, in meer deftige termen, ook zulk een Zegt het voort Maar ik lees wel eens iets in een kranteen waarschuwing of raad een meedeeling waarmee iemand zijn nut zou kunnen doen, een opmerking van recht practischen aard of een be richt dat velen tot een spiegel zou kunnen zijn ik lees wel eens iets dergelijks, waaronder niet het ver zoek voorkomt om het verder te ver breiden. maar waar ik voor mij dan met. groote letters onder zou willen schrijven Zegt li et voort! Dat overkwam mij van de week nog. Ik las iets en dachtDat moet ilc voortzeggen En toen ik mij afvroeg waarheen en tot wien ik dat, wat mij zulk een belangstelling inboezemde, in de eerste plaats zou willen hebben heengedragen, toen.... stondt. jij vóór me, Gerrit Dat wil zeggenNiet in levenden lijve, want dan had ik het je kunnen voorlezen, maar voor het oog van mijn geest, zooals we gewoon zijn te zeggen. In mijn verbeelding zag ik Gerrit, dien ik zoo kolossaal graag lijden mag, uit Rotterdam overge waaid, en daar zat hij tegenover zijn oom. „Wat is-t-er, oompie Weer de een of andere opmerking?" mocht je zoo half schertsend, half kribbig leggen. „Ja, ik heb nog al eens zoowat voor mijn neefjes en nichtjes", was mijn antwoord. „En dan gaat het net als op Sinterklaas, ze kijken uit wie de koek krijgt, wie de gartmaar in den regel draait het voor allemaal uit op koek". „Dus het is wat goeds, wat u hebt?" „Zeker is het iets goedsDacht je dat ik voor mijn zeer waarden neef Gerrit iets verkeerds in de tasch had „Nu, vertel op, oom 1" „Mag ik je eerst eens iets vra gen Ben je, trots je uitmuntende kwaliteiten, altijd nog zoo'n onver- standig cigarettenrooker „Daar heb je "t al, oom Altijd dat...." - „Gezeurwil je zeggen. Ja, 'zeuren zal ik, als jongens en meisjes van wie ik houd, die ik graag fleu- rig en gezond en gelukkig zie, dooi: een dwaasheid, een zwakheid, een domme onverzettelijkheid of een zon digen lust de kostelijkste dingen die ze bezitten op het spel zie zetten. „Maar luister nu eens Een bekend man in den lande, een man die in liet werk der opvoeding van jongens zijn sporen verdiend heeft, de heer G. W e g e r i f, institu- teur te Nijmegen, schreef een paar dagen geleden het volgende in het „Handelsblad" Gisteren las ik „Te Stanford is nu weder een 12-jarige knaap slachtoffer gewor den van het cigaretten rooken. Hij heeft zich letterlijk doodgerookt. De jongen rookte" veel cigaret- ten, waarbij hij dan vaak den rook inslikte om dien later door zijn neus weder uit te blazen. Hij kwam gezond en wel uit school en rookte dien dag er weer dap per op los, tot hij ziek en misse lijk naar bed moest gaan, waar hij weldra overleed aan h a r t- verlamming, veroorzaakt door nicotine-vergiftigin g." Heden lees ik „Bij een geneeskundig onder zoek in de „Western Heights"- kazerne te Dover zijn een aantal jonge soldaten ongeschikt ver klaard voor deai dienst, omdat zij bleken te lijden aan hart- en an dere kwalen, veroorzaakt door overmatig rooken van cigaretteu. Tot de andere troepen van het garnizoen is een waarschuwing tegen het cigaretteu rooken ge richt." Ouders, zijn die twee berichten in staat u te doen inzien, dat ook uwe kinderen weldra kunnen lij den aan de gevolgen van dat ver foeilijk kwaad? Of meent ge, dat die slechte ge woonte nog niet in die mate door de Hollandsche jeugd is aangeno men, dat van doodrooken, hart verlamming, nicotine-vergiftiging sprake kan zijn? Luistert dan naar mijne onder vinding. Jaren reeds voer ik een hard- neklrigen strijd tegen het cigaret- ten rooken mijner leerlingen, maai' steeds opnieuw moet die strijd aangebonden en dat vooral bij de nieuwaangekomenen. Dit laatste geeft mij het recht te vra gen Zijn de ouders tegenwoordig misschien niet doortastend ge noeg, of zijn zij te weinig over tuigd van de noodlottige gevol gen, welke het cigaretten rooken kan hebben De kinderen toch kan men niet aansprakelijk stellen: zij beseffen niet, hoe ze zich langzamerhand vergiftigen en denken alleen aan het oogenblikkelijk genot, dat het cigaretje hun verschaftzij zien niet, hoe de frissche, gezonde kleur hunner wangen verandert in een vale, fletse tint; zij bemerken niet, hoe hun denkkracht, hun energie, hun levensmoed en le venslust verslapt. Maar wij, hun leiders en opvoeders, wij bemer ken het maar al te ras hoe die jeugdige nicotineschuivers weldra gaan behooren tot de achterlij ken, tot de moedeloozen, tot de geestelijk zwakken van onzen tijd. Denkt niet dat ik overdrijf. Ik heb leerlingen gehad, die reeds liart- en oogaandoeningen hadden tengevolge van het ciga retten rooken. Ik heb ze gehad, die mij bru taalweg zeiden„Stuurt u mij maar weg, want ik kan 't toch niet laten, ik rook al van mijn 8ste jaar." Maar ook heb ik ze gekend, bij tientallen, bij vijftigtallen, die om te willen slagen en een goede po sitie in de maatschappij te ver overen, het rooken nalieten en verrassend was de uitkomst. Niet een vanhen slaagde niet. Daarom, ouders, bevecht met mij den nicotine-duivol, die het jonge geslacht verpest. Er is sue cès te behalen. Strijdt met mij te gen het verderfelijk cigaretten rooken. Een enkel man, die zich aangordt en niet versaagt, kan iets doen, maar indien gij allen, die het goed meent mét ons opko mend geslacht, met mij strijdt, zullenlater uw kinderen ons dank baar zijn en zal er een juichtoon uit hun harten opgaan, dat ze hun veerkracht en opgewektheid, hun werkkracht en gezondheid behouden hebben. Hier spreekt de ervaring on hier spreekt het hart. Ben je dat niet met me eens, Gerrit Ik zie daarvoor ken ik je gezond verstand en je eerlijk gemoed dat je lippen zich plooien tot een hart grondige verwensching aan je eigen zwakheid. „Ja, oom, het is inderdaad een ellende! Die verd Ja, vloek maar éénsGa je gang maarAls je er je cigaretten mee kunt kwijtraken, dan geef ik je volle absolutie voor een erg hartig adjec tief.... voor éen keer. J e woudt zeggen die verdomde cigarethè 't Is geen beschaafd woord. Maar je zelf in den grond hel pen door het dierlijk-krampachtig zuigen en blazen aan een vloeirolletje tabak is nóg onbeschaafder; laat staan dat 't daarbij idioot is. Luister eens naar je oom, die 't goed met je meent. Ik weet dat de strijd je ontzaglijk zwaar zal vallen. Het afleggen van eene ingewortelde hebbelijkheid is uiterst moeilijk. Vooral wanneer het aanwensel bestaat in het voldoen aan een zinnelijken prikkel. Maar ik ben niettemin overtuigd dat, wanneer je den strijd kloek aanbindt, hij je mee valt. Wil bij voorbeeld een jongen vloe ken of brutaal-zijn afleereh, dat is eigenlijk nóg moeilijker. De drift, de boosheid lcornt opzetten en het kwade woord is er uit eer men 't weet. Is een jongen lui en vadsig, liefhebber van lummelen en boemelen, van besluite loos niets-doen, dan kost de trouw aan het voornemen van een resoluut aangrijpen allicht nog meer inspan ning. Iets positiefs doen vergt in de meeste gevallen nog meer kracht dan iets nalaten. Neem een kloekmoedig besluit, mijn jongen, en schaf de lichaam- en geest- verdervende hebbelijkheid af, voor goed Zeg tot u zelfweg er mee De overwinning is den strijd waard. Over dit feit behoeven we niet meer te redeneeren. Van de- verderfelijk- terdamp zichtbaar geworden en is geen damp meer. maar bestaat uit kleine, zeer kleine waterdroppeitjes, die aan ons lichaam, aan alle voor werpen, op de straten, enz. zich neer zetten. Stellen we ons eens voor, wat er gebeurt in eem warme kamer, waar lieel wat waterdamj, onzichtbare dan, aanwezig moet en kan zijn Moet, omdat er een massa bronnen voor de waterdamp zijn, de dampen de theeketel, het dampende eten.de daar brandende vlammen en niet het heid dezer slavernij is ieder overtuigd, j minst zijn zelf alg fabrikanten ook de lijders zeiven. O, mijn jongen j Van waterdamp te beschouwen. 'tKan het op later leeftijd betreuren van wati omdat de temperatuur tamelijk hoog door eigen schuld verloren ging en is, hooger dan buiten. Treden we nu wat ,,i„l weerkeert is ontzettend I ™et ko»de voonvurpen die kamer J binnen, dan beslaan ze. Vooral is wat niet weerkeert, is ontzettend smartelijk. En weinig zegeningen zijn grooter dan bij het klimmen der ja- 1 ren hoofd en lichaam beiden frisch, vaardig, dienstig en sterk te mogen bezitten. Men denkt niet altijd aan het ge vaar. Men kent het somtijds niet. Maar u mag althans hét Fransche, r spreekwoord voor den geest staan:' en blijkt spoedig verzadigd, ja over- i- ,r o verzadigd, kan al die damp metdra- 'gen en wat is natuurlijker dan dat dit goed op te merken aan door schijnende voorwerpen glaswerk bijv. Hoe komt dat? Heel eenvoudig. 'De koude voorwerpen zullen ook de tem peratuur der omgeving willen aan nemen, en onttrekken daardoor warm te aan de naaste lucht, deze w-ordt afgekoeld, daardoor kan ze niet zoo veel waterdamp bevatten als anders. strengen winter te kennen. Wanneer de bladeren in October en November aan de hoornen blijven, de gemalen koffie zich aan het molenhakje vast hecht de huizen, na geschrobd te zijn. spoedig opdrogen, kasten en ka binetten kraken, het roet uit den schoorsteen valt, zoo is sterke vors! op handen. In tal van korte uitdrukkingen, ge dichtjes enz. meenden de profeten hunne uitspraken ten beste te moe ten geven „Beginnen de dagen te lengen, Dan begint de winter te strengen." „Groene Kersttijd, witte Pascheai". d. i. als de winter laat komt. zal ze ook weer laat heengaan. J. STURING. R00IE BRAM. door W. METS Tz. ,Un liomme deux; wie gewaarschuwd is heeft op een ander heel wat voor. Een bezwaar van anderen aard? Uw kameraden? De jongens? Mon Zou 't waar kunnen zijn het zich afzet op het koude glas, dat beslaat en ondoorschijnend wordt zoodat we het beslaan goed kunnen i opmerken. Gebeurt niet hetzelfde met onze buitenramen. Als daar buiten de tem- peratuur daalt, d'an beslaan onze ra men. En buiten, alweer hetzelfde, maar over grooter oppervlak. Daar is een massa waterdamp aanwezig, alles voelt klam en vochtig aan. en v jnauwelijks daalt de temperatuur Gerrit, kijk me eens aan i Een Hul-' een weinig, of de waterdamp verdicht landsche jongen die iets doodnuchter-j °t 'si verstandigs en iets verstandigs in mistig. 't belang van zijn eigen dierbaar cor- j En (lat in de donkere dagen voor j pus niet durft te doen, omdatj Kerstmis en Nieuwjaar, als de zon zwakkelingen hem uitlachen Zwak-laat verschijnt en spoedig weer on- kelingen die dolgraag wilden mis- der den horizon duikt. En dan ge- schioa. met tranen en gelden dat ze even sterk w aren als gijMaai j j1O0r tal van mopperaars me afvra- dan kunt ge uw heele leven nooit ietsgen ..de zon. is die er nog wel Hoe j uitvoeren zonder als een gedienstig lange, lange dagen is het "iet gele- mannetje te vragen: Wat willen mij j den. dat het zonnetje zich liet zien i v t Is geen wonder, dat men gaat ne heeren kameraden. pruttelen over 't weer, ofschoon het Schaam je toch al zeer weinig helpt. Dat men gaat pruttelen over 't weer, ofschoon Geef mij een hand, een mannen gaat pruttelen hand zij is waarlijk al vrij wat grooter dan de mijne efti leg in je kneep een belofte voor je eigen heil En, Gerrit, zeg het voort! Je hartelijk toegenegen oom LECTORI SALUTE.M. Natuurhistorische Wandelingen. IN EN OM HAARLEM. XXXVII. het toch al zeer weinig helpt. Dat men verlangend naar wat vorst uit ziet. is geen wonider. en dat allerlei voorteekenen worden opgerakeld, niet minder. Toevallig doorbladerde ik dezer dagen een oude almanak van 1855, waarin met betrekking tot het weer heel wat van die voortee- j kenen staan opgeteekend. Ik laat ze hier volgen, al kunnen velen den toets der tegenwoordige wetenschap niet al te best doorstaan. Een vochtige, koude zomer en een milde herfst zijn zekere kenteekenen j van een strengen en langdurigeu wintervalt er in October en No vember, bij een algemeen zoele lucht, j veel regen, zoo zal men in Januari en Februari veel koude en vorst heb ben. Mist heeft vorst in de kist MistOveral mistAlle dagen mist! Wanneer men overvloed van kruis-, En al zijn we nog gelukkig, vergele-bessen heeft,voorspelt men daaruit ken bij onze overburen, de Engel-reeds een harden winter. Wanneer sohen. toch worden ook wij eiken j de wormen, muizen en mollen in het winter bezocht door die plaag. Hoe i najaar diep in den grond kruipen,; dat kan? Wel, niets is gemakkelij en daar veel koorn, groenten en an-i ker te verklaren. j dere eetwaren verzamelen, de spin- Door de groote oppervlakte aannen des nachts webben maken, on- water. in. zoowel als om ons land,; rustig heen en weer loopen envech-j is de hoeveelheid waterdamp in onze ten. en de eene spin haar web boven atmospheer steeds groot. dat van de ancRu'e spint, wanneer Nu kan de lucht maar een betrek-; de ganzen en de grijze kraaien vroeg-i kelijke hoeveelheid bevatten; wat tijdig uit het Noordoosten overko-' vooral afhangt van de temperatuur, j men. de boschvogels zich nabij de Hoe hooger de temperatuur, hoe dorpeai ophouden, ganzen en eenden grooter de hoeveelheid damp is. Damp bij den herfst vet zijn. de hazen en opgevat altijd als onzichtbaren wa-1 patrijzen zwaar en welgegroeid. de ter damp, want als, zooails de men- bloedzuigers gekromd en schijnbaar schen het uitdrukken „er heel wat levenloos op den bodem der water- damp iii de lucht is", dan is die wa- flesch liggen, zoo geeft zulks een In een buitenwijk van een onzer vaderlandsche steden woonde een be daard nog jong echtpaar, met zijn, twee kinderen een dochtertje van zeven en een jongetje van vier jaren- Dat gezin had een bescheiden be staan, doch door de huiselijkheid van den man, en de voortreffelijke eigen schappen van de vrouw, kon men met de verdiensten rondkomen en bleef men zoowel onbekend met weel de ais gespaard voor gebrek. De vrouw was de dochter vaneen1 onderwijzer, die al jong was gestor ven en vrouw en kinderen in een niet te benijden positie had achterge laten. Mina, zooals liet flinke vrouwtje heette, telde twee-en-dertig jaar en haar man, eerst een_paar jaren te voren tot brievenbesteller benoemd, was een paar jaren jonger. Spoorman, zooals de besteller heet te, had de laatste bestelling; uitge voerd eni was zooeven tehuis geko men. Het was al bij elven en na nog even met de vrouw gepraat te heb ben, maakte hij aanstalten om naar bed te gaan, want reeds te vijf uur 's morgens zou hij zijn dagtaak weer moeten beginnen. Juist had hij zijn dienstjas uitge trokken en opgehangen, toen nabij hun woning een verward gerucht van twistende en schreeuwende stem men werd vernomen. Het rumoer nam toe en blijkbaar was er tussc'hen eenige beschonken personen een vechtpartij ontstaan. Moeder Spoorman, niet. gev/oon aan dergelijke ruwe straattooneelen, ver ontrust door het gevloek eai getier, dat zich boven het twistrumoer liet hooren, was bang, dat haa-e beide kinderen zouden ontwaken. Nog nader kwam het heidensch la waai, tot vlak voor het huisje van den besteller. Vreeselijke vloeken en bedreigin gen mengden zich met luid gestom mel en onbestemde woeste geluiden, toen een plof als van een vallend lichaam, een geweldige aanraking met de deur van het eenvoudige huisje, daarna wegijlende personen, die in wilde vlucht schenen voort te spoeden en daarna alles stil. Vrouw Spoorman beefde over alle leden en zei op fluisterenden toon, met zeer onvaste stem Piet, wat zou dat geweest zijn? Ik denk. antwoordde haar man, da.t het een dronken troep zeelui ge weest is, die hier in de buurt moet zijn verdwaald geraakt en misschen wat gevochten heeft. Die tooneeie» komen in de nabijheid dep, haven meer voor, doch behooren hier inde straat gelukkig tot de zeldzaamhe den. Weer volgde een poosje stilte, toeai vrouw Spoorman. die scherp geluig- Feaiae;»n. De Misdaad in de Familie Uit het Engelsch door HUGH CONWAY. 12) Hoe heet hij vroeg mijnheer Bourchier, die niet in eene stemming was bezoekers te ontvangen. Hij wilde liever zijn naam niet leggen, mijnheer. Ga dan naar hem toe, en vraag hem zijn naam of zijn kaartje, als hij er een heeft. De man boog on deed zooals bevo len was.Na eenige oogenblikken kwam hij terug. Die mijnheer zegt, dat hij u lie ver zijn naam zal noemen, als hij u gesproken heeft. Hij spreekt van bij- tondere zaken, mijnheer. Zeg hem, dat hij wel weg kan gaan, als hij zijn naam niet wil noemen, zeide mijnheer Bourchier op «eer beslisten toon. Ik wil niet door toenschen zonder naam lastig geval len worden. De bediende ging met die bood schap heen, en mijnheer Bourchier jnam zijn boek weer ter hand. Een oogenblik later kwam de be diende weer terug, en reike zijn mees ter een kaartje over. Hier is de verontschuldiging van den mijnheer. Hij wilde u eerst spre ken, maar hij heeft geen reden om zich over zijn naam te schamen. Mijnheer Bourchier fronste de wenkbrauwen, en nam het kaartje aan. Daarop stond gedrukt: „Mr. Digby Bourchier" en daar een dei- hoeken zwart was, scheen de eige naar over iemand te rouwen. Een gewoon mensch zou misschien ontstellen als iemand, die hc-m geheel vreemd was, zich met zijn eigen naam aan hem kwam voorstellen, vooral als die naam zoo aanzienlijk klinkt Als Bourchier. Mijnheer Bourchier was echter geen gewoon man. Zijn verstand maakte alras gevolgtrekkin gen, en tie gevolgtrekking, die hij zich kon scheppen, was onmogelijk, want had John Boucher hem niet duidelijk gezegd, dat hij geen zoon had? De aandrang om het kaartje in het vuur te werpen, en den man den toegang te weigeren, duurde slechts een oogenblik. Hij besloot hem te ontvangen ön aan te hooren. Hij grimlachte, ter- jwijl hij dacht, hoe spoediger hij den indringer zou toonen, hoe bespottelijk het was, dat hij zich voor een Bour chier wilde uitgevenwant nadat Philip Bourchier den brief van zijn oom had gevonden,, had hij onder zocht, of er nog meer familie-takken bestonden, en hij hacl bevonden, dat. als John Boucher geen zoon had, er geen zijtakken meer waren. Daar John Boucher geen zoon had moest deze man een indringer zijn. Mijnheer Bourchier kwam weer in eene betere stemming, toen hij aan het te verwachten gevecht dacht, en hoe gemakkelijk hij den valschen Digby Bourchier zou verpletteren. Hij nam eene zeer gemakkelijke houding aan, en gaf bevel, dat men den heer zou binnenlaten. Hij was een slank jongmensch van ongeveer een-en-twintig jaar. Hij was onberispelijk eai netjes gekleed. Hij boog beleefd voor mijnheer Bourchier die hem koel terug groette, zonder op te staan, toen ontmoetten de nieuwsgierige blikken van beiden el kaar. Na eene» korte pauze begon de bezoeker het gesprek. Mijnheer Bourchier viel hem in dc rede. - - Neem mij niet kwalijk, maar neem plaats, zeide hij. hier als 't. ii belieft, want dan kan ik u goed zien. Mijnheer Digby Bourchier gehoor zaamde en ging op een stoel zitten, tegenover het venster. Mijnheer Bourchier nam hem op met een spottend en glimlach om de lip pen, en met eene uitdrukking van me delijdende verachting, zoodat ieder jong mensch er wanhopig onder zou geworden zijn. Dit was ten minste ook het geval met den bezoeker. Hij gevoelde zich niet gerust onder dien scherpen blik uit die koele, blauwe oogen. Hij werd rood en schoof op zijn stoel heen en weer. Ongetwijfeld wilde hij onder die omstandigheden het gesprek niet. beginnen. Ten laat ste wendde mijnheer Bourchier zijne blikken van hem af en beschouwde het kaartje, dat hij tusschen zijne vingers had. Mijnheer Bourchier, las hij. Digby Bourchier. Digby is bij ons een familienaam. Heb ik de eer op de een of andere wijze aan u verwant te zijn? Zijn bezoeker herstelde zich. Hij had zich in zijn vol reeds dikwijls geoefend, maar nu er een tweede persoon bij aanwezig was, ging dat wel wal moeielijk. Ik vrees, dat u verbaasd zult staan, mijnheer Bourchier, als ik u zeg. op welke wijze wij aan elkaar verwant zijn. Ja, antwoordde mijnheer Bour chier bedaard. Ik zal er mij over ver wonderen, maar wat gij zult vertel len, is onwaar. Zal ik u eerst zeggen, waarom ik hier kom De spreker werd driftig. Het is mij goed; ik weet echter wel, wat gij wilt zeggen dat gij de zoon zijt van John Bourchier, en dat hij dc rechtmatige eigenaar van mij (ne bezittingen is. Gij zult er waar- schijnlijk bijvoegen, dat gij in Ame rika geboi'en zijt, vervolgde mijn heer Bourchier, die dit aan den tong val van Digby had ontdekt, hoewel deze zijn best deed. dat te verber gen. Ik -/.al u nog iets meer zeggen, zeide de bezoeker. lk moet u nog vertellen, dat ik alle papieren bezit, die de wettigheid van mijn grootva der kunnen bewijzen. Boezemt u dat geen belangstelling in mijnheer Bon1, chior Niet in liet minst, althans naar het uiterlijk te oordeelcn. Mijnheer Bourchier haalde zijne schouders op. Wij hebben dat reeds zoo dik wijls gehoord, vervolgde mijnheer Bourchier, dat wii er aan gewend ra ken. Vóór dat gij mij vaarwel zegt. moet ik u nog mededeelen. dat het mij veel genoegen doet te zien, dat [een lid van den onvvettigen tak mij ner familie in zulke goede omstandig heden verkeert. Terwijl hij dit zeide. nam hij zijn bezoeker van het hoofd tot de voe ten op. - Ik hen wel in staat mij goed te kleeden, zeide Digby Bourchier. Over eenige. maanden zal ik in uwe plaats hier zijn. Gij weet natuurlijk, clan mijn vader dood is? voegde hij er snel bij. i Inderdaad, het. spijt mij, dat Ie hooren. Naar hetgeen ik van hem ge hoord heb, was bij een te verstandig man, om zijn geld in dwaze proces sen.te verspillen. Ik wist dat uw grootvader dood was, maar niet dat uw vader hem ook reeds was ge volgd. Hij sprak zoo kalm en natuurlijk, dat zijn bezoeker er cloor in de war werd gebracht, en liet. nadeel van zijne jeugd en onervarenheid gevoel de. Toch stonden zijne kaarten het best, want hij kende dc denkwijze van mijnheer Bourchier hoewel deze niets kon vermoeden. Deze gedichte gaf hem moed. Ja, zeide hij, hij is eenigen tijd geleden gestorven. Ik ben nu de eige naar van Redhills. Mijnheer Bourchier boog beleefd. Als gij het goed vindt, vervolg de cle jongeling, zal ik u de papieren laten zien, die alle twijfel uit den weg zullen ruimen. Dat is geheel onnoodig, uw woor den zijn mij reeds mear dan genoeg. De ander deed of hij niets hoorde. lk heb hier do huwelijksacto van mijn grootvader en grootmoeder, en de geboorte- en huwelijksakten van de verdere familieleden, eindigende met die van mijne geboorte Mijnheer Bourchier stond op. Zijne glimlach was niet vriende lijk en zijne beleefde manieren maak ten plaats voor stroefheid. (Wordt vervolgd. J

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 7