BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
Wandelingen
ZATERDAG 15 APRIL.
DE
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
f 1.20 PER 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
ADMIN^STR ATÏE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUÏDER BÜITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENT1ËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
Natuurhistorische
IN EN OM HAARLEM.
LV.
Wat een verschil bij de vorige week
toen sneeuw en vorst, en koud en
guur om van te rillen, en nu weer
zoo zoel, zoo lekker warm. dat we er
bijna last van beginnen te krijgen.
Die groot© afwisseling, een mensch
moet er maar tegen kunnen in ons
wispelturig klimaat. En dan die vieze
boel op straat. Zóo vuil was het den
geheelen winter nog niet geweest. En
van een anderen kant bekeken, ge
loof ik toch. dat voor heel wat plan
ten en bloemen die sneeuw een groots
weldaad is geweest. De geheele boel
lag tegen den grond en daarbij kwam
de vorst zoodat bladen en bloemen
van hyacint hen, tulpen en narcissen
enz. hard bevroren waren. Bevroren
plantendeelen sterven nu niet altijd
dadelijk, zelfs kunnen de planten over
't algemeen meer afkoeling velen, dan
we zoo op 't eerste gezicht, zouden
vermoeden. Maar daarna komt de
ontdooiing. Dat is veelal de dood. Be:
vroren planten worden dan zoo spoe
dig mogelijk in huis gehaald en men
meent ze goed te doen door ze bij de
kachel te plaatsen. Juist wel het aller
minste, wat in en maar karn beden
ken, want dan zijn ze vast en zeker
ten doode opgeschreven. De ontdooi
ing moet in zoo'n geval een langzame
zijn, dan valt er nog heel wat te her
stellen. Daarom geldt als régel over
giet bevroren planten met ijskoud
water en plaats ze op eene koude,
vorstvrijo plaats, opdat de ontdooiing
zoo langzaam mogelijk is. En wat
w,as '.heit geval de vorige- week. Dei
voiist werd dadelijk gevolgd den vol
genden ochtend door heldere lucht
met zonneschijn, dus zoo verkeerd,
mogelijk maar wat de natuur mot de
een© hand ontneemt en vernietigt,
geeft ze met de -andere in dubbele
mate terug. En wat was nu de red
dende engel voor de reedis ten doode
opgeschreven planten >011 blo omen
Niets anders dan de sneeuw. Hoe dat
kan? Wel, dat 'is eenvoudig. De do or
de zon toegevoerde' warmte kon den
planten noodlottig worden, maar ze
weid gebruikt voor het smelten der
sneeuw, en nu is daarvoor een groote
hoeveelheid warmte noodig; zoadat
de benedenste luchtlaag, die vlak bij
de aard© is, koud bleef. Nog meer.
Een gedeelte van het gesmolten wa
tering verdampen en nu wras ©ruog
veel meer warmte noodig. En geluk
kig dus zij 11 oTöemcn en planten dat
gevaar te boven gekomen, zondier ol
te groote ongelukken, 't Is anders oen
aardig gezicht, blauwe en i-oöde hya
cinth en, nauwelijks te zien van on
der het witte sneeuwdek van sneeuw
klokje en wintel-lentebloem, kerstroos
■enz. zijn we zulks gewend. En de
wilde bloemen ©n planten? Och, die
zijn er gewoonlijk nog beter op inge-
richt, en kunnen een heel stootje ve
len.
'i Schijnt echter wel alsof de plan-
ten met de late Paschen toch nog
vroeger willen zijn dan anders. De
I Pinksterbloemen b.v. beginnen haar
lila al tusschen al dat geel te men-
gen want geel is wel de hoofdkleur
j nog in 't plantenrijk. Daar hebt ge
het gele hoefblad, op den voet gevolgd
door iiet gele speenkruid, de gele dot
terblad, ©n dan de paardebloem, de
gele anemoon, demaar waartoe
meerwant or zijn ook reeds andere
kleuren. Die pinksterbloem geeft ons
een eigenaardig voorbeeld, hoe een
'plant, hare organen kan vervormen
en tot ander doel weet te gebruiken.
Ze doet hetzelfde buiten in de vrije
natuur, wat de bloemist met de bla-
deren van de groote bladbegonia's
'doet, n.l. nieuwe plantjes maken op
de bladderen. Ofschoon we er anders
'een vijand van zijn. .de planten met
j wortel en al uit den grond te ne
men, wettigt het doel hier de hande
ling. Neem daarom zoo'n plantjeimet
kluit, uit den grond, knip het er onder
zittende gras wegals 't lian. neem
dan ook de graswortels en wortel
stokken uit de kluit en plaats liet
plantje zoo in een pot met aarde, dat
d© onderste bladen op den grond ko
men te liggen, en spoedig ontwikke
len zich in d© oksels van de samen
stellende deeltjes van liet gevinde blaid
klein© knopjes, die zich weldra 0111-
plooien tot jonge plantjes met wor
teltjes in d© aarde bevestigd. Plaats
de plant niet in huis, imaar in den
tuin met den pot in den grond.
Meer en meer wordt het aantal
planten dat het voorjaar ons te zien
geeft grooter, meer en meer leven en
bedrijvigheid heerscht er in de lucht,
in cl© hagen, in d© hoornen, in de
slooten. Overal spelen zich grooter©
of kleiner© natuurtooneelen af, die
onze belangstelling vragen, maar
voorloopig genoeg, to-t d© volgend©
week.
J. STURING.
Broederliefde.
Een verhaal uit het donkere Rusland.
Een ruwe nacht en een doodsche
wijk der stad.
De wind huilcle en gierde door de
minder fraaie straten van die Lon-
i densche buurtde half bevroren regen
sloeg onbarmhartig neder, de oogen
verblindende en het gelaat pijnigende
van de weinige personen, die nog
buiten waren.
i Een Italiaansche vrouw keerde
huiswaarts, haar hoofd gebogen en
hare armen belast met het souper
van haar man macaroni en een
fleschje wijn. Een politie-dienaar
- keek onderzoekend twee Franschen
na. die met onvaste bee-nen het kleine
restaurant aan de overzijde dei-
straat, verlieten dan keerde hij zich
om, om een jonge man en meisje te
j bespieden, die, arm in arm. op z'n
i Engelsch, al lachende om de voor-
stelling die zij zoo juist hadden ge-
zien, snel hun weg vervolgdenen
de „vredes-bewaarder" dacht dien
ruwen nacht aan zijn eigen hard lot
en grommend wandelde hij verder,
de enge straat nogmaals geheel ver
laten latende.
De torenklok sloeg elf. toen een
man op een groot, ouderwetsch huis
toetrad en vóór hij klopte behoed-
t zaam rondkeek of bij gevolgd was
geworden. Het was een jonge man
van ongeveer vijf en-twintig, jaar,
slank c-n van een militair voorkomen:
onmiskenbaar een vreemdeling de
breede kraag van zijn zware jas was
omhooggeslagen, zijne bonte muts
diep over de ooren getrokken, zoodat
weinig van zijn gelaat, behalve de
oogen. te zien was.
De storm woedde zóó hevig, dat, de
vreemdeling driemaal klopte vóór 't.
gehoord werd en de deur door een
ouden nian geopend werd.
Is mijn broer binnen. Marcel
vroeg de bezoeker in 't Fransch.
Ja. ja. natuurlijk, antwoordde
de onde knecht, de schouders opha
lend. Mijnheer Paul is in zijn mooi,
warm studeervertrek. Hemeltje, wie
zou er o©k in zulk een nacht uit
gaan Knm binnen, mijnbeer Tranen
iaat ine alsjeblieft de detir sluiten om
dat vuil Engelsch weertje buiten te
houden.
Maar liet is toch verbazend, won
derlijk, dat die twee broers zóó op
elkaar gelijken mompelde hij. ter
wijl hij de deur dicht deed 't is
waarlijk wonderlijk.
't Is laat, ma,ar ik kon niet eer
der komen, zei Ivan zijn broeder,
die voor den knetterenden haard
stond, toesprekend. Geen nieuws,
Paul
Een brief.
Toch niet uit G-enève
Paul glimlachte, terwijl hij opeen
bureau toetrad, dat hij ontsloot,
Neen, nog niet, 't Ts het ant
woord uit. St. Petersburg.
De broeders wierpen elkaar een
vluggen, vreemden blik toe.
Van Vera? vroeg Ivan, zich af-
wend'ende.
Ja. van Vera, Zie. hij is neg
ongeopendverbreek zelf 't zegel
'maar en lees hem voor. Ons lot wordt
er in beslist. j
Och, kom, wat geeft 't ook, we
zijn bi'oers, nu en altijd. Laten we;
elkaar eerst omhelzen vóór ik lees
vóór dat we 't. weten.
De brief luidde
j ..Waarde Ivan en Paul. Alles is
in Rusland wreed zelfs de liefde, i
Ge zegt beiden mij -to beminnen; en i
ik moet u antwoorden, wien ik be-j
min en zal huwen.' Paul, gij zijt 't.
Ivan vergeef Paul en mij."
Er was een oogenblik stilte.
Mijn gelukwenschen, broer, zei
Ivan, vriendelijk, doch zijn lippen
beefden, zijn gelaat was bleek.
Haat je me thans? vroeg Paul.
Ik zal om kracht bidden om 't
niet te doen. Gij kunt niet na-ar
haar toegaange moet haar hier
heen roepen ge moet hier, in Londen
trouwen. Met de helft van mijn for
tuin bij het uwe gevoegd
O. besie broermaar 't kan niet
gebeuren.
Maar ik zeg. dat 't. kan, dat 't
zal geschieden. Paul laat mij je hel
pen ik kan 't dan wel dragen. Wat!
Geklopt
Op dit uur! Wat kan dat zijn
Een minuut later meldde de kuecht
dat een heer een zekere Monsieur
Androuski een onderhoud ver
zocht, en bijna onmiddellijk trad
een grijze oud© man de kamer bin
nen en boog diep voor de twee broe
ders.
Ik verzoek u 0111 verschooning,
messieurs, voor dit vreemde, nachte
lijke binnendringen doch de bood
schap, waarmede ik de eer heb be
last te zijn, is spoedeischend tot in
t kleinste opzicht. Wie uwer is Paul
Petroff En hij keek met een lach
van den eenen broeder naar den
anderen.
Ik ben 't, monsieur, zei Paul
neem plaats. Uwe boodschap is.
Pardon ik verzoek u, wees wat
voorzichtig. Kunnen we hier veilig
spreken
Volkomenmijn knecht kent
geen woord Russisch en er bevindt
zich niemand anders in huis.
Behalve uw broer. U gelijkt won
derbaar op elkaar. Nu ter zake.
Deze brief bewijst, dat ik in de
grootste haast uit Genève ben geko
men. Deze kaart ah. ja; de Ge
nootschap van Vrijheid. Ik groet u,
kameraden.ik l>en nummer één
Hebt 11 »|ie gehoord?
'1. Is thans een oproerige tijdwe
hebben de jonge en dappere, de
ijzersterke, vaste hand noodig. Her
kent ge deze fotografieAh! ja; 't
is Generaal' X, do held va.11 den
knoet, ilct bevel is gegeven, mes
sieurs hij moet uit den weg ge
ruimd, op be d 00 den lijst geplaatst
worden. Iln, ha! begrijpt, ge Pogin
gen zijn gedaan met den dolk en de
revolver, zelfs den vergiftigen hand
schoen maar de. dapper© jongeman
heeft, jammer gemist, en d© dapper©
generaal is nog in actieven dienst
doodend© vrouwen en kinderen. Nu
hebben we wat nieuws voor hem
een heel mooi bommetje, zóó krach
tig, doch zoo eenvoudig samengesteld
dat de gelukkige man. die dat din
getje moet werpen, er zelf misschien
wel aan ontsnappen zal Mijnheer
Paul Petroff. neem dezen brief aan
met mijne warme gelukwenschen
lees hem dat bevoorrecht© lot wacht
u u zult me morgenochtend naar
Rusland vergezellen om uwe aange
name plicht te vervullen.
Hij wierp zich gemakkelijk in zijn
stoel en nam de broeders met half
gesloten oogen op.
Ivan barstte uit in lachen.
Een grap. een grap. mijnheer
Androuski. schreeuwde hij maar 't
zaakje is te ernstig dan dat we met
u nog langer spelen. Wij gelijken
beiden zóó op elkaar, dat we steeds
een loopje nemen niet onze vrien
den, als ze Ivan niet van Paul kun
nen onderscheiden en soms verande
ren we van namen om hen nog meer
in verlegenheid te brengen. Dat is
Ivan. Wenscli me geluk. Ik ben Paul
Petroff. de gelukkige man.
Zijn broeder stapte naar voren.
Hij liegt, monsieur, uit liefde
voor mij. Ik zweer u. dat ik Paul
Petroff ben.
Denk aan haar. mompelde Ivan.
Mijnheer Androuski, gelieve even
naar mij te luisteren! Ik denk slechts
aan Rusland en zijn ellende. Ik weet,
dat ik die daad kan verrichten en
dat mijn broeder 't niet kan. daarom
loog ik. Mijn kracht is grooter, mijn
hand vaster dan de zijne. Ge hebt
reeds mislukkingen genoeg gehad.
Deze broederlijke liefde is wer
kelijk treffend, mompelde Androuski
r'e banden vouwende. maar Paul
'is heel wat veranderd sinds zijn stu
denten tijd. Toen was hij de actieve
man zoo vrijmoedig, zoo fier voor
het algemeen? doel. dat hij zich naam
heeft gemaakt, die nog steeds ge
noemd wordt.
Ja. ja. opperde Ivan: hij is
goed hekend hoe kan hij Rusland
1 binnen komen
Hoe kunt gij 'net dan binnen ko
men? Gelijkt u dan niet zoo op hem?
Maar er zullen weinig moeilijkheden
zijn. dat verzeker ik u. We zullen
reizen als vader en zoon, hij ©n ik
eon kleine vermomming, valsche pas-
poorten en presto we zijn in St.
i Petersburg.
Bah"! zei Ivan; we waren nog
maar jongens, toen we den eed van
1 d© Genootschap zworen thans zijn
we mannen. Mijn broers ijver is ge
koeld.
Du? ge wilt me zeggen, dat hij
een ven-ader is
't, Is gelukkig dat, ge een oude
man zijt. Het is ter wille van ons
vaderland, dat ik mij in zijne plaats
aanbied. Hij is een man van ge-
dachten ik van handelen. Hij be
schikt. niet over de noodige kracht
ik wel. Neem mij gij hebt de m acht.
Maar ik ben begonnen mij vóór
do reis te vermommen, bracht Paul
in 't midden het, lot valt op mij en
ik zal gehoorzamen. Zie mij aan. En
hij wierp een medicijnfleschje op die®,
grond.
Ivan en Androuski -schreeuwden 't
uit. toen ze hem aanzagen, want zijn
rechter wang vertoonde een© vreese-
ïijke wonde hij had zich meteen,
zuur gebrandmerkt.
Wat jammer zei Androuski, de
schouders ophalendege hebt uw
schoon ©11 knap gelaat geheel ge
schonden: thans zal ik echter toch'
in staat zijn mijnheer Paul. de ge-
lukkige man, van mijnheer Ivan te j
onderscheiden.
Denk aan je eed, Marcel.
De oude ma® beefde.
- Neen, neen, mijnheer mijn-
heer Paul: spreek niet van dien ver-j
schrikkelijke® eed, waartoe u me,
dwong. Ik zal do-en wat u verlangt.
Binnen een half uur zal onze
bezoeker van gisterenavond me ko- j
men halen ik ga weg, om nooit meer
terug te keeren. Vriend, ge zult m'n
bevelen gehoorzamen. De afscheids- J
flesch vodka was te sterk voor mij®'
broederen hij zal slapen en slapenj
(met behulp van het slaapmiddeltje, j
dat ik je achterlaten zal) tot Vrijdag
verstaat ge? Dan moet ,ge hem wek-i
ken en dezen brief geven. Kom, laten
j we nog even naar hem kijken. w
Zij bogen zich over den bedwelm- j
don man, die op de sofa lag.
Arme broeder, ik heb overwon
nen. Zoo is 't het beste voor uw
liefde, voor u zelf. Marcel, zeg me,
ziet ge ieis op zijn gelaat? Iets
vreemds
Niets.
Kijk nog eens wat dichter bij.
Weet ge 't wel zeker Geen bijzon
dere kleur op zijn wang
Er is totaal niets op zijn ge
laat.
't Is goed. Kijk nu eens naar
mij.
- Acii Ik kan u niet aanzien ge
.hebt die verschrikkelijke wonde.
Thans gelijkt ge beiden niet meer op
elkaar.
t Is goed: ik heb overwonnen-
GekloptGeheld Ga, mijn vriend
ik ben gereed.
Ah Mijnheer Androuski, de ge
lukkige man is tot uw dienst. Zacht
jes alsjeblieftIvan slaapt hier. We
zijn den geheelen nacht op geweest
en hij is totaal uitgeput. Laten we
gaan, we hebben elkaar reeds vaar
wel gezegd.
De trein passeerde de grensde
reizigers waren in Rusland, dat land
van witte sneeuw maar rood© anar
chie. Mijnheer Androuski slaakte een
zucht van verlichting en stak een
sigaret op.
Waarde zoon. zei hij, voorover
leunend en zijn metgezel speelsch op
de verwonde wang tikkende. hoe
belachelijk! We hebben die knappe
ambtenaren, die do toegangen tot het
machtige rijk bewaken, verschalkt.
Onze paspoorten zijn in orde, zeggen
ze ons. Iïa. ha. ha AIaar waarom
deel je m'n lachen niet?
- t Is gemakkelijker Rusland bin
nen te komen, dan *t to- verlaten.
- Kom, beste jongen, wees nu niet
somber op dit, reisje, dat rne zoo'n
plezier doei. Alles gaat prachtig; dat
zul j© spoedig ook zeggen. Mijn held,
denk aan het welkom .dat j© in St.
Petersburg wachthoe -onze goede
kameraden op je zullen to-asten en je
zullen benijden, gelukkige vent, die
je bent,
Hebt ge dan vergelen, dat. we in
Parijs bespied' werden?
Mijnheer Androuski fronste het
voorhoofd.
Ik geloof niet, da.t we bespied
werden. Wie zou u thans nog her
kennen Twee mannen twee dom
koppen schenen ons. wel is waar, le
volgen maar wat zou 't? Heb ik ze niet
gauw rechtsomkeert doen maken Op
m'n woord, 't waren slechts gidsen
we spraken Engelsch, zoodat zij hoop
ten ons de merkwaardigheden van de
drukke stad te kunnen toon en en ons
daarna aardig op te lichten. Dat is
alles. Mijn zoon, er zijn massa's va®,
die gidsen in Parijs.
Ja, maar ze loop en dan niet met
tweeën. Ik zweer u, dat de man, die
mot ons van Dover afreisde een Rus
was. E11 ik heb hem in Soho gezien.
Mijn'heer Androuski fronste de
wenkbrauwen,
't Is mogelijk, beste jongen. 1
Kom, je bent zenuwachtig als een
vrouw. Zou men nooit 't Kana.al kun
nen oversteken zonder den een of
anderen respectable® inwoner van
Soho te ontmoeten Toe, steek een
sigaret op.
Haarlemmer Halletjes.
Een Zaterdagavondpraatje.
De meeste mensclien in onze samen
leving hebben gebrek aan guldens en
rijksdaalders, om van bankjes van
honderd, of van duizend maar niet
eens te spreken. Deze kwaal is onge
neeslijk. Als ze dat niet was, dan zou
er in a.1 dié" jaren dat ze heerscht wel
een middel tegen gevondeh zijn De
redeneering sluit als een bus. En daar
een verstandig ma.n zich behoort te
schikken in wat niet te veranderen is,
kunnen we overgaan tot een ander
onderwerp, dat meer houvast ople
vert. Waarom is er zooveel gebrek
aan twee ©n een halve cent-stukken?
Ga eens in een winkel en vraag 01®
een kwartje 2^ ets. stukken, waag
eens in een koffiehuis aan den kell-
ner om een -paar van clie nuttige
muntstukjes, of aan den conducteur
op de tram eenparig, alsof ze 't
afgesproken hadden, geven ze ten
anwtoord „ik kan er u naet aan
helpen!" Ze zijn er niet, men heefire
niet.
ik vroeg eens aan een ambtenaar,
waarom er zoo weinig cents-stuk
ken in omloop zijn Hij keek mij
eerst aan, alsof hij de vraag vroese-
lijk dom vond en gaf toen ten ant
woord Omdat er voorvee] in d<?
•muntgasmeters gébruikt wonden, na
tuurlijk
„Dan moet je (dat, toch eens naar
Utrecht schrijven", zei ik.
Hij begreep dat niet. „Wat schrij
ven, aan wie
„Wel. aan de directie van de Munt,
dat er tegenwoordig muntgasmeters
bestaanwaar ze in gebracht worden
en zoodoende aan de circulatie ont
trokken
„Maar denk je dan. dat ze aa.n de
iMuüt niet weten, dat er zooveel in
!de meters worden gebruikt Je be-
1 grijpt de zaak niet goed. Aan de
Munt worden er genoeg aangemaakt,
maar de mensclien gebruiken er te
veel in de gasmeters, 't Is dus de
schuld van de Munt niet, maar van
't publiek
„Ei kijk", zei ik, ,,da.t is een schoo-
n© beschouwing. Ik zou veel eerder
zeggen de Munt is verplicht te eor-
gen. dat wij publiek wisselgeld ge
noeg hebben. Komt er nu een maat
schappelijke nieuwigheid, die een
zeker muntstuk aan He circulatie ont
trekt, dan moet die soort extra aan
de Munt worden aangemaakt."
Hij keek mij totaal verslagen aan.
„Dus dan zou de Muit er wezen ten
dienste van 't publiek?" riep hij.
i „Natuurlijk", zei ik.
Dit -denkbeeld, bracht fnern blijkbaar
in ontzetting. „Je bent", zei hij.
„erger dan een bommenwerper, je
bent. eèn driedubbel overgehaald© re
volutionair De administratie zou er
wezen voor 't publiek Belaoli-élijk!
Integendeel, het publiek moet dank
baar wezen, dat de administratie er
is Wat zou liet publiek zijn zonder
de administratie? Niets, minder dan
niets
Hij trok zijn jas aan om heen te
'gaan, keek uit het raam of er een
tram aankwam en haalde zijn porte-
monnaie uit, maar vond blijkbaar niet
wat hij zocht.
„Heb je ook een paar 2-i cents
stukken voor me?" vroeg bij.
1 „Ik heb er al sinds maanden geen
gezien", zei ffc en terwijl hij op een
drafje wegliep om de tram nog te
Ihalen ,riep ik hem achterna.: „Schrijf
'er om naar Utrecht!'
Maar dat alles bezorgt ons nog
geen 2i cents-stukken,
i Mocht ik ze maar maken, dan zou
■je eens zien, hoe ik de Nederlandsche
samenleving verrijkte met halves«u--
versstukken, bij m ill i oenen zouden ze
stroomen Maar dat mag ik niet. In
ons vrije Nederland mag een onder
daan niet een artikel fabriceeren,
waaraan iedere mede-Nederlander
'dringende behoefte heeft. De eenige
rijheid, die we hebben is, dat we
ongehinderd mogen mopperen over
de Munt ie Utrecht, die nog altijd
maar niet weet, dat er in het heele
land aan de halvestuiverssiukken nij
pende behoeft© is.
Gelukkig, dat ©en andere nijpende
behoeft© binnen ikorten tijd vervuld
zal worden, ik bedoel het nieuwe sta-
tion van de Hollandsche Spoor. Over-
morgen wordt liet aanbesteed en 111 't
najaar van 1906 zullen we het in ge
bruik zien nemen.
j Tot uien tijd zullen we onze ziel in
ware lijdzaamheid dienen te bezitten,
want de inconveniënten die ons sta
tion nu bezit, zijn nog ju aar kinder
spel bij de bezwaren die zich tijdens
den bouw zullen voordoen. Van al de
sporen die er nu liggen, zullen er
maar vier paai' beschikbaar blijien
en daarop moet de cvhef de tallooze
treinen bergen, die~Tn vier richtin
gen Amsterdam. Leiden, O verveen
en Bloem endaal aankomen en ver
trekken. Hij zal, bijwijze van spre
ken als een goochelaar, een konijn,
jeen rol lint, een flesch wijn en een
handvol rijksdaalders, in den hoed
van Bamberg moeten stoppen eir wel
(wat zelfs Bamberg niet kan) zonder
dat ze met elkaar in botsing komen,
i Klagen we nu al, wanneer onze
trein vóór hij 't station mag binnen
komen, vijf minuten vóór het onvei-
lig-signaal moet blijven staan, wan
neer straks de ruimte in 't station
nóg kleiner is, zal dat nog wel vaker
gebeuren. Laat ons dus nu al, zooals
een oud juffrouw haar zeldzame gou
den tientjes opspaart, ons geduld te
gen dien tiid oppotten, om altijd voor
raad t© hebben, waVineer we tegen
spoed ondervinden en dien op nie
mand van de stationsambtenaren.
Als schild tegen lichtgeraakte reizi
gers zou ik op verschillende punten
van 't perron groote biljetten willen
ophangen, met in vette letters .de
woorden
De Chef kan het nif.t helpen.
en
De Opzichter kan het niet helpen
en
De Maatschappij kan het niet helpen
zoodat .de verwoede reiziger, na al
die plakaten met steeds dalende woe
de te hebben gelezen ten slotte gela
ten de armen kruist en in berusting
zegt: ..nou, dan kan ik het óók niet
helpen
Wat ik persoonlijk ook niet helpen
kan, dat is dat er hier in Haarlem
i zooveel .handwagens, dikwijls nog wel
beladen, worden bestuurd door klei
ne kinderen, meestal jongens,
j Kerels van twee turven uioog, du
wen soms wagens, waar ze zelf niet
overheen kunnen kijken. ,,IIoe loopt
jhet nog altijd zoo goed af!" denkje
j vaak, als je zoo'n broekeman, met al
de naïve beslistheid, die het niet zien
van 't gevaar hem geeft, met zoo'n
wagen ziet wurmen.
Maar 't loopt niet altijd goed af.
Nog geen veertien dagen geleden zijn
twee zulke snaakjes bij de Zorner-
vaart te water geraakt, omdat zij
'hun wagen, die van een brug rolde,
niet konden houden. Met recht kan
men zeggen, dat cleze wagen er met
de jongens vandoor is gegaan.
Onze politieverordening voorziet
daar niet in. Wel wordt bij art. 76
strafbaar gesteld ieder, die aan een
kind beneden de 14 jaar het bestuur
over een bespannen rij- of voer
tuig toevertrouwt, maar van hand
wagens maakt de verordening geen
gewag. Toch verdient zoo'n bepaling
wel overweging. Niet alleen om het
gevaar, dat besturend© kinderen zelf
loopen, maar ook om het gevaar,
waaraan zij anderen blootstellen. Het
verkeer in onze stad. wordt niet al
leen drukker, maar ook sneller. Het
aantal fietsen neemt toe. Equipages,
die vroeger werden voortbewogen met
de snelheid van een paard in mati
gen draf, wonden hoe langer hoe meer
vervangen, door automobielen, die
een heel andere snelheid gewoon zijn
aan te nemen.
Daar komen dan de rappe moiur-
fietsers nog hij. Ik kleag daar niet
over, want zoo is nu eenmaal de
geest van den tijd. Maar in een zoo-
danig verkeer met steeds sneller
langs en tusschen elkander voorbij-
schietende voertuigen behoort ieder,
die een'rij- of voertuig bestuurt, te-
genwoordigheid van geest genoeg te
bezitten, om op eens in een gedeelte
van een seconde handelend op te
'kunnen treden: t© stoppen, te wen
den, te draaien, te keeren, al naar
het noodig blijkt te wezen. Dergelijke
vastberadenheid, is van een kind sypt
te wachten en daarom is dan ook een
kind achter een wagen in een druk
stads-middelpunt een gevaar voer
zichzelf én voor anderen.
Soms schijnt liet dan ook, alsof de
[jongens er zelfde (begrijpelijke) brut
van geven. Andere is 't niet wel mo
gelijk, dat de politie zoomaar af en
toe handwagens „vindt", die dan, met
de onverwrikbare strakheid yan den
politieman op het lijstje worden gezet
van de gevonden voorwerpen, met
andere zaken, waarvan w© ons af
vragen, hoe ze verloren kunnen ra
ken, zooals een jongenstrui en een
geboortebewijs.
Dat de eigenaar van die trui het te
warm had gekregen, en ze daarom
uitgetrokken, is toch in weerwil van
de verrukkelijke kentering in 'tweer
niet aan te nemen
Maar daarop ga ik verder niet in.
Wie eiken dag de opgaven nagaat van
wat de mensclien verliezen, begrijpt
a.l gauw, dat zelfs het onwaarschijn
lijkste op dit gebied zeer wel moge
lijk is.
Wat dat betreft, laat ons de poli--,
tie zelf ook wel eens wat zién, dat
onwaarschijnlijk en toch waar is.
Wanneer op den boek van een over
druk kruispunt van drie straten toe
zicht noodig is, dan is 't redelijk,
niet waar, dat de man die 't toezicht
houdt, ook staat op dien hoek.
Welnu, negen keer va® de tien
staat nog altijd de wachthebbende
agent van politie op de Groot© Markt
vóór den hoofdingang van 't Stadhuis
en trekt zich van het gevaarlijk druk
ke verkeer ihoek Bartel jorisstraaf: en
Zijlstraat, niets aan.
Weliswaar maakt hij zich verdien
stelijk door Weonsdagmorgen van de
trouwen van de trouwkoetsen «te por--
tieren open en dicht te doen
FIDELIO. '1