kon worden, wendde sfich de jonge
officier tot zijn manschappen en
commandeerde
Formeert carré 1
In het volgende oogenblik stonden
de Duitsche grenadiers met gevelde
bajonetten schouder aan schouder,
als een muur, in de aangegeven or
de. terwijl hun officier met zijn ge
vangene zich in hun midden plaat
ste.
Mille tonnerres is die jongen
gek geworden riep de generaal, en
op het gelaat van de officieren, die
hun jongen, moedigen kameraad ver
loren achtten, teekende zich een uit
drukking van hevigen schrik. Een
in de nabijheid toevende Framsche
stafofficier reed nu op ïïen generaal
too
\\"e zullen den gevangene niet
loskrijgen, excellentie, zei hij, voor
die mannen daar hun laatste patro
nen verschoten hebben, want de jon
ge officier, wiens bevelen zij blinde
lings volgen, is ,,de man met den
handschoen".
Deze melkbaard ongelooflik-
zei de grijsaard, terwijl hij den jon
gen luitenant met duidelijke minach
ting bekeek. En gij meent werkelijk,
dat hij in staat ware, door te zet
ten?
U kunt daarvan overtuigd zijn,
generaal, 'hij schrikt voor niets te
rug.
Goed, hij mag dan den Span
jaard behouden dien jongen dui
vel. Breng u de zaak in orde, ik wil
er niets meer mee te doen hebben.
Au revoir. Hij gaf zijn paard de spo
ren en reed met zijn gevolg weg.
Onder de officieren van het Ze
ven vorstenregiment werd tegelijk
met het bericht, dat luitenant v.
Wiedberg zoo heette de jonge offi
cier een Spaanschen bandiet als
gast herbergde, het voorval met den
Franschen generaal bekend; endaar
deze bij de Duitschers niet erg be
mind was, lachte men hartelijk om
de les, die hem gegeven was.
Maar niemand van hen. die den
jongen v. Wiedberg meer van nabij
kende, verwonderde zich er over,
daar men al lang van hem gewoon
was. dat hij steeds zóó handelde, als
zijn ridderlijk gevoel hem dit voor
schreef. Men was om die reden ge
woon hem schertsend met dén eere-
titel van „de laatste ridder" te be
stempelen. De bijnaam van „man
met den handschoen", dien zijn
Fransche kameraden hem gegeven
hadden, had een eigenaardigen oor
sprong.
Hoewel v. Wiedberg als een bemin
nelijk. bescheiden en vreedzaam ka
meraad algemeen bekend en geacht
was, verstond hij toch in de zaken,
welke met zijn ietwat strenge be glip
pen van eer niet overeenkwamen,
geen scherts, en het was bekend, dat
als ooit een zijner kameraden deze te
na kwam, v. 'Wiedberg hem zonder
meer zijn handschoen toewierp.
Gedurende verscheidene dagen nam
de Spaansche gast, wiens manieren
den man van opvoeding verrieden,
aan de officierstafel plaats, tot hij
op zekeren ochtend plotseling uit het
leger verdwenen was. Ih zijn slaap
plaats vond men het venster openen
op de tafel een papier, waarop hij
zijn grootmoedigen redder en be
schermer voor zijn hulp oprecht
dankte en verzocht zijn vlucht te
willen verontschuldigen, daar hel
vaderland zijn verdere diensten noo-
dig had. De brief welke met de be
tuiging van onuitsprekelijke dank
baarheid sloot, droeg als onderteeke-
ning
Francesco, hertog van Olivarez
Luitenant v. Wiedberg zoowel als
zijn regimentscommandant, dien hij
het voorval aanstonds meldde, waren
niet weinig verwonderd, toen ze uit
dezen naam, dien ze nu voor 't eerst
hoorden, een der machtigste en dap
perste Spaansche partijleiders leer
den kennen, oaar de zaak nu een
maal toen niet anders was en de
overste, die zijn luitenant had toege
staan, den gevangene als zijn gast
te behandelen, zich evengoed schul
dig gevoelde als de luitenant, die ver
zuimd had zijn gast op diens eere
woord te verplichten niet te zullen
vluchten, ried hij den luitenant aan
den naam van den gevangene geheim
te honden, daar de zaak anders licht
onaangename gevolgen kon hebben.
Tot geluk van de beide officieren
werd het voorval, waaraan men we
gens onbekendheid met den rang van
een ontvluchte niet veel waarde
hechtte, spoedig verbeten.
Verscheidene maaneïen later werd
een voor de Franschen ongelukkige
slag geleverd tusschen dezen en door
Engeland geholpen Spanjaarden. Ook
de hertog van Olivgrez nam aan het
hoofd zijner guerilla's aan den slag
deel. Na den slag nam de hertog zijn
intrek in een klooster, welke gangen
en zalen met gewonde Spanjaarden
en Franschen gevuld waren. Toen hij
door een zaal liep. herkende hij in
diging, die hij niet met voldoende be
wijzen zou kunnen weerleggen, is het
niet te verwonderen, dat mijnheer
Bourchier verplicht was, dien George
Manders niet tegen zich in liet har
nas te jagen vooral omdat deze
zijne leugens het eerst aan de dochter
van John Boucher de vrouw van
Allan zou vertellen.
Het was gelukkig, dat Philip Bour
chier zijn onschuld had verklaard, op
een oogenblik, dat niemand de ge
loofwaardigheid zijner woorden zou
durven betwijfelen De zoon was ten
volle van de onschuld zijns vaders
overtuigd.
Allan was nu de heer van Redhills.
krachten? het testament van zijn va
der en krachten? cle rechten van zijne
vrouw. Bejaarde lieden uit den om
trek beweerden, dat hij het nooit zoo
ver zou brengen als zijn grootvader;
personen van middelbaren leeftijd be
weerden het zeilde, maar veranderden
grootvader in vader, terwijl liet jon
gere geslacht openhartig voor hunne
meening uitkwam, dat. de fortuin hem
toelachte.
Men had ongetwijfeld van zijn va
der hetzelfde gezegd, toen deze het
landgoed had geërfd, terwijl het hem
zooveel moeite had gekost, dat voor
zich en ziine kinderen te behouden.
Weinige dagen na den dood van
Philip Bourchier werd er reeds over
mijnheer Allan Bourchier van Rod-
hills gesproken, alsof hij reeds jaren
een voor dood daar neerliggenden
vijand zijn jongen vriend en redder,
den luitenant v. Wiedberg. De her
tog riep aanstonds de monnikken er
bij en gaf hun den zwaargewonde
ter verpleging, terwijl hij hun op
droeg de grootste zorg voor hem te
dragen. Aan zijn tijdige hulp en de
goede verzorging der monniken was
het te danken, dat de zwaar gewon
de weer genas. Hij verliet de monni
ken, aan wie hij zijn leven te danken
had, en was een van de weinigen
van het regiment, die hun haardste
den terugzagen. Hij stierf als overste
te Arolsen in 1859.
Van Heutszkoorts.
Tooneelspel in één bedrijf.
Personen
De Lijn, resident.
Van Kracht, assistent-resident.
(Het tooneel stelt voor het bu
reau van een resident. In een
hoek eenige gouden pajongs, en
aan een kapstop eenige residents
petten van .allerlei leeftijd. In 't
midden van 't vertrek een groot
bureau-ministre, waarop verschei
dene stapels gewichtige officieele
stukken, een gewichtige inktpot
en op een standaard eenige ge
wichtige pennehouders. Vóór de
lessenaar, met zijn dikken buik,
De Lijn, met onbeteekenende
oogen gewichtig kijkend. Op zij
de van de lessenaar de lange, ma
gere, kalme figuur van Van
Kracht.)
De Lij n. Als er .een dessaihoofd is,
dat zijn plicht niet doet, Van Kracht,
clan moet je zoo iemand met beleid
tot de orde brengen. Het is waar, hij
had niet medeplichtig behooren te
zijn aan 'diefstal, en "t komt geens
zins te pas, dat hij de dieven in zijn
huis herbergde, maar je kunt het nu
eenmaal niet altijd hebben, zooals je
wilt. Ik geef toe, dat hij steeds slecht
gesignaleerd is geweest, maar tracht
hem door overreding op 't goede pad
te brengen.
Van Kracht- Ja maar, resident...
De L ij n. Zeker, ik ben het met je
eens, Van Kracht, de man heeft daar
geen goed aan gedaan. Ik verdedig
hem dan ook volstrekt niet. Je weet,
ik houd van strikte, rechtvaardigheid
zonder onderscheid des persoons,
maar zie je, Van Kracht, wij moeten
steeds vaderlijk zijn in ons optreden.
Wij moeten niet altijd doorhollen en
een ieder de vuist oilder den neus
duwen. De gulden middenweg is de
beste, zegt het spreekwoord, en het
kalm beleid is de uiting van de hoog
ste wijsheid. Wij zijn mannen van de
politiek, Van Kracht, en de wegen
der politiek zijn 'die van geduld en
lijdzaamheid.
v. K. Ja maai-, resident, ik verze
ker u oprecht, dat dit hoofd...
d. L. Ik maak er jou ook geen ver
wijt van, Van Kracht. Ik neem jou
niets kwalijk. Jij hebt er geen schuld
aan, dat weet ik, maar bedenk, met
gepaste voortvarendheid en bereid
willige \Tiëndelijkheid kun je het een
eind brengen. Toen ik assistent-resi
dent was, heeft zich eens een derge
lijk geval onder mij voorgedaan. Je
hadt een gladakker van een dessa-
hoofd in mijn afdeeling en geen amb
tenaar die ooit met hem overweg kon.
Hij stal, hij bedroog, hij zette de lui
af en wat al niet. Ik moet je zeggen
ik heb nooit last van hem gehad. En
weet je, hoe ik dat deed? Ik liet hem
maar scharrelen, Van Kracht. Ach
God, dat verveelt dien lui het gauwst.
In liet eerst wilde het districtshoofd
hem ook bij me aanklagen ja, hij
dorst me zelfs voor te stellen dat
hoofd te ontslaan, maar toen ik het
disix-ictshoofd gewezen liad op de po
litiek, die ik ten deze voorstond, eb
ik nooit meer iets van dat dessahoofd
vernomen. Integendeel, de man is
gedurende m ij n bestuur een welva-
rend burger geworden. Zoo heb ik
nooit behoeven te rapporteex-en, dat
er iets niet in orde was in m ij n
a.fdeeling en ik zou dat ook nu niet
gaarne doen van m ij n gewest, Van
Kracht.
Wees daarom bezadigd in je oor
deel, ook tegen dit dessahoofd. Laat i
hem bij je komen, en hoor eens wat
hij te vertellen heeft. Vooral, hóór i
hem geduldig aan._Er isjree! leerrijks
in het luisteren. Van Kracht. Toch j
zijn er maar weinig mensohen, die
anderen laten uitspreken. I k. Van
lang op dien titel aanspraak maakte, j
.De titels van den gestorven vorst wor-
den zeer gemakkelijk op zijn opvol-
ger overgedragen.
i Rcdhills is nu echter zonder vorst,
i Het is aan de lioode der bedienden
.toevertrouwd. Mevrouw Bourchier is
op Shortlands bij de familie Messiter,
j terwijl Allan. Frances en Josephine
I op oene badplaats in Devonshire ver
toeven.
Frances is herstellende en zal spoe-
i dig weer hare gezondheid hebben her
kregen. Allan vindt haar nog bekoor
lijker dan voorheen, ofschoon een
(van cle onaangename gevolgen haver
ziekte is. dat zij valseh haar moet
dragen. Daartoe is echter de schoon
ste vrouw verplicht, wanneer heur
haar tot op een duim van haar hoofd
i? afgeknipt; en wij kunnen er op
vertrouwen, dat Mile. Franceska met
,harc ondervinding op dat punt, eene
goede keus heeft, gedaan.
I De-ze bezoekers de twee jonge
vrouwen en cle vriendelijke jonge
man trekken zeer de aandacht van
:de bezoekers van de kleine badplaats
Waar zij tijdelijk verblijven. Hit de
teedere verhouding, die er tusschen
de jonge man en de slankste der bei-
j de dames bestaat, zou mdn moeten
apmaken. dat zij een jong gehuwd
paar vormen, wanneer niet do aan
wezigheid van die tweede dame en
'het feit. dat zij allen in diepen romv
zijn. met dat vermoeden in strijd zijn.
Kracht, i k val nooit iemand in de
rede.
v. K. Ja maar resident, Van Heuts...
d. L. (verschrikt) Van Heutsz! Wat
Van Heutsz? Waar van Heutsz?
v. K. Van Heuts heeft gezegd dat...
d. L. Hoe weet Van Heutsz het?
(zenuwachtig opstaande en op en
neer loopend). Bet is wat te zeggen
tegenwoordig op mijn bureau. Alles
wordt aan de groote klok gehangen
overal huizen spionnen. Het is als
of er een anarchistische geest onder
mijn ambtenaren komt, sedert die
man Gouverneur-Generaal ""geworden
is. Maar je kent me, Van Kracht, ik
ben iemand, die voor niemand wijkt!
Mijn overtuiging is mijn leven (met
een vuistslag op -de tafel)Daar sta
en val ik meeEn laat Van Heutsz
niet pogen me vrees aan te jagen
God! wat kijken die oppassers hier
inZij verstaan toch geen Hol-
landsch? want dit zeg ik je, ik
vrees niemand. Hij zal in mij zijn
inan vinden. Laat hij oppassen, want
zoo waar als ik hier sta, ik vrees
hem niet. Ik zeg maar als Van
Heutsz De klerken zijn toch naar
huis Dié ellendelingen hooren steeds
alles en brieven het over. Niet dat
Van Heutsz het niet weten mag, dat
ik dat gezegd heb, maar de klerken
hebben het niet over te brengen.
Jou behoef ik het niet op het hart te
drukken, Van Kracht, jij zwijgt als
-het graf, dat weet ik. Trouwens, als
je het aan iemand overbracht, zou ik
het je toch heeten liegen. Van Heutsz!
Van HeutszWat heeft die zich nu
weer met m ij n dessahoofden te be
moeien
v. K. Ik meen resident, Van Heuts...
d. L. Heeft hij soms niet genoeg te
doen in -Buitenzorg? Moet ik hem
daar misschien komen helpen Nu
vraag ik je, heb je ooit grooter non
sens gehoord dan de afschaffing van
de gouden pajong? Hebben 'dan alle
Gouverneur-Generaals vóór hem geen
hersens gehad? Was Van der Wijck
een kwajongen Rooseboom een gek?
Van Rees krankzinnig? Moet nu al
les, wat al 'die mannen edel envoor-
naam vonden, plotseling door iemand
worden afgeschaft die pas een blau
wen Maandag Gouverneur-Gene
raal is?
Als generaal heeft hij te Atjeh
steeds met goud op -zijn jas geloopen;
waarom ontneemt 'hij ons d.an 'die
gouden pajong (Klagend) Dat was
grootheid, Van Kracht. Nooit, nooit
heb ik mij sedert 15 jaar zonder pa
jong op straat begeven Toen ik pas
assistent-resident was droegen de op
passers mij baar zelfs in huis na. En
nu, weg, weg. weg(smijt de pajongs
over den vloer). Daar, neemt ze mee,
die dingen, Van KrachtIk wil ze
niet meer zien Niet dat ik hecht aan
praal, dat weet je. Ik houd van een
voud, maar die pajong, die pajong...
(met hartstocht) was een stuk van mé
zelf.
Toen ik die circulaire kreeg, Van
Kracht, to-en stond ik op het punt,
om mijn ontslag te vragen. Ik had
een gevoel, alsof mij de generaals-
strepen van de mouw werden ge
sleurd alsof ik een vuistslag in het
aangezicht kreeg. Gelukkig, dat ik
nog voldoende kalmte behield, om te
beseffen, dat het land me nog noo-
dig heeft. In dezen tijd van heethoof
den heeft het gouvernement behoefte
aan een bezadigd denker.
Het zal geen maand meer duren of
hij zal ons ook nog de pet ontnemen.
De pet, met "gouden baud. Mijn God,
waarmee kan je dan op venduties
nog eenig -geld maken Verschillende
Chineezen hebben mij reeds beloofd
op m ij n vendutie mijn petten te
koopen. Zie je, dat is toegenegenheid,
dat is hartelijkheid, Van Kracht. Dat
doet je aan, in deze tijden vanonder
drukking.
En dan die circulaire, die den in
lander verbiedt, om op den grond te
zitten. Waar blijft het prestige, vraag
ik je. Bén Tij i» staat indruk te ma
ken zonder pajong en zonder hurken
de inlanders En geen gamelan, geen
eerepoorten meef? Ik vraag je, geen
eerepoorten. Mijn hemel, wat moetje
dan hij je controleurs inspecteeren V
Dat was traditie, zie je. En het was
niet om het groen en de vlaggen,
maar het bracht je in de stemming.
De menschen voelden dadelijk de
plaats, die je in de wereld innam. Er
kwam iets, wat zal ik zeggen, iets
koninklijks over je. En nu niets, niets,
niets! Wat zullen de inlanders er van
zeggen Ik zeg maar, ons prestige
lijdt er onder En was het niet om
De' twee eersten schijnen zich echter
in eikaars gezelschap nooit te verve
len. Geen paar zou in liet begin der
wittebroodsweken zoo innig kunnen
zijn als deze twee menschen.
Het begin van den zomer was reeds
voorbij, en niet iederen dag werd
Frances sterker, zoodat de blos der
gezondheid weer op hare wangen te
rugkeerde, terwijl Josephine, van al
len dwang bevrijd, weer het lieftallig
voorkomen kreeg van het meisje van
achttien jaar, op welken leeftijd zij
nog niet had geluisterd naar de woor
den van den booswicht, die haar zoo
ongelukkig had gemaakt.
De bijzonderheden van George Man
ders' uiteinde waren haar reeds be
kend. Hoewel zij rilde, toen zij zijn
rampzalig uiteinde vernam, wilde Jo
sephine het zich niet ontveinzen, dat
zij niet om dien man treurde. Zou
zij moeten treuren over het verlies
van den echtgenoot, die haar het le-'
ven in de laatste jaren ondragelijk
had gemaakt en van wien zij zoo
vurig wonschto verlost te worden -
Zij zou kunnen schreien over het ver
lies van den held, dien zij eens had
aangebedendeze tranen had zij
reeds jaren geleden geschreid; dat
was reeds lang voorbij.
Met bleek gelaat, maar zonder een
traan te stort-"1!!, hoorde zij de bijzon-
de.rheden van zijn dood aan. Toen
Allan haar alle- medegedeeld had,
stond zij op.
het traktement... om het vaderland
wil ik zeggen, dan had ik reeds lang
mijn ontslag aangevraagd. Nu blijf
ik Ik zeg, Van Kracht, ik blijf, dat
kan je gerust aan de courantiers
overbrengen. Ik blijf op mijn post tot
mijn laatsten ademtocht tenzij de
traktementen verminderd worden,
want dan moet ik weg, voor mijn
pensioen, weet je.
v. K. Ja, maar resident, van het
dessahoofd zeide Ven Heuts...
d. L. (woest), alweer Van Heutsz
Ik verbied je zijn naam te noemen,
begrepen (dan plotseling angstig)
De klerken zijn toch naar huis Mijn
God, mijn God, wat moet ik doen?
Mijn hoofd loopt om. Gedurende acht
jaren heb ik mijn gewest in orde ge
houden. Er is in dien tijd niets ge
beurd. Alles ging geleidelijk zijn
ging en behalve dat laatste standje
met den overste aan de hombretafel
heb ik nooit eenige moeilijkheden met
iemand gehad, zeg ik je.
De inlanders hadden het goed on
der mij. Wat zij vroegen, deed ik.
De hoofden hadden maar te kikken en
ik verzette bergen voor hen. Wat wil
Van Heutsz dan meer? Moet je dan
dat dessahoofd ontslaan? Moet je
hem in de gevangenis brengen?
v. K. Ik meen resident, Van Heuts...
d. E. God allemachtig, blijf me met
Ven Heutsz van het lijf mijn God,
wat kijkt die kettingganger in. Hij
kent toch geen Hollandsch De kerel
is er een van Batavia en over vier
maanden is hij vrij. Jaag dien vent
van ihet. erf, Van Kracht, en de op
passers ook. Die nieuwe Gouverneur-
Generaal laat me geen uur met rust.
Heb je ook gelezen, >dat hij van
plan is een inspecteur voor de bui
tenbezittingen aan te stellen?
Als dèt zoo is, dan vraag i k in tijds
mijn ontslag. Ik sta en ik val met
mijn gewest en da.t doe dk met eere.
Wat er van mijn residentie te ver
tellen is, dat zal ik zeggen en buiten
mij heeft niemand er iets mee te
maken. Hier ben ik vorst, koning,
keizer, Van Kracht, geeft me die pa
jongs maar weer aan, ik kan er niet
van scheiden.
Zie je. Van Kracnt, ik voel me rein
in het bewustzijn, dat mijn residen
tie gecontroleerd zal worden. Op mij
is niets te zeggen. I k doe niets en ik
het n o o i t iets gedaan
Over d,at dessahoofd... ja, dat des
sahoofd Hij is medeplichtig aan
diefstal, zeg je, en heeft de 'dadersin
zijn huis verborgenNu danHandel
naar bevind van zaken Je moet de
verantwoordelijkheid zelf durven
dragen. Van Kracht. Handel zooals je
denkt dat goed ismaar i k heb er
niets mee te maken, begrijp dat goed.
Zulke zaken liggen buiten mijn waar
digheid.
v. K. Ik had u willen zeggen dat
Van Heuts, de schout, hem reeds in
de gevangenis heeft gezet, resident.
d. L. De schout Van HeutsDa.t is
waar, die kerel heet ook Van Heuts
(angstig) Zou hij familie zijn van
den Gouverneur-Generaal Dan moe
ten wij hem met eenige onderschei
ding behandelen, Van Kracht,
v. K. Neen, resident, hij schrijft zijn
naam met een enkele s.
d. L. Zoo, dus geen familie ook
(lachend; Wat heb je me laten
schrikken Of liever, wat heb je me
verontwaaixligd gemaakt, want
schrikken doe ik nooitMijn hemel,
sprak je over den schout?
Neen maar, hoe is zoo'n vergissing
mogelijk (gemoedelijk) Handel met
het dessahoofd, zooals je wilt, Van
Kracht, ik vind 't best, kerel. Je weet
ik ben zoo kwaad niet. Als alles goed
afloopt en er komen geen bemerkin
gen, dan weet je, dat ik- gaarne de
verantwoordelijkheid op me neem.
God, Van Heuts, onze schout, maar
baas waarom heb je dat niet dade
lijk gezegd (klopt Van Kracht op
den schouder). Maar alles is in orde
nu. niet waar, kerel Apropos, een
whisky-soda? Kom ga mee naar de
achtergalerij, dan gaan we even bij
moeder de vrouw er eentje pakken. Ik
heb behoefte aan een kalmen dronk.
Van Heuts, de schout. Stel je voor
Neen baas, doe jij maar niet het des i
sa.hoofd wat je wilt. Ik vind alles
best. Ik ben nog zoo kwaad niet,
maar als de Gouverneur-Generaal
zich met m ij n zaken wil bemoeien,
dan vindt hij in <m Ij zijn man
(Af door de achterdeur, gevolgd
door Van Kracht, die glimlachend het
hoofd schudt).
Gordijn.
(Dr. Renard in De Locomotief).
Allan, zeide zij, hij is dood.
Ik zal trachten hem vergiffenis t.e
schenken voor het leed, dat hij mij
heeft aangedaan. Ik zal uit smart
over zijn dood geen traan storten,
maar hij was mijn echtgenoot, zoodat
ik niets meer van hem mag zeggen.
Laat zijn naam aan de vergetelheid
worden prijsgegeven. Laten wij dien
nooit weer onder elkaar noemen.
Zij begaf zich naar hare kamer en
bad dat zij hem zou kunnen vergeven
en vergeten.
Nu Manders dood was, en niemand
hen meer zou kunnen kwellen, be
sloot Allan den vervalschten wissel te
betalen. Men had Manders nooit an
ders gekend dan als Digbv Bourchier,
den rampzaligen echtgenoot van Jo
sephine.
Wanneer men de wereld zou wil
len verklaren, dat hij een bedrieger
was geweest en op den naam Bour
chier nooit recht had gehad, dan zou
men tot ongewenschte ophelderingen
moeten komen. I-Iet geld, dat Manders
iweer uit don nood zou hebben gehol
pen. werd dus betaald, toen het den
wisselvervalscher volkomen onverschil
lig moest zijn, of zijne schuld werd
betaald of niet.
Ofschoon Allan en Frances in die
dagen hoogst gelukkig leefden, lag
hun beiden iets op het hart, dat hen
drukte. Allan was liet nog steeds
niet met zichzelf eens. wat hem te
doen stond met betrekking iot het-
Eene première te Saigon.
door
Léon de Tin sea u.
Tot de schoonste ik zeg niet tot
do beste voortbrengselen van Indo-
China bchooi'en wel de tijgerson, in
tegenspraak met het axioma, dat op
deze onvolmaakte wereld het schoone
zeldzaam is, komen deze dieren, ook
ten huid'igen dage nog, in de wouden
van Siain en Cambodja veelvuldiger
voor, dan hazen in de omstreken van
Parijs. Uit de officieele statistieken
kan edn iegelijk, die zich er voor in
teresseert. de wetenschap putten, dat
het aantal van de door deze verbrui
kers geconsumeerde menschelijke we
zens in zuidoostelijk Azie jaarlijks,,
goede en slechte jaren dooreengesla-
gen, ongeveer twee-en-twintigduizend
bedraagt de gesmokkelde exempla
ren niet eens nog meegerekend.
Principieel afwijkend van die lek
kerbekken, die tot kitteling van hun
verhemelte altijd nieuwe schotels ver
langen, houdt de tijger zich aan de
ouderwetse he burgerlijke keuken dat
wil zeggen hij verkiest den inlander
boven den Europeaan. Wij, reizigers,
kennen deze onveranderlijke voor
keur en daarom, wanneer wij eene
excursie te maken hebben door eene
als gevaarlijk aangeschreven land
streek. verzuimen wij nooit, eenige
vrienden namelijk inboorlingen van
liet gewest uit te noodigen om bij
onze wandeling mee van de partij t.e
zijn. Deze liöve beleefdheid streelt die
vrienden, en ons strekt zij tot bescher
ming want indien er onderweg ie
mand inoet opgegeten worden, zoo
kunnen wij er vast op rekenen, dat
een der genoodigden daartoe zal wor
den uitgepikt. Vandaar ongetwijfeld
de benaming van „protectoraat", die
gewoonlijk aan deze contrfjen gege
ven wordt.
De tijger houdt van den Aziaat
maar deze genegenheid is niet weder-
keei'ig. De Aziaat verfoeit den tijger,
of, juister gesproken, hij is allerver
schrikkelijkst bang voor hem. Daar
van heb ik mij kunnen vergewissen
op zekeren avond, toen ik gerokt
en gewittedast, met uw verlof, ge
dineerd had bij een vorstelijk poten
taat. wiens naam en titels gij vergeefs
zult zoeken in den Ahnanach de Go-
tlia, en die mij de hoffelijkheid be
wees van mij in zijne gondel naar
huis te doen brengen.
Eensklaps het was stikdonker op
het water hoorden wij dichtbij op
een der oevers van de rivier een ge
grom, dat voor do geoefende ooren
mijner roeiers niets dubbelzinnigs
had. Nooit zal ik den panischen schrik
vergeten, waarmee die menschen zich
toen op de riemen wierpen en den
overkant van den breeden stroom op
zochten. Zij schenen niets meer of
minder te vreezen, dan dat de ge
duchte carnivoor in levenden lijve 111
onze boot zou springen, of misschien
wel ons nazwemmen zou. om op zijn
gemak uit hun midden zich een plat
du jour uit te zoeken.
Ik kan ook nog van eene andere ge
legenheid verhalen, die mij bewees,
met welk een diep ontzag de inboor
lingen van onze bloeiende kolonie in
gindschen Aziaitschen achterhoek
voor den gestreepten beheerscher der
wildernis vervuld zijn.
Er was, voor de eerste maal in de
wereldgeschiedenis, te Saigon een cir
cus aangekomen. Het kwam, zooals
wel te begrijpen is, per scheepsgele
genheid. Den ganschen dag had het
stoomschip, dat de requisieten aan
voerde, zich op de kade ontlast van
vreemdsoortig gevormde rijtuigen,
overdekte kooien, paarden, clowns, en
wezens van moeilijk beschrijfbare
kleeding en half verhongerd uiterlijk,
die vermoed konden worden de eigen
lijke „artiesten" van het rondreizen
de gezelschap voor te stellen.
Den volgenden dag verrees er op
een plein bij de haven een reusachti
ge tent of rotonde van zeildoeken
dien eigen avond nog vul dei zich dit
haastig geïmproviseerde gebouw, nu
schitterend verlicht, met een opeen
gedrongen publiek van Annamieten.
Want geen volk ter wereld is zóó ver
zot op schouwspelen. Met gretige
oogen en uitgerekte halzen bewonder
den deze goede zielen de sterke toeren
der acrobaten, de wonderbaarlijke
kunststukken der goochelaars en de
even stoutmoedige als bevallige ver
richtingen der juffertjes in tricot en
gaas. De schoppen en muilperen,
waarop de clowns elkaar trakteerden,
wekten veel minder hunne verbazing;
en dit had wel zijne góede reden,
want de schop en de muilneer vorm
den destijds nog in het reeds tame
lijk verwijderde tijdperk waarvan ik
spreek den grondslag der omgangs
vormen tusschen kolonisten en geko-
loniseerden.
Ei- volgde eene pauze, gedurende
welke er in de arena een groote wa
gen werd binnengevoerd. De vier of
vijf muzikanten schetterden een fan
fare, een voorhangsel werd verwij
derd, en nu bleek de bovenbedoelde
wagen niets anders te zijn dan een
kolossale kooi op wielen, waarin een
drietal prachtige, volwassen tijgers
geen hij wist van don dood van John
Boucher. Hij deinsde terug voor het
plan, dat hij had gevormd, om de
liandefii zijner vrouw in de zijne te
nemen, haar in de ernstige oogen te
zien en tot haar te zeggen
Gij hebt gezocht naar den moor
denaar van uw vader, welnu, die
man was mijn vader.
Het was een ongeluk eene vergis
sing, maar er is toch niets aan te
veranderen het bloed van John Bou
cher kleefde aan zijne handen. Zal
dat ons var, elkaar scheiden? Het zou'
eene pijnlijke taak zijn. en iederen
keer als bij haar aanzag, vroeg hij
zichzelf af. of het dan wel juist nood
zakelijk was. dat hij het haar vertel
de. Hij wist immers dat zijn vader
onschuldig was en zouden nu de ge
volgen van die daad uit overijling,
zijn geluk verwoesten
Het kwelde hem reeds genoeg, dat
hij die gedachte altijd bij zich moest
dragen, Waarom moest hij Francos
ook een deel van die kwelling laten
dragen Het gevolg daarvan zou na
tuurlijk zijn, dat eene rilling haar
door de leden voer, telkens wanneer
!de naam van den heer Bourchier
werd genoemd
Deze gedachte hield overdag zijn
geest bezig en ontroofde hem des
nachfs den slaanliet resultaat van
die overdenkingen was echter, dat hij
besloot, alles voor zijne vrouw geheim
te houden.
zich heen en weer bewogen, vlug, le
nig, hongerig, en, daar de stalen sta
ven van de kooi zeer dun waren, voor
het oog bijna alsof zij in vrijheid
verkeerden.
En nu had men moeten zien wat er
gebeurde
Uit het inlandsche publiek ging
geen woord, geen kreet, geen gemom
pel op. Geen spoor van tumultgeen
gewoel of getrappel. Die tweeduizend
toeschouwers hadden niet hun allen
niet één enkel paar schoenen aan.
Men hoorde slechts een geluid van
glijdende ruggen onder een opgelicht
zeildoek iets amper verneembaars,
als hot kronkelen van slangen over
zand. En in minder dan een minuut,
overal in het rond, waren al die man
nen en vrouwen, vlugger dan de zoo
pas nog door hen bewonderde acro
baten .verdwenen in den nacht, waar
zij ongetwijfeld nog in vliegenden
draf sloegen, om een behoorlijken af
stand te brengen tusschen zichzelf en
„mijnheer den tijger".
Wij bleven alleen achter, wij, groo
te pieten van de gereserveerde plaat
sen, een zestigtal Europeanen, die
zicli den buik vasthielden van pret,
toen zij de oorzaak gesnapt hadden
van deze totale evaporatie.
Den dag daarop, en al de volgende
dagen, in spijt van alle reclame) van
schreeuwende aanplakbiljetten en ge-
costumeerde optochten met muziek,
naderde er geen inlander de plek,
waar de onvoorzichtige circus-onder-
nemer zijn tent had opgeslagen.
En als wij dien groot en "kinderen
aan het verstand trachtten te brengen
dat zij niet het geringste gevaar lie
pen, dat de stalen tralies zelfs een
olifant zouden trotseeren en dat alle
voorzorgen genomen waren, dan za
gen wij hunne toch reeds grinnikende
gezichten nog leelijker worden door
eene grimas, die zooveel zeggen wilde
als
„De tijger Dank je welDaar
moeten wij niets van hebben
(„N. R. Ct.H)
HOE BEROEMDHEDEN
STUDEEREN.
Daarover vertelt een Engelsch tijd
schrift het een an ander.
Paganini werd door zijn eergieri-
gen en hebzuchtigen vader gedwon
gen zich dagelijks 10 tot 12 uren te
cefenen. Hij kreeg zoo geweldig het
land aan zijn viool, dat hij het op
gaf en zich aan den landbouw wijd
de. Echter dreef deze grillenbui spoe
dig vo orbij en greep hij zijn muz iek -
oefeningen weer met nieuwen ijver
aan.
Rubinstein heeft gezegd ,,Zoo ik
een dag niet oefen, weet ik het, doe
ik het twee dagen niet, weten het
mijne vrienden, en oefen ik drie da
gen niet, zoo weet het de heele we
reld.
Toen Joachim nog studeerde, leef
de hij in het huis van zijn leer aar.
De kamer, waarin hij zich oefende,
had geen ramen en slechts eene
kleine opening in de deur. Als de
klank der viool een oogenblik op
hield, zag de 1 eeraar direct door het
'kijkraampje.
Toen Mendelssohn eëns orgalvoor-
draclïten in gereedheid bracht, zeide
hij .Miin^arbéid nam mij zoo in be
slag, dat" mijne dagen voorbij gin
gen, alsof het~mren waren. Ui' oefen
de pedaallöopen, tot het „loopen op
straat" zich in een fuga veranderde,
zoo automatisch waren mijn bewe
gingen geworden.
Van Sarasate wordt verteld, dat
hij slechts oefent, wanneer hij nieu
we werken voor een concert instu
deert Hij zegt: ..Ik ben geen slaaf
van de viool; de viool is mijn slaaf".
Paderewsky oefent zich gaarne
's nachts. Hij speelt clen geheelen
nacht door, waarbij de nachtwach
ten de eenige toehoorders zijn. Na
deze nachtelijke oefening ga.at hij
naar zijn hotel, slaapt en ontwaakt
weer in nieuwe frischheid tot zijn
concert.
Een schoolmeester deed een der
leerlingen van de hoogste klasse een
paar vragen over rekenkunde; hij
kreeg telkens goede antwoorden en
zei, na afloop van het onderzoek
Correctga zitten. En nu,
vervolgde de meester, laat eens
zien of jij ook slim genoeg bent om
mij een paar vragen te doen.
De jongen dacht even na en zei
toen
Dan wou ik u vragen, wat zullen
drie el graslinnen kosten, als katoen
30 cents de meter kost?
De meester keek den jongen, het
zoontje van een manufacturier. arg-
wenend aan en sprak
Ik geloof, dat je mij voor't lapje
houdt
Correct; ga zitten, zei de;
jongen.
Hij begreep, dat. wanneer Manders
nog leefde, hij het haar verteld zou
moeten hebben; het had dan kunnen
gebeuren, dat die schurk haar de
waarheid zou openbaren. Manders
was dood, dus van dien kant was
niets meer te vreezen.
Hij wist da.t noch zijne moeder,
noch Josephine noch een ander lid
zijner familie er iets van wist. Of
schoon hij niet kon weten, dat de per
soon, die Manders zulke belangrijke
inededeelingen had gedaan reeds lang
gestorven was, meende Allan toch dat
hij de eenige persoon was, die de
treurige waarheid kende. Waarom
,zou hij die dus openbaren en zijne
familie ongelukkig maken
Hij deed niemand onrecht aan door
te zwijgen. Wanneer Redhills aan
zijne vrouw toebehoorde, dan had het
huwelijk hem er toch eigenaar van
gemaakt. De legaten, die zijn vader
aan zijne zuster en zijn jongsten broe
der had vermaakt, zouden dan door
hem moeten worden uitbetaald, daar
Philip Bourchier niets had kunnen na
laten. Om dus niet in moeilijkheden
te geraken moest hij het stilzwijgen
bewaren.
(Wordt vervolgd.)