BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 14 JANUARI 100» DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST f 1.20 PER 3 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BÜITENSPAARNE IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Natuurhistorische tje onseveer 1 c.m., is-juist ïangge- liaiuui maiui IÖCIIC noeg) om de gehecle tros losheid en V^firifleHncyeil bevalligheid te geven. Op dat steeltje 1 ftutiviuigui. dail iiet blokvormige bloempje, aan JN EN OM HAARLEM. den zoom met zes tandjes, bij de nog slechts half geopende bloempjes dui- XLII. i Gelijk uit 2 maal 3 bestaande, 3bin I nenste en 3 buitenste, daarbinnen vi t Zoo langzamerhand zien we, dat' dött we 6 meeldraadjes en in 't mid- we vooruitgaan. De bloemenwinkels d.en den stamper, aan welks beneden- vertoonen weer meer verscheidenheid einde w© gemakkelijk een verdikking in bloemen en in de tuinen beginnen hunnen opmerken, die de toekomsti- hier en daar reeds enkele vroege voor-S€ zaden herbergt, het vruchtbegin- jaarskinderen wakker te worden. i s®b Een algemeen bemind, geliefd en Allee precies zoo ,als later in de meermalen bezongen plantje is het' v"i© natuur. Dat is waar en ook niet Lelietje der Dalen; dat dezen winter' waar; de natuur ziet een weinig ver- reeds zoo menige tafel versierde, zood©r. Het is den bloemist slechts te menige bloemenliefhebster in verruk- doen om de bloemen, maar in dena^ king bracht. En geen wonder. Laten Tuur denkt de plant zelve ook aan haar we met elkaar dit plantje eens wat nauwkeuriger bekijken, ze verdient het ten volle. •Jn den pot zitten behalve de gewo ne wortels nog de wortelstokken, on der aardse he stengeldalen, die als tij delijke bewaarplaatsen van voedsel dienen. We kunnen diezelfde deelen in de duinen heel gemakkelijk waar toekomst. Ze weet als bij instinct, dat het goed is eenigen voorraad voor kwade dagen op te slaan, maar nauwelijks breekt er wat beter tijd aan, nauwelijks begint de zon meer kracht te krijgen, of ze begint weer opnieuw te verzamelen, opnieuw voorraad te bereiden en naar de op slagplaatsen te vervoeren. Waarme- nemen, als konijnen of de wind ze j de, en hoe, en wat is dat voedsel hebben blootgewoeld bij de bekende Dat reservevoedsel is zetmeel, datbe- helm. Toen men bezig was met het reid wordt in de groene deelen. graven van de schietbaan, heb ikzelf. Groen? en dat zit aan ons plantje eens zoo'n wortelstok uit het losse heelemaal niet. Neen, maar m de na- zand opgehaald van meer dan vijf j tuur wel en als 't wat verder in den meter lengte. Het Lelietje dér dalen tijd komt, komen de groene bladen dan heeft ook zoo'n wortelstok, van bij den bloemist ook wel te voor afstand tot afstand bezet met wor- schijn. Nu nog blijven ze achterwege tels, en boven aan den top wel met en de woi'telstok, die om een en an- de grootste hoeveelheid. Daar eindigt der in den pot te kunnen plaatsen, de worstelstok in een knop, dien de al ingekort werd, wordt dermate uit - bloemisten dwingen om uit teloo- geput, dat wegwerpen der uitgebloei- pen. Alle deelen, die wij in zoo'_i de plantjes het besto is. Wat later potje nu boven dén grond zien zitten, in den tijd kan men ze gerust m den zaten eerst heel netjes, klein, ineen-1 tuin brengen, maar men bedenke, dat gedrongen binnen enkele knopschub-ze daar weer een heelen tijdnoodig ben verborgen. Door 't aanbrengen i hebben, om bloeibaar te worden. van warmte en voldoende yocht ge lukt het in eenige weken te doen, wat de natuur anders uitstelt tot Mei. De wat ingekorte wortels wor den bij elkaar genomen en zoo wordt plantje naast plantje ingegraven in wat mos, lichte aarde geplaatst, om alles goed vochtig te kunnen houden. In de kassen nu wordt het warmste plaatsje in den donker uitgezocht. Na verloop van een paar dagen reeds komt er werking in de plant, de knoppen zwellen, de knopschubben gaan vaneen en reeds breken er hier en daar nog niet nader te bepalen deelen naar buiten: spoedig blijken dit de bovenste deelen van den bloemstengel te zijn. Nu wat meer 'n t licht, en zie alles verlengt zich tot de schubben in cluis, maar de bloem stengel toch wel het meest. Opmerkelijk is het zeker, dat deze ontwikkeling sneller en gemakkelij ker verloopt, naarmate de planten buiten eerst eens flink van de vorst gehad hebben. Niet bet minst hin dert ze dit, evenmin als seringen en andere heesters, en toch,' als het serst eens goed gevroren heeft, gaat ie ontwikkeling binnen sneller. Zoo zien we dan die licht roode ichubben uit den grond komen, de len hooger dan de ander en einde- ijk de bloemstengel. De bloemsten- ;el draagt natuurlijk de bloemenen lij nader toezien bespeuren we, dat eder bloempje gezeten is indenok- tel van een wit, min of meer vliezig ichutblaadje. Het afzonderlijke steel- J. STURING. Zijn Geheim. KijkMr. Boulger keek uit zijn couranten op, waarin bij verdiept was. Ben jij 't, Abingdon? Kom, doe de deur dicht. Ik moet je eens een paar woordjes zeggen. Do klerk een lange, magere man met een afgetobd gelaat en haar, dat al wat kaal begon te worden ge hoorzaamde aan de bevelen van zijn patroon. Ga zitten. Abingdon. Het was werkelijk verwonderlijk, welk eene vriendelijkheid hij in die woonden trachtte te leggen. Mr. Boul ger was een zeer invloedrijk persoon in de City en z'n saldo bij den ban kier bestond nooit uit minder dan vier cijfers en dan nog alle ponden sterling. Vian figuur was hij kort en gezet, met een burgemeester's buikje, terwijl zijne korte, dikke beenen niet in staat schenen de bun opgelegde last. te dragen. Nu, kijk eens hier, Abingdon, zei hij, direct met de zaak voor den dag komende, zooals hij altijd deed. Ik ben in den laatsten tijd zeer onte vreden over je en ik achtte het't best je bij me te roepen en 't je ronduit in het gezicht te zoggen. Abingdon mompelde iets, te kennen gevende dat dat wel 't beste was en zijn patroon vervolgde Ge zijt nu acht jaar bij me ge weest en -tot do laatste paar maanden had ik geen reden om te klagen. Ge hebt hum uwe plichten, zooals we dat noemen, op zeer eervolle wij ze vervukl (de klerk boog) en nog meer van die soort van dingen; maar uw gedrag in den laatsten tijd draagt mijne goedkeuring in bet go- heel niet weg. Neen, Abingdon, je gaat den verkeerden kant op en tenzij ik een duidelijke opheldering kan krijgen, zullen we moeten scheiden. Abingdon keek verbaasd op en blik te dan weer naar den grond. Mr. Boulger Had blijkbaar eenig protest verwacht tegen zulk een behandeling en stond dan ook voor een oogenblik in verlegenheid, iioe verder te gaan. Ge verdient een heel mooi sala ris laat eens zien, honderd twintig pond 's jaars, niet waar Ja, honderd twintig pond. En ge zijt vrijgezel en hebt niemand te onderhouden Abingdon bloosde Neen. Mooi zoo. Nu zijn we waar we wezen moeten. Ik heb opgemerkt hij keek onder 't spreken wat zenuw achtig naar den man dat dat ge er in den laatsten tijd zeer kaal uitziet. Neen, onderbreek me niet. Mijn bedienden betalende, zooals 'k doe, verwacht Lk van hen, dat ze zich zouden kleeden als als een lieer, als iemand, om zoo te zeggen, van positie. Ik verwacht van hen, dat ze liet vertrouwen in de firma zullen verhoogen en er niet uitzien alsof alsof ik hen geen salaris betaal om van te bestaan, maar hen tot de laatste cent te gronde doe gaan. Abingdon was wit geworden. Ik vrees, zei hij kalm, dat ik voor 't oogenblik geen kans zal zien me beter te kleeden. Hij keek met een glimlachje naar zijn glanzende kle dingstukken. In een maand of twee zou ik Toen hield hij ontsteld op, alsof hij reeds te veel had gezegd, en wachtte of zijn patroon voort zou gaan. Deze liet niet lang op zich wachten en woedend over hetgene, wat hij als stijfhoofdigheid van zijn klerk be schouwde, nam zijn stem een toorni- gen toon aan. Nu kijk eens hier Abingdon, riep hij uit, de handen tegen elkaar slaan de zoo'n antwoord bevalt me niet. We moeten elkaar van dit oogenblik af duidelijk begrijpen. Of wel je kleedt je als een. heer dus geen versleten manchetten, glimmende el- bogen of vuile boorden meer óf we scheiden. Ik kan me niet voorstel len waar jij je geld laat. Toen ik nog een jonge kerel was en mijn kleeding heel wat kostbaarder was dan de uwe, te drommel, toen had ik Hier viel hij in een langdurige he> innering, aan welker einde hij den klerk een kort „Goeden morgen" toe- j wenschte. S Denk er aan, ik bedoel precies wat ik zeg en ik geef u veertien da- gen tijd, voegde hij er nog bij. Ai» die tijd verstreken is, dan Hij wierp zich toornig in zijn stoel, terwijl de deur vrij plotseling achter j len rug van zijn klerk gesloten wera en hij verdiepte zicli weer in de bla den. Abingdon ging intusscben, met een hart, vlamanend van verontwaardi ging, op zijn stoel zitten, en hervatte net eentonige werk, dat voor een man van zijn kaliber weinig beter j was dan een levende dood. Toen zijn dagwerk gedaan was nam hij de ver- j sleten en glimmende jas, die Mr. i Boulger zoo verbitterd had, van den spijker, hing zijn kantoor jasje er j voor in de plaats en slenterde de stikdonkere straat in Het was een heele wandeling van Quorn Street, Cheapside, naar Junc tion Road, Tufnell Park, maar Abing- don was er thans aan gewoon en hij had bij deze gelegenheid stof genoeg om zijn gedachten bezig te houden. Hij hield even aan het postkantoor in Gray's Inn Road stil, kocht een postwissel voor een paar shillings, wikkelde die voorzichtig in een wit j velletje papier en stak heide in een envellop waarop een gedrukt adres j stond. j Er zullen er nu niet veel meer i gaan, mompelde hij met een zucht, I toe>n hij de enveloppe in de brievenbus wierp. Nog een veertien dagen en ik J zal buiten betrekking zijn maar wie weet Er kan dan nog wel een ver zoening komen en nu ik hoop dat ik in staat zal zijn, mij er op de een of andere manier door heen te slaan. Er lag niet veel troost in zulk een vage keuze doch hij vatte zijn moed samen, en, als een tegengift voor de innerlijke kwelling, versnelde hij zijne passen tot op vier en eon halven mijl per uur. Op zijn kamer aangekomen ge bruikte hij wat lauwe thee en dun- besmeerde boterhammen, stopte toen, een wanhopigen blik door de eene I gemeubileerdekamer werpende, I zijn pijp en wandelde weer de straat op. Dat hij 't een of ander plan in 't zicht had was duidelijk te bomerken door den rechten weg, dien hij nam. recht door de Kentish Town Road hi de High Street, Camden Town, lot i hij Mornington Crescent bereikte, juist achter liet beroemde Cob den standbeeld. j Hier hield hij een óog~ènblik stil, j keek behoedzaam rechts en links, en wandelde toen, het air aannemende van iemand, die op z'n avondwandr- i ling is, langhaam de Crescent om. Hij i wierp een snellen blik op een bij- zonder venster, zuchtte, en ging ver- der. Een paar minuten werden op i den hoek doorgebracht en hij keerde weer terug, staarde nog eens zuchtend j naar het raam en wandelde toen, j met een mompelend „Dat zal nooit gebeuren", vastberaden de High Street i in en weer terug naar zijn kamers. i De veertien dagen gingen maar al j te snel voorbij, want Mr. Boulger was een man van zijn woord en AJbing- don zag zicli buiten betrekking. Ik heb mijn best gedaan om aan uwe verlangens te voldoen, had hij I gezegd, maar u hebt me geen tijd genoeg gegeven. Maar zijn patroon i wilde naar geen uitlegging luisteren. Ge besteedt uw geld op uw eigen manier, zei hij, en ik kan u j niet nagaanmaar ik maak van j mijn recht als patroon gebruik. Ik j heb niets tegen u, dan dat geu niet i behoorlijk kleedt. Wees een man., Abingdon, en vertel me de geheime j dingen, die het mooie salaris, dat ik j u geef verzwelgen. Een toornig antwoord lag op *s mans lippen, doch hij hield het terug en verliet, koel groetend, het kantoor. II. liet was Oudejaarsavond en de hoogten van Hampstead waren ge huld in een mantel van heldere, witte sneeuw, nauwelijks door eeni ge voetstappen geschonden. Op een bank in de Spaniards' Road bevond zicli een verlaten persoon, die, niet lettende op den scherpeD wind en de nog steeds vallende sneeuwvlokken, blootshoofds zat, en in diepe gedachten verzonken was. j De zaken waren bij Abingdon op z'n ergst geworden. Hij had een dap peren strijd gevoerd, doch alles was tegen hem en langzamerhand was hij al meer en meer gevallen. Armer en armer, meer en meer hopeloos, ver stoken van de uiterste leveusnoodza- kelijkheden, gezet uit zijn armzalig kamertje, was hij thans zoo diep mo gelijk gevallen en zag geen kans er zich slechts weder een weinig boven op te werken. Het schijnt een ellendig einde, peinsde hij voor de honderdste maal, maar tot welk nut was 't verder te strijden tegen 't onvermijdelijke? Ik heb gedaan en hoe spoediger aan dit alles een einde komt hoe beter. De middag werd avond, en hij zat i hier reeds van den dageraad af. Morgen is 't Nieuwjaar. Hij lachtte luid bij die gedachte. En ik waar zal ik dan zijn Hij beefde van de verschrikkelijke koude en de honger, die reeds dagen zijn gezel was geweest, liet hem geen rust. Hij zou een weinig wan- i delenhet zou hem verwarmen. Wel- ken weg zou hij nemen? Ach, waar- om niet? Nog een laatste blik, en dan vergetelheid Langzaam vervolgde hij zijn weg door de Vale of Health, passeerde het spoorwegstation, en ging vender door de slijk en modder der straten, tot hij Camden Town bereikte. Ja, daar was het huis, juist als hij 't voor 't laatst had gezien. Hij stond besluite loos, uitgeput van de eene naar de andere zijde zwaaiende, beproefde zijn hoofd op te houden om een blik te werpen naar de bovenste vensters en viel dan zwaar op den grond ne der. Eenige oogenblikken lag hij daar, niet bewust van lietgeen om hem ge schiedde.en nadat zijn bewustzijn was teruggekeerd het was slechts een kortstondige bezwijming geweest richtte hij zich met groote krachts inspanning op. Welken weg thans? In t noorden waren de hoogten van Hampstead, I in 't zuiden Oxford Street de City 'Ja, hij zou uog een laatste bezoek brengen aan zijn oud kantoorniet om iets te vragen de Hemel wist, dat zulks nog boven hem was -- maar om nog even de plaats te zien, waar hij haar voor 't eerst had ont moet, waar Hij veegde de tranen uit zijn oogen j met de mouw van zijn jas niet langer meer glimmend, maat- o, zoo \ersleten en wankelde langzaam j van de Crescent. j Hij sleepte zich in do Quoïn Street j voort tot voor de deur van Mr. Boul- ger's prachtige kantoren. Hoe warm i en schoon zagen ze er uitWelk be- j tooverend licht schern door die ven sters en wat een heerlijk '-c.-r vuur brandde in die eene kamer Misschien kon hij wel in die kamer dringen en voor 't laatst zicli war- men voor voor, hij wist nauwe lijks wat, zóó versuft was thans zijn geheugen, zóó ver het leven reeds verdwenen. Hij kende den weg nauw keurig, want was het niet dezelfde kamer waarin dat noodlottige onder houd met zijn patroon, vele, vele weken geleden had plaats gehad Hij draaide de kruk van de deur om en trad binnen. Niemand was j daar en hij wierp zich in een leu- ningstoel, die door don laatsten ge- j bruiker voor den haard was gesoho- ven. Loom door de warmte van het, vuur en zwak van zijn ontberingen, viel hij j in een diepen slaap, om plotseling te I ontwaken op 't geluid van stemmen i binnen de kamer. i Ik begrijp niet waarop ge doelt, j Agnes. De stem van den spreker sneed als een mes door Abingdon'e hart. De hemel vergeve t mij, ik wist niet wat ik deed; en het schijnt Laat dat thans maar rusten, vader, was het antwoord op een zachten bedaarden toon dat alles is reeds over en voorbij, lk dwaalde door ongehoorzaamheid en ik heb ge- loden. Morgen zal het ons eerste Nieuwjaar zijn, dat wij gedurende vijf jaren samen waren, en we zul len die op de oude manier doorbren gen. Abingdon's hart sprong hem naar de keel. HemelAls ze hem daar eens als een dief ontdekten Ze kon- den het licht op 't een of ander oogen- Haarlemmer Halletjes. Een Zaterdagavondpraatje. Algemeen wondt beweerd, dat de loëzie uit de wereld is. Niets anders an ïeoude proza is overgebleven, leggen zwaartillende menschen. Jam mer, dat zij Zondag niet tegenwoor- ig waren bij de voorstelling van ioris en Roosje in de Kroon. Had- en ze dat gehoord, dan zouden ze a volle overtuiging hebben uitge- oepen „Neen waarlijk, de poëzie is wereld nog niet uitDaar eerschte de dichtkunst oppermach- Niet van die benepen verzeruma- erij, die van "eiken regel zorgvuldig e lettergrepen telt en altijd door aai- 't juiste woord zoekt, maar van ie vrije, ongedwongen dichterij, die tevreden is, wanneer 't maar rijmt overigens het volkomen eens is iet den Schoolmeester, waar die egt Ontbreekt er aan een regel soms een voet, Een andere heeft er weer een te meer, dat is door elkander goed. De dames en heeren, die Zondag loris en Roosje ten beste gaven, de in het Nieuwjaarsvers o.a. deze fooone gedichten hooren De Czaar, die stichtte het Vrede verbond, Zijn belofte het eerste schond. Behalve het vrije in deze regels inden we er ook een nieuwigheid in, Bt schijnt namelijk, dat de Czaar fdertijd beloofd heeft, dat hij nooit éér oorlogvoeren zou. Klaarblijke- )k heeft hij dat aan den dichter van vers beloofd, want een ander weet daar niet van. Zoo'n stoutert, waar om houdt hij nu zijn belofte niet? Over Theophile de Bock zegt de (lichter Zoo iemand dien vergeet men niet, Omdat men steeds zijn werken ziet. Als we ons de beteekenis van 't woord „steeds" goed voorstellen, dan wordt het bijna een nachtmerrie Steeds de werken van de Bock vóór je te zien het is te veel. Ik heb nog wel hoop, dat de dichter het zoo erg niet gemeend heeft en het woord steeds alleen gebruikte, om den regel behoorlijk vol te maken. Overigens betuig ik hem mijn wel gemeende bewondering. Had ik een ulevellenfabriek, dan verbond ik hem daaraan als vaste dichter, met een tractement, dat hij zelf mocht bepa len. Helaas, waarom toch worden al leen omstreeks Nieuwjaar de Haar- lemscho gemeentetoestanden in rijm besproken? Ik zou wenschen dat het veel vaiker gebeurde, bijvoorbeeld ééns in de maand. Voor het publiek zou het een zeer gewenschte afwisse ling brengen. Stel je voor, dat Louis Bouwmeester met zijn gezelschap pas Oedipus heeft opgevoerd het gor dijn zakt voor de laatste maal en als 't weer opgaat zie je niet Bouwmees ter, met al de anderen, pink aan pink, buigende als knipmessen, maar Bouwmeester alléén, die met de roo de verf van 't bloed van zijn uitge stoken oogen nog op zijn wangen, naar voren komt en aldus begint Wat Haarlem wel het minste past J Is zijn bestrating. Welk een last Geen straat ligt- vlak. 't is al één bobbel, Het is geen loopen, maar gehobbel. O hooggeachte heer de Breuk, Geef ons plaveisel zonder deuk lk voel natuurlijk heel goed, clat dit (mijn gedicht niet bij de poëzie van den dichter uit Kloris en Roosje halen kan en geef het dan ook maar alleen als een staaltje, hoe we de sohouwhurgvoorstellingen opnieuw aantrekkelijk zouden kunnen maken en het schouwburgbezoek weer eens wat veiga'ooten. Neen waarlijk, zooals ik zeide poëzie i s de wereld nog niet uit. Of heli ik niet dezer dagen iemand van een ander hooren zeggen „zijn voet- balziel ligt in zijn toonenDat w-as bij gelegenheid van de match H. F. C. Velocitas verleden Zondag en nog wel van iemand, die den vorigen dag nog niets van het edele voetbal we ten wou. Met mijn gewone bescheidenheid vertel ik niet, wie het was. Het zij u genoeg, dat de man een felle tegen stander van voetbal was. „Dat malle geschop", placht hij te zeggen, „dient nergens voor. Wat heb je er aan en wat doe je er mee Goed, ik heb hem Zondag meegekregen naar de match, ik heb hem er bijna heen moeten sleuren. Toen hij de contróle door was, keek hij rond met een verachting, die alles omvatte spelers, publiek, ballen, het hek, een verdwaalden hond, tot zelfs het grasveld waarop we liepen. Do gangbare uitdrukking zijn afschuw kende geen palen is hier te zwak zijn afschuw kende zelfs de palen om ons heen. Ik liet hem eerst maar wat besterven en toen hij zag. dat de om geving zich aan hem niet stoorde, begon hij zich met de omgeving te bemoeien. „Hé?" zei hij, „is die hier ook? En die ook „Dacht je dau, dat hier geen men schen kwamen vroeg ik. „Nee", zei 'hij stroef, „alleen jon gens." Intusscben was de match begonnen. Er werd wat geschuifeld, de partijen kwamen nog niet los. Alleen pro- boerden ze eikaars krachten, een beetje huiverig voor verrassing. Mijn vriend stond met een uitdrukking van diepe verachting er naar te kij ken de vraag: „is dat nou alles?" kon je hem van zijn gezicht schoppen. Hij keerde zich al half om, blijkbaar met de bedoeling om iets dergelijks tegen mij te zeggen, maar ik vond het beter hem vooreerst wat alleen te laten en verschool mij dus achter een heel dikken damesrug. Toen hij niet meer naar mij keek, slipte ik weg en ging aan den anderen kant van 't veld staan. Een. halfuur later, terwijl ik even rondwandelde, kreeg ik hem in 't oog. Hij was heelemaal niet onver schillig meer, maar volgde ingespan nen den strijd. H. F. C. maakte een goal en daar ging hij aan 't klappen, als een volleerde liefhebber. ..Bravo! bravoToen kreeg hij me in 't oog en riep „Zag je dat Mooi gewerkt hé Maar toen ik glimlachte, pro beerde hij zijn toon van onverschil ligheid weer aan -te nemen en zei „och ja, heel aardig, zie je, diedikke van Waver en is bij de hand en dan dat magere jongimensch, Cheriex heet ie geloof ik en de kleine van. Gogh is er als de kippen bii. Och ja, wel heel aardig I" „Huichelaar", zei ik, „je amuseert je kostelijk en zet een gezicht of het je niet kan schelen." Niet recht meer wetende wat hij zeggen zou, staarde hij me aan, be gon toen te lachen en zei„eerrfjk gezeid, ik vind het heel aardig. *t valt me bijzonder mee, t is lang zoo wild niet als ik gedacht had en ik blijf zeker tot het eind." En zoo zouden er meer bekeerd worden, als ze maar eenmaal op het voetbalveld waren! Maar de kunst is juist om ze daar eerst te krijgen Mijn vriend was ten slotte zoo enthou siast, dat hij van een van do spelers zei, dat zijn voetbalziel in zijn too nen zat Van openluchtspel gesproken, de Bond voor Lichamelijke Opvoeding komt ook een stapje dichter bij zijn doel. B. en W- stellen den Raad voor, hem een flink terrein bij de boerderij „het Torentje" kosteloos af te staan en dat veld meteen voor ge meen tereikening af te rasteren. Dat laatste is eigenlijk de hoofd zaak, die afrastering namelijk. Het terrein gebruikte de Bond al lang, maar 't was er dan ook naar. Wan neer de kinderen er met hun spellei- j ders aan 't spelen waren, kwamen er opgeschoten jongens, mannen bijna en maakten het spel eenvoudig on mogelijk. Zelfs was voor deze slam pampers de bal waarmee gespeeld werd, niet altijd veilig en 't is eens gebeurd dat een spelleider, ziende dat 't misliep, op een zeker oogenblik zijn spullen bij elkaar pakte en met de kinderen op de vlucht toog, bet veld vrijlatende aan het troepje bal dadige leegloopers. Alleen een flinke afrastering zal dit veld voor de jeugcl dus bruikbaar maken. Heeft deze Bond dus een rustig plekje gevonden, de Commissie voor een ander schilderijenmuseum loopt nog naar een geschikte gelegnheid te zoeken. Naar ik hoor is het er minder om te doen, de Halsen een waardiger plaats te geven, dan wel de tegenwoordige lokalen van 't Mu seum beschikbaar te krijgen voor bu reaux van de Secretarie. Het schijnt, dat sommige leden van de Commis sie daArvoor niet heel veel voelen en dat er een strooming beslaat, om de schilderijen kalmpjes te laten waar ze zijn. „Of 't waar is, kijk dat weten we niet.' De benauwende droom van een geheel nieuw schilderijenmuseum, dat tonnen kosten zal, schijnt geluk kig nog niet ernstig opgekomen te zijn. Mijn aandacht werd onlangs ge vestigd op het huis, laatst bewoond cjoor den schilder Theophile de Bock, waar vroeger Jhr. van de Roll heeft gewoond Vindt men dat wat afge legen dat is het oude weeshuis op 't Heiligland al even weinjg geschikt. Wanneer het bepaald een vereischte is, dat het schilderij enmuseum in 't centrum van de stacï, op een drukke plek, gevestigd wordt, dan is het ner gens beter dan op 't Stadhuis of men moest het oude huis van Dr. Post.hu- ma. dat laatstelijk het kantoor van de firma Laane Van Bemmel ge weest is, willen aankóopen. Tntus- sohen is dit ook geen huisje, dat men krijgen kan voor een Dang gezicht. Onder broeders moet het al licht veertig- a vijftigduizend gulden waard zijn. 't Is anders wel een verleidelijk idee 't. groote huis voor de schilde rijen en 't klein# huisje ernaast voor een concierge en dan zoo aan de traan gelegen, vlak bij 't midden van >(ie stad - als dezer dagen de Ge meenteraad een vergadering met go- sloten deuren houdt, dan weten wij al waarom I FIDELIO

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1905 | | pagina 7