BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD Wandelingen ZATERDAG 15 APRIL. DE HAARLEM'S DAGBLAD KOST f 1.20 PER 3 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. ADMIN^STR ATÏE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUÏDER BÜITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENT1ËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Natuurhistorische IN EN OM HAARLEM. LV. Wat een verschil bij de vorige week toen sneeuw en vorst, en koud en guur om van te rillen, en nu weer zoo zoel, zoo lekker warm. dat we er bijna last van beginnen te krijgen. Die groot© afwisseling, een mensch moet er maar tegen kunnen in ons wispelturig klimaat. En dan die vieze boel op straat. Zóo vuil was het den geheelen winter nog niet geweest. En van een anderen kant bekeken, ge loof ik toch. dat voor heel wat plan ten en bloemen die sneeuw een groots weldaad is geweest. De geheele boel lag tegen den grond en daarbij kwam de vorst zoodat bladen en bloemen van hyacint hen, tulpen en narcissen enz. hard bevroren waren. Bevroren plantendeelen sterven nu niet altijd dadelijk, zelfs kunnen de planten over 't algemeen meer afkoeling velen, dan we zoo op 't eerste gezicht, zouden vermoeden. Maar daarna komt de ontdooiing. Dat is veelal de dood. Be: vroren planten worden dan zoo spoe dig mogelijk in huis gehaald en men meent ze goed te doen door ze bij de kachel te plaatsen. Juist wel het aller minste, wat in en maar karn beden ken, want dan zijn ze vast en zeker ten doode opgeschreven. De ontdooi ing moet in zoo'n geval een langzame zijn, dan valt er nog heel wat te her stellen. Daarom geldt als régel over giet bevroren planten met ijskoud water en plaats ze op eene koude, vorstvrijo plaats, opdat de ontdooiing zoo langzaam mogelijk is. En wat w,as '.heit geval de vorige- week. Dei voiist werd dadelijk gevolgd den vol genden ochtend door heldere lucht met zonneschijn, dus zoo verkeerd, mogelijk maar wat de natuur mot de een© hand ontneemt en vernietigt, geeft ze met de -andere in dubbele mate terug. En wat was nu de red dende engel voor de reedis ten doode opgeschreven planten >011 blo omen Niets anders dan de sneeuw. Hoe dat kan? Wel, dat 'is eenvoudig. De do or de zon toegevoerde' warmte kon den planten noodlottig worden, maar ze weid gebruikt voor het smelten der sneeuw, en nu is daarvoor een groote hoeveelheid warmte noodig; zoadat de benedenste luchtlaag, die vlak bij de aard© is, koud bleef. Nog meer. Een gedeelte van het gesmolten wa tering verdampen en nu wras ©ruog veel meer warmte noodig. En geluk kig dus zij 11 oTöemcn en planten dat gevaar te boven gekomen, zondier ol te groote ongelukken, 't Is anders oen aardig gezicht, blauwe en i-oöde hya cinth en, nauwelijks te zien van on der het witte sneeuwdek van sneeuw klokje en wintel-lentebloem, kerstroos ■enz. zijn we zulks gewend. En de wilde bloemen ©n planten? Och, die zijn er gewoonlijk nog beter op inge- richt, en kunnen een heel stootje ve len. 'i Schijnt echter wel alsof de plan- ten met de late Paschen toch nog vroeger willen zijn dan anders. De I Pinksterbloemen b.v. beginnen haar lila al tusschen al dat geel te men- gen want geel is wel de hoofdkleur j nog in 't plantenrijk. Daar hebt ge het gele hoefblad, op den voet gevolgd door iiet gele speenkruid, de gele dot terblad, ©n dan de paardebloem, de gele anemoon, demaar waartoe meerwant or zijn ook reeds andere kleuren. Die pinksterbloem geeft ons een eigenaardig voorbeeld, hoe een 'plant, hare organen kan vervormen en tot ander doel weet te gebruiken. Ze doet hetzelfde buiten in de vrije natuur, wat de bloemist met de bla- deren van de groote bladbegonia's 'doet, n.l. nieuwe plantjes maken op de bladderen. Ofschoon we er anders 'een vijand van zijn. .de planten met j wortel en al uit den grond te ne men, wettigt het doel hier de hande ling. Neem daarom zoo'n plantjeimet kluit, uit den grond, knip het er onder zittende gras wegals 't lian. neem dan ook de graswortels en wortel stokken uit de kluit en plaats liet plantje zoo in een pot met aarde, dat d© onderste bladen op den grond ko men te liggen, en spoedig ontwikke len zich in d© oksels van de samen stellende deeltjes van liet gevinde blaid klein© knopjes, die zich weldra 0111- plooien tot jonge plantjes met wor teltjes in d© aarde bevestigd. Plaats de plant niet in huis, imaar in den tuin met den pot in den grond. Meer en meer wordt het aantal planten dat het voorjaar ons te zien geeft grooter, meer en meer leven en bedrijvigheid heerscht er in de lucht, in cl© hagen, in d© hoornen, in de slooten. Overal spelen zich grooter© of kleiner© natuurtooneelen af, die onze belangstelling vragen, maar voorloopig genoeg, to-t d© volgend© week. J. STURING. Broederliefde. Een verhaal uit het donkere Rusland. Een ruwe nacht en een doodsche wijk der stad. De wind huilcle en gierde door de minder fraaie straten van die Lon- i densche buurtde half bevroren regen sloeg onbarmhartig neder, de oogen verblindende en het gelaat pijnigende van de weinige personen, die nog buiten waren. i Een Italiaansche vrouw keerde huiswaarts, haar hoofd gebogen en hare armen belast met het souper van haar man macaroni en een fleschje wijn. Een politie-dienaar - keek onderzoekend twee Franschen na. die met onvaste bee-nen het kleine restaurant aan de overzijde dei- straat, verlieten dan keerde hij zich om, om een jonge man en meisje te j bespieden, die, arm in arm. op z'n i Engelsch, al lachende om de voor- stelling die zij zoo juist hadden ge- zien, snel hun weg vervolgdenen de „vredes-bewaarder" dacht dien ruwen nacht aan zijn eigen hard lot en grommend wandelde hij verder, de enge straat nogmaals geheel ver laten latende. De torenklok sloeg elf. toen een man op een groot, ouderwetsch huis toetrad en vóór hij klopte behoed- t zaam rondkeek of bij gevolgd was geworden. Het was een jonge man van ongeveer vijf en-twintig, jaar, slank c-n van een militair voorkomen: onmiskenbaar een vreemdeling de breede kraag van zijn zware jas was omhooggeslagen, zijne bonte muts diep over de ooren getrokken, zoodat weinig van zijn gelaat, behalve de oogen. te zien was. De storm woedde zóó hevig, dat, de vreemdeling driemaal klopte vóór 't. gehoord werd en de deur door een ouden nian geopend werd. Is mijn broer binnen. Marcel vroeg de bezoeker in 't Fransch. Ja. ja. natuurlijk, antwoordde de onde knecht, de schouders opha lend. Mijnheer Paul is in zijn mooi, warm studeervertrek. Hemeltje, wie zou er o©k in zulk een nacht uit gaan Knm binnen, mijnbeer Tranen iaat ine alsjeblieft de detir sluiten om dat vuil Engelsch weertje buiten te houden. Maar liet is toch verbazend, won derlijk, dat die twee broers zóó op elkaar gelijken mompelde hij. ter wijl hij de deur dicht deed 't is waarlijk wonderlijk. 't Is laat, ma,ar ik kon niet eer der komen, zei Ivan zijn broeder, die voor den knetterenden haard stond, toesprekend. Geen nieuws, Paul Een brief. Toch niet uit G-enève Paul glimlachte, terwijl hij opeen bureau toetrad, dat hij ontsloot, Neen, nog niet, 't Ts het ant woord uit. St. Petersburg. De broeders wierpen elkaar een vluggen, vreemden blik toe. Van Vera? vroeg Ivan, zich af- wend'ende. Ja. van Vera, Zie. hij is neg ongeopendverbreek zelf 't zegel 'maar en lees hem voor. Ons lot wordt er in beslist. j Och, kom, wat geeft 't ook, we zijn bi'oers, nu en altijd. Laten we; elkaar eerst omhelzen vóór ik lees vóór dat we 't. weten. De brief luidde j ..Waarde Ivan en Paul. Alles is in Rusland wreed zelfs de liefde, i Ge zegt beiden mij -to beminnen; en i ik moet u antwoorden, wien ik be-j min en zal huwen.' Paul, gij zijt 't. Ivan vergeef Paul en mij." Er was een oogenblik stilte. Mijn gelukwenschen, broer, zei Ivan, vriendelijk, doch zijn lippen beefden, zijn gelaat was bleek. Haat je me thans? vroeg Paul. Ik zal om kracht bidden om 't niet te doen. Gij kunt niet na-ar haar toegaange moet haar hier heen roepen ge moet hier, in Londen trouwen. Met de helft van mijn for tuin bij het uwe gevoegd O. besie broermaar 't kan niet gebeuren. Maar ik zeg. dat 't. kan, dat 't zal geschieden. Paul laat mij je hel pen ik kan 't dan wel dragen. Wat! Geklopt Op dit uur! Wat kan dat zijn Een minuut later meldde de kuecht dat een heer een zekere Monsieur Androuski een onderhoud ver zocht, en bijna onmiddellijk trad een grijze oud© man de kamer bin nen en boog diep voor de twee broe ders. Ik verzoek u 0111 verschooning, messieurs, voor dit vreemde, nachte lijke binnendringen doch de bood schap, waarmede ik de eer heb be last te zijn, is spoedeischend tot in t kleinste opzicht. Wie uwer is Paul Petroff En hij keek met een lach van den eenen broeder naar den anderen. Ik ben 't, monsieur, zei Paul neem plaats. Uwe boodschap is. Pardon ik verzoek u, wees wat voorzichtig. Kunnen we hier veilig spreken Volkomenmijn knecht kent geen woord Russisch en er bevindt zich niemand anders in huis. Behalve uw broer. U gelijkt won derbaar op elkaar. Nu ter zake. Deze brief bewijst, dat ik in de grootste haast uit Genève ben geko men. Deze kaart ah. ja; de Ge nootschap van Vrijheid. Ik groet u, kameraden.ik l>en nummer één Hebt 11 »|ie gehoord? '1. Is thans een oproerige tijdwe hebben de jonge en dappere, de ijzersterke, vaste hand noodig. Her kent ge deze fotografieAh! ja; 't is Generaal' X, do held va.11 den knoet, ilct bevel is gegeven, mes sieurs hij moet uit den weg ge ruimd, op be d 00 den lijst geplaatst worden. Iln, ha! begrijpt, ge Pogin gen zijn gedaan met den dolk en de revolver, zelfs den vergiftigen hand schoen maar de. dapper© jongeman heeft, jammer gemist, en d© dapper© generaal is nog in actieven dienst doodend© vrouwen en kinderen. Nu hebben we wat nieuws voor hem een heel mooi bommetje, zóó krach tig, doch zoo eenvoudig samengesteld dat de gelukkige man. die dat din getje moet werpen, er zelf misschien wel aan ontsnappen zal Mijnheer Paul Petroff. neem dezen brief aan met mijne warme gelukwenschen lees hem dat bevoorrecht© lot wacht u u zult me morgenochtend naar Rusland vergezellen om uwe aange name plicht te vervullen. Hij wierp zich gemakkelijk in zijn stoel en nam de broeders met half gesloten oogen op. Ivan barstte uit in lachen. Een grap. een grap. mijnheer Androuski. schreeuwde hij maar 't zaakje is te ernstig dan dat we met u nog langer spelen. Wij gelijken beiden zóó op elkaar, dat we steeds een loopje nemen niet onze vrien den, als ze Ivan niet van Paul kun nen onderscheiden en soms verande ren we van namen om hen nog meer in verlegenheid te brengen. Dat is Ivan. Wenscli me geluk. Ik ben Paul Petroff. de gelukkige man. Zijn broeder stapte naar voren. Hij liegt, monsieur, uit liefde voor mij. Ik zweer u. dat ik Paul Petroff ben. Denk aan haar. mompelde Ivan. Mijnheer Androuski, gelieve even naar mij te luisteren! Ik denk slechts aan Rusland en zijn ellende. Ik weet, dat ik die daad kan verrichten en dat mijn broeder 't niet kan. daarom loog ik. Mijn kracht is grooter, mijn hand vaster dan de zijne. Ge hebt reeds mislukkingen genoeg gehad. Deze broederlijke liefde is wer kelijk treffend, mompelde Androuski r'e banden vouwende. maar Paul 'is heel wat veranderd sinds zijn stu denten tijd. Toen was hij de actieve man zoo vrijmoedig, zoo fier voor het algemeen? doel. dat hij zich naam heeft gemaakt, die nog steeds ge noemd wordt. Ja. ja. opperde Ivan: hij is goed hekend hoe kan hij Rusland 1 binnen komen Hoe kunt gij 'net dan binnen ko men? Gelijkt u dan niet zoo op hem? Maar er zullen weinig moeilijkheden zijn. dat verzeker ik u. We zullen reizen als vader en zoon, hij ©n ik eon kleine vermomming, valsche pas- poorten en presto we zijn in St. i Petersburg. Bah"! zei Ivan; we waren nog maar jongens, toen we den eed van 1 d© Genootschap zworen thans zijn we mannen. Mijn broers ijver is ge koeld. Du? ge wilt me zeggen, dat hij een ven-ader is 't, Is gelukkig dat, ge een oude man zijt. Het is ter wille van ons vaderland, dat ik mij in zijne plaats aanbied. Hij is een man van ge- dachten ik van handelen. Hij be schikt. niet over de noodige kracht ik wel. Neem mij gij hebt de m acht. Maar ik ben begonnen mij vóór do reis te vermommen, bracht Paul in 't midden het, lot valt op mij en ik zal gehoorzamen. Zie mij aan. En hij wierp een medicijnfleschje op die®, grond. Ivan en Androuski -schreeuwden 't uit. toen ze hem aanzagen, want zijn rechter wang vertoonde een© vreese- ïijke wonde hij had zich meteen, zuur gebrandmerkt. Wat jammer zei Androuski, de schouders ophalendege hebt uw schoon ©11 knap gelaat geheel ge schonden: thans zal ik echter toch' in staat zijn mijnheer Paul. de ge- lukkige man, van mijnheer Ivan te j onderscheiden. Denk aan je eed, Marcel. De oude ma® beefde. - Neen, neen, mijnheer mijn- heer Paul: spreek niet van dien ver-j schrikkelijke® eed, waartoe u me, dwong. Ik zal do-en wat u verlangt. Binnen een half uur zal onze bezoeker van gisterenavond me ko- j men halen ik ga weg, om nooit meer terug te keeren. Vriend, ge zult m'n bevelen gehoorzamen. De afscheids- J flesch vodka was te sterk voor mij®' broederen hij zal slapen en slapenj (met behulp van het slaapmiddeltje, j dat ik je achterlaten zal) tot Vrijdag verstaat ge? Dan moet ,ge hem wek-i ken en dezen brief geven. Kom, laten j we nog even naar hem kijken. w Zij bogen zich over den bedwelm- j don man, die op de sofa lag. Arme broeder, ik heb overwon nen. Zoo is 't het beste voor uw liefde, voor u zelf. Marcel, zeg me, ziet ge ieis op zijn gelaat? Iets vreemds Niets. Kijk nog eens wat dichter bij. Weet ge 't wel zeker Geen bijzon dere kleur op zijn wang Er is totaal niets op zijn ge laat. 't Is goed. Kijk nu eens naar mij. - Acii Ik kan u niet aanzien ge .hebt die verschrikkelijke wonde. Thans gelijkt ge beiden niet meer op elkaar. t Is goed: ik heb overwonnen- GekloptGeheld Ga, mijn vriend ik ben gereed. Ah Mijnheer Androuski, de ge lukkige man is tot uw dienst. Zacht jes alsjeblieftIvan slaapt hier. We zijn den geheelen nacht op geweest en hij is totaal uitgeput. Laten we gaan, we hebben elkaar reeds vaar wel gezegd. De trein passeerde de grensde reizigers waren in Rusland, dat land van witte sneeuw maar rood© anar chie. Mijnheer Androuski slaakte een zucht van verlichting en stak een sigaret op. Waarde zoon. zei hij, voorover leunend en zijn metgezel speelsch op de verwonde wang tikkende. hoe belachelijk! We hebben die knappe ambtenaren, die do toegangen tot het machtige rijk bewaken, verschalkt. Onze paspoorten zijn in orde, zeggen ze ons. Iïa. ha. ha AIaar waarom deel je m'n lachen niet? - t Is gemakkelijker Rusland bin nen te komen, dan *t to- verlaten. - Kom, beste jongen, wees nu niet somber op dit, reisje, dat rne zoo'n plezier doei. Alles gaat prachtig; dat zul j© spoedig ook zeggen. Mijn held, denk aan het welkom .dat j© in St. Petersburg wachthoe -onze goede kameraden op je zullen to-asten en je zullen benijden, gelukkige vent, die je bent, Hebt ge dan vergelen, dat. we in Parijs bespied' werden? Mijnheer Androuski fronste het voorhoofd. Ik geloof niet, da.t we bespied werden. Wie zou u thans nog her kennen Twee mannen twee dom koppen schenen ons. wel is waar, le volgen maar wat zou 't? Heb ik ze niet gauw rechtsomkeert doen maken Op m'n woord, 't waren slechts gidsen we spraken Engelsch, zoodat zij hoop ten ons de merkwaardigheden van de drukke stad te kunnen toon en en ons daarna aardig op te lichten. Dat is alles. Mijn zoon, er zijn massa's va®, die gidsen in Parijs. Ja, maar ze loop en dan niet met tweeën. Ik zweer u, dat de man, die mot ons van Dover afreisde een Rus was. E11 ik heb hem in Soho gezien. Mijn'heer Androuski fronste de wenkbrauwen, 't Is mogelijk, beste jongen. 1 Kom, je bent zenuwachtig als een vrouw. Zou men nooit 't Kana.al kun nen oversteken zonder den een of anderen respectable® inwoner van Soho te ontmoeten Toe, steek een sigaret op. Haarlemmer Halletjes. Een Zaterdagavondpraatje. De meeste mensclien in onze samen leving hebben gebrek aan guldens en rijksdaalders, om van bankjes van honderd, of van duizend maar niet eens te spreken. Deze kwaal is onge neeslijk. Als ze dat niet was, dan zou er in a.1 dié" jaren dat ze heerscht wel een middel tegen gevondeh zijn De redeneering sluit als een bus. En daar een verstandig ma.n zich behoort te schikken in wat niet te veranderen is, kunnen we overgaan tot een ander onderwerp, dat meer houvast ople vert. Waarom is er zooveel gebrek aan twee ©n een halve cent-stukken? Ga eens in een winkel en vraag 01® een kwartje 2^ ets. stukken, waag eens in een koffiehuis aan den kell- ner om een -paar van clie nuttige muntstukjes, of aan den conducteur op de tram eenparig, alsof ze 't afgesproken hadden, geven ze ten anwtoord „ik kan er u naet aan helpen!" Ze zijn er niet, men heefire niet. ik vroeg eens aan een ambtenaar, waarom er zoo weinig cents-stuk ken in omloop zijn Hij keek mij eerst aan, alsof hij de vraag vroese- lijk dom vond en gaf toen ten ant woord Omdat er voorvee] in d<? •muntgasmeters gébruikt wonden, na tuurlijk „Dan moet je (dat, toch eens naar Utrecht schrijven", zei ik. Hij begreep dat niet. „Wat schrij ven, aan wie „Wel. aan de directie van de Munt, dat er tegenwoordig muntgasmeters bestaanwaar ze in gebracht worden en zoodoende aan de circulatie ont trokken „Maar denk je dan. dat ze aa.n de iMuüt niet weten, dat er zooveel in !de meters worden gebruikt Je be- 1 grijpt de zaak niet goed. Aan de Munt worden er genoeg aangemaakt, maar de mensclien gebruiken er te veel in de gasmeters, 't Is dus de schuld van de Munt niet, maar van 't publiek „Ei kijk", zei ik, ,,da.t is een schoo- n© beschouwing. Ik zou veel eerder zeggen de Munt is verplicht te eor- gen. dat wij publiek wisselgeld ge noeg hebben. Komt er nu een maat schappelijke nieuwigheid, die een zeker muntstuk aan He circulatie ont trekt, dan moet die soort extra aan de Munt worden aangemaakt." Hij keek mij totaal verslagen aan. „Dus dan zou de Muit er wezen ten dienste van 't publiek?" riep hij. i „Natuurlijk", zei ik. Dit -denkbeeld, bracht fnern blijkbaar in ontzetting. „Je bent", zei hij. „erger dan een bommenwerper, je bent. eèn driedubbel overgehaald© re volutionair De administratie zou er wezen voor 't publiek Belaoli-élijk! Integendeel, het publiek moet dank baar wezen, dat de administratie er is Wat zou liet publiek zijn zonder de administratie? Niets, minder dan niets Hij trok zijn jas aan om heen te 'gaan, keek uit het raam of er een tram aankwam en haalde zijn porte- monnaie uit, maar vond blijkbaar niet wat hij zocht. „Heb je ook een paar 2-i cents stukken voor me?" vroeg bij. 1 „Ik heb er al sinds maanden geen gezien", zei ffc en terwijl hij op een drafje wegliep om de tram nog te Ihalen ,riep ik hem achterna.: „Schrijf 'er om naar Utrecht!' Maar dat alles bezorgt ons nog geen 2i cents-stukken, i Mocht ik ze maar maken, dan zou ■je eens zien, hoe ik de Nederlandsche samenleving verrijkte met halves«u-- versstukken, bij m ill i oenen zouden ze stroomen Maar dat mag ik niet. In ons vrije Nederland mag een onder daan niet een artikel fabriceeren, waaraan iedere mede-Nederlander 'dringende behoefte heeft. De eenige rijheid, die we hebben is, dat we ongehinderd mogen mopperen over de Munt ie Utrecht, die nog altijd maar niet weet, dat er in het heele land aan de halvestuiverssiukken nij pende behoeft© is. Gelukkig, dat ©en andere nijpende behoeft© binnen ikorten tijd vervuld zal worden, ik bedoel het nieuwe sta- tion van de Hollandsche Spoor. Over- morgen wordt liet aanbesteed en 111 't najaar van 1906 zullen we het in ge bruik zien nemen. j Tot uien tijd zullen we onze ziel in ware lijdzaamheid dienen te bezitten, want de inconveniënten die ons sta tion nu bezit, zijn nog ju aar kinder spel bij de bezwaren die zich tijdens den bouw zullen voordoen. Van al de sporen die er nu liggen, zullen er maar vier paai' beschikbaar blijien en daarop moet de cvhef de tallooze treinen bergen, die~Tn vier richtin gen Amsterdam. Leiden, O verveen en Bloem endaal aankomen en ver trekken. Hij zal, bijwijze van spre ken als een goochelaar, een konijn, jeen rol lint, een flesch wijn en een handvol rijksdaalders, in den hoed van Bamberg moeten stoppen eir wel (wat zelfs Bamberg niet kan) zonder dat ze met elkaar in botsing komen, i Klagen we nu al, wanneer onze trein vóór hij 't station mag binnen komen, vijf minuten vóór het onvei- lig-signaal moet blijven staan, wan neer straks de ruimte in 't station nóg kleiner is, zal dat nog wel vaker gebeuren. Laat ons dus nu al, zooals een oud juffrouw haar zeldzame gou den tientjes opspaart, ons geduld te gen dien tiid oppotten, om altijd voor raad t© hebben, waVineer we tegen spoed ondervinden en dien op nie mand van de stationsambtenaren. Als schild tegen lichtgeraakte reizi gers zou ik op verschillende punten van 't perron groote biljetten willen ophangen, met in vette letters .de woorden De Chef kan het nif.t helpen. en De Opzichter kan het niet helpen en De Maatschappij kan het niet helpen zoodat .de verwoede reiziger, na al die plakaten met steeds dalende woe de te hebben gelezen ten slotte gela ten de armen kruist en in berusting zegt: ..nou, dan kan ik het óók niet helpen Wat ik persoonlijk ook niet helpen kan, dat is dat er hier in Haarlem i zooveel .handwagens, dikwijls nog wel beladen, worden bestuurd door klei ne kinderen, meestal jongens, j Kerels van twee turven uioog, du wen soms wagens, waar ze zelf niet overheen kunnen kijken. ,,IIoe loopt jhet nog altijd zoo goed af!" denkje j vaak, als je zoo'n broekeman, met al de naïve beslistheid, die het niet zien van 't gevaar hem geeft, met zoo'n wagen ziet wurmen. Maar 't loopt niet altijd goed af. Nog geen veertien dagen geleden zijn twee zulke snaakjes bij de Zorner- vaart te water geraakt, omdat zij 'hun wagen, die van een brug rolde, niet konden houden. Met recht kan men zeggen, dat cleze wagen er met de jongens vandoor is gegaan. Onze politieverordening voorziet daar niet in. Wel wordt bij art. 76 strafbaar gesteld ieder, die aan een kind beneden de 14 jaar het bestuur over een bespannen rij- of voer tuig toevertrouwt, maar van hand wagens maakt de verordening geen gewag. Toch verdient zoo'n bepaling wel overweging. Niet alleen om het gevaar, dat besturend© kinderen zelf loopen, maar ook om het gevaar, waaraan zij anderen blootstellen. Het verkeer in onze stad. wordt niet al leen drukker, maar ook sneller. Het aantal fietsen neemt toe. Equipages, die vroeger werden voortbewogen met de snelheid van een paard in mati gen draf, wonden hoe langer hoe meer vervangen, door automobielen, die een heel andere snelheid gewoon zijn aan te nemen. Daar komen dan de rappe moiur- fietsers nog hij. Ik kleag daar niet over, want zoo is nu eenmaal de geest van den tijd. Maar in een zoo- danig verkeer met steeds sneller langs en tusschen elkander voorbij- schietende voertuigen behoort ieder, die een'rij- of voertuig bestuurt, te- genwoordigheid van geest genoeg te bezitten, om op eens in een gedeelte van een seconde handelend op te 'kunnen treden: t© stoppen, te wen den, te draaien, te keeren, al naar het noodig blijkt te wezen. Dergelijke vastberadenheid, is van een kind sypt te wachten en daarom is dan ook een kind achter een wagen in een druk stads-middelpunt een gevaar voer zichzelf én voor anderen. Soms schijnt liet dan ook, alsof de [jongens er zelfde (begrijpelijke) brut van geven. Andere is 't niet wel mo gelijk, dat de politie zoomaar af en toe handwagens „vindt", die dan, met de onverwrikbare strakheid yan den politieman op het lijstje worden gezet van de gevonden voorwerpen, met andere zaken, waarvan w© ons af vragen, hoe ze verloren kunnen ra ken, zooals een jongenstrui en een geboortebewijs. Dat de eigenaar van die trui het te warm had gekregen, en ze daarom uitgetrokken, is toch in weerwil van de verrukkelijke kentering in 'tweer niet aan te nemen Maar daarop ga ik verder niet in. Wie eiken dag de opgaven nagaat van wat de mensclien verliezen, begrijpt a.l gauw, dat zelfs het onwaarschijn lijkste op dit gebied zeer wel moge lijk is. Wat dat betreft, laat ons de poli--, tie zelf ook wel eens wat zién, dat onwaarschijnlijk en toch waar is. Wanneer op den boek van een over druk kruispunt van drie straten toe zicht noodig is, dan is 't redelijk, niet waar, dat de man die 't toezicht houdt, ook staat op dien hoek. Welnu, negen keer va® de tien staat nog altijd de wachthebbende agent van politie op de Groot© Markt vóór den hoofdingang van 't Stadhuis en trekt zich van het gevaarlijk druk ke verkeer ihoek Bartel jorisstraaf: en Zijlstraat, niets aan. Weliswaar maakt hij zich verdien stelijk door Weonsdagmorgen van de trouwen van de trouwkoetsen «te por-- tieren open en dicht te doen FIDELIO. '1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1905 | | pagina 7