BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
ZATERDAG 14 JANUARI 100»
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
f 1.20 PER 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BÜITENSPAARNE
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
Natuurhistorische tje onseveer 1 c.m., is-juist ïangge-
liaiuui maiui IÖCIIC noeg) om de gehecle tros losheid en
V^firifleHncyeil bevalligheid te geven. Op dat steeltje
1 ftutiviuigui. dail iiet blokvormige bloempje, aan
JN EN OM HAARLEM. den zoom met zes tandjes, bij de nog
slechts half geopende bloempjes dui-
XLII. i Gelijk uit 2 maal 3 bestaande, 3bin
I nenste en 3 buitenste, daarbinnen vi t
Zoo langzamerhand zien we, dat' dött we 6 meeldraadjes en in 't mid-
we vooruitgaan. De bloemenwinkels d.en den stamper, aan welks beneden-
vertoonen weer meer verscheidenheid einde w© gemakkelijk een verdikking
in bloemen en in de tuinen beginnen hunnen opmerken, die de toekomsti-
hier en daar reeds enkele vroege voor-S€ zaden herbergt, het vruchtbegin-
jaarskinderen wakker te worden. i s®b
Een algemeen bemind, geliefd en Allee precies zoo ,als later in de
meermalen bezongen plantje is het' v"i© natuur. Dat is waar en ook niet
Lelietje der Dalen; dat dezen winter' waar; de natuur ziet een weinig ver-
reeds zoo menige tafel versierde, zood©r. Het is den bloemist slechts te
menige bloemenliefhebster in verruk- doen om de bloemen, maar in dena^
king bracht. En geen wonder. Laten Tuur denkt de plant zelve ook aan haar
we met elkaar dit plantje eens wat
nauwkeuriger bekijken, ze verdient
het ten volle.
•Jn den pot zitten behalve de gewo
ne wortels nog de wortelstokken, on
der aardse he stengeldalen, die als tij
delijke bewaarplaatsen van voedsel
dienen. We kunnen diezelfde deelen
in de duinen heel gemakkelijk waar
toekomst. Ze weet als bij instinct,
dat het goed is eenigen voorraad
voor kwade dagen op te slaan, maar
nauwelijks breekt er wat beter tijd
aan, nauwelijks begint de zon meer
kracht te krijgen, of ze begint weer
opnieuw te verzamelen, opnieuw
voorraad te bereiden en naar de op
slagplaatsen te vervoeren. Waarme-
nemen, als konijnen of de wind ze j de, en hoe, en wat is dat voedsel
hebben blootgewoeld bij de bekende Dat reservevoedsel is zetmeel, datbe-
helm. Toen men bezig was met het reid wordt in de groene deelen.
graven van de schietbaan, heb ikzelf. Groen? en dat zit aan ons plantje
eens zoo'n wortelstok uit het losse heelemaal niet. Neen, maar m de na-
zand opgehaald van meer dan vijf j tuur wel en als 't wat verder in den
meter lengte. Het Lelietje dér dalen tijd komt, komen de groene bladen
dan heeft ook zoo'n wortelstok, van bij den bloemist ook wel te voor
afstand tot afstand bezet met wor- schijn. Nu nog blijven ze achterwege
tels, en boven aan den top wel met en de woi'telstok, die om een en an-
de grootste hoeveelheid. Daar eindigt der in den pot te kunnen plaatsen,
de worstelstok in een knop, dien de al ingekort werd, wordt dermate uit -
bloemisten dwingen om uit teloo- geput, dat wegwerpen der uitgebloei-
pen. Alle deelen, die wij in zoo'_i de plantjes het besto is. Wat later
potje nu boven dén grond zien zitten, in den tijd kan men ze gerust m den
zaten eerst heel netjes, klein, ineen-1 tuin brengen, maar men bedenke, dat
gedrongen binnen enkele knopschub-ze daar weer een heelen tijdnoodig
ben verborgen. Door 't aanbrengen i hebben, om bloeibaar te worden.
van warmte en voldoende yocht ge
lukt het in eenige weken te doen,
wat de natuur anders uitstelt tot
Mei. De wat ingekorte wortels wor
den bij elkaar genomen en zoo wordt
plantje naast plantje ingegraven in
wat mos, lichte aarde geplaatst, om
alles goed vochtig te kunnen houden.
In de kassen nu wordt het warmste
plaatsje in den donker uitgezocht.
Na verloop van een paar dagen reeds
komt er werking in de plant, de
knoppen zwellen, de knopschubben
gaan vaneen en reeds breken er hier
en daar nog niet nader te bepalen
deelen naar buiten: spoedig blijken
dit de bovenste deelen van den
bloemstengel te zijn. Nu wat meer 'n
t licht, en zie alles verlengt zich tot
de schubben in cluis, maar de bloem
stengel toch wel het meest.
Opmerkelijk is het zeker, dat deze
ontwikkeling sneller en gemakkelij
ker verloopt, naarmate de planten
buiten eerst eens flink van de vorst
gehad hebben. Niet bet minst hin
dert ze dit, evenmin als seringen en
andere heesters, en toch,' als het
serst eens goed gevroren heeft, gaat
ie ontwikkeling binnen sneller.
Zoo zien we dan die licht roode
ichubben uit den grond komen, de
len hooger dan de ander en einde-
ijk de bloemstengel. De bloemsten-
;el draagt natuurlijk de bloemenen
lij nader toezien bespeuren we, dat
eder bloempje gezeten is indenok-
tel van een wit, min of meer vliezig
ichutblaadje. Het afzonderlijke steel-
J. STURING.
Zijn Geheim.
KijkMr. Boulger keek uit zijn
couranten op, waarin bij verdiept
was. Ben jij 't, Abingdon? Kom, doe
de deur dicht. Ik moet je eens een
paar woordjes zeggen.
Do klerk een lange, magere man
met een afgetobd gelaat en haar, dat
al wat kaal begon te worden ge
hoorzaamde aan de bevelen van zijn
patroon.
Ga zitten. Abingdon.
Het was werkelijk verwonderlijk,
welk eene vriendelijkheid hij in die
woonden trachtte te leggen. Mr. Boul
ger was een zeer invloedrijk persoon
in de City en z'n saldo bij den ban
kier bestond nooit uit minder dan vier
cijfers en dan nog alle ponden
sterling. Vian figuur was hij kort en
gezet, met een burgemeester's buikje,
terwijl zijne korte, dikke beenen niet
in staat schenen de bun opgelegde
last. te dragen.
Nu, kijk eens hier, Abingdon,
zei hij, direct met de zaak voor den
dag komende, zooals hij altijd deed.
Ik ben in den laatsten tijd zeer onte
vreden over je en ik achtte het't best
je bij me te roepen en 't je ronduit
in het gezicht te zoggen.
Abingdon mompelde iets, te kennen
gevende dat dat wel 't beste was en
zijn patroon vervolgde
Ge zijt nu acht jaar bij me ge
weest en -tot do laatste paar maanden
had ik geen reden om te klagen. Ge
hebt hum uwe plichten, zooals
we dat noemen, op zeer eervolle wij
ze vervukl (de klerk boog) en
nog meer van die soort van dingen;
maar uw gedrag in den laatsten tijd
draagt mijne goedkeuring in bet go-
heel niet weg. Neen, Abingdon, je
gaat den verkeerden kant op en tenzij
ik een duidelijke opheldering kan
krijgen, zullen we moeten scheiden.
Abingdon keek verbaasd op en blik
te dan weer naar den grond. Mr.
Boulger Had blijkbaar eenig protest
verwacht tegen zulk een behandeling
en stond dan ook voor een oogenblik
in verlegenheid, iioe verder te gaan.
Ge verdient een heel mooi sala
ris laat eens zien, honderd twintig
pond 's jaars, niet waar
Ja, honderd twintig pond.
En ge zijt vrijgezel en hebt
niemand te onderhouden
Abingdon bloosde Neen.
Mooi zoo. Nu zijn we waar we
wezen moeten. Ik heb opgemerkt
hij keek onder 't spreken wat zenuw
achtig naar den man dat dat
ge er in den laatsten tijd zeer kaal
uitziet. Neen, onderbreek me niet.
Mijn bedienden betalende, zooals 'k
doe, verwacht Lk van hen, dat ze zich
zouden kleeden als als een lieer,
als iemand, om zoo te zeggen, van
positie. Ik verwacht van hen, dat ze
liet vertrouwen in de firma zullen
verhoogen en er niet uitzien alsof
alsof ik hen geen salaris betaal om
van te bestaan, maar hen tot de
laatste cent te gronde doe gaan.
Abingdon was wit geworden.
Ik vrees, zei hij kalm, dat ik
voor 't oogenblik geen kans zal zien
me beter te kleeden. Hij keek met een
glimlachje naar zijn glanzende kle
dingstukken. In een maand of
twee zou ik
Toen hield hij ontsteld op, alsof hij
reeds te veel had gezegd, en wachtte
of zijn patroon voort zou gaan.
Deze liet niet lang op zich wachten
en woedend over hetgene, wat hij als
stijfhoofdigheid van zijn klerk be
schouwde, nam zijn stem een toorni-
gen toon aan.
Nu kijk eens hier Abingdon, riep
hij uit, de handen tegen elkaar slaan
de zoo'n antwoord bevalt me niet.
We moeten elkaar van dit oogenblik
af duidelijk begrijpen. Of wel je
kleedt je als een. heer dus geen
versleten manchetten, glimmende el-
bogen of vuile boorden meer óf
we scheiden. Ik kan me niet voorstel
len waar jij je geld laat. Toen ik nog
een jonge kerel was en mijn kleeding
heel wat kostbaarder was dan de
uwe, te drommel, toen had ik
Hier viel hij in een langdurige he>
innering, aan welker einde hij den
klerk een kort „Goeden morgen" toe-
j wenschte.
S Denk er aan, ik bedoel precies
wat ik zeg en ik geef u veertien da-
gen tijd, voegde hij er nog bij. Ai»
die tijd verstreken is, dan
Hij wierp zich toornig in zijn stoel,
terwijl de deur vrij plotseling achter
j len rug van zijn klerk gesloten wera
en hij verdiepte zicli weer in de bla
den.
Abingdon ging intusscben, met een
hart, vlamanend van verontwaardi
ging, op zijn stoel zitten, en hervatte
net eentonige werk, dat voor een
man van zijn kaliber weinig beter
j was dan een levende dood. Toen zijn
dagwerk gedaan was nam hij de ver-
j sleten en glimmende jas, die Mr.
i Boulger zoo verbitterd had, van den
spijker, hing zijn kantoor jasje er
j voor in de plaats en slenterde de
stikdonkere straat in
Het was een heele wandeling van
Quorn Street, Cheapside, naar Junc
tion Road, Tufnell Park, maar Abing-
don was er thans aan gewoon en hij
had bij deze gelegenheid stof genoeg
om zijn gedachten bezig te houden.
Hij hield even aan het postkantoor
in Gray's Inn Road stil, kocht een
postwissel voor een paar shillings,
wikkelde die voorzichtig in een wit
j velletje papier en stak heide in een
envellop waarop een gedrukt adres
j stond.
j Er zullen er nu niet veel meer
i gaan, mompelde hij met een zucht,
I toe>n hij de enveloppe in de brievenbus
wierp. Nog een veertien dagen en ik
J zal buiten betrekking zijn maar wie
weet Er kan dan nog wel een ver
zoening komen en nu ik hoop dat
ik in staat zal zijn, mij er op de een
of andere manier door heen te slaan.
Er lag niet veel troost in zulk een
vage keuze doch hij vatte zijn moed
samen, en, als een tegengift voor de
innerlijke kwelling, versnelde hij
zijne passen tot op vier en eon halven
mijl per uur.
Op zijn kamer aangekomen ge
bruikte hij wat lauwe thee en dun-
besmeerde boterhammen, stopte toen,
een wanhopigen blik door de eene
I gemeubileerdekamer werpende,
I zijn pijp en wandelde weer de straat
op.
Dat hij 't een of ander plan in 't
zicht had was duidelijk te bomerken
door den rechten weg, dien hij nam.
recht door de Kentish Town Road hi
de High Street, Camden Town, lot
i hij Mornington Crescent bereikte,
juist achter liet beroemde Cob den
standbeeld.
j Hier hield hij een óog~ènblik stil,
j keek behoedzaam rechts en links, en
wandelde toen, het air aannemende
van iemand, die op z'n avondwandr-
i ling is, langhaam de Crescent om. Hij
i wierp een snellen blik op een bij-
zonder venster, zuchtte, en ging ver-
der. Een paar minuten werden op
i den hoek doorgebracht en hij keerde
weer terug, staarde nog eens zuchtend
j naar het raam en wandelde toen,
j met een mompelend „Dat zal nooit
gebeuren", vastberaden de High Street
i in en weer terug naar zijn kamers.
i De veertien dagen gingen maar al
j te snel voorbij, want Mr. Boulger was
een man van zijn woord en AJbing-
don zag zicli buiten betrekking.
Ik heb mijn best gedaan om aan
uwe verlangens te voldoen, had hij
I gezegd, maar u hebt me geen tijd
genoeg gegeven. Maar zijn patroon
i wilde naar geen uitlegging luisteren.
Ge besteedt uw geld op uw
eigen manier, zei hij, en ik kan u
j niet nagaanmaar ik maak van
j mijn recht als patroon gebruik. Ik
j heb niets tegen u, dan dat geu niet
i behoorlijk kleedt. Wees een man.,
Abingdon, en vertel me de geheime
j dingen, die het mooie salaris, dat ik
j u geef verzwelgen.
Een toornig antwoord lag op *s
mans lippen, doch hij hield het terug
en verliet, koel groetend, het kantoor.
II.
liet was Oudejaarsavond en de
hoogten van Hampstead waren ge
huld in een mantel van heldere,
witte sneeuw, nauwelijks door eeni
ge voetstappen geschonden.
Op een bank in de Spaniards' Road
bevond zicli een verlaten persoon,
die, niet lettende op den scherpeD
wind en de nog steeds vallende
sneeuwvlokken, blootshoofds zat, en
in diepe gedachten verzonken was.
j De zaken waren bij Abingdon op
z'n ergst geworden. Hij had een dap
peren strijd gevoerd, doch alles was
tegen hem en langzamerhand was hij
al meer en meer gevallen. Armer en
armer, meer en meer hopeloos, ver
stoken van de uiterste leveusnoodza-
kelijkheden, gezet uit zijn armzalig
kamertje, was hij thans zoo diep mo
gelijk gevallen en zag geen kans er
zich slechts weder een weinig boven
op te werken.
Het schijnt een ellendig einde,
peinsde hij voor de honderdste maal,
maar tot welk nut was 't verder te
strijden tegen 't onvermijdelijke? Ik
heb gedaan en hoe spoediger aan dit
alles een einde komt hoe beter.
De middag werd avond, en hij zat
i hier reeds van den dageraad af.
Morgen is 't Nieuwjaar. Hij
lachtte luid bij die gedachte. En ik
waar zal ik dan zijn
Hij beefde van de verschrikkelijke
koude en de honger, die reeds dagen
zijn gezel was geweest, liet hem
geen rust. Hij zou een weinig wan-
i delenhet zou hem verwarmen. Wel-
ken weg zou hij nemen? Ach, waar-
om niet? Nog een laatste blik, en
dan vergetelheid
Langzaam vervolgde hij zijn weg
door de Vale of Health, passeerde het
spoorwegstation, en ging vender door
de slijk en modder der straten, tot
hij Camden Town bereikte. Ja, daar
was het huis, juist als hij 't voor 't
laatst had gezien. Hij stond besluite
loos, uitgeput van de eene naar de
andere zijde zwaaiende, beproefde
zijn hoofd op te houden om een blik
te werpen naar de bovenste vensters
en viel dan zwaar op den grond ne
der.
Eenige oogenblikken lag hij daar,
niet bewust van lietgeen om hem ge
schiedde.en nadat zijn bewustzijn was
teruggekeerd het was slechts een
kortstondige bezwijming geweest
richtte hij zich met groote krachts
inspanning op.
Welken weg thans? In t noorden
waren de hoogten van Hampstead,
I in 't zuiden Oxford Street de City
'Ja, hij zou uog een laatste bezoek
brengen aan zijn oud kantoorniet
om iets te vragen de Hemel wist,
dat zulks nog boven hem was --
maar om nog even de plaats te zien,
waar hij haar voor 't eerst had ont
moet, waar
Hij veegde de tranen uit zijn oogen
j met de mouw van zijn jas niet
langer meer glimmend, maat- o, zoo
\ersleten en wankelde langzaam
j van de Crescent.
j Hij sleepte zich in do Quoïn Street
j voort tot voor de deur van Mr. Boul-
ger's prachtige kantoren. Hoe warm
i en schoon zagen ze er uitWelk be-
j tooverend licht schern door die ven
sters en wat een heerlijk '-c.-r vuur
brandde in die eene kamer
Misschien kon hij wel in die kamer
dringen en voor 't laatst zicli war-
men voor voor, hij wist nauwe
lijks wat, zóó versuft was thans zijn
geheugen, zóó ver het leven reeds
verdwenen. Hij kende den weg nauw
keurig, want was het niet dezelfde
kamer waarin dat noodlottige onder
houd met zijn patroon, vele, vele
weken geleden had plaats gehad
Hij draaide de kruk van de deur
om en trad binnen. Niemand was
j daar en hij wierp zich in een leu-
ningstoel, die door don laatsten ge-
j bruiker voor den haard was gesoho-
ven.
Loom door de warmte van het, vuur
en zwak van zijn ontberingen, viel hij
j in een diepen slaap, om plotseling te
I ontwaken op 't geluid van stemmen
i binnen de kamer.
i Ik begrijp niet waarop ge doelt,
j Agnes. De stem van den spreker
sneed als een mes door Abingdon'e
hart. De hemel vergeve t mij, ik
wist niet wat ik deed; en het schijnt
Laat dat thans maar rusten,
vader, was het antwoord op een
zachten bedaarden toon dat alles
is reeds over en voorbij, lk dwaalde
door ongehoorzaamheid en ik heb ge-
loden. Morgen zal het ons eerste
Nieuwjaar zijn, dat wij gedurende
vijf jaren samen waren, en we zul
len die op de oude manier doorbren
gen.
Abingdon's hart sprong hem naar
de keel. HemelAls ze hem daar
eens als een dief ontdekten Ze kon-
den het licht op 't een of ander oogen-
Haarlemmer Halletjes.
Een Zaterdagavondpraatje.
Algemeen wondt beweerd, dat de
loëzie uit de wereld is. Niets anders
an ïeoude proza is overgebleven,
leggen zwaartillende menschen. Jam
mer, dat zij Zondag niet tegenwoor-
ig waren bij de voorstelling van
ioris en Roosje in de Kroon. Had-
en ze dat gehoord, dan zouden ze
a volle overtuiging hebben uitge-
oepen „Neen waarlijk, de poëzie is
wereld nog niet uitDaar
eerschte de dichtkunst oppermach-
Niet van die benepen verzeruma-
erij, die van "eiken regel zorgvuldig
e lettergrepen telt en altijd door
aai- 't juiste woord zoekt, maar van
ie vrije, ongedwongen dichterij, die
tevreden is, wanneer 't maar rijmt
overigens het volkomen eens is
iet den Schoolmeester, waar die
egt
Ontbreekt er aan een regel soms
een voet,
Een andere heeft er weer een te
meer, dat is door elkander goed.
De dames en heeren, die Zondag
loris en Roosje ten beste gaven, de
in het Nieuwjaarsvers o.a. deze
fooone gedichten hooren
De Czaar, die stichtte het Vrede
verbond,
Zijn belofte het eerste schond.
Behalve het vrije in deze regels
inden we er ook een nieuwigheid in,
Bt schijnt namelijk, dat de Czaar
fdertijd beloofd heeft, dat hij nooit
éér oorlogvoeren zou. Klaarblijke-
)k heeft hij dat aan den dichter van
vers beloofd, want een ander weet
daar niet van. Zoo'n stoutert, waar
om houdt hij nu zijn belofte niet?
Over Theophile de Bock zegt de
(lichter
Zoo iemand dien vergeet men niet,
Omdat men steeds zijn werken ziet.
Als we ons de beteekenis van 't
woord „steeds" goed voorstellen, dan
wordt het bijna een nachtmerrie
Steeds de werken van de Bock
vóór je te zien het is te veel. Ik
heb nog wel hoop, dat de dichter het
zoo erg niet gemeend heeft en het
woord steeds alleen gebruikte, om
den regel behoorlijk vol te maken.
Overigens betuig ik hem mijn wel
gemeende bewondering. Had ik een
ulevellenfabriek, dan verbond ik hem
daaraan als vaste dichter, met een
tractement, dat hij zelf mocht bepa
len.
Helaas, waarom toch worden al
leen omstreeks Nieuwjaar de Haar-
lemscho gemeentetoestanden in rijm
besproken? Ik zou wenschen dat het
veel vaiker gebeurde, bijvoorbeeld
ééns in de maand. Voor het publiek
zou het een zeer gewenschte afwisse
ling brengen. Stel je voor, dat Louis
Bouwmeester met zijn gezelschap pas
Oedipus heeft opgevoerd het gor
dijn zakt voor de laatste maal en als
't weer opgaat zie je niet Bouwmees
ter, met al de anderen, pink aan
pink, buigende als knipmessen, maar
Bouwmeester alléén, die met de roo
de verf van 't bloed van zijn uitge
stoken oogen nog op zijn wangen,
naar voren komt en aldus begint
Wat Haarlem wel het minste past J
Is zijn bestrating. Welk een last
Geen straat ligt- vlak. 't is al één
bobbel,
Het is geen loopen, maar gehobbel.
O hooggeachte heer de Breuk,
Geef ons plaveisel zonder deuk
lk voel natuurlijk heel goed, clat
dit (mijn gedicht niet bij de poëzie
van den dichter uit Kloris en Roosje
halen kan en geef het dan ook maar
alleen als een staaltje, hoe we de
sohouwhurgvoorstellingen opnieuw
aantrekkelijk zouden kunnen maken
en het schouwburgbezoek weer eens
wat veiga'ooten.
Neen waarlijk, zooals ik zeide
poëzie i s de wereld nog niet uit. Of
heli ik niet dezer dagen iemand van
een ander hooren zeggen „zijn voet-
balziel ligt in zijn toonenDat w-as
bij gelegenheid van de match H. F. C.
Velocitas verleden Zondag en nog
wel van iemand, die den vorigen dag
nog niets van het edele voetbal we
ten wou.
Met mijn gewone bescheidenheid
vertel ik niet, wie het was. Het zij u
genoeg, dat de man een felle tegen
stander van voetbal was. „Dat malle
geschop", placht hij te zeggen, „dient
nergens voor. Wat heb je er aan en
wat doe je er mee Goed, ik heb hem
Zondag meegekregen naar de match,
ik heb hem er bijna heen moeten
sleuren.
Toen hij de contróle door was, keek
hij rond met een verachting, die alles
omvatte spelers, publiek, ballen, het
hek, een verdwaalden hond, tot zelfs
het grasveld waarop we liepen. Do
gangbare uitdrukking zijn afschuw
kende geen palen is hier te zwak
zijn afschuw kende zelfs de palen om
ons heen. Ik liet hem eerst maar wat
besterven en toen hij zag. dat de om
geving zich aan hem niet stoorde,
begon hij zich met de omgeving te
bemoeien.
„Hé?" zei hij, „is die hier ook?
En die ook
„Dacht je dau, dat hier geen men
schen kwamen vroeg ik.
„Nee", zei 'hij stroef, „alleen jon
gens."
Intusscben was de match begonnen.
Er werd wat geschuifeld, de partijen
kwamen nog niet los. Alleen pro-
boerden ze eikaars krachten, een
beetje huiverig voor verrassing. Mijn
vriend stond met een uitdrukking
van diepe verachting er naar te kij
ken de vraag: „is dat nou alles?"
kon je hem van zijn gezicht schoppen.
Hij keerde zich al half om, blijkbaar
met de bedoeling om iets dergelijks
tegen mij te zeggen, maar ik vond
het beter hem vooreerst wat alleen
te laten en verschool mij dus achter
een heel dikken damesrug. Toen hij
niet meer naar mij keek, slipte ik
weg en ging aan den anderen kant
van 't veld staan.
Een. halfuur later, terwijl ik even
rondwandelde, kreeg ik hem in 't
oog. Hij was heelemaal niet onver
schillig meer, maar volgde ingespan
nen den strijd. H. F. C. maakte een
goal en daar ging hij aan 't klappen,
als een volleerde liefhebber. ..Bravo!
bravoToen kreeg hij me in 't oog
en riep „Zag je dat Mooi gewerkt
hé Maar toen ik glimlachte, pro
beerde hij zijn toon van onverschil
ligheid weer aan -te nemen en zei
„och ja, heel aardig, zie je, diedikke
van Waver en is bij de hand en dan
dat magere jongimensch, Cheriex heet
ie geloof ik en de kleine van. Gogh
is er als de kippen bii. Och ja, wel
heel aardig I"
„Huichelaar", zei ik, „je amuseert
je kostelijk en zet een gezicht of het
je niet kan schelen."
Niet recht meer wetende wat hij
zeggen zou, staarde hij me aan, be
gon toen te lachen en zei„eerrfjk
gezeid, ik vind het heel aardig. *t
valt me bijzonder mee, t is lang zoo
wild niet als ik gedacht had en ik
blijf zeker tot het eind."
En zoo zouden er meer bekeerd
worden, als ze maar eenmaal op het
voetbalveld waren! Maar de kunst is
juist om ze daar eerst te krijgen
Mijn vriend was ten slotte zoo enthou
siast, dat hij van een van do spelers
zei, dat zijn voetbalziel in zijn too
nen zat
Van openluchtspel gesproken, de
Bond voor Lichamelijke Opvoeding
komt ook een stapje dichter bij zijn
doel. B. en W- stellen den Raad
voor, hem een flink terrein bij de
boerderij „het Torentje" kosteloos af
te staan en dat veld meteen voor ge
meen tereikening af te rasteren.
Dat laatste is eigenlijk de hoofd
zaak, die afrastering namelijk. Het
terrein gebruikte de Bond al lang,
maar 't was er dan ook naar. Wan
neer de kinderen er met hun spellei- j
ders aan 't spelen waren, kwamen er
opgeschoten jongens, mannen bijna
en maakten het spel eenvoudig on
mogelijk. Zelfs was voor deze slam
pampers de bal waarmee gespeeld
werd, niet altijd veilig en 't is eens
gebeurd dat een spelleider, ziende
dat 't misliep, op een zeker oogenblik
zijn spullen bij elkaar pakte en met
de kinderen op de vlucht toog, bet
veld vrijlatende aan het troepje bal
dadige leegloopers. Alleen een flinke
afrastering zal dit veld voor de jeugcl
dus bruikbaar maken.
Heeft deze Bond dus een rustig
plekje gevonden, de Commissie voor
een ander schilderijenmuseum loopt
nog naar een geschikte gelegnheid
te zoeken. Naar ik hoor is het er
minder om te doen, de Halsen een
waardiger plaats te geven, dan wel
de tegenwoordige lokalen van 't Mu
seum beschikbaar te krijgen voor bu
reaux van de Secretarie. Het schijnt,
dat sommige leden van de Commis
sie daArvoor niet heel veel voelen en
dat er een strooming beslaat, om de
schilderijen kalmpjes te laten waar
ze zijn.
„Of 't waar is, kijk dat weten we
niet.' De benauwende droom van een
geheel nieuw schilderijenmuseum,
dat tonnen kosten zal, schijnt geluk
kig nog niet ernstig opgekomen te
zijn. Mijn aandacht werd onlangs ge
vestigd op het huis, laatst bewoond
cjoor den schilder Theophile de Bock,
waar vroeger Jhr. van de Roll heeft
gewoond Vindt men dat wat afge
legen dat is het oude weeshuis op
't Heiligland al even weinjg geschikt.
Wanneer het bepaald een vereischte
is, dat het schilderij enmuseum in 't
centrum van de stacï, op een drukke
plek, gevestigd wordt, dan is het ner
gens beter dan op 't Stadhuis of men
moest het oude huis van Dr. Post.hu-
ma. dat laatstelijk het kantoor van
de firma Laane Van Bemmel ge
weest is, willen aankóopen. Tntus-
sohen is dit ook geen huisje, dat men
krijgen kan voor een Dang gezicht.
Onder broeders moet het al licht
veertig- a vijftigduizend gulden waard
zijn.
't Is anders wel een verleidelijk
idee 't. groote huis voor de schilde
rijen en 't klein# huisje ernaast voor
een concierge en dan zoo aan de
traan gelegen, vlak bij 't midden van
>(ie stad - als dezer dagen de Ge
meenteraad een vergadering met go-
sloten deuren houdt, dan weten wij
al waarom I
FIDELIO