BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 18 FEBRUARI 1905 HAARLEM'S DAGBLAD KOST f 1.20 PER 3 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BU1TENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Natuurhistorische Wandelingen XLVII. Het kan zoo zijn, dat men erdoor omstandigheden toe gedwongen wordt anders te handelen, dan men zelf van plan was. Door afwisselend, nu eens dit dan dat onderdeel te behan delen, bewaart men de vrede, en heeft eigenlijk niemand iets te zeggen. Zoo kwam ik dezer dagen in 't bezit van een ijsvogel en ze is te mooi, om er niet eens eenige oogenblikken bij stil te staan. Ja, al is 'teen geheel andere vogel, hij sluit zich te veel wat zijn voedsel enz. betreft hij de meeuw van de vorige week aan, om er niet eens eenige regelen aan te wijden. De ijsvogel dan is lang zoo bekend niet, als de meeuw, neen op verre na- niet. Ik geloof zelfs, dat slechts een klein getal personen den vogel opge zet gezien hebben en een nog kleiner getal in de natuur. En toch wat is hij schoonDoor de schitterende en toch niet metaalkleurige kleuren pracht treedt de ijsvogel ons als een geheel afzonderlijke verschijning in onze vogelwereld tegen, herinnerend aan tropische vogels, waarbij nog komen de eigenaardigheden van zijn lichaamsbouw, de groote kop met lan gen snavel, het korte staartje', de kleine eigenaardige voeten. Het maakt onwillekeurig op ons den indruk van een aan de tropen ontvluchten vogel en inderdaad is hij dan ook de eeni ge vertegenwoordiger in Midden Europa van een groote, over deheele landstreken iu talrijke soorten ver breide vogelfamilie. We weten haast •niet, wat we het meest moeten be wonderen, die prachtig groen gevlekte vleugels, de dito kruin, of wel den hreeden blauwen band, die op zijn rug begint, en zich tot aan het einde van den staartuitstrekt. Of is het misschien de lichtere plek, die zich voor onder den snavel en verder aan den hals achter het oog bevindt, weer van elkaar gescheiden, door een groene streep, die van den vleugel tot aan den ondersnavel loopt, of kan het zijn dat bruin van, borst, buik en onderzijde van den staart, een kleur, die ook nog voor en achter het oog weer even optreedt. Wat kleurenrijk dom betreft kan dit dier zich du§ opperbest met cle prachtige tropische soorten meten. Vooral de zwaar ge bouwde kop en de lange krachtige snavel geven het dier verder een eigenaardige gestalte, waardoor hij ook gemakkelijk te herkennen is. En komt die mooie vogel, hoor ik vragen, in ons vaderland nu voor, veel voor? Hij wordt in alle streken van ons vaderland aangetroffen, ook in de omgeving van onze stad. Men vertelde me deze week nog van een tweetal dat af en toe gezien werd aan 't Zuider Buitenspaarne, maar hij is nergens algemeen. In de eerste plaats valt de vogel door zijn kleu renpracht sterk in 't oog, zoowel van mensch als dier, en dan ook duldt hij zelf niet, dat andere exemplaren in zijn jachtgebied zich vertoonen. In den winter komt zijn naam goed tot zijn recht, dan is hij „ijsvogel" en als de honger hem zijn gewne schuwheid wat doet vergeten, en hij zich ophoudt bij de cjsen plekken in het water om daar aan den kost te komen, en hij met zijn schitterende kleuren zoo afsteekt tegen sneeuw en ijs, -dan wordt hij ook het meest opgemerkt. Gewoonlijk leeft irij aan de oevers van beken en stroompjes en voedt zich daar met kleine visch- jes. allerlei insecten en insectenlar ven. Zou hij door 't eene de visc-h- teelt bonadeelen. door t eten van voor de visscherij schadelijke insecten wordt hij weer nuttig, 'bovendien komt hij in te gering aantal voor, om hem den oorlog te verklaren of te vervolgen. Gewoonlijk kiest hij, op «rt?n verbor gen plaatsje boven den waterspiegel een takje uit,., om daarop te rusten? Wel neen, want al is hij zelf schijn baar in rustzijn zintuigen merken alles op, wat er onder hem in 't wa ter voorvaii. (Jrrtdekt hij daar wat goeds ,dan schiet hij plotseling in '1 water, zoo zelfs, dat het kopje onder gaat, om even daarna weer schitte rend als saffier aan de oppervlakte te komen. Krachtig met de vleugels roeiend, nog een paar krachtige wiek slagen en hij is weer in de lucht. Ontwaakt in het voorjaar de liefde- in zijn Jiart en heeft hij na heel wat gevechten met andere mannetjes ein delijk een wijfje veroverd, dan begint de nestbouw, die geheel aan het wijf je wordt overgelaten. Volijverig is zij den ganschen voormiddag bezig, in den stevigen bodem, van den oever een gat uit 'tel bollen, dat wel tot -een meter'diep wondt, even boven de wa terspiegel begint om een weinig schuin in de hoogte te loopen. Af en toe brengt het mannetje haar wat voed sel, en in den namiddag gaat ze zelf ook ter vischvangst, om. zich dan meteen te. reinigen. Aan 't eind van die-gang komt in jeene kleine verwijding het nest, be- kleed met vi-sch graten, schubben, al- i ter.tei overblijfselen, van insecten enz. j Eindelijk worden daarin de 58 voor den vogel naar verhouding wel groote eieren gelegd, die zeer glad en glah- j zend zijn en. effen wit, Ook het broeden wordt alleen aan het wijfje overgelaten, het mannetje zorgt voor voedsel. Dan worden de jongen geboren, leelijke beestjes met ,dikke koppen, maar met teedere lief de verzorgd en groot gebracht. Zelfs langen tijd na. het verlaten van het nest worden ze nog door de ouden gevoed, ieder der jongen heeft dan een vast zitplaatsjo, verborgen tus- j schen 't riet. j Dat de vogel reeds vroeger veel in 't, oog viel, bewijzen de vele sprookjes »nz. waarin hij een rol speelt. Zelfs komt hij reeds voor in de Grielcsche I sagen. DE ZEE. Schots- van. Schönfeldt. (Uit het Duitsclij. De zwemmeester wischte het zweet van zijn voorhoofd. Een paar lachen de jongens van dertien en veertien jaar stonden om hem heen. Aan de lijn spartelde iets licht-roods, hij- gends. Dit was namelijk May Löw, leerling van het gymnasium, die wil do leeren zwemmen. Lomp en onhan dig in zijn bewegingen, met een schuwen, nerve usem angst voor het koude water, was elke les voor den jongen, zoowel lichamelijk als geeste lijk. een ware marteling. Want luj was niet alleen rood van inspanning, maar ook van schaamte. De spotter nijen zijner kameraden, die de eerste zwemoefeningen al lang achter den rug hadden, sneden hem door de ziel. Wat zijn lichaam aan fijnheid miste, dat was hem aan zijn ziel dubbel en zelfs driedubbel in gevoeligheid toebe deeld. Ironische toespelingen trok bij zich sterk aan en plagerijen, gespot of onrechtvaardige achteruitzetting konden Item tot wanhoop brengen. Eens had de zwemmeester hem ge zegd Waartoe geef je je zoo'n moeite om zwemmen te leeren Je kunt Ik-; toch niet meer dan tot een middel- matigen zwemmer brengen. En in het gevaar zou je je toch niet kunnen redden Toen had de jongen hem zóó ver schrikt en teleurgesteld aangekeken, dat de andere gebromd had „Nou. mij is 't wel. als je 't dan zo t graag wilt Eri zoo gebeurde het, dat May Löw. na een naar maand en, trots alle spot ternijen on geplaag, vrij zwemmen kon. Mooi deed hij het niet, maar het water was als een „mantel der liefde'' die zijn onhandige bewegingen ten minste gedeeltelijk verborg. En zijn volharding had indruk ge maakt. op de kameraden, zoodat ze hem niet meer uitlachten. Maar klei ne grappen en fopperijen haalden zo nog wel eens met hem uit. Eens zeide er één Mayje, zóó werd hij in de klas genoemd laten we op den rug zwemmen En toen het lompe Mayje met moei te die houding aangenomen had, blie zen ze hem van alle kanten water :r. hot gezicht, zoodat Item hoore.n en zien verging, en hij door de anderen opgevangen moest worden. 't Was maar „voor de grap", en later lachte hijzelf mee om niet te toonen. dat het huilen hem nader ge staan had. \yordt zulk een teergevoelige ziel met minachting behandelt, dan zal ze ondergaan ondervindt ze waardee ring en geestdrift, dan bloeit ze op May ondervond zoowel het een als hei andere. En c-venals hij menigen slok water onvrijwillig had moeten inslik- ken, evemzoo gewende hij zich ook aan het vele onaangename on bittere, dat hij verdragen moest. Om te beginnen de geringschat ting. Thuis had hij, evenmin als m school, zich een plaats weten te vero- veren. Een strijdlustige geest had hij niet't was meer een van die zacht moedige naturen, die als voorbestem! zijn tot dulden en verdragen. We! trachtte hij soms door zijn geest in druk te maken, maar hij pakte het onhandig aan. Er was een tijd. dat hij zich er op toelegde de be teekenis van een aantal vreemde woorden to leeren kennen. om ze. bij gelegenheid, te pas Ie brengen. Maar niemand lette er op. Alleen toen hij oens, terwijl zijn vader zich niet zijn moeder over een politie ke quaestie onderhield, met een klop pend hart de opmerking waagde „liet parlementarisme is een rat'o- neele instelling" toen lachte de va der daar over en zeidc Beste jongen, in plaats van de courant te bestudeeren. moest jc lie ver je lessen uit het hoofd leeren En toch had hij zeer goed geweten, wat hij zeggen wilde. 's Zomers gingen ze naar een zee badplaats. May's ongelukkige neiging om steeds juist datgene graag te wil len doen. waartoe hij niet in staa: was, bleek hier weer. Uren lang kon hij aan het strand staan om met"een verterend verlangen te turen naar zeilbooten, die door flinke, vroolijlw menschen bestuurd werden. De bol- uitstaande zeilen leken hem wel groo te. witte vleugels toe, die alléén uit verkorenen dragen mochten. Eeu paar malen gebeurde het, dat hij met meer bevoorrechte kameraden mee op zee uit mocht varen. Maar dan moest hi.j stil ineengedoken in de boot zitten, want bij de minsta beweging die hi: maakte, werd liem dadelijk toegeroe pen May, je bent. onhandig we vee- liezen 't evenwicht Bij zulke tochtjes lette hij miaJo op de zee. dan wel op de kraclïtlg- gospierde armen der roeiers, die iij bewonderde. In zijn verbeelding strek te* hij de armen ook mdt een groote1! zwaai uit en kou hij even zoo flink c-n goed roeien als de beste onder hen. Hij had ook, evenals andere kinde ren, zijn kleine genoegens, waarvan bij wellicht meer dan gewone kin-Ie ren genoot- Bijvoorbeeld wanneer de golven- er langzaam aan kwamen rol len en zijn bloot© boenen omspoelde:.: wanneer li ij met zijn- verstandige!) - voor een kind wel wat di'OOmerigen - blik naar de. zee- tuurde; wanne - groote booten, met het bonte gewemel van veel mensch©n, aanlegden en weer vertrokken, lange, lichtende vo ren achterlatende wanneer hij, na het. baden, in het warme zand mooni rollen, in kinderlijken overmoed -u verlost van wat hem vaak bedrukte - dan ontbrak er niets aan zijn geluk. Op zekeren dag kwam hij adem loos naar huis gerend. Er zal een zwemwedstrijd geho i- den worden, alleen voor jongens Oilto Prog-m&n en Arthur Linjclienau doom mee. En ik wil ook meezivvem-- men. Maar 'daar wilde zijn vader niets van hooren. Dat, verbied ik je, May Je zou Jt er toch geen eer mee inleggen n clan laat, je dagen lang het hoofd hangen. Bovendien kan er zoo l>cht een ongeluk gebeuren. Dat kan niet, want daar zullen bootjes meevaren. Al was dat zoo, jij nmg niet meedoen. Maar May dreef ditmaal zijn eigen I wil cloor. Hij gaf zich als deelnemer op, zonder er zijn ouders iets van i te zeggen. Het was voor het eerst van zijn 1-evon, dat hij een verbod trotseerde. En eiken middag ko„ j men hem in cle zweminrichting bezig zien, met taaie volharding zijn 'i- ehaam trainee rend. dat zich onver- moeid in korte slagen voortbewoog. De slagen werden met den dagsnel- j Ier als trachtten ze. wat ze aan vaart misten, door bliksemsnelle op volging -te vergoeden. Daar waren I nog wel altijd mensche.n, die om May lachten, maar dat kon hem nu niet meer schelen. Wanneer hij avonds niet een gevoel van gezon de vermoeidheid naar huis liep, dan glimlachte hij stil vergenoegd. Die tevreden stemming weefde zich b oort in zijn droomen, die als tot be looning voor zijn ijverig oefenen, 'hom don blijden triomf der overwin wing voortooverden. En zoo brak dan eindelijk de dag - ;aan w aarop May onder een schaar van frissche. vro olijke jongens en trillend van opgewondenheid en on geduld op het sein om te beginnen wachtte. Een groote menigte stond aan liet strand toe te kijken en May voelde dat liet gewichtigste oogen- bli-k van zijn leven aangebroken was. Het signaal werd gegeven en m 'dezelfde seconde voelde May ook reeds om zijn leden het koude wa ter. dat steeds zijn vijand' geweest .was. Maar het leek hem inliet ge heel niet meer vijandig, nadat hij er zich aan gewend had. Bestond er wel- iets heerlijkers, dan zich zóó door de golven te laten dragen En dan dat geplas der brekende golven dat had hij nu dagelijks zoo vlak .bij zijn ooren gehoord, dat hij meen de de taal dei* zee te verstaan, t. luisterde er naar en vergat alles om izich heen. Terwijl zijn lichaam zich in snelle slagen voortbewoog, was zijn ziel als betooverd door de sïre- meachtïge melodie der golven. Hij was (zich niets meer bewust o-mtrent den wedstrijd, wist niet meer wat erom. 'hem heen gebeurde. Hij merkte ook niet, dat hij reeds van zijn kamera den verwijderd was. Hij onderschei-1- yïe slechts dat eene gevoelNu be- iweeg je je vrij die golven zijn j /niet als de menschen ze meen en 't i [goed met je, dragen je in haar ar- in on cm vertellen e:n zingen je toe. i Zóó dreef en droomde hij den 1 schoonen droom over cle zee, die reeds zoove]en, groote ren., vóór hem i gedroomd hadden j Plotseling echter begon zijn 'hart herig te kloppen. Hij had op eens de 'bonté riaggen voor zich gezien, die i den eindpaal van den wedstrijd aan gaven. Dat bracht hem tot bezinning. 'Maar waar waren zijn kameraden I .gebleven Hij zag er geen enkelen. (Hoe lang had hij wel gedroomd 1 ISeconden of minuten lang? Hij wist j Tiet niet. Eu -een gevoel van eenzaamheid en treurigheid overviel hem. Waarom was hij ook zod eejsuc-htig geweest? .Iedereen zou 't nu merken, dat hij j als laatste nagehinkt kwam, terwijl cle anderen reeds lang uit het water i waren 't Liefst zou hij geheel in de zee hebben willen verdwijnen en ondergaan, zóó schaamde hij zich voor de menschen aan het strand, clie niet weten konden, wat er in de ziel van dien achterblijver omgegaan j was en hpe de zee hem met haar -zoete, vleiende taal bekoord had Maar wat was dat? liet lied der j zee verstomd© en een andere, lui- der-kli-nkandc viel eensklaps in. Toen li ij, onzegbaar treurig en on zegbaar vermoeid, met snelle, korte slagen naar het strand toe zwom, toen bliezen ze een fan fare En ze zwaaiden met. hoeden en zakdoeken en riepen 'hoera Wat was dat? Wilde ze hem bespotten? Hij keek ontzet ac'hter zich naar de zee Was het mogelijk De anderen kwa men hijgend achter hem aangezwom men Achter hem Toen begreep hij 3iet op eens En plotseling doorstroomde hem oen gevoel van zalig geluk, zóó. dat •hij meende te kunnen vliegen En de menschen verdrongen zich allen om hem heen en ze juichten en lachten!. Maar héél anders lachten •ze nu, dan ze het gewoonlijk om hem deden .....En daarop kwamen de zwemmers naar hem toe, schul den hem krachtig de hand en rie pen „Flink zoo Flink dat was een woord dat, als lof, nog nooit tot hem gericht was geworden. Het was de gelukkigste dag van May's leven. Hij wist nauwelijks, wat er met hem gebeurde Hij had wel hunnen schreien van blijdschap, maar bedacht zich gelukkig nog bij tijds, dat een overwinn^ar niet zwak mag zijn. Toen het wat rustiger om hem heen geworden was, ging hij naar twee zijner kameraden, die hij altijd om iiun flinkheid bewonderd had, en zei zacht, als om zich te •verontschuldigen „Ik kon 't niet helpen 't Was. "t was. de zee 1" Een Ontmoeting. De bakker, die juist met z n wagen voorbijkwam, riep over zijn schouder: Daar kun je wel een uur lang staan bellen - - de familie is uit. Dank je. antwoordde de man, v. i ii deze aanspraak gold, rustig. En het pakje, dat hij blijkbaar had moe ten afgeven, weer meenemend, draai de hij zich om en ging weg. Een jong meisje, dat men een visi teboekje in de hand naderde, had biijkbaar óók de woorden van den bakker gehoord, want zij stond stil en aarzelde. Zij zag er erg vermoeid uit en keek moedeloos naar cle verla ten straat, en het gesloten buis. Toen, inééns besloten, ging ze heel gedeci deerd op een dei- treden van cle stee- nen stoep zitten, en staarde straf voor zich uit. Zij zag er allerliefst uit in haar friscli zomerpakje, en ze scheen zeer voldaan over haar zitje. Van 'den anderen kant kwam kort daarop een jongmensch langzaam aanwandelen. Hij was groot, en knap, en evenals zij, was hij geheel in vislfetoilet. I-Iet jonge meisje schrok even toen zij hem zag in cle uitge storven straattoen keek ze een an deren kant uit en merkte «ogen schijnlijk niets van zijn nadering. Hij op zijn beurt keek' haar zeer verbaasd aan, aarzelde even, c;v riep toen de treden van de stoep op. 1-Iij belde, en belde nog eens en keek als in wanhoop naar het oudorvvetsche naamplaatjedr. Colridge. Ik vrees, dat de Colridge's niet thuis zijn, zei hij eindelijk Nee, antwoordde 't meisje na een lichte aarzeling, dat vrees ik ook. 't Spijt me vreeselijk Zouden ze gauw terugkomen? Ik weet er niets van Och, wat spijt me dat nu toch. Zou u 't erg naar vinden, als ik hier met u wachtte? opperde hij plotse ling. - Ik moet noodzakelijk iemand spreken Ga uw gang maar, zei zij kalm. Onze gemeenschappelijke ken nissen zijn als een kleine band lus- Haarlemmer Halletjes. Een Za.terdagavondpraatje. Wat is veranderlijker dan een mensch Acht menschen Wil men deze stelling niet zonder nader, bewijs aanvaarden, welnu, ik ben in staat de bewijzen te leveren. In de Raadsvergadering te Bloemen- •daal van den 2den Februari werd, naar aanleiding van de omstandig heid, dat de rechtskundig adviseur stukken waarop reeds geruimen tijd gewacht werd, nog niet -heeft mge- zonden. bij acclamatie besloten, den •adviseur te vragen of hij ontheven wil worden van zijn functie. Kort nadat dit voor den adviseur riet heel plezierige besluit gevallen was, verscheen Mr. Tideman in de vergadering En in de Raadsvergadering van 16 Februari komt een voorstel in van Mr. Tideman, waarbij verklaard wordt, dat het Raadsbesluit van 2 Fe bruari niet hoffelijk is en besloten wordt, dat een Commissie van Raads leden den rechtskundigen adviseur zal gaan vragen naar de redenen van de rertraging en hoever hij nu met de concessievoorwaarden waarover de zaak liep, gekomen is. Dit voorstel werd ondersteund door twee andere Raadsleden en na een uur pratens door den Raad met alge- meene stemmen aangenomen. O, o, heeren van den Bloemendaal- schen Raad 2 Februari een afkeuring van 't beleid van den adviseur met algemee- j ne stemmen. i 16 Februari een besluit om eens met den adviseur te gaan praten met algemeene stemmen. Wie reimt sich das zusammen? Andersom zou logischer geweest zijn. 2 Februari besluit om eens met den adviseur te gaan praten, 16 Fp-- bruari (wanneer de bespreking geen voldoende vruchten had opgeleverd) besluit om hem te vragen, of hij wel licht van de functie ontheven wensch- te te worden. Zooals het nu gegaan is heeft do Raad 'de paarden achter den wagen gespannen, een geacht rechtsgeleerde een votum van afkeuring thuis gezon den, dat hij wellicht niet eens ver dient en zichzelf verplicht, de dave rende motie stilletjes weer in den zak te steken. Zoo gaat het met wat wij hier plegen te noemen rauwelings in de vergadering gebracïïte voorstellen Meestal heb je er later berouw van. De gemeente Bloemendaal verkeert ,op dit oogenblik in 't stille seizoen. Je ziet er geen drukte, geen beweging, 't Is er kalm en rustig Af en toe gaat er een wandelaar voorbij of een ra cende slagersknecht met een kraken de mand aan zijn stuur. Stil staan de kale boomen aan den rand van de wegen en laten af en toe druppels vallen, alsof ze schreiden over de treurigheid van 't winterlandschap. Het is nauwelijks te gelooven, dat in zulk een kalme omgeving tien menschen zulk een overhaast besluit konden nemen als dat van den 2den Februari. Verwonderlijk ook, dat de voorzitter, anders waarlijk wel bij 't hek, daartegen niet waarschuwde. Opwellingen zijn heel mooi, als 't edelmoedige opwellingen zijnbij voorbeeld wanneer een lezer of Jb*t~ res aan Fidelio bijwijze van hulde eens een half millioemje thuis stuur de. Maar in een gemeenteraad deu gen opwellingen niet, ze komen altijd weer op je zelf neerwellen. Nu ik zoo eenmaal buiten ben, kom ik voorloopig niet in de staüT terug. Onze goede buurvrouw de gemeente Heemstede, koestert plannen om zich- zelv© centraal te verlichten. Prijzens waardig voornemenDe olielanta rens, hoe goed ook bedoeld, kunnen met de grootste inspanning niet meer dan een minimum van lichtkracht te voorschijn brengen. Ik kan me be grijpen, dat de moderne geest over de Heemsteedsche vroedschap vaar dig is gewonden en haar tot het plan van centrale verlichting gedreven heeft. Maar hoeGasverlichting is, naar deskundigen beweren, voor een klei ne gemeente te duur. Electrisch licht is schoon en zoo modern, dat het niet moderner kan, maar veel licht geeft het ook niet. Tenminste niet. wanneer we de verlichting van Bloe mendaal tot voorbeeld nemen. Daar gloort op verre afstanden een lampje in den donkeren nacht, niet veel meer ran een vonkje en zeker niet van veel grooter uitstralende kracht, dan cle veelgesmade petroleumlantaren. Wat cle straatverlichting betreft kan Bloe mendaal gerust zeggen ,,Ce n'était pas la peine assurément, De changer cle gouvernement wat in eenvoudig Hollandsch betee- kent, dat het lood is om oud ijzer. Bloemendaals gemeenteraad is daar van dan ook zoo overtuigd, dat het in de Raadszaal niet minder dan drie lichtbronnen tot zij" beschikking heeft. Electrische gloeilampjes be schijnen de Raadsleden en de verte gen'woordigers van de pers. maar kunnen met hun schijnsel de tafel van Burgemeester en Wethouders niet hereiken. Dit achtbaar college wordt derhalve beschenen cloor een reeks van. kaarsen, terwijl op den schoorsteenmantel, blijkbaar als maatregel van voorzichtigheid, twee bronzen petroleumlampen zijn opge steld. Is dat nu niet beneden de waardig heid van een vooruitstrevende ge meente? Heemstedenaren, spiegelt u aan deze duistere ervaring der Bloe mendalenaren en eischt, wanneer een electriciteitsmaatschappij u een aan bieding komt doen. booglampen voor uw straatverlichting En kunt ge dat niet krijgen, neemt dan geen electrische gloeilampjes, <lie op straat toch maar het effect van nachtpitje? bereiken, maar overweegt of acetyleen u passen zou. Ik geef toe, -dat de bereiding daar van niet lekker riekt. Maar dat doet gas ook niet. En petroleum evenmin. Zou Tevlers Genootschap, dat af en toe prijsvragen uitschrijft, waarop geen of geen voldoende antwoorden .inkomen, denkelijk omdat de onder- j werpen den gemiddelden mensch iet- wat boven de bevatting gaan. niet j eens een prijsvraag uitschrijven over ,de vraag, hoe 't toch komt, dat al onze kunstlichtbronnen zonder onder scheid (noem er cle kaars gerust maar bijzoo alleronplezierigsi stinken j Misschien vond dan een knappe bol j wel een middel uit, om onze licht- r soorten ie doen geuren als Jockey club of Boschviooltjes, zoodat, behal ve het practische nut voor de oogen, ook de poëzie voor den neus verkre gen zou zijn. Van poëzie gesgroken, een andere naburige gemeente heeft die met suc ces beoefend. Do Raad van Haarlem- merliede en Spaarnwoudé heeft de nieuwe straten op de terreinen vna de heeren Erdtsieck c.s. aan de Am- sterdamsche vaart gedooptNicolaas Bcetsstraat en Jan Frederik Helmers- straat. Goeie, ouwe Helmers, wat zou het hem, vergeten poeet uit de groene doos. een genoegen doen al? hij wist, dat men in Haarlemmerliede en Spaarnwoudé zijn naam nog meteere gedenkt, met inbegrip zelfs van de voornamen Toch. al kan de brave man als dich ter bij Nicolaas Beets niet halen, heeft hij één ding op dezen voor. Zijn naam is beter geschikt voor een straat. Maar BeetsProbeer eens vlug ie zeggen „Nicolaas Beets- straat", en ge zult zien, dat Nicolaas vlot genoeg van de tong gaat. maar dat dit lichaamsdeel over het woord „Beetsstraat" komt te struikelen. Wie he goed wil doen, moet na de eerste lettergreep Beets even pauseeren en dan kalm het woord „straat' er achter voegen. Als spreekoefening mag dit heel aardig wezen, in de praktijk is het lastig en ik denk dan ook dat de spraakmakende gemeente, wil zij niet in minder sierlijke varian ten, zooals Beeststraat vervallen, wel kortweg van Beestraai spreken zal, alsof het de tweede letter van "t alpha bet was. En zou hel ook niet veel eenvoudiger en practischer zijn. de verschillende straten in deze nieuwe wijk A-straat, B-straat, C-straat enzoovoorts te doo- pen (de heer Erdtsieck kan dan laten bouwen tot Z. toei dan telkens weer den een of anderen dichter op den hoek van een straat te nagelen, die wanneer men het hem vragen kon zeker niets liever zouden wenschen, dan in zijn vergetelheid te blijven, Na Helmers deinst, vrees ik, de Haar- lemmerliedesche-Spaarnwoudesche ge meenteraad voor niets meer terug 't College is nog in staat, ons te ver blijden met Khijnvis Feith en Bel lamy en Van Zeggelen en meer van die poëtasters, die geen sterveling meer leest

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1905 | | pagina 7