BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
f 1.20 PER 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
J Neem eens aan ik heb u een heel
eind gebracht tot een moedig voorne
men, tot een innig-verstandige daad.
j Is er dan nog iets anders
ZATERDAG 17 DECEMBER 1904
ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
ZONDAGSBR1EVEN.
„ZEGT HET VOORT!''
Beste G er rit!
Het is een oud gebruik ten platten-
lande onder de aanplakbiljetten van j
verkoopingen met duidelijk zichtbare j
letters te laten drukken Zegt h e tj
voort!
Of de aanmaning veel helpt, weet
ik niet. Eigenlijk gezegd geloof ik,
dat zij ten aanzien van dergelijk
nieuws minder noodig is. De behoefte
aan een praatje op de groote markt
des levens zorgt er wél voor, dat het
bericht van een verkooping van een
boerenplaats met of zonder levende
haaf van mond tot mond gaai-
Men leest wel onder een ingezonden
stukje in de courant, wanneer men-
schen met elkaar over het een of an
der onderwerp aan he<t haspelen zijn:
„Andere bladen, die het ingezonden
artikel van den heer.overnamen,
worden beleefd verzocht ook aan het
bovenstaande een plaats te verlee-
nen". Dit is, in meer deftige termen,
ook zulk een Zegt het voort
Maar ik lees wel eens iets in een
kranteen waarschuwing of raad
een meedeeling waarmee iemand zijn
nut zou kunnen doen, een opmerking
van recht practischen aard of een be
richt dat velen tot een spiegel zou
kunnen zijn ik lees wel eens iets
dergelijks, waaronder niet het ver
zoek voorkomt om het verder te ver
breiden. maar waar ik voor mij dan
met. groote letters onder zou willen
schrijven Zegt li et voort!
Dat overkwam mij van de week
nog.
Ik las iets en dachtDat moet ilc
voortzeggen En toen ik mij afvroeg
waarheen en tot wien ik dat, wat mij
zulk een belangstelling inboezemde,
in de eerste plaats zou willen hebben
heengedragen, toen.... stondt. jij vóór
me, Gerrit
Dat wil zeggenNiet in levenden
lijve, want dan had ik het je kunnen
voorlezen, maar voor het oog van
mijn geest, zooals we gewoon zijn te
zeggen. In mijn verbeelding zag ik
Gerrit, dien ik zoo kolossaal graag
lijden mag, uit Rotterdam overge
waaid, en daar zat hij tegenover zijn
oom.
„Wat is-t-er, oompie Weer de
een of andere opmerking?" mocht je
zoo half schertsend, half kribbig
leggen.
„Ja, ik heb nog al eens zoowat
voor mijn neefjes en nichtjes", was
mijn antwoord. „En dan gaat het
net als op Sinterklaas, ze kijken uit
wie de koek krijgt, wie de gartmaar
in den regel draait het voor allemaal
uit op koek".
„Dus het is wat goeds, wat u
hebt?"
„Zeker is het iets goedsDacht
je dat ik voor mijn zeer waarden neef
Gerrit iets verkeerds in de tasch
had
„Nu, vertel op, oom 1"
„Mag ik je eerst eens iets vra
gen Ben je, trots je uitmuntende
kwaliteiten, altijd nog zoo'n onver-
standig cigarettenrooker
„Daar heb je "t al, oom Altijd
dat...."
- „Gezeurwil je zeggen. Ja,
'zeuren zal ik, als jongens en meisjes
van wie ik houd, die ik graag fleu-
rig en gezond en gelukkig zie, dooi:
een dwaasheid, een zwakheid, een
domme onverzettelijkheid of een zon
digen lust de kostelijkste dingen die
ze bezitten op het spel zie zetten.
„Maar luister nu eens
Een bekend man in den lande, een
man die in liet werk der opvoeding
van jongens zijn sporen verdiend
heeft, de heer G. W e g e r i f, institu-
teur te Nijmegen, schreef een paar
dagen geleden het volgende in het
„Handelsblad"
Gisteren las ik
„Te Stanford is nu weder een
12-jarige knaap slachtoffer gewor
den van het cigaretten rooken. Hij
heeft zich letterlijk doodgerookt.
De jongen rookte" veel cigaret-
ten, waarbij hij dan vaak den
rook inslikte om dien later door
zijn neus weder uit te blazen. Hij
kwam gezond en wel uit school
en rookte dien dag er weer dap
per op los, tot hij ziek en misse
lijk naar bed moest gaan, waar
hij weldra overleed aan h a r t-
verlamming, veroorzaakt door
nicotine-vergiftigin g."
Heden lees ik
„Bij een geneeskundig onder
zoek in de „Western Heights"-
kazerne te Dover zijn een aantal
jonge soldaten ongeschikt ver
klaard voor deai dienst, omdat zij
bleken te lijden aan hart- en an
dere kwalen, veroorzaakt door
overmatig rooken van cigaretteu.
Tot de andere troepen van het
garnizoen is een waarschuwing
tegen het cigaretteu rooken ge
richt."
Ouders, zijn die twee berichten
in staat u te doen inzien, dat ook
uwe kinderen weldra kunnen lij
den aan de gevolgen van dat ver
foeilijk kwaad?
Of meent ge, dat die slechte ge
woonte nog niet in die mate door
de Hollandsche jeugd is aangeno
men, dat van doodrooken, hart
verlamming, nicotine-vergiftiging
sprake kan zijn?
Luistert dan naar mijne onder
vinding.
Jaren reeds voer ik een hard-
neklrigen strijd tegen het cigaret-
ten rooken mijner leerlingen,
maai' steeds opnieuw moet die
strijd aangebonden en dat vooral
bij de nieuwaangekomenen. Dit
laatste geeft mij het recht te vra
gen Zijn de ouders tegenwoordig
misschien niet doortastend ge
noeg, of zijn zij te weinig over
tuigd van de noodlottige gevol
gen, welke het cigaretten rooken
kan hebben
De kinderen toch kan men niet
aansprakelijk stellen: zij beseffen
niet, hoe ze zich langzamerhand
vergiftigen en denken alleen aan
het oogenblikkelijk genot, dat het
cigaretje hun verschaftzij zien
niet, hoe de frissche, gezonde
kleur hunner wangen verandert in
een vale, fletse tint; zij bemerken
niet, hoe hun denkkracht, hun
energie, hun levensmoed en le
venslust verslapt. Maar wij, hun
leiders en opvoeders, wij bemer
ken het maar al te ras hoe die
jeugdige nicotineschuivers weldra
gaan behooren tot de achterlij
ken, tot de moedeloozen, tot de
geestelijk zwakken van onzen tijd.
Denkt niet dat ik overdrijf.
Ik heb leerlingen gehad, die
reeds liart- en oogaandoeningen
hadden tengevolge van het ciga
retten rooken.
Ik heb ze gehad, die mij bru
taalweg zeiden„Stuurt u mij
maar weg, want ik kan 't toch
niet laten, ik rook al van mijn
8ste jaar."
Maar ook heb ik ze gekend, bij
tientallen, bij vijftigtallen, die om
te willen slagen en een goede po
sitie in de maatschappij te ver
overen, het rooken nalieten en
verrassend was de uitkomst. Niet
een vanhen slaagde niet.
Daarom, ouders, bevecht met
mij den nicotine-duivol, die het
jonge geslacht verpest. Er is sue
cès te behalen. Strijdt met mij te
gen het verderfelijk cigaretten
rooken. Een enkel man, die zich
aangordt en niet versaagt, kan
iets doen, maar indien gij allen,
die het goed meent mét ons opko
mend geslacht, met mij strijdt,
zullenlater uw kinderen ons dank
baar zijn en zal er een juichtoon
uit hun harten opgaan, dat ze
hun veerkracht en opgewektheid,
hun werkkracht en gezondheid
behouden hebben.
Hier spreekt de ervaring on hier
spreekt het hart. Ben je dat niet met
me eens, Gerrit
Ik zie daarvoor ken ik je gezond
verstand en je eerlijk gemoed dat
je lippen zich plooien tot een hart
grondige verwensching aan je eigen
zwakheid.
„Ja, oom, het is inderdaad een
ellende! Die verd
Ja, vloek maar éénsGa je gang
maarAls je er je cigaretten mee
kunt kwijtraken, dan geef ik je volle
absolutie voor een erg hartig adjec
tief.... voor éen keer.
J e woudt zeggen die verdomde
cigarethè 't Is geen beschaafd
woord. Maar je zelf in den grond hel
pen door het dierlijk-krampachtig
zuigen en blazen aan een vloeirolletje
tabak is nóg onbeschaafder; laat
staan dat 't daarbij idioot is.
Luister eens naar je oom, die 't goed
met je meent.
Ik weet dat de strijd je ontzaglijk
zwaar zal vallen. Het afleggen van
eene ingewortelde hebbelijkheid is
uiterst moeilijk. Vooral wanneer het
aanwensel bestaat in het voldoen aan
een zinnelijken prikkel. Maar ik ben
niettemin overtuigd dat, wanneer je
den strijd kloek aanbindt, hij je mee
valt.
Wil bij voorbeeld een jongen vloe
ken of brutaal-zijn afleereh, dat is
eigenlijk nóg moeilijker. De drift, de
boosheid lcornt opzetten en het kwade
woord is er uit eer men 't weet. Is een
jongen lui en vadsig, liefhebber van
lummelen en boemelen, van besluite
loos niets-doen, dan kost de trouw
aan het voornemen van een resoluut
aangrijpen allicht nog meer inspan
ning. Iets positiefs doen vergt in de
meeste gevallen nog meer kracht dan
iets nalaten.
Neem een kloekmoedig besluit, mijn
jongen, en schaf de lichaam- en geest-
verdervende hebbelijkheid af, voor
goed Zeg tot u zelfweg er mee
De overwinning is den strijd waard.
Over dit feit behoeven we niet meer
te redeneeren. Van de- verderfelijk-
terdamp zichtbaar geworden en is
geen damp meer. maar bestaat uit
kleine, zeer kleine waterdroppeitjes,
die aan ons lichaam, aan alle voor
werpen, op de straten, enz. zich neer
zetten.
Stellen we ons eens voor, wat er
gebeurt in eem warme kamer, waar
lieel wat waterdamj, onzichtbare
dan, aanwezig moet en kan zijn
Moet, omdat er een massa bronnen
voor de waterdamp zijn, de dampen
de theeketel, het dampende eten.de
daar brandende vlammen en niet het
heid dezer slavernij is ieder overtuigd, j minst zijn zelf alg fabrikanten
ook de lijders zeiven. O, mijn jongen j Van waterdamp te beschouwen. 'tKan
het op later leeftijd betreuren van wati omdat de temperatuur tamelijk hoog
door eigen schuld verloren ging en is, hooger dan buiten. Treden we nu
wat ,,i„l weerkeert is ontzettend I ™et ko»de voonvurpen die kamer
J binnen, dan beslaan ze. Vooral is
wat niet weerkeert, is ontzettend
smartelijk. En weinig zegeningen zijn
grooter dan bij het klimmen der ja-
1 ren hoofd en lichaam beiden frisch,
vaardig, dienstig en sterk te mogen
bezitten.
Men denkt niet altijd aan het ge
vaar. Men kent het somtijds niet.
Maar u mag althans hét Fransche, r
spreekwoord voor den geest staan:' en blijkt spoedig verzadigd, ja over-
i- ,r o verzadigd, kan al die damp metdra-
'gen en wat is natuurlijker dan dat
dit goed op te merken aan door
schijnende voorwerpen glaswerk bijv.
Hoe komt dat? Heel eenvoudig. 'De
koude voorwerpen zullen ook de tem
peratuur der omgeving willen aan
nemen, en onttrekken daardoor warm
te aan de naaste lucht, deze w-ordt
afgekoeld, daardoor kan ze niet zoo
veel waterdamp bevatten als anders.
strengen winter te kennen. Wanneer
de bladeren in October en November
aan de hoornen blijven, de gemalen
koffie zich aan het molenhakje vast
hecht de huizen, na geschrobd te
zijn. spoedig opdrogen, kasten en ka
binetten kraken, het roet uit den
schoorsteen valt, zoo is sterke vors!
op handen.
In tal van korte uitdrukkingen, ge
dichtjes enz. meenden de profeten
hunne uitspraken ten beste te moe
ten geven
„Beginnen de dagen te lengen,
Dan begint de winter te strengen."
„Groene Kersttijd, witte Pascheai".
d. i. als de winter laat komt. zal ze
ook weer laat heengaan.
J. STURING.
R00IE BRAM.
door W. METS Tz.
,Un liomme
deux; wie gewaarschuwd is heeft op
een ander heel wat voor.
Een bezwaar van anderen aard?
Uw kameraden? De jongens?
Mon
Zou 't waar kunnen zijn
het zich afzet op het koude glas, dat
beslaat en ondoorschijnend wordt
zoodat we het beslaan goed kunnen i
opmerken.
Gebeurt niet hetzelfde met onze
buitenramen. Als daar buiten de tem-
peratuur daalt, d'an beslaan onze ra
men. En buiten, alweer hetzelfde,
maar over grooter oppervlak. Daar
is een massa waterdamp aanwezig,
alles voelt klam en vochtig aan. en
v jnauwelijks daalt de temperatuur
Gerrit, kijk me eens aan i Een Hul-' een weinig, of de waterdamp verdicht
landsche jongen die iets doodnuchter-j °t 'si
verstandigs en iets verstandigs in mistig.
't belang van zijn eigen dierbaar cor- j En (lat in de donkere dagen voor j
pus niet durft te doen, omdatj Kerstmis en Nieuwjaar, als de zon
zwakkelingen hem uitlachen Zwak-laat verschijnt en spoedig weer on-
kelingen die dolgraag wilden mis- der den horizon duikt. En dan ge-
schioa. met tranen en gelden dat
ze even sterk w aren als gijMaai j j1O0r tal van mopperaars me afvra-
dan kunt ge uw heele leven nooit ietsgen ..de zon. is die er nog wel Hoe j
uitvoeren zonder als een gedienstig lange, lange dagen is het "iet gele-
mannetje te vragen: Wat willen mij j den. dat het zonnetje zich liet zien i
v t Is geen wonder, dat men gaat
ne heeren kameraden. pruttelen over 't weer, ofschoon het
Schaam je toch al zeer weinig helpt. Dat men
gaat pruttelen over 't weer, ofschoon
Geef mij een hand, een mannen gaat pruttelen
hand zij is waarlijk al vrij wat
grooter dan de mijne efti leg in je
kneep een belofte voor je eigen heil
En, Gerrit, zeg het voort!
Je hartelijk toegenegen oom
LECTORI SALUTE.M.
Natuurhistorische
Wandelingen.
IN EN OM HAARLEM.
XXXVII.
het toch al zeer weinig helpt. Dat
men verlangend naar wat vorst uit
ziet. is geen wonider. en dat allerlei
voorteekenen worden opgerakeld,
niet minder. Toevallig doorbladerde
ik dezer dagen een oude almanak
van 1855, waarin met betrekking tot
het weer heel wat van die voortee- j
kenen staan opgeteekend. Ik laat ze
hier volgen, al kunnen velen den
toets der tegenwoordige wetenschap
niet al te best doorstaan.
Een vochtige, koude zomer en een
milde herfst zijn zekere kenteekenen j
van een strengen en langdurigeu
wintervalt er in October en No
vember, bij een algemeen zoele lucht, j
veel regen, zoo zal men in Januari
en Februari veel koude en vorst heb
ben. Mist heeft vorst in de kist
MistOveral mistAlle dagen mist! Wanneer men overvloed van kruis-,
En al zijn we nog gelukkig, vergele-bessen heeft,voorspelt men daaruit
ken bij onze overburen, de Engel-reeds een harden winter. Wanneer
sohen. toch worden ook wij eiken j de wormen, muizen en mollen in het
winter bezocht door die plaag. Hoe i najaar diep in den grond kruipen,;
dat kan? Wel, niets is gemakkelij en daar veel koorn, groenten en an-i
ker te verklaren. j dere eetwaren verzamelen, de spin-
Door de groote oppervlakte aannen des nachts webben maken, on-
water. in. zoowel als om ons land,; rustig heen en weer loopen envech-j
is de hoeveelheid waterdamp in onze ten. en de eene spin haar web boven
atmospheer steeds groot. dat van de ancRu'e spint, wanneer
Nu kan de lucht maar een betrek-; de ganzen en de grijze kraaien vroeg-i
kelijke hoeveelheid bevatten; wat tijdig uit het Noordoosten overko-'
vooral afhangt van de temperatuur, j men. de boschvogels zich nabij de
Hoe hooger de temperatuur, hoe dorpeai ophouden, ganzen en eenden
grooter de hoeveelheid damp is. Damp bij den herfst vet zijn. de hazen en
opgevat altijd als onzichtbaren wa-1 patrijzen zwaar en welgegroeid. de
ter damp, want als, zooails de men- bloedzuigers gekromd en schijnbaar
schen het uitdrukken „er heel wat levenloos op den bodem der water-
damp iii de lucht is", dan is die wa- flesch liggen, zoo geeft zulks een
In een buitenwijk van een onzer
vaderlandsche steden woonde een be
daard nog jong echtpaar, met zijn,
twee kinderen een dochtertje van
zeven en een jongetje van vier jaren-
Dat gezin had een bescheiden be
staan, doch door de huiselijkheid van
den man, en de voortreffelijke eigen
schappen van de vrouw, kon men
met de verdiensten rondkomen en
bleef men zoowel onbekend met weel
de ais gespaard voor gebrek.
De vrouw was de dochter vaneen1
onderwijzer, die al jong was gestor
ven en vrouw en kinderen in een
niet te benijden positie had achterge
laten.
Mina, zooals liet flinke vrouwtje
heette, telde twee-en-dertig jaar en
haar man, eerst een_paar jaren te
voren tot brievenbesteller benoemd,
was een paar jaren jonger.
Spoorman, zooals de besteller heet
te, had de laatste bestelling; uitge
voerd eni was zooeven tehuis geko
men.
Het was al bij elven en na nog
even met de vrouw gepraat te heb
ben, maakte hij aanstalten om naar
bed te gaan, want reeds te vijf uur
's morgens zou hij zijn dagtaak weer
moeten beginnen.
Juist had hij zijn dienstjas uitge
trokken en opgehangen, toen nabij
hun woning een verward gerucht
van twistende en schreeuwende stem
men werd vernomen.
Het rumoer nam toe en blijkbaar
was er tussc'hen eenige beschonken
personen een vechtpartij ontstaan.
Moeder Spoorman, niet. gev/oon aan
dergelijke ruwe straattooneelen, ver
ontrust door het gevloek eai getier,
dat zich boven het twistrumoer liet
hooren, was bang, dat haa-e beide
kinderen zouden ontwaken.
Nog nader kwam het heidensch la
waai, tot vlak voor het huisje van
den besteller.
Vreeselijke vloeken en bedreigin
gen mengden zich met luid gestom
mel en onbestemde woeste geluiden,
toen een plof als van een vallend
lichaam, een geweldige aanraking
met de deur van het eenvoudige
huisje, daarna wegijlende personen,
die in wilde vlucht schenen voort te
spoeden en daarna alles stil.
Vrouw Spoorman beefde over alle
leden en zei op fluisterenden toon,
met zeer onvaste stem
Piet, wat zou dat geweest zijn?
Ik denk. antwoordde haar man,
da.t het een dronken troep zeelui ge
weest is, die hier in de buurt moet
zijn verdwaald geraakt en misschen
wat gevochten heeft. Die tooneeie»
komen in de nabijheid dep, haven
meer voor, doch behooren hier inde
straat gelukkig tot de zeldzaamhe
den.
Weer volgde een poosje stilte, toeai
vrouw Spoorman. die scherp geluig-
Feaiae;»n.
De Misdaad in de Familie
Uit het Engelsch
door
HUGH CONWAY.
12)
Hoe heet hij vroeg mijnheer
Bourchier, die niet in eene stemming
was bezoekers te ontvangen.
Hij wilde liever zijn naam niet
leggen, mijnheer.
Ga dan naar hem toe, en vraag
hem zijn naam of zijn kaartje, als
hij er een heeft.
De man boog on deed zooals bevo
len was.Na eenige oogenblikken kwam
hij terug.
Die mijnheer zegt, dat hij u lie
ver zijn naam zal noemen, als hij u
gesproken heeft. Hij spreekt van bij-
tondere zaken, mijnheer.
Zeg hem, dat hij wel weg kan
gaan, als hij zijn naam niet wil
noemen, zeide mijnheer Bourchier op
«eer beslisten toon. Ik wil niet door
toenschen zonder naam lastig geval
len worden.
De bediende ging met die bood
schap heen, en mijnheer Bourchier
jnam zijn boek weer ter hand.
Een oogenblik later kwam de be
diende weer terug, en reike zijn mees
ter een kaartje over.
Hier is de verontschuldiging van
den mijnheer. Hij wilde u eerst spre
ken, maar hij heeft geen reden om
zich over zijn naam te schamen.
Mijnheer Bourchier fronste de
wenkbrauwen, en nam het kaartje
aan. Daarop stond gedrukt: „Mr.
Digby Bourchier" en daar een dei-
hoeken zwart was, scheen de eige
naar over iemand te rouwen.
Een gewoon mensch zou misschien
ontstellen als iemand, die hc-m geheel
vreemd was, zich met zijn eigen naam
aan hem kwam voorstellen, vooral
als die naam zoo aanzienlijk klinkt
Als Bourchier. Mijnheer Bourchier
was echter geen gewoon man. Zijn
verstand maakte alras gevolgtrekkin
gen, en tie gevolgtrekking, die hij
zich kon scheppen, was onmogelijk,
want had John Boucher hem niet
duidelijk gezegd, dat hij geen zoon
had? De aandrang om het kaartje in
het vuur te werpen, en den man den
toegang te weigeren, duurde slechts
een oogenblik.
Hij besloot hem te ontvangen ön
aan te hooren. Hij grimlachte, ter-
jwijl hij dacht, hoe spoediger hij den
indringer zou toonen, hoe bespottelijk
het was, dat hij zich voor een Bour
chier wilde uitgevenwant nadat
Philip Bourchier den brief van zijn
oom had gevonden,, had hij onder
zocht, of er nog meer familie-takken
bestonden, en hij hacl bevonden, dat.
als John Boucher geen zoon had, er
geen zijtakken meer waren.
Daar John Boucher geen zoon had
moest deze man een indringer zijn.
Mijnheer Bourchier kwam weer in
eene betere stemming, toen hij aan
het te verwachten gevecht dacht, en
hoe gemakkelijk hij den valschen
Digby Bourchier zou verpletteren. Hij
nam eene zeer gemakkelijke houding
aan, en gaf bevel, dat men den heer
zou binnenlaten.
Hij was een slank jongmensch van
ongeveer een-en-twintig jaar. Hij was
onberispelijk eai netjes gekleed. Hij
boog beleefd voor mijnheer Bourchier
die hem koel terug groette, zonder op
te staan, toen ontmoetten de
nieuwsgierige blikken van beiden el
kaar. Na eene» korte pauze begon de
bezoeker het gesprek.
Mijnheer Bourchier viel hem in dc
rede.
- - Neem mij niet kwalijk, maar
neem plaats, zeide hij. hier als
't. ii belieft, want dan kan ik u goed
zien.
Mijnheer Digby Bourchier gehoor
zaamde en ging op een stoel zitten,
tegenover het venster.
Mijnheer Bourchier nam hem op met
een spottend en glimlach om de lip
pen, en met eene uitdrukking van me
delijdende verachting, zoodat ieder
jong mensch er wanhopig onder zou
geworden zijn. Dit was ten minste
ook het geval met den bezoeker. Hij
gevoelde zich niet gerust onder dien
scherpen blik uit die koele, blauwe
oogen. Hij werd rood en schoof op
zijn stoel heen en weer. Ongetwijfeld
wilde hij onder die omstandigheden
het gesprek niet. beginnen. Ten laat
ste wendde mijnheer Bourchier zijne
blikken van hem af en beschouwde
het kaartje, dat hij tusschen zijne
vingers had.
Mijnheer Bourchier, las hij.
Digby Bourchier. Digby is bij ons
een familienaam. Heb ik de eer op
de een of andere wijze aan u verwant
te zijn?
Zijn bezoeker herstelde zich. Hij
had zich in zijn vol reeds dikwijls
geoefend, maar nu er een tweede
persoon bij aanwezig was, ging dat
wel wal moeielijk.
Ik vrees, dat u verbaasd zult
staan, mijnheer Bourchier, als ik u
zeg. op welke wijze wij aan elkaar
verwant zijn.
Ja, antwoordde mijnheer Bour
chier bedaard. Ik zal er mij over ver
wonderen, maar wat gij zult vertel
len, is onwaar.
Zal ik u eerst zeggen, waarom
ik hier kom
De spreker werd driftig.
Het is mij goed; ik weet echter
wel, wat gij wilt zeggen dat gij de
zoon zijt van John Bourchier, en dat
hij dc rechtmatige eigenaar van mij
(ne bezittingen is. Gij zult er waar-
schijnlijk bijvoegen, dat gij in Ame
rika geboi'en zijt, vervolgde mijn
heer Bourchier, die dit aan den tong
val van Digby had ontdekt, hoewel
deze zijn best deed. dat te verber
gen.
Ik -/.al u nog iets meer zeggen,
zeide de bezoeker. lk moet u nog
vertellen, dat ik alle papieren bezit,
die de wettigheid van mijn grootva
der kunnen bewijzen. Boezemt u dat
geen belangstelling in mijnheer Bon1,
chior
Niet in liet minst, althans naar
het uiterlijk te oordeelcn.
Mijnheer Bourchier haalde zijne
schouders op.
Wij hebben dat reeds zoo dik
wijls gehoord, vervolgde mijnheer
Bourchier, dat wii er aan gewend ra
ken. Vóór dat gij mij vaarwel zegt.
moet ik u nog mededeelen. dat het
mij veel genoegen doet te zien, dat
[een lid van den onvvettigen tak mij
ner familie in zulke goede omstandig
heden verkeert.
Terwijl hij dit zeide. nam hij zijn
bezoeker van het hoofd tot de voe
ten op.
- Ik hen wel in staat mij goed te
kleeden, zeide Digby Bourchier. Over
eenige. maanden zal ik in uwe plaats
hier zijn. Gij weet natuurlijk, clan
mijn vader dood is? voegde hij er
snel bij.
i Inderdaad, het. spijt mij, dat Ie
hooren. Naar hetgeen ik van hem ge
hoord heb, was bij een te verstandig
man, om zijn geld in dwaze proces
sen.te verspillen. Ik wist dat uw
grootvader dood was, maar niet dat
uw vader hem ook reeds was ge
volgd.
Hij sprak zoo kalm en natuurlijk,
dat zijn bezoeker er cloor in de war
werd gebracht, en liet. nadeel van
zijne jeugd en onervarenheid gevoel
de. Toch stonden zijne kaarten het
best, want hij kende dc denkwijze
van mijnheer Bourchier hoewel deze
niets kon vermoeden. Deze gedichte
gaf hem moed.
Ja, zeide hij, hij is eenigen tijd
geleden gestorven. Ik ben nu de eige
naar van Redhills.
Mijnheer Bourchier boog beleefd.
Als gij het goed vindt, vervolg
de cle jongeling, zal ik u de papieren
laten zien, die alle twijfel uit den
weg zullen ruimen.
Dat is geheel onnoodig, uw woor
den zijn mij reeds mear dan genoeg.
De ander deed of hij niets hoorde.
lk heb hier do huwelijksacto van
mijn grootvader en grootmoeder, en
de geboorte- en huwelijksakten van
de verdere familieleden, eindigende
met die van mijne geboorte
Mijnheer Bourchier stond op.
Zijne glimlach was niet vriende
lijk en zijne beleefde manieren maak
ten plaats voor stroefheid.
(Wordt vervolgd. J