kon worden, wendde sfich de jonge officier tot zijn manschappen en commandeerde Formeert carré 1 In het volgende oogenblik stonden de Duitsche grenadiers met gevelde bajonetten schouder aan schouder, als een muur, in de aangegeven or de. terwijl hun officier met zijn ge vangene zich in hun midden plaat ste. Mille tonnerres is die jongen gek geworden riep de generaal, en op het gelaat van de officieren, die hun jongen, moedigen kameraad ver loren achtten, teekende zich een uit drukking van hevigen schrik. Een in de nabijheid toevende Framsche stafofficier reed nu op ïïen generaal too \\"e zullen den gevangene niet loskrijgen, excellentie, zei hij, voor die mannen daar hun laatste patro nen verschoten hebben, want de jon ge officier, wiens bevelen zij blinde lings volgen, is ,,de man met den handschoen". Deze melkbaard ongelooflik- zei de grijsaard, terwijl hij den jon gen luitenant met duidelijke minach ting bekeek. En gij meent werkelijk, dat hij in staat ware, door te zet ten? U kunt daarvan overtuigd zijn, generaal, 'hij schrikt voor niets te rug. Goed, hij mag dan den Span jaard behouden dien jongen dui vel. Breng u de zaak in orde, ik wil er niets meer mee te doen hebben. Au revoir. Hij gaf zijn paard de spo ren en reed met zijn gevolg weg. Onder de officieren van het Ze ven vorstenregiment werd tegelijk met het bericht, dat luitenant v. Wiedberg zoo heette de jonge offi cier een Spaanschen bandiet als gast herbergde, het voorval met den Franschen generaal bekend; endaar deze bij de Duitschers niet erg be mind was, lachte men hartelijk om de les, die hem gegeven was. Maar niemand van hen. die den jongen v. Wiedberg meer van nabij kende, verwonderde zich er over, daar men al lang van hem gewoon was. dat hij steeds zóó handelde, als zijn ridderlijk gevoel hem dit voor schreef. Men was om die reden ge woon hem schertsend met dén eere- titel van „de laatste ridder" te be stempelen. De bijnaam van „man met den handschoen", dien zijn Fransche kameraden hem gegeven hadden, had een eigenaardigen oor sprong. Hoewel v. Wiedberg als een bemin nelijk. bescheiden en vreedzaam ka meraad algemeen bekend en geacht was, verstond hij toch in de zaken, welke met zijn ietwat strenge be glip pen van eer niet overeenkwamen, geen scherts, en het was bekend, dat als ooit een zijner kameraden deze te na kwam, v. 'Wiedberg hem zonder meer zijn handschoen toewierp. Gedurende verscheidene dagen nam de Spaansche gast, wiens manieren den man van opvoeding verrieden, aan de officierstafel plaats, tot hij op zekeren ochtend plotseling uit het leger verdwenen was. Ih zijn slaap plaats vond men het venster openen op de tafel een papier, waarop hij zijn grootmoedigen redder en be schermer voor zijn hulp oprecht dankte en verzocht zijn vlucht te willen verontschuldigen, daar hel vaderland zijn verdere diensten noo- dig had. De brief welke met de be tuiging van onuitsprekelijke dank baarheid sloot, droeg als onderteeke- ning Francesco, hertog van Olivarez Luitenant v. Wiedberg zoowel als zijn regimentscommandant, dien hij het voorval aanstonds meldde, waren niet weinig verwonderd, toen ze uit dezen naam, dien ze nu voor 't eerst hoorden, een der machtigste en dap perste Spaansche partijleiders leer den kennen, oaar de zaak nu een maal toen niet anders was en de overste, die zijn luitenant had toege staan, den gevangene als zijn gast te behandelen, zich evengoed schul dig gevoelde als de luitenant, die ver zuimd had zijn gast op diens eere woord te verplichten niet te zullen vluchten, ried hij den luitenant aan den naam van den gevangene geheim te honden, daar de zaak anders licht onaangename gevolgen kon hebben. Tot geluk van de beide officieren werd het voorval, waaraan men we gens onbekendheid met den rang van een ontvluchte niet veel waarde hechtte, spoedig verbeten. Verscheidene maaneïen later werd een voor de Franschen ongelukkige slag geleverd tusschen dezen en door Engeland geholpen Spanjaarden. Ook de hertog van Olivgrez nam aan het hoofd zijner guerilla's aan den slag deel. Na den slag nam de hertog zijn intrek in een klooster, welke gangen en zalen met gewonde Spanjaarden en Franschen gevuld waren. Toen hij door een zaal liep. herkende hij in diging, die hij niet met voldoende be wijzen zou kunnen weerleggen, is het niet te verwonderen, dat mijnheer Bourchier verplicht was, dien George Manders niet tegen zich in liet har nas te jagen vooral omdat deze zijne leugens het eerst aan de dochter van John Boucher de vrouw van Allan zou vertellen. Het was gelukkig, dat Philip Bour chier zijn onschuld had verklaard, op een oogenblik, dat niemand de ge loofwaardigheid zijner woorden zou durven betwijfelen De zoon was ten volle van de onschuld zijns vaders overtuigd. Allan was nu de heer van Redhills. krachten? het testament van zijn va der en krachten? cle rechten van zijne vrouw. Bejaarde lieden uit den om trek beweerden, dat hij het nooit zoo ver zou brengen als zijn grootvader; personen van middelbaren leeftijd be weerden het zeilde, maar veranderden grootvader in vader, terwijl liet jon gere geslacht openhartig voor hunne meening uitkwam, dat. de fortuin hem toelachte. Men had ongetwijfeld van zijn va der hetzelfde gezegd, toen deze het landgoed had geërfd, terwijl het hem zooveel moeite had gekost, dat voor zich en ziine kinderen te behouden. Weinige dagen na den dood van Philip Bourchier werd er reeds over mijnheer Allan Bourchier van Rod- hills gesproken, alsof hij reeds jaren een voor dood daar neerliggenden vijand zijn jongen vriend en redder, den luitenant v. Wiedberg. De her tog riep aanstonds de monnikken er bij en gaf hun den zwaargewonde ter verpleging, terwijl hij hun op droeg de grootste zorg voor hem te dragen. Aan zijn tijdige hulp en de goede verzorging der monniken was het te danken, dat de zwaar gewon de weer genas. Hij verliet de monni ken, aan wie hij zijn leven te danken had, en was een van de weinigen van het regiment, die hun haardste den terugzagen. Hij stierf als overste te Arolsen in 1859. Van Heutszkoorts. Tooneelspel in één bedrijf. Personen De Lijn, resident. Van Kracht, assistent-resident. (Het tooneel stelt voor het bu reau van een resident. In een hoek eenige gouden pajongs, en aan een kapstop eenige residents petten van .allerlei leeftijd. In 't midden van 't vertrek een groot bureau-ministre, waarop verschei dene stapels gewichtige officieele stukken, een gewichtige inktpot en op een standaard eenige ge wichtige pennehouders. Vóór de lessenaar, met zijn dikken buik, De Lijn, met onbeteekenende oogen gewichtig kijkend. Op zij de van de lessenaar de lange, ma gere, kalme figuur van Van Kracht.) De Lij n. Als er .een dessaihoofd is, dat zijn plicht niet doet, Van Kracht, clan moet je zoo iemand met beleid tot de orde brengen. Het is waar, hij had niet medeplichtig behooren te zijn aan 'diefstal, en "t komt geens zins te pas, dat hij de dieven in zijn huis herbergde, maar je kunt het nu eenmaal niet altijd hebben, zooals je wilt. Ik geef toe, dat hij steeds slecht gesignaleerd is geweest, maar tracht hem door overreding op 't goede pad te brengen. Van Kracht- Ja maar, resident... De L ij n. Zeker, ik ben het met je eens, Van Kracht, de man heeft daar geen goed aan gedaan. Ik verdedig hem dan ook volstrekt niet. Je weet, ik houd van strikte, rechtvaardigheid zonder onderscheid des persoons, maar zie je, Van Kracht, wij moeten steeds vaderlijk zijn in ons optreden. Wij moeten niet altijd doorhollen en een ieder de vuist oilder den neus duwen. De gulden middenweg is de beste, zegt het spreekwoord, en het kalm beleid is de uiting van de hoog ste wijsheid. Wij zijn mannen van de politiek, Van Kracht, en de wegen der politiek zijn 'die van geduld en lijdzaamheid. v. K. Ja maai-, resident, ik verze ker u oprecht, dat dit hoofd... d. L. Ik maak er jou ook geen ver wijt van, Van Kracht. Ik neem jou niets kwalijk. Jij hebt er geen schuld aan, dat weet ik, maar bedenk, met gepaste voortvarendheid en bereid willige \Tiëndelijkheid kun je het een eind brengen. Toen ik assistent-resi dent was, heeft zich eens een derge lijk geval onder mij voorgedaan. Je hadt een gladakker van een dessa- hoofd in mijn afdeeling en geen amb tenaar die ooit met hem overweg kon. Hij stal, hij bedroog, hij zette de lui af en wat al niet. Ik moet je zeggen ik heb nooit last van hem gehad. En weet je, hoe ik dat deed? Ik liet hem maar scharrelen, Van Kracht. Ach God, dat verveelt dien lui het gauwst. In liet eerst wilde het districtshoofd hem ook bij me aanklagen ja, hij dorst me zelfs voor te stellen dat hoofd te ontslaan, maar toen ik het disix-ictshoofd gewezen liad op de po litiek, die ik ten deze voorstond, eb ik nooit meer iets van dat dessahoofd vernomen. Integendeel, de man is gedurende m ij n bestuur een welva- rend burger geworden. Zoo heb ik nooit behoeven te rapporteex-en, dat er iets niet in orde was in m ij n a.fdeeling en ik zou dat ook nu niet gaarne doen van m ij n gewest, Van Kracht. Wees daarom bezadigd in je oor deel, ook tegen dit dessahoofd. Laat i hem bij je komen, en hoor eens wat hij te vertellen heeft. Vooral, hóór i hem geduldig aan._Er isjree! leerrijks in het luisteren. Van Kracht. Toch j zijn er maar weinig mensohen, die anderen laten uitspreken. I k. Van lang op dien titel aanspraak maakte, j .De titels van den gestorven vorst wor- den zeer gemakkelijk op zijn opvol- ger overgedragen. i Rcdhills is nu echter zonder vorst, i Het is aan de lioode der bedienden .toevertrouwd. Mevrouw Bourchier is op Shortlands bij de familie Messiter, j terwijl Allan. Frances en Josephine I op oene badplaats in Devonshire ver toeven. Frances is herstellende en zal spoe- i dig weer hare gezondheid hebben her kregen. Allan vindt haar nog bekoor lijker dan voorheen, ofschoon een (van cle onaangename gevolgen haver ziekte is. dat zij valseh haar moet dragen. Daartoe is echter de schoon ste vrouw verplicht, wanneer heur haar tot op een duim van haar hoofd i? afgeknipt; en wij kunnen er op vertrouwen, dat Mile. Franceska met ,harc ondervinding op dat punt, eene goede keus heeft, gedaan. I De-ze bezoekers de twee jonge vrouwen en cle vriendelijke jonge man trekken zeer de aandacht van :de bezoekers van de kleine badplaats Waar zij tijdelijk verblijven. Hit de teedere verhouding, die er tusschen de jonge man en de slankste der bei- j de dames bestaat, zou mdn moeten apmaken. dat zij een jong gehuwd paar vormen, wanneer niet do aan wezigheid van die tweede dame en 'het feit. dat zij allen in diepen romv zijn. met dat vermoeden in strijd zijn. Kracht, i k val nooit iemand in de rede. v. K. Ja maar resident, Van Heuts... d. L. (verschrikt) Van Heutsz! Wat Van Heutsz? Waar van Heutsz? v. K. Van Heuts heeft gezegd dat... d. L. Hoe weet Van Heutsz het? (zenuwachtig opstaande en op en neer loopend). Bet is wat te zeggen tegenwoordig op mijn bureau. Alles wordt aan de groote klok gehangen overal huizen spionnen. Het is als of er een anarchistische geest onder mijn ambtenaren komt, sedert die man Gouverneur-Generaal ""geworden is. Maar je kent me, Van Kracht, ik ben iemand, die voor niemand wijkt! Mijn overtuiging is mijn leven (met een vuistslag op -de tafel)Daar sta en val ik meeEn laat Van Heutsz niet pogen me vrees aan te jagen God! wat kijken die oppassers hier inZij verstaan toch geen Hol- landsch? want dit zeg ik je, ik vrees niemand. Hij zal in mij zijn inan vinden. Laat hij oppassen, want zoo waar als ik hier sta, ik vrees hem niet. Ik zeg maar als Van Heutsz De klerken zijn toch naar huis Dié ellendelingen hooren steeds alles en brieven het over. Niet dat Van Heutsz het niet weten mag, dat ik dat gezegd heb, maar de klerken hebben het niet over te brengen. Jou behoef ik het niet op het hart te drukken, Van Kracht, jij zwijgt als -het graf, dat weet ik. Trouwens, als je het aan iemand overbracht, zou ik het je toch heeten liegen. Van Heutsz! Van HeutszWat heeft die zich nu weer met m ij n dessahoofden te be moeien v. K. Ik meen resident, Van Heuts... d. L. Heeft hij soms niet genoeg te doen in -Buitenzorg? Moet ik hem daar misschien komen helpen Nu vraag ik je, heb je ooit grooter non sens gehoord dan de afschaffing van de gouden pajong? Hebben 'dan alle Gouverneur-Generaals vóór hem geen hersens gehad? Was Van der Wijck een kwajongen Rooseboom een gek? Van Rees krankzinnig? Moet nu al les, wat al 'die mannen edel envoor- naam vonden, plotseling door iemand worden afgeschaft die pas een blau wen Maandag Gouverneur-Gene raal is? Als generaal heeft hij te Atjeh steeds met goud op -zijn jas geloopen; waarom ontneemt 'hij ons d.an 'die gouden pajong (Klagend) Dat was grootheid, Van Kracht. Nooit, nooit heb ik mij sedert 15 jaar zonder pa jong op straat begeven Toen ik pas assistent-resident was droegen de op passers mij baar zelfs in huis na. En nu, weg, weg. weg(smijt de pajongs over den vloer). Daar, neemt ze mee, die dingen, Van KrachtIk wil ze niet meer zien Niet dat ik hecht aan praal, dat weet je. Ik houd van een voud, maar die pajong, die pajong... (met hartstocht) was een stuk van mé zelf. Toen ik die circulaire kreeg, Van Kracht, to-en stond ik op het punt, om mijn ontslag te vragen. Ik had een gevoel, alsof mij de generaals- strepen van de mouw werden ge sleurd alsof ik een vuistslag in het aangezicht kreeg. Gelukkig, dat ik nog voldoende kalmte behield, om te beseffen, dat het land me nog noo- dig heeft. In dezen tijd van heethoof den heeft het gouvernement behoefte aan een bezadigd denker. Het zal geen maand meer duren of hij zal ons ook nog de pet ontnemen. De pet, met "gouden baud. Mijn God, waarmee kan je dan op venduties nog eenig -geld maken Verschillende Chineezen hebben mij reeds beloofd op m ij n vendutie mijn petten te koopen. Zie je, dat is toegenegenheid, dat is hartelijkheid, Van Kracht. Dat doet je aan, in deze tijden vanonder drukking. En dan die circulaire, die den in lander verbiedt, om op den grond te zitten. Waar blijft het prestige, vraag ik je. Bén Tij i» staat indruk te ma ken zonder pajong en zonder hurken de inlanders En geen gamelan, geen eerepoorten meef? Ik vraag je, geen eerepoorten. Mijn hemel, wat moetje dan hij je controleurs inspecteeren V Dat was traditie, zie je. En het was niet om het groen en de vlaggen, maar het bracht je in de stemming. De menschen voelden dadelijk de plaats, die je in de wereld innam. Er kwam iets, wat zal ik zeggen, iets koninklijks over je. En nu niets, niets, niets! Wat zullen de inlanders er van zeggen Ik zeg maar, ons prestige lijdt er onder En was het niet om De' twee eersten schijnen zich echter in eikaars gezelschap nooit te verve len. Geen paar zou in liet begin der wittebroodsweken zoo innig kunnen zijn als deze twee menschen. Het begin van den zomer was reeds voorbij, en niet iederen dag werd Frances sterker, zoodat de blos der gezondheid weer op hare wangen te rugkeerde, terwijl Josephine, van al len dwang bevrijd, weer het lieftallig voorkomen kreeg van het meisje van achttien jaar, op welken leeftijd zij nog niet had geluisterd naar de woor den van den booswicht, die haar zoo ongelukkig had gemaakt. De bijzonderheden van George Man ders' uiteinde waren haar reeds be kend. Hoewel zij rilde, toen zij zijn rampzalig uiteinde vernam, wilde Jo sephine het zich niet ontveinzen, dat zij niet om dien man treurde. Zou zij moeten treuren over het verlies van den echtgenoot, die haar het le-' ven in de laatste jaren ondragelijk had gemaakt en van wien zij zoo vurig wonschto verlost te worden - Zij zou kunnen schreien over het ver lies van den held, dien zij eens had aangebedendeze tranen had zij reeds jaren geleden geschreid; dat was reeds lang voorbij. Met bleek gelaat, maar zonder een traan te stort-"1!!, hoorde zij de bijzon- de.rheden van zijn dood aan. Toen Allan haar alle- medegedeeld had, stond zij op. het traktement... om het vaderland wil ik zeggen, dan had ik reeds lang mijn ontslag aangevraagd. Nu blijf ik Ik zeg, Van Kracht, ik blijf, dat kan je gerust aan de courantiers overbrengen. Ik blijf op mijn post tot mijn laatsten ademtocht tenzij de traktementen verminderd worden, want dan moet ik weg, voor mijn pensioen, weet je. v. K. Ja, maar resident, van het dessahoofd zeide Ven Heuts... d. L. (woest), alweer Van Heutsz Ik verbied je zijn naam te noemen, begrepen (dan plotseling angstig) De klerken zijn toch naar huis Mijn God, mijn God, wat moet ik doen? Mijn hoofd loopt om. Gedurende acht jaren heb ik mijn gewest in orde ge houden. Er is in dien tijd niets ge beurd. Alles ging geleidelijk zijn ging en behalve dat laatste standje met den overste aan de hombretafel heb ik nooit eenige moeilijkheden met iemand gehad, zeg ik je. De inlanders hadden het goed on der mij. Wat zij vroegen, deed ik. De hoofden hadden maar te kikken en ik verzette bergen voor hen. Wat wil Van Heutsz dan meer? Moet je dan dat dessahoofd ontslaan? Moet je hem in de gevangenis brengen? v. K. Ik meen resident, Van Heuts... d. E. God allemachtig, blijf me met Ven Heutsz van het lijf mijn God, wat kijkt die kettingganger in. Hij kent toch geen Hollandsch De kerel is er een van Batavia en over vier maanden is hij vrij. Jaag dien vent van ihet. erf, Van Kracht, en de op passers ook. Die nieuwe Gouverneur- Generaal laat me geen uur met rust. Heb je ook gelezen, >dat hij van plan is een inspecteur voor de bui tenbezittingen aan te stellen? Als dèt zoo is, dan vraag i k in tijds mijn ontslag. Ik sta en ik val met mijn gewest en da.t doe dk met eere. Wat er van mijn residentie te ver tellen is, dat zal ik zeggen en buiten mij heeft niemand er iets mee te maken. Hier ben ik vorst, koning, keizer, Van Kracht, geeft me die pa jongs maar weer aan, ik kan er niet van scheiden. Zie je. Van Kracnt, ik voel me rein in het bewustzijn, dat mijn residen tie gecontroleerd zal worden. Op mij is niets te zeggen. I k doe niets en ik het n o o i t iets gedaan Over d,at dessahoofd... ja, dat des sahoofd Hij is medeplichtig aan diefstal, zeg je, en heeft de 'dadersin zijn huis verborgenNu danHandel naar bevind van zaken Je moet de verantwoordelijkheid zelf durven dragen. Van Kracht. Handel zooals je denkt dat goed ismaar i k heb er niets mee te maken, begrijp dat goed. Zulke zaken liggen buiten mijn waar digheid. v. K. Ik had u willen zeggen dat Van Heuts, de schout, hem reeds in de gevangenis heeft gezet, resident. d. L. De schout Van HeutsDa.t is waar, die kerel heet ook Van Heuts (angstig) Zou hij familie zijn van den Gouverneur-Generaal Dan moe ten wij hem met eenige onderschei ding behandelen, Van Kracht, v. K. Neen, resident, hij schrijft zijn naam met een enkele s. d. L. Zoo, dus geen familie ook (lachend; Wat heb je me laten schrikken Of liever, wat heb je me verontwaaixligd gemaakt, want schrikken doe ik nooitMijn hemel, sprak je over den schout? Neen maar, hoe is zoo'n vergissing mogelijk (gemoedelijk) Handel met het dessahoofd, zooals je wilt, Van Kracht, ik vind 't best, kerel. Je weet ik ben zoo kwaad niet. Als alles goed afloopt en er komen geen bemerkin gen, dan weet je, dat ik- gaarne de verantwoordelijkheid op me neem. God, Van Heuts, onze schout, maar baas waarom heb je dat niet dade lijk gezegd (klopt Van Kracht op den schouder). Maar alles is in orde nu. niet waar, kerel Apropos, een whisky-soda? Kom ga mee naar de achtergalerij, dan gaan we even bij moeder de vrouw er eentje pakken. Ik heb behoefte aan een kalmen dronk. Van Heuts, de schout. Stel je voor Neen baas, doe jij maar niet het des i sa.hoofd wat je wilt. Ik vind alles best. Ik ben nog zoo kwaad niet, maar als de Gouverneur-Generaal zich met m ij n zaken wil bemoeien, dan vindt hij in <m Ij zijn man (Af door de achterdeur, gevolgd door Van Kracht, die glimlachend het hoofd schudt). Gordijn. (Dr. Renard in De Locomotief). Allan, zeide zij, hij is dood. Ik zal trachten hem vergiffenis t.e schenken voor het leed, dat hij mij heeft aangedaan. Ik zal uit smart over zijn dood geen traan storten, maar hij was mijn echtgenoot, zoodat ik niets meer van hem mag zeggen. Laat zijn naam aan de vergetelheid worden prijsgegeven. Laten wij dien nooit weer onder elkaar noemen. Zij begaf zich naar hare kamer en bad dat zij hem zou kunnen vergeven en vergeten. Nu Manders dood was, en niemand hen meer zou kunnen kwellen, be sloot Allan den vervalschten wissel te betalen. Men had Manders nooit an ders gekend dan als Digbv Bourchier, den rampzaligen echtgenoot van Jo sephine. Wanneer men de wereld zou wil len verklaren, dat hij een bedrieger was geweest en op den naam Bour chier nooit recht had gehad, dan zou men tot ongewenschte ophelderingen moeten komen. I-Iet geld, dat Manders iweer uit don nood zou hebben gehol pen. werd dus betaald, toen het den wisselvervalscher volkomen onverschil lig moest zijn, of zijne schuld werd betaald of niet. Ofschoon Allan en Frances in die dagen hoogst gelukkig leefden, lag hun beiden iets op het hart, dat hen drukte. Allan was liet nog steeds niet met zichzelf eens. wat hem te doen stond met betrekking iot het- Eene première te Saigon. door Léon de Tin sea u. Tot de schoonste ik zeg niet tot do beste voortbrengselen van Indo- China bchooi'en wel de tijgerson, in tegenspraak met het axioma, dat op deze onvolmaakte wereld het schoone zeldzaam is, komen deze dieren, ook ten huid'igen dage nog, in de wouden van Siain en Cambodja veelvuldiger voor, dan hazen in de omstreken van Parijs. Uit de officieele statistieken kan edn iegelijk, die zich er voor in teresseert. de wetenschap putten, dat het aantal van de door deze verbrui kers geconsumeerde menschelijke we zens in zuidoostelijk Azie jaarlijks,, goede en slechte jaren dooreengesla- gen, ongeveer twee-en-twintigduizend bedraagt de gesmokkelde exempla ren niet eens nog meegerekend. Principieel afwijkend van die lek kerbekken, die tot kitteling van hun verhemelte altijd nieuwe schotels ver langen, houdt de tijger zich aan de ouderwetse he burgerlijke keuken dat wil zeggen hij verkiest den inlander boven den Europeaan. Wij, reizigers, kennen deze onveranderlijke voor keur en daarom, wanneer wij eene excursie te maken hebben door eene als gevaarlijk aangeschreven land streek. verzuimen wij nooit, eenige vrienden namelijk inboorlingen van liet gewest uit te noodigen om bij onze wandeling mee van de partij t.e zijn. Deze liöve beleefdheid streelt die vrienden, en ons strekt zij tot bescher ming want indien er onderweg ie mand inoet opgegeten worden, zoo kunnen wij er vast op rekenen, dat een der genoodigden daartoe zal wor den uitgepikt. Vandaar ongetwijfeld de benaming van „protectoraat", die gewoonlijk aan deze contrfjen gege ven wordt. De tijger houdt van den Aziaat maar deze genegenheid is niet weder- keei'ig. De Aziaat verfoeit den tijger, of, juister gesproken, hij is allerver schrikkelijkst bang voor hem. Daar van heb ik mij kunnen vergewissen op zekeren avond, toen ik gerokt en gewittedast, met uw verlof, ge dineerd had bij een vorstelijk poten taat. wiens naam en titels gij vergeefs zult zoeken in den Ahnanach de Go- tlia, en die mij de hoffelijkheid be wees van mij in zijne gondel naar huis te doen brengen. Eensklaps het was stikdonker op het water hoorden wij dichtbij op een der oevers van de rivier een ge grom, dat voor do geoefende ooren mijner roeiers niets dubbelzinnigs had. Nooit zal ik den panischen schrik vergeten, waarmee die menschen zich toen op de riemen wierpen en den overkant van den breeden stroom op zochten. Zij schenen niets meer of minder te vreezen, dan dat de ge duchte carnivoor in levenden lijve 111 onze boot zou springen, of misschien wel ons nazwemmen zou. om op zijn gemak uit hun midden zich een plat du jour uit te zoeken. Ik kan ook nog van eene andere ge legenheid verhalen, die mij bewees, met welk een diep ontzag de inboor lingen van onze bloeiende kolonie in gindschen Aziaitschen achterhoek voor den gestreepten beheerscher der wildernis vervuld zijn. Er was, voor de eerste maal in de wereldgeschiedenis, te Saigon een cir cus aangekomen. Het kwam, zooals wel te begrijpen is, per scheepsgele genheid. Den ganschen dag had het stoomschip, dat de requisieten aan voerde, zich op de kade ontlast van vreemdsoortig gevormde rijtuigen, overdekte kooien, paarden, clowns, en wezens van moeilijk beschrijfbare kleeding en half verhongerd uiterlijk, die vermoed konden worden de eigen lijke „artiesten" van het rondreizen de gezelschap voor te stellen. Den volgenden dag verrees er op een plein bij de haven een reusachti ge tent of rotonde van zeildoeken dien eigen avond nog vul dei zich dit haastig geïmproviseerde gebouw, nu schitterend verlicht, met een opeen gedrongen publiek van Annamieten. Want geen volk ter wereld is zóó ver zot op schouwspelen. Met gretige oogen en uitgerekte halzen bewonder den deze goede zielen de sterke toeren der acrobaten, de wonderbaarlijke kunststukken der goochelaars en de even stoutmoedige als bevallige ver richtingen der juffertjes in tricot en gaas. De schoppen en muilperen, waarop de clowns elkaar trakteerden, wekten veel minder hunne verbazing; en dit had wel zijne góede reden, want de schop en de muilneer vorm den destijds nog in het reeds tame lijk verwijderde tijdperk waarvan ik spreek den grondslag der omgangs vormen tusschen kolonisten en geko- loniseerden. Ei- volgde eene pauze, gedurende welke er in de arena een groote wa gen werd binnengevoerd. De vier of vijf muzikanten schetterden een fan fare, een voorhangsel werd verwij derd, en nu bleek de bovenbedoelde wagen niets anders te zijn dan een kolossale kooi op wielen, waarin een drietal prachtige, volwassen tijgers geen hij wist van don dood van John Boucher. Hij deinsde terug voor het plan, dat hij had gevormd, om de liandefii zijner vrouw in de zijne te nemen, haar in de ernstige oogen te zien en tot haar te zeggen Gij hebt gezocht naar den moor denaar van uw vader, welnu, die man was mijn vader. Het was een ongeluk eene vergis sing, maar er is toch niets aan te veranderen het bloed van John Bou cher kleefde aan zijne handen. Zal dat ons var, elkaar scheiden? Het zou' eene pijnlijke taak zijn. en iederen keer als bij haar aanzag, vroeg hij zichzelf af. of het dan wel juist nood zakelijk was. dat hij het haar vertel de. Hij wist immers dat zijn vader onschuldig was en zouden nu de ge volgen van die daad uit overijling, zijn geluk verwoesten Het kwelde hem reeds genoeg, dat hij die gedachte altijd bij zich moest dragen, Waarom moest hij Francos ook een deel van die kwelling laten dragen Het gevolg daarvan zou na tuurlijk zijn, dat eene rilling haar door de leden voer, telkens wanneer !de naam van den heer Bourchier werd genoemd Deze gedachte hield overdag zijn geest bezig en ontroofde hem des nachfs den slaanliet resultaat van die overdenkingen was echter, dat hij besloot, alles voor zijne vrouw geheim te houden. zich heen en weer bewogen, vlug, le nig, hongerig, en, daar de stalen sta ven van de kooi zeer dun waren, voor het oog bijna alsof zij in vrijheid verkeerden. En nu had men moeten zien wat er gebeurde Uit het inlandsche publiek ging geen woord, geen kreet, geen gemom pel op. Geen spoor van tumultgeen gewoel of getrappel. Die tweeduizend toeschouwers hadden niet hun allen niet één enkel paar schoenen aan. Men hoorde slechts een geluid van glijdende ruggen onder een opgelicht zeildoek iets amper verneembaars, als hot kronkelen van slangen over zand. En in minder dan een minuut, overal in het rond, waren al die man nen en vrouwen, vlugger dan de zoo pas nog door hen bewonderde acro baten .verdwenen in den nacht, waar zij ongetwijfeld nog in vliegenden draf sloegen, om een behoorlijken af stand te brengen tusschen zichzelf en „mijnheer den tijger". Wij bleven alleen achter, wij, groo te pieten van de gereserveerde plaat sen, een zestigtal Europeanen, die zicli den buik vasthielden van pret, toen zij de oorzaak gesnapt hadden van deze totale evaporatie. Den dag daarop, en al de volgende dagen, in spijt van alle reclame) van schreeuwende aanplakbiljetten en ge- costumeerde optochten met muziek, naderde er geen inlander de plek, waar de onvoorzichtige circus-onder- nemer zijn tent had opgeslagen. En als wij dien groot en "kinderen aan het verstand trachtten te brengen dat zij niet het geringste gevaar lie pen, dat de stalen tralies zelfs een olifant zouden trotseeren en dat alle voorzorgen genomen waren, dan za gen wij hunne toch reeds grinnikende gezichten nog leelijker worden door eene grimas, die zooveel zeggen wilde als „De tijger Dank je welDaar moeten wij niets van hebben („N. R. Ct.H) HOE BEROEMDHEDEN STUDEEREN. Daarover vertelt een Engelsch tijd schrift het een an ander. Paganini werd door zijn eergieri- gen en hebzuchtigen vader gedwon gen zich dagelijks 10 tot 12 uren te cefenen. Hij kreeg zoo geweldig het land aan zijn viool, dat hij het op gaf en zich aan den landbouw wijd de. Echter dreef deze grillenbui spoe dig vo orbij en greep hij zijn muz iek - oefeningen weer met nieuwen ijver aan. Rubinstein heeft gezegd ,,Zoo ik een dag niet oefen, weet ik het, doe ik het twee dagen niet, weten het mijne vrienden, en oefen ik drie da gen niet, zoo weet het de heele we reld. Toen Joachim nog studeerde, leef de hij in het huis van zijn leer aar. De kamer, waarin hij zich oefende, had geen ramen en slechts eene kleine opening in de deur. Als de klank der viool een oogenblik op hield, zag de 1 eeraar direct door het 'kijkraampje. Toen Mendelssohn eëns orgalvoor- draclïten in gereedheid bracht, zeide hij .Miin^arbéid nam mij zoo in be slag, dat" mijne dagen voorbij gin gen, alsof het~mren waren. Ui' oefen de pedaallöopen, tot het „loopen op straat" zich in een fuga veranderde, zoo automatisch waren mijn bewe gingen geworden. Van Sarasate wordt verteld, dat hij slechts oefent, wanneer hij nieu we werken voor een concert instu deert Hij zegt: ..Ik ben geen slaaf van de viool; de viool is mijn slaaf". Paderewsky oefent zich gaarne 's nachts. Hij speelt clen geheelen nacht door, waarbij de nachtwach ten de eenige toehoorders zijn. Na deze nachtelijke oefening ga.at hij naar zijn hotel, slaapt en ontwaakt weer in nieuwe frischheid tot zijn concert. Een schoolmeester deed een der leerlingen van de hoogste klasse een paar vragen over rekenkunde; hij kreeg telkens goede antwoorden en zei, na afloop van het onderzoek Correctga zitten. En nu, vervolgde de meester, laat eens zien of jij ook slim genoeg bent om mij een paar vragen te doen. De jongen dacht even na en zei toen Dan wou ik u vragen, wat zullen drie el graslinnen kosten, als katoen 30 cents de meter kost? De meester keek den jongen, het zoontje van een manufacturier. arg- wenend aan en sprak Ik geloof, dat je mij voor't lapje houdt Correct; ga zitten, zei de; jongen. Hij begreep, dat. wanneer Manders nog leefde, hij het haar verteld zou moeten hebben; het had dan kunnen gebeuren, dat die schurk haar de waarheid zou openbaren. Manders was dood, dus van dien kant was niets meer te vreezen. Hij wist da.t noch zijne moeder, noch Josephine noch een ander lid zijner familie er iets van wist. Of schoon hij niet kon weten, dat de per soon, die Manders zulke belangrijke inededeelingen had gedaan reeds lang gestorven was, meende Allan toch dat hij de eenige persoon was, die de treurige waarheid kende. Waarom ,zou hij die dus openbaren en zijne familie ongelukkig maken Hij deed niemand onrecht aan door te zwijgen. Wanneer Redhills aan zijne vrouw toebehoorde, dan had het huwelijk hem er toch eigenaar van gemaakt. De legaten, die zijn vader aan zijne zuster en zijn jongsten broe der had vermaakt, zouden dan door hem moeten worden uitbetaald, daar Philip Bourchier niets had kunnen na laten. Om dus niet in moeilijkheden te geraken moest hij het stilzwijgen bewaren. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1905 | | pagina 8