BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD f 1.20 PER 3 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. ZATERDAG 29 APRIL DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Natuurhistorische Wandelingen in en om haarlem. lvil t is droog. Dat is al iets gewon nen. En koud Is het ook niet meer. 'e gaan er dus maar op uit, want meis lokt meer naar buiten, dan de löeie voorjaarslucht, het frissche, jon gt groen, de vroolijke juichtonen van heel het vogelenkoor, de... neen, heel de natuur roept,,Op, naar bui- in Deuren en vensters gaan open, en lejrissche lucht zuivert de dompige amerlucht. Wij gaan de vrije na- uur in. Ons afgesproken verzainel- mnl is natuurlijk spoedig bereikt en ireldra staan we buiten de Groote Houtpoort. Noch de naar het Station •oortgesolde paardentram, noch do «I ünsterdamsche E. S. M. doen bij ons 4 de lust tot grooter uitstapje geboren Borden. He.t jonge groen van 't Bron- Bibouw lokt ons aan, hier licht geel, lar donkerbruin getint. De eiken tal on nog, maar heel wat heesters zijn .jds in" 't groen, en daaronder de kruidachtige planten. Hoe hard is nu de groene kleur van de des winters tooi. blijvende, heesters. Zie dien dimop om „ddn dikken buurman", zie die hulsten. Bovendien zijn bij la tsto bijna alle bladen gema tteerd door do larve van de hulst- vlieg. Spoedig zijn we bij den Hout. Ook hier zijn de lagere heesters reeds volop in 't blad. liet groote hek van Spaarnhout staat open en noocligtons ot binnentreden. Op ons verzoek vovdfc ons hier een blik gegund, om a niet weer t© vergeten. We weten waar- mlijk niet, wat het meest ons aantrekt, If de hier zoo ruimschoots vertegen- voordigde wilde flora, óf wel de ge weekte. Hier staan kersen reeds in iel, bij nader onderzoek reeds van je verst geleden, want de bloempjes, p bet oog nog zoo gezond, herber gen een bevroren stampertje, tot geen mieren groei in staat. Daarnaast be ginnen ook de peren met de rood- iiio helmknopjes, en de aalbessen, lie in beur onderstandig vruchtbegin- cl reeds het besje vertoonen. Die iminbladqgS pruimt i.s reeds uitge gloeid, groot is het aantal rijpende ■nichten gewoonlijk niet. 't Is nog zoo voeg, als hij bloeit. En tusschen al lie vruchtboomcn, wat tal van vaste llanten, waaronder zelfs, die reeds in uitgebloeid. In liet gras en onder het hakhout, jveral vertoonen zich tal van schoonc roorjaarskinderen. Hier is het de mooie Bosch-anemono, wier rose kleur ivenals de lialf gevulde bloemen wel lan verwildering doen denken. Dat smet de gele Anemone niet het ge- fal. Die vinden we hier ook bij mas- De lieflmbloem, voor een veertien lagen hier domineerend, heeft afge- iaan. Nog een veertien dagen en ze is geheel weer verdwenen, 't Zaad zal lan reeds rijp zijn ook en tal van kleine plantjes, hot eerste jaar slechts in enkel blaadje voortbrengend, hob- ben haar ontstaan aan dit zaad te hnken. De grooterc pollen, ontstaan ioor de deeling der knolletjes in neorclere. Ditzelfde merkten we vroe ger ook reeds op bij het speenkruid. Daar is zoowaar de gewone boter- joem er ook al volop. Neen, neon, niet, 't is do gulden boterbloem, i Del haar vaak onvolkomen bloem kroon. Ze is lang niet algemeen, maar we treffen ze hier in de buurt nogal aan. Hef schijnt hier wefl een eldorado te zijndaar vertoonen zich de eer ste aren van den voss es taart reeds, een eigenaardige naam voor een be kende grassoort. Een ander gras met ongeveer een dergelijke aar is er door een eenvoudig middeltje altijd van te onderscheiden, namelijk wanneer we bij een vosseetaart zoo'n stengel met do linkerhand vasthouden en we schuiven met duim en vinger van de rechterhand de bloempjes er af, dan laten ze alle gemakkelijk los. Bij het bekende Timothy-gras is dit niet het geval. En wat. houden we dan over? De hoofd-as, met heed korte zij-asjes, ,,haartrekkertjes". Al weer een naam, die eenige verklaring vereischt. En ofschoon proeven op levende didren door ons ten zeerste worden afge- j keurd, kunnen we de verleiding niet weerstaan, een uit het gezelschap tej verzoeken even stil te staan De top van den kalen stengel wordt tegen het hoofdhaar gelegd, ccsi paar malen omgedraaid, en een kleine kriebeling doet het hoofd even tea* zijde draaien maar gedwee als een lammetje zit. hij thans vast en goed vast ook aan onzen vossestaart. Met een zoem, zoem. vliegen een paar dikke hommelis van bloem tot bloem, zie eens wat buigen de teere stengels van de pinksterbloem onder 't gewicht. Tot zelfs de kleur der pink sterbloemen is hier hoogeer lila dan buiten in 't vrije veld; de oorzaak daarvan vraagt ge T Is moeilijk hierop een voldoend antwoord te ge ven, en- meenen we het gevonden te hebben in samenstelling van bodem of water, dan bewijzen te nemen proeven vaak hoe deerlijk we ons kun nen vergissen. 't, Ts wel aardig zoo'n kommetje, een Mean vijvertje, midden in 't ga zon. Dit zal des zomers wei een heerlijk plekje zijn. De afgestorven stengels van riet en duikelaars vertellen ons, hoe ook onze eigen flora hier het. hare geleverd heeft. Maar wat ligt daar in 't water? Opgevischt en aan land ge bracht, blijkt het tot hot plantenrijk te behooren, maar thuisbrengen kap el e leek het bijna niet. Een worteQ- j stok, maar dan een dikke hoor, meer dan een c.M. of acht in doorsnede. En die min of meer driehoekige plokjes daarop? 't Zijn de litteekens, die achterbleven, toen de bladen van 't. vorige jaar er het leven, bij inscho ten, na het reserve voedsel te hebben gemaakt en vervoerd. Dat is nu een wortelstok van edn waterlelie, 't kan zijn van onze in- landsche witte, 't kan ook zijn, dat het is van een onzer gekweekte soorten. En zie dien kastanjeboom eens, wat ziju die bladeren mooi geel. Bleek-i zucht, mijn vrienden, staalpillen zou 1 de plantenarts voorschrijven. Och. kom, meent er een, dat kan niet, zoo'n krachtige boom en die zou aan bloedarmoede lijden. Maar toch niet zoo heel zeker van zijn zaak, voegt hij er vragend aan toe: „Zou het niet j kunnen komen door gebrek aan licht?'' 1 Het antwoord daarop is spoedig ge- i vonden. Hier onder aan den stam j Ja, dat kon zijn, maar die groene tak daartusschen dan, en die gele bla- den aan dien langen tak, die zelfs buiten den kroon uitsteekt. Neen, ge-1 brek aan licht zeker niet. Hier op dezen kleinen heuvel vin den we cle bosch-geeister, reeds geheel in vrucht, maar toch uog duidelijk het type van een lelie-achtige. Dat zal hier wel een laken van geel zijn geweest. Ja, en spoedig volop wit worden door het bekende Haarlem's klokkenspel, dat reeds stengeltjes van 1 d.M. begint te vertoonen. Een gedruisch, een gefladder, ge volgd door een bang gesjilp maakt ons attent op een vlak in de buurt zijnd nestje van den zanglijster, die' thans hoog in de toppen onze gangen bespiedt. Zie, daar liggen de eitjes in het keurige nestje, maar slechts eenj oogenblik, hoor, en handen thuis, te vens Want onze vriendelijke geleider zou ons een volgenden keen* niet weer toe laten. Maar aan elk genot komt een eind, spoedig zijn we weer bij den Kleinen Houtweg terug. Tot weerziens, tot de volgende week! J. STURING. De Zeven-en-Veertig Ridders. (Japansche legende). Te Takaaiawa, een voorstad van Yeddo, ligt, beschaduwd door heilige boomen de tempel van Sengakui. Die tempel is door geheel Japan ver maard als de laatste rustplaats van zeven-en-veertig ridders, wier beroem de geschiedenis een schrikkelijk voor beeld is van heldenmoed in dienst van manneneer. Wie den tempel bin nentreedt ziet aan zijn linkerhand een kapel en daarin zeven-en-veertig nis sen met de standbeelden der heiden, in gelaatsuitdrukking en houding wa re meesterwerken. Als man den tem pel verlaat en een voetweg volgt, die naar den top van een heuvel leidt, ziet men weldra een kleine fontein voor zich, welks water in kristalheldere stralen neerklettert; op een in stden gebeiteld opschrift leest men „O, wandelaar, bezoedel het wa ter niet, waarin het hoofd gewas- schen werd." Een weinig hooger-op ontmoet men allicht een paar oudjes, die een stuk brood verdienen met den verkoop van prenten en medailles, die het aan denken levendig houden aan den trouw van de ze ven-en-veer tig rid ders en nóg wat hooger, dicht bij den top, omsluit een hekwerk, ge plaatst te midden van statige boomen, de beroemde graven, die voortdurend nog gesierd worden met groene hees ters, en waarop offeranden van water en wierook getuigen van den eerbied van hot nageslacht. Eén der graven valt door zijri afme tingen meer dan de anderen in het ooghet is dat van den edelman, wiens dood door zijn dappere vazal - leu zoo roemvol gewroken werd op de wijze, die wij nu zullen verhalen. De ceremoniemeester. Er woonden dan in de stad Yeddo twee adellijke heeren; de eene heette Asano-Takumi en de andere Kamei- Sama. Die edellieden kregen eens de opdracht om gedurende eenogen tijd de ..honneurs" waar te nemen bij een Keizerlijken gezant, die door het hof van den Mikado gezonden werd tot den gouverneur van genoemde stad. En tevens werd een oud hoofdambte naar, met name Kira Suké, in zijne boedanigheid van groot-ceremonie meester door het hooge Hof aange-1 wezen om hem te onderrichten in het ceremonieel, dat bij de gelegenheid paste. De beide heeren moesten, aldus was voorgeschreven, zich iederen morgen naar het kasteel van dien ambtenaar begeven om de noodige aanwijzingen te ontvangen. Maar Kira Suké, die uiterst heb zuchtig was en daarom met tegenzin oen opdracht had aanvaard, waaraan niets te verdienen viel, betoonde al dadelijk aan zijn leerlingen de meest mogelijke onwelwillendheid; en in- plaats van zich moeite te geven om hen te onderrichten, zooals zijn plicht was, bracht hij iederen morgen den tijd zoek met hen te tergen en bela chelijk te makennu eens hield hij hen voor den gek, dan weêr beleedig- de hij hen wegens hun onhoofsclie manieren. Takurni, in toom gehouden door een streng plichtsbesef, verdroeg den hoon geduldigmaar Kamei-Sama, minder sterk op het stuk van zelfbe- heersching, kon zijn woede niet laai- ger bedwingen eens op een avond besloot hij om in opstand te komen en Kira Suké te dooden. Zoodra zijn dienst bij don Keizerlijken gezant was afgeloopen en hij in zijn paleis terug gekeerd was, riep hij al zijn raads lieden samen en sprak tot hen aldus „Trouwe vrienden, Kira Suké be leed igt dag aan dag Takurni en mij, en maakt op die wijze misbruik van het gezag, dat hem door het soeverei ne Hof is verleend. Wat hij mij aan doet wil ik niet meer verdragen. Ik had hem vanmorgen reeds willen doo den, maar de tegenwoordigheid van den doorluchtigen afgezant hield mijn arm tegen. Morgen ga ik weêr naar zijn paleis, en dan zal ik hem dooden. Mijn besluit staat vast." En alzoo sprekende was hij bleek van toorn. Eon w ij z e raadsman. Gelukkig was er onder do raadslie- den van Kaonei Sama een man van 'veel gezond verstand, die, toon hij be- merkte dat het vergeefsche moeite zijn zou om te trachten zijn heer vaar zijn voornemen af te brengen, hem eerbie dig aldus antwoordde „De wensch Van Uwe genade is ons een gebod, en wij zullen alles in ge reedheid brengen, opdat aan dien wensch voldaan worde. Als morgen Kira Suké zijn onbeschaamdheid her- vat., zal zijn geheele kastéél verwoest worden." De edelman, zeer voldaan over dat antwoord, begaf zich naar zijn parti culiere vertrekken en wachtte met ongeduld op den volgenden dag, waar op zijn vijand zou gekastijd worden. Maar de wijze Samurai ging pein zend en bedroefd naar zijn eigen huis. „Kira Sukézoo dacht hij, „heeft den naam van gierig te zijnwie weet of zijn gunst niet voor geld te koop is ITet zou toch vrij wat beter zijn om desnoods een groot geldelijk offer te brengen dan Kamei Sama en zijn geheele huis bloot te stollen aan een wissen ondergang." Toen hij eens besloten had om dat middel te beproeven, bracht hij, zon der een oogenblik te verliezen, zooveel geld bijeen als hij kon, tin spoedde zich, vergezeld van eenige bedienden. Daarop bracht Takurni hem nuft zijn bliksemsnel uit de schede getrok- die het geld droegen, naar het pa- de hielen om en riep lachend uit: leis van Kira Suké. i „Ach, ach. wat een lompheid Dat Daar aangekomen zeide hij tot de kan nog niet eens een schoenveter wachters strikken De eerste de beste ziel in u „Kamei Sama, die op het oogen- dadelijk den boersclien kinkel, die van blik in het gevolg is van den Keizer- de fijne manieren van Yeddo geen lijken ambassadeur, is veel dank flauw begrip heeft." verschuldigd aan uwen meester, diej En met edn verachtenden glimlach zich met zoo groote zorg kwijt van de verwijderde hij zich in de richting taak om hem in de geheimen der eti-.van zijn particuliere vertrekken, quette in te wijden. Hier is een klein Het geduld van Takurni was nu geschenk, dat hij mij voor uwen heer uitgeputde laatste beloediging over heeft meêgegeven. in de hoop, dat hij trof alles wat hij tot nog toe had moe- het wel zal willen aanvaarden." ten verduren. Bij die woorden overhandigde hij „Wacht een oogenblik riep hij. aan de wachters duizend onsen zil-1 „Wèl, wat is er?" vroeg Kira Suké, ver voor Kira Suké en honderd onseu zich even omwendende, om onder zijn wapenknechten te ver- deelen. Bij het zien van liet geld schitter- ken sabel een vreeselijken slag"op het den de oogen van deze laatsten van hoofd toe. genoegen zij putten zich uit in dank-1 De ceremoniemeester, wiens hoofd betuigingen en eerbewijzen, en haast-beschut was door den grooten ten ten zich, na den raadsman verzocht hove gedragen hoed, zette het dade- te hebben even te willen wachten, om lijk op een loopen en schreeuwde aan Kira Suké het vorstelijke ge- door het geheele kasteel schenk van Kamei Sama met zijne „Hulp, hulp!" hoffelijke dankbetuigingen over te Een groote toeloop van volk was brengen. het gevolg. Takurni werd gevangen De vrek was buiten zichzelven van genomen, ontwapend en naar de ge- blijdschap; hij liet den Samurai bin-vangenas gebracht; weinige uren nenkomen en gaf hem zóó uitbundige daarna werd hij door de regeering verzekeringen van zijne hulde enveroordeeld om „harikiri" te" doen, dank. als deze ooit had kunnen wen- m. a. w. zich den buik open te snij- schen of verwachten. Daarna beloof-den. de hij, dat hij clön volgenden dag j Zóó was de wet zonder mankeeren aan zijn leerling I En Takurni deed kalm „harikiri". alle regelen der etiquette zou onder-Zijn kasteel van Ako werd verbeurd wijzen. j verklaard, en zijn geheele gezin aan Dat, gehoord hebbende, keerde cle armoede prijs gegeven, bedachtzame vazal naar zijn huis terug, terwijl Ka-mei Sama den mor gen verbeidde dn zich in gedachten reeds verlustigde in zijn wraak. De samenzwering. Maar ook onder de vazallen van dezen ongelukkigen edelman was een Deles. ze.6r getrouwen raadsman, genaamd Oishi Kuranosuké. Deze zette met zes- Den volgenden morgen begaf Kamei en-veertig metgezellen een sainenzwc- Sama zich in statigen optocht naar ring on touw, om den dood van liet paleis van den ceremoniemeester, hun meester te wreken door Kira Zoodra Kira Suké hem zag, kwam hij Suké te vermoorden, hem tegemoet op een wijze, diogeheel; Een ongelukkig toeval had gewild, verschillend was van zijn vroeger op- dat deze Oishi zich niet opliet kas- treden. teel van Ako bevond teai tijde, datTa- „Gij zijl vanmorgen al vroeg', heer kumi onder het gezag was van den Kamei", zeide hij, „en ik bewonder j ceremoniemeester ware hij daar loom uw ijver: ik zal vandaag het genoe- geweest, dan zou ook lnj ongetwijfeld gen hebben uw bijzondere aandacht het ongeluk bezworen hebben door te vragen voor vele nieuwe regelen aan Kira Suké geschenken te zenden, van hoofschen omgang. Maar, pro- j Toen nu hij en zijn zes-en-veertig pos, ik hoop, dat. uwe genade mijn eedgenooten hun plan der wrake had- gedrag van de vorige dagen wel zal den vastgesteld, gingen zij uiteen en willen verontschuldigen; misschien is begaven zich de óéne naar deze. gene u dat niet heel beleefd toegeschenen naai* die staclsommigen werden maar... wat zal ik er veel van zeg-koopman, anderen metselaar, weêr gen? Ik ben nu eenmaal van nature anderen meubelmaker, een beetje kort- aangebonden." Oishi vestigde zich re Kioto, waar Kamei Sama was uiterst verbaasdhij een stamgast werd van de kroo- die taal te hooren eai te zien, hoe Kira genen zich overgaf aan dronkenschap Suké zich voor hem verootmoedigd©en losbandigheid, alsof hij ieder zijn toorn was ineens over en hij gaf denkbeeld van wraak had opgege- höl wraakplan op. yen. Zóó werden door de bezadigde wijs-j Kira Suké van zijn kant, wel ver heid van den verstandigen raadsman moedende, dat de vroegere vazallen Kamei Sama en al de zijnen van den, van Takurni tegen hem konden sa- ondergang gered. menspannen, was goed op zijn hoede; Maar, kort daarna kwam Takurni, in het geheim zond hij spionnen naar dio geen geschenk had gezonden; en Kioto, die hem van het doen en laten Kira Suké begon hem dus ouder ge-van Oishi op de hoogte moesten hou- woonte in een belachelijk daglicht te den. Deze intusschen, vast besloten stellen en hem te beleedigen om zijn; om zijn vijand met een gevoel van dorpelijke manieren. gewaande "veiligheid in slaap to wie- „Zie eens, heer Takurni", zeide hij gen, ging voort met een bandeloos tot hem, „de veter van mijn schoen isleven te leiden. losgegaandoe me het genoegen on 1 Eens op een avond, toen hij dron- maak hem weêr vast." j ken naar huis waggelde, viel hij op Takurni beefde van woede; hij wiststraat neêr; alle voorbijgangers bc- zich evenwel te bedwingen en ge-1 spotten hem minachtend, en een man hoorzaamde. Maar toen hij op het van Satsume riep luid: punt was om den veter vast te strik-1 „O, is dat niet do gewezen raads- ken, draaide Kira Suké zich snel op man van Takurni Ziet eens hoe hij Haarlemmer Halletjes. Een Zaterdagavondpraatje. Hab ik onlangs een en ander ver- Al over het gebrek aan 2J centsstulc- en. waaronder we gebukt gaan, er één troost ©n wel dezo, dat niet fikol wij gewone huis- tuin- of keu- ta-burgers te lijden hebben wegens fek aan klein geld. Er is zelfs een 5-administrabie, die daarmee te pen heeftEn wilt ge het bewijs'? naar ons telegraafkantoor, bied aar telegram aan dat een aartje kost en betaal dat met een ptóen. Do ambtenaar die u helpt zich voorloopig om het finan ce gedeelte niet bekommerend, met Ver en vlijt de woorden. Vriendelijk ajkt hij op, en zegt„een kwartje, Bijnheer Daar valt zijn blik op don [uldêhdien gij al hebt neergelegd, -■'in oog versombert. Zijn wenk- kauw, pas nog opgewekt omlhoog Ptrokken, gaat dalen. Bij voorbaai "eds zeker van het ongunstige ant- 5oord, vraagt hij„heeft u het niet Jeiaer?" Zoodra hij de Jobstijding Tneemt, dat de gulden, het minste t <lat gij hem hebt aan te bieden, -aalt hij een afgedankt sigarenkistje den dag, kijkt mistroostig den ^oud na, doet een omderzoekings- "tot in zijn eigen portemonnaie, *®dt zich daarna tot een of twee _a.'s, die met onverschillig Hoofd- ftodden te kennen geven, dat zij buiten machte zijn te helpen en zich dan, ten einde raad, weer fin, met de vraag: „of gij den gul- ba even bij de post 7-oudt willen S&n wisselen." Ik ken ons telegraafkantoor nu ruim zeventien jaar. In dien tijd zijn er di- idirecteuren gekomen en gegaan, eerste tweede, derde, vierde, vijfde, zesde, zevende, en andere commiezen ver- j schenen en verdwenen. Het eenige, j dat gebleven as, was het gebrek aan wisselgeld. En nu vraag ik, beleefd maar dringend: zou het Rijk, dat zelf j het geld maakt, er niet voor kunnen i zorgen, dat een van zijn eigen instel- jling-en. behoorlijk voorzien werd van kleine munt, om de menschen geld terug te geven I 't Staat zoo mal, wanneer een mo- derne instelling als de telegraaf, zit te tobben om een kwartje of een dub- beitje of vijf centen 't Geeft zoo den I indruk of er in de zaak niets om gaat allesbehalve bevorderiijs voor de negotie. En 't stelt de ambtenaren bloot aan een onvriendelijk antwoord, ;dat zij zich wel niet behoeven aan te trekken, maar op het oogenblik zelf j to oh pijn doet Komaan, Staat der Nederlanden, zorg dat de telegraaf voortaan in 't i bezit is van een bekwame hoeveelheid j wisselgeld I Misschien zal de Staat der Neder landen zeggen„ik kan het eenmaal 1 iedereen niet naar den zin maken En in dat opzicht staat hij gelijk met ons allemaal. Publieke personen vooral, veel gecriliseerd en aange- I vochten, trekken zich daar niet veel meer van aan. En zoo is ook onze 'muziekdirecteur, de heer W. Robert, bij uitstek kalm onder de aanvallen die vriendelijke lieden op hem richten in zijn qualiteit van lid der jury in liet aanstaande coucours van Proza j en Poözie. I 't Geval wil namelijk, dat zijn zoon Louis als directeur van de liedertafel „Kunst door Oefening" optreedt in een afdeeling van dezen zangwed strijd, terwijl zijn vader deel van de jury uitmaakt. Nauwelijks is dit be- i kend, of een inzender in de Telegraaf komt er met zeer blijkbaar zure be doelingen op wijzen en vraagt ten slotte„Zal vadertrots den heer Ro- i bert Sr. niet misschien parten gaan i spelen j Deze welwillende _inzendèr noemt zich: „een getrouw lezer". Hij blijft jmet zijn. vraagteeken niet alléén iu de woestijn staan. Binnen tweemaal vier-en-twintig uur ontvangt hij ver- sterking in den persoon van „Ecu belangstellende", die ook in de Tele graaf, óók per ingezonden stuk, zijn j voorganger tracht te overtreffen en dat doel ook met succes bereikt door i te verzoeken, den heer Robert Sr. geen zitting te laten nemen als jury lid voor die afdeeling, of Kunst door i Oefening geheel van den wedstrijd uli te sluiten. „Het eerste" zegt deze bra- i ve man, „was zeker het meest afdoen- de, daar allicht de heer Robert Se- nior bij de repetities van Kunst door Oefening van voorïïchting of advies 1 gediend heeft." j Ik weet iets nóg afdoender en wel om den heelen wedstrijd niet te laten doorgaan. Wat bliefdat is nu nog eens een forsche maatregel. Intus schen zien we opnieuw, hoe de kunst de menschen veredelt. Ziedaar nu twee personeneen getrouw lezer en een belangstellende (of zouden het soms zangers van andere liedertafels wezen die bij voorbaat al als va.sU staand aannemen, da.t een vader zijn zoon met alle geweld zal willen lau weren, af "Verdient opgemelde zoon .dat ook volstrekt niet twee perso- nen bovendien, die zóó weinig ver- j trouwen stellen in de vier andere ju- j ryleden, dat ze verwachten, dat de- j zen die onbillijke bekransing rustig I zullen toelaten „Das hat MusiE gethan, „Musik die heilage Kunst". 't Zou om te lachen zijn, wanneer het niet om te huilen was. O kunst, veredelt gij zóó den mensah Maar «het gekste van de zaak is, dat nu die belanglooze lezer en die edele belangstellende de verdenking hebben gaande gemaakt, Kunst door Oefe ning niet zóo mooi zal kunnen zingen, of er zullen zure naturen zijn die be weren, dat het geen prijs mag heb ben, omdat de heer Robert Senior van voorlichting of advies kan heb ben gediend. Wanneer men hem al leen maar heeft hooren zeggen „deflk er om Louis, dat je goed den toon' aangeeft, en kalm dirigeert", dan zijn naar de meening van die wel willende lieden de vader, de zoon en Kunst door Oefening al gezamenlijk verdacht. Helaas! ik kan in dit alles den ver edelenden invloed van de muziek nog niet vinden. Wel een toepassing van 't spreekwoord„zooals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten", welk ge zegde ik beleefd aan den getrouwen lezer en den belangstellende ter over- weging aanbied. Overigens verkeert naar 't mij voorkomt, de heer Louis Robert juist in ongunstige positie. Immers bij 't beooixleelen van z ij n i vereeniging zal zijn vader, wetenue :hoe spoedig men aan begunstiging gaat denken, neiging hebben, zij het ook onbewust, om juist deze vereeni ging den all er hoogst en maatstaf aan te leggen. Voor wie vertrouwen stelt in zijn medemenschen, zijn zulke twisterijen om door den grond te zinken, dwaas door onzen aardbol heen, om te gaan zien of 't bij onze tegenvoeters de Vuurlanders beter geschapen staat. Mocht iemand zich daartoe geroepen voelen, dan zal hij er allicht tevens een stuk van ons openbaar slachthuis vinden. Het is in waarheid ijseJijk, maar onloochenbaar, dat de grond aan het Zuiderbuitenspaarne, waarop weldra ons abattoir zal worden ge bouwd, nog niet tot rust gekomen is. De straten moeten nu al kuilen en golven vertoonen, de riolen hoe zorgzaam ook onderheid blijven niet rustig op d© hun aangewezen plaats. Zelfs moet er al een doorgebroken wezen. Een deskundige, dien ik erover sprak, verbaasde zich daarover in 't geheel niet. „Bestrating en riolee- ring", zoo zei hij, „zijn veel te vroeg gelegd. Men had móeten wachten totdat de grond zich behoorlijk had gezet." Ik voor mij kan dat niet be- oordeelen, ik zou alleen willen zeg gen, dat er niet veel geluk is bij drf gemeentelijk ondernemen. Het moet hard zijn voor de vrienden van het gemeentelijk slachten, dat de riolen, inplaats van hun beurt behoorlijk af te wachten, zich aan wettelijke verplichtingen door wegzakken trach ten te onttrekken. Dan zijn althans de riolen bij de zoo diep gesmade par ticuliere slachtplaatsen in de stad beter op hun post. Zoo is het leven vol van teleurstel lingen. Daar weet naar ik hoor ook het goederenstation aan do Leidsche- vaart van mee te spreken. Daar heeft me de Hollandsche Spoor met groot® kosten een nieuw goederenstation ge bouwd, met een emplacement van be lang en een loods van geweld, en er blijkt uit de opbrengsten van het kantoor van inklaring, «lat er minder gebruik van de spoor als middel tot vrachtvervoer wordt gemaakt dan vroeger. De handel vindt het station te ver af, laat vele goederen te Am- serdam inklaren en per boot naar hier komen, zoodat de stoomvaart maatschappijen ten slotte het meest van het nieuwe goederenstation pro- fiteerene wat zeker wel niemand van te voren had durven voorspellen Vreemde geschiedenissen zie je in de wereld zoo om je heen gebeuren. Zoo hoorde ik onlangs de klacht van een bovenhuisbewoner, dat zijn huis heer buiten zijn voorkennis het dak van zijn huis had laten wegbreken. Wel was het spoedig vernieuwd, maar inmiddels had hij dan toch nadeel inmiddels .had hij dan toch schade deel, veroorzaakt door den schrik van zijn vrouw, die ziek te bed lag en volkomen rust moest hebben. Om schadevergoeding te krijgen had hij het bureau van consultatie te hulp geroepen, en de heeren waren wel komen kijken en hadden eens gelachen, maar... hij hoorde er niet meer van FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1905 | | pagina 1