BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
Natuurhistorische
Wandelingen
f 1.20 PER 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
CALLA
Haarlemmer Halletjes
I
'3
9
1 1
Zaterdag 10
DAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
IN EN OM HAARLEM.
Lvm.
Wat het spoedigst verveelt Regen.
Wat het 'humeur /het meest hederft?
2 Regen. Waarom soms toch weer liet
3 nicest geroepen wordt Regen. Nu
4 ja, zoo'n enkel verfrisschend buitje,
dat is goed voor het stof. Ja ze-lfseen
8 Jrootere overgieting, al behoeft het
dadelijk nog geen piasbui te zijn, wel
dat dringt eens tot de wortels dooi-,
9 j| Jat is goed, dan spoelt de boel eens
schoon. Maar een regen bijna onaf
gebroken een geheelen dag, den daai-
Jpvolgenden nacht, en dan den vol-
4 gen den morgen op te staan, en al
8 weer regen te hebben. Neen, dat is te
erg.. Dat is te erg. En dan zoo heel,
heel noodig in den tuin aan 't werk
8 8 ie moeten, hier een takje aanbinden,
8 daar een uitgebloeide bloemtros af
snijden, nu weer graskuippen, en gie-
M tenNeen, dat is nu toch niet noo-
6 8 dig, heusch niet noodig. Want de re
gen doorweekte alles. Loop daarom
1 zoo mi mogelijk in clen tuin, het
1 grint in uwe paden zoudt ge maar
8 wegtrappen, en in den natten grond
te werken is nog minder goed, dus leg
er u bij neer en laat regenen, wat re
genen wil.
Zoo kan de. tuinman er niet altijd
over denken, en vooral niet zij die
over een paar dagen Haarlem komen
overstelpen met potjes. Overstelpen
•zeggen we, want waarlijk, het is
moeilijk na te gaan, waar ze blijven.
Om die kolossale massa bloemen te
■verwerken, te plaatsen, neen, daar
staat, men versteld van. In de eerste
plaats moeten we in 't oog houden,
lat eiken Maandag lange rijen Aals-
meersche potjes aan de Gasthuis-
vest te vinden zijn en grootendeels
verkocht wonden ook. En dan nog
aan de Gedempte Oude Gracht?
Maar Luilakmorgen en reeds vroeg,
den vorigen avond zijn er heel wat
8l|meer. Honderden vierkante meters
zijn door do bloemenverkoopers in
beslag genomen. Alleen de potten
4(1 vertegenwoordigen een groote som, en
70 (dan de planten, die er in staan. En
92 wie koopen die? Wel tal van koopers
dagen op. Hier is het een huismoe-
2c <ler, die haar kinderwagen voor een
43 paar uren tot een vrachtwagen heeft
omgetooverd, daar is 't een sportkar,
die haar diensten moet verleenen, el-
2l|ders zijn het manden, soms zelfs wor
den de potjes eenvoudig in de armen
genomen en zoo naai' huis gedragen.
Dat een enkele melkwagen of ander
Bespannen voertuig er enkele mede
naar buiten neemt is bekend, wie
weet, of niet spoedig de een of ande
auto puffend door de menigte
kruipt om hier dit daar dat potje op
te pikken, en dan met kortere, krach
tiger stooten puffend ze naar huis te
14 brengen. In 't kort allerlei soort ver
voermiddelen worden gebruikt en
daaruit volgt genoeg, dat men de
§4 koopers moet zoeken onder allo stan
den der maatschappij, onder eiken
29 ouderdom. En wat soort planten
51 vindt men (daar zooal Och, wilden
35 wo alle namen noteeren, 't zou een
paar kolommen kunnen vullen. La-
ten we eens beproeven een kleine in
deeling te maken misschien wordt het J
overzicht dan gemakkelijker. In de
eerste plaats dan vinden we er tal
van kamerplanten, zooals palmen,
araucaria's, aspidistra's, enz-, plan
ten dus, die de bloemist in kassen en
andere beschutte plaatsen heeft be
waard, tot de jaarlijks terugkeerende
„blommenmarkt" hem. noodzaakte ze
hier uit te stallen. Het zijn planten
van meer dan twee of drie jaar oud,
waarvoor hij een heelen prijs moet
vragen, wil hij zorg dragen, dat zijn
zaak blijft marcheeren, In de tweeue
plaats zijn liet de stekplantjes. Ze
nemen zeker wel 75 van de geheele
massa in. Het zijn planten, zooals ge
raniums en fuchsia's en honderd an
dere, idie men al naar de soort vroe
ger of later stekt, om ze tegen 't
voorjaar in voldoende hoeveelheid
aanwezig te hebben. Van Juli of
Augustus van het vorige jaar af tot
nu toe is een heele tijd en als de
kweeker dan voor zoo'n enkele plant
een dubbeltje, vijftien centen maakt,
mag hij blijde zijn.
Zooals ik reeds vroeger wel eens
opmerkte, moet men bij 't koopen
van deze meer letten op de boeveel
heid knoppen, dan op de bloemen
In de derde plaats zouden we kun
nen noemen tic- zaadplanten, planten
dus, die elk jaar opnieuw uit zaad
worden opgekweekt, zooals reseda,
petunia, enz.
Een lange rij van planten zouden
we tot een vierde greep kunnen ver
eenigen, n.l. die, welke- do kweeker?
eenvoudig uit den grond lichten, in
een pol zetten om zoo aan den man
gebracht t& worden.
Nimmer zouden we raden dergelij
ke planten te koopen. Hoe die mooie
pioenrozen enz. ook mogen aanlokken,
't is maar om een paar dagen te
doen, en vermindert zeer ide lust tot
koopen.
Eindelijk zouden we nog moeten
vereenigen allerlei planten, die op de
markt worden gebracht als minia
tuurplantjes, kleine stekjes, jonge
zaadplantjes, door deze of gene
knaap, jonge kweeker in den dop,
opgeplant en aan den man gebracht,
om hem te voorzien van wat zakgeld,
het eerste handelskapitaal, en tevens
om hem de handel, het kweek en, enz.
eigen te maken.
't Is te hopen, dat de regen van de
laatste dagen zich niet herhale; èn
voor koopers en voor verkoopers ver
oorzaakt dit niets .dan last.
En nu, gelukkige handel en veel
geluk met uwe plantjes, verzorg ze
trouw en bedenk eens hoeveel genot
ze u niet verschaffen en dat voor die
enkele centen.
J. STURING.
VRAAGBUS.
A an den peer L. te H. - U
vraagt mijn oordeel omtrent het ge
bruik van kunstmest. Een volledige
uitzetting van alles, wat betrekking
daarop heeft, ligt zeker niet in uwe
bedoeling en zou tevens ook te veel
vragen van de kolommen van dit blad.
Uit een en ander van uw vraag meen
ik te kuimen opmaken, dat u hét plan
hebt, kunstmest voor uw tuintje aan
te schaffen, dat dan ook, zooals u
schrijft om verschillende redenen aan
beveling verdient. In dit bijzonder ge-
val kunnen we echter U zeer gemak
kelijk inlichten, en zouden U dan ra
den gebruik te maken van KroPs
bloemenmest. Misschien is die hier
bij bloemisten wel te krijgen of anders
gemakkelijk per post-colli van 3—5
K G. te betrekken van Krol en Co.,
kunstmesthandel aren te Zwolle.
Ofschoon we vertrouwen, dat er wel
een korte handleiding bij verstrekt
zal worden, raden we U ten sterkste
aan er zeer zuinig mede te zijn, en
vooral niet te veel geven. Het gehalte
is veel hooger dan van gewone mest,
terwijl het tevens veel spoediger op
lost. Tiet is zoowel geschikt voor pot
planten, als voor planten in den tuin,
•voor heesters zoowel als voor 't gazon.
Den Heer v, K. te O. Zooals
U terecht opmerkt, is het een aller
treurigst gezicht, hoe de kardinaals-
muts aan den duinkant bezet is met
rupsen van het zoogenaamde spinsel
motje. 't Is een en al spinsel en de
groene bladeren zijn zeldzaam. De
rechte tijd voor de bestrijding is reeds
voorbij, men moet er bij zijn, als de
hoopjes rupsen, die reeds van 't vo
rige najaar zijn. nog in hun winter
slaap dicht opeen gedr.ongen zitten.
Het is dan het beste ze met de hand
(in handschoen) dood te drukken, of
wel als men met hooge boomen te
deen heeft met den rupsenfakkel te
verbranden. Dit schaadt in den win
ter de boomen zoo goed als niets.
Do oden is ook nu het eenige mid
del, maar daarbij moet men voorzich
tig te werk gaan, daar de rupsen zich
anders aan een draadje laten zakken.
Te beproeven zou het ook zijn of een
besproeiing met zeepwater of een af
treksel van vlier helpen wil. Spoedig
zijn do rupsjes ter verpopping gereed,
wat ze doen in kleine cocons, die
spoedig het aanzijn geven aan kleine
motvlinders, die weer eieren leggen,
enz. Ook op den appelboom komt een
dergelijk soort voor.
J. STURING.
j (Novcllette van A. Linden).
Is was nog klein en was pas „stout
geweest. De tranen stonden me nog
in de oogen, toen er aan do deur van
de kamer geklopt werd. Een jong,
slank meisje trad binnen. Ze zag de
kamer rond en toen ze niets bemerk
te, dan een klein, snikkend kind, boog
ze zich naar mij over en haar diep-
j bruine oogen zagen mij medelijdènd
aan.
Je heet Lauratje, niét waar
Wat scheelt er aan Je moogt niet
j schreien. Kijk, wat tmooie bloemen
daar buiten I
i Zo hief me op. trad op het venster
toe en wees op de CaHa, die daar in
potten stond.
i Die heeten Calla leerde ik haar.
Calla? vroeg ze. Bijna zooals ik
hdet. Mijn naam is Carla.
i Óp dit oogenbiik trad moeder bin
nen. Mijn vriendelijke troosteres zei te
mij snel op den grond en vroeg naar
vader. Ze wilde gaarne werk hebben
in de wasscherij, waar veel meisjes
bij het reinigen vaii erts bezig wa
ren.
Modder antwoordde; dat vader in de
groeve was, maar tie tweede meester
knecht, die daar pas voorbijging, kon
haar wel nadere inlichtingen geven.
Ik liep snel naar buiten, om liem te
roepen. Spoedig was hij in de kamel
en zag verwonderd naar het jonge
meisje, terwijl moeder hem het ver
zoek mededeelde.
Hij dacht, dat er wel werk voor
haar te vinden zou zijn, en dat ze
misschien wel direct aan den arbeid
kou gaan.
Calla zoo noemde ik haar in het
vervolgd dankte hem vriendelijk
voor zijn antwoord, wenschte ons goe
den dag en Kern, de tweede meester-
.knecht, keek haar door het venster na
toen ze weer over het voorplein liep.
Moeder vroeg hem, of dat niet het
meisje van den „Nassauer" was.
Daniël Weliren do Nassauer, zoo-
als hij bij ons altijd werd genoemd,
was vroeger van het Westerwoud
naar ons gekomen en leefde nu, na
dat hij lang in de groeve had ge-1
werkt, met zijn eenige dochter en een
paar jonge zoontjes van het pensioen,
dat hij als invalide genoot.
Kern zeido. dat 't werkelijk Carla
Wehren was. Ze zag er bijna te fijn
uit voor een waschmoisje, maar ze
zou misschidn vast werk zoeken, om
wat meer te verdienen. Ze was an
ders naaister, maar dat scheen niet
veel op te brengen.
Het verheugde me. dat ik voortaan
Calla alle dagen zou zien, en ik was
al mijn smart reeds bijna vergeten.
Dikwijls, wanneer we in 't vervolg
in het dal op de weide speelden kwam
Calla eenigen tijd bij ons in den tijd.
als de meisjes haar boterham aten en
dus een poosje rust hadden. Zondags
zaten we dikwijls met haar aan den
rand van het woud. Dan maakte ze
ons kransjes van klimop en sterre-
bloempjes en vertelde ons van Doorn
roosje en den koningszoon. Daarbij
zagen haar oogen zoo droomerig over
liet blauwe dal, dat ik eens zeitle
Calla. eens zal er ook nog wel
eens een prins komen, om jou te ha
len in zijn koningsslot
Zo lachte niet. wilde iets zeggen,
zweeg echter ön wendde haar hoofdje
af. want voor ons stond Frans Kern.
de tweede meesterknecht, die dikwijls
kwam. als we samen met Calla hier
of daar zaten.
Een naar jaren gingen voorhij.
Calla werkte niet meer op de erts-
wasscherij, want haar beide broers
verdienden thans zooveel, dat ze in do
huishouding kon blijven
Op Pinkster werd het Meifeest ge-
vierd. Vroeger waren de meisjes daar
bij altijd bij het dansen aan den
meestbiedende „verkocht Dat wil
zeggenelke jongeling kreeg bij op
bod het recht een bepaald meisje ten
dans te voeren. Het daardoor verkre
gen geld kwam in een gemeenschap
pelijke kas, waarvan men de kosten
van het feest, muziek, vertering, enz.
enz. betaalde. Thans geschiedde dat
evenwel niet meer. In plaats daarvan
had men het zoogenaamde „haan ont
hoofden" ingevoerd.
Op een paal. die vast in den grond
was bevestigd, was een karrerad ge-
plaatst, zóó dat het om den paal ais
een as kon draaien. Op eenigen af
stand daarvan hing aan een dwars-
balk aan een eind touw een haan.
i Het moest eigenlijk een levende
hijan zijn. maar de politie had die
dierenkwellenj verboden. Om de beurt
plaatsten zich de jongens met een
blanke sabel gewapend op het rad
en wien het nu gelukte onder hei.
snel ronddraaien van het rad den
haan den kop af te slaan, was ko- zei Herbert en keek met een wannen
ning en "mocht zich oen meisje als blik in haar oogen, die zoo glanzend
koningin kiezen. De koning en de ko- naar hem opzagen. Toen kwam vader
ningin moesten dan samen op een eraan; Herbert stelde zijn kamera-
mooie met wit doek en kransen ver- den en zich zelf voor en voegde er
sierden wagen zitten onder een troon- bij. dat hij het bergvak bestudeerde
hemel van jonge beukentakken, die en spoedig gaarne eens onze groeve
rondom het paar vroolijk golfden. wilde bekijken.
Zoo ging het in triomftocht door de. Na eenigen tijd zond vader ons naar
gemeente naar de bergweide, waar huis en toen hij later zelf thuis-
muziek was en gedanst werd.. kwam, waren w ij reeds te bed, hoor-
Gespannen en vol verwachting ston- den echter door de geopende deur.
den we dezen keer onder de toeschöu- hoe hij moeder vertelde van Herbert.,
wers. Öok Calla was onder hen en zewiens ouders zeer voorname lieden
zag er zeer mooi uit in haar helder .waren en die 't zeker ook nog eens
katoenen kleedje met liet ruikertje zeer ver'zou brengen. Het was hem
van vergeet-inij-nietjes. zeer goed op ons feest bevallen en
Bijna alle jonge mannen waren Frans Kern. die immers reeds half e:i
reeds aan de beurt geweest daar half met zijn koningin had afgespro-
klom Frans Kern op hot rad en spot- ken. was erg jaloêrsch geweest,
dig verkondigde een jubelkreet, dat| Herbert kwam in het vervolg dik-
hij den meesterlijken slag had uitgo- wijls van Bonn over. Hij kwam steeds
voerd. Dadelijk"claarna gingen dé'groc- bij ons aan en had ons kindeken ook
I pen menschen uit elkaar en de steeds wat heerlijks meegebracht. Als
meesterknecht trad naar buiten en we het Calla lieten zien. lachte ze
vroohjk en trotsch schitterden zijne zacht en zag ons daarbij zoo stra-
oogen. toen hij Calla als koning'n lend, zoo gelukkig geheimzinnig aan,
koos. "alsof ze wilde zeggen Jullie bent het
We volgden haar en ook zij was niet alleen, die zich verheugen, als
blij toen ze naar den wagen werd go- uil dc schoon© Rijnstad iemand tot
voerd. waarvoor men de bekranste ons komt in onze stille bergen
ossen had gespannen. De meisjes ver- Wij wisten ook. dat Herbert vaak
sierden Calla met bloemen en kran- in het kleine huisje aan den rand
sen. Frans hielp haar op den wagen van het woud kwam, over welks dak
en trotsch ais een werkelijke konin- dendennen beschermend haar twijgen
gin zat ze daar. „Ze zeido iets tegen uitstrekten. Dan zat hij buiten, op de
den meesterknecht, clie knikte, en eer bank eri liet zich door den ouden
we er om dachten, waren ook wij op Nassauer geschiedenissen uit de ber
den wagen geheven en zaten aan de gen vertellen. Calla liep af en aan en
zijde der koningin, die ons vroolijk de twee zagen dl ka ar steeds met. la-
toelachte. Het was misschien het chemie lippen en schitterend© oogen
heerlijkste uur van ons leven, toen we aan. Zoo'n onuitsprekelijk geluk blonk
zoo. aan de zijde der Mei-koningin, er in de oogen van Calla. als ik zei
door de jubelende menschen reden. den in menschenoogen zag.
Toen de stoet langs den dalmolen Eens bet ging tegen den herfst,
kwam, waar ook een kleine herberg hoorde ik stemmen en op hetsmal-
was, zagen we in de deur een groep- le voetpad dat beneden in de kloof
je vreemde jonge mannen staan. Ze langs een haag van wilde roozen liep,
hadden gekleurde mutsen op en zag ik twee menschen naderen: Her-
bonte linten op de borst. bert en Calla. Ze spraken zacht met
Krans zeido. dat het studenten wa- elkaar, hij had den arm om haar heen
ren, die een pleizierritje deden. De gelegd en ze zag naar hem on, alsof
voorste van hen droeg een halfge- ze wild© zeggen Hoe heb ik je toch
openden rozelcnóp in zijn knoopsgat, lief, zoo in-lief
Lachend bezag hij den stoet en Toen plukte hij een rozentak, maak-
plotsc-ling viel zijn oog op Calla. Ik (e aye doornen er af en vlocht ze in
bemerkte zijn verbazing. II ij wendde hour haar en toen hij zich naar haar
zich snel om, zelde iet- tegen zijn neerboog ik zag wed, hij wilde haar
kameraden, die hem ,nu volgden, toen kussen. Mijn hart klopte in mijn
hij dichter hij den wagen trad, nam nieuwsgierigheid boog ik een weinig
de roos uit zijn knoopsgat en reikte ze It. vcr voorover, mijn voet gleed .uit
hot incisie over. en ik rolde juist tusschen de twee in.
We. :-, gegroet, schoone koningin! Verschrikt lieten ze elkaar los, staur-
c huldigen u! sprak hij en boog den mij aan en lachten, en ik, niet
diep. minder rood geworden dan Calla,
Calla werd zoo rood als de roos, die schaamde me zoo, dat ik wegliep en
ze uit zijn hand nam. 1 00k thuis niets van mijn wedervaren
.Dg studenten vergezelden den wa- vertelde,
gen, en toen liet voertuig on de hvi u ls,,n paar malen kwam Herbert nog
weide stil hield, reikte dc eerste Calla hij ons. Een paar malen dreigde hij
de hand. om haar van den wagen te imj schertsend .met den vinger; ik
helpen, nog vóór Frans was afge- kreeg steeds een kleur en maakte dat
klommen. ik weg kwam Daarna wérden zijne
Mijnheer de koning zal er wel bezoeken steeds zeldzamer en eindé-
niets tegen hebben vroeg hij Frans, lijk hoorden we m langen tijd niets
die er bij stond en niets zeide, slechts van hem. Toen de herfstwind over de
kort met het hoofd schudde. hoogten streek, kwam Calla op een
De student en zijn kameraden zaten Zondagnamiddag bij ons en daar we
mede aan den koningsdisch, lachend alleen waren, vroeg ze, of Herbert er
en schertsend, en Calla zag er zoo niet geweest was al dien tijd. Ze zag
gelukkig uit, als ik haar nog nooit erg bleek en bedroefd,
had gezien. In den bruisenden Noordwester-
De rónde Ahrwijn parelde in de storm trok toen de winter over bet
glazen en juist toen Frans met zijn Eifelgebergte en hoopte de sneeuw op
koningin wilde klinken, kwam de allo wogen zoo hoog op, dat geen
vreemdeling, die later Herben bleek vreemdeling cv door kon komen,
te heeten, daartusschen. Calla's glas Eindelijk smolt een lauwe lente-
brak en de wijn kleurde de witte wind deii sneeuwlost, juichend snul-
madeliefjes in het groene gras zoo den de beekjes do rotsen af. Viooltjes
rood, dat ze er uitzagen alsof ze mei spreidden hun fluwoelen blaadjes uit
bloed waren bespat, en ook de rood© onder de heggen en hóóg boven do
roos, die" Calla voor in haar japon stille, bruine heide zongen de eerste
had gestoken, vertoonde donkere leeuweriken.
druppels. j Op zekeren middag vertelde vader.
O. is niet erg, schoone koningin! dat dc dochter van den Nassauerw<-.l
Hi
Een Zaterdagavondpraatje.
Tot mijn leedwezen ben ik in een
toestand van onzekerheid gekomen
over een taalkundig© aangelegenheid
wel deze, of Haarlem een stad is,
dan wel een gemeente. Verstandige
menschen zullen het wel dom vinden,
dat ik hierover nog twijfel, „want".—-
zulen ze zeggen, er bestaan in Ne
derland geen steden meer, alleen ge
meenten." En 't is waar, in de offi-
cieele stukken die uitgaan van 't
Stadhuis wordt gesproken van de
Gemeente Haarlem, het bestuur
van Haarlem noemt zich gemeen
tebestuur, do burgemeester zou zich
hoofd der gemeente noemen.
Maar het gemeentebestuur zetelt
op 't Stadhuis. Waarom niet op 't
Gemeentehuis? We spreken toch ook
niet van den Stads raad, maar van
den Gemeente raad, niet van 't
Bureau der Stadswerken, maar
van 't Bureau Ge m e e n t e werken.
En wanneer iemand mocht willen be
weren, dat de naam Raadhuis dik
wijls gebruikt wordt, dan geef ik <lat
toe voor officieel© stukken, maar niet
voor 't spraakgebruik. Ik geloof niet,
dat 'er éen gemeente-ambtenaar is,
die 's morgens na het ontbijt afscheid
nemende van vriend en magen, iets
anders zegt dan„nou hoor. ik ga
naar 't Stad huis
Het is volstrekt niet moeilijk nog
meer verschillen op te delven. Zoo is
het gebouw aan den Schotersingel het
Stads- Armen- en Ziekenhuisde
instelling, die zoo waardig door den
[heer Gonnet wordt beheerd, heet het
G em een te-Archief en wanneer we
j wagens door destad zien rijden
'met G. R. er op, dan weten we, dat
dit Gemeente-reiniging beteekent.
jVoor de afwisseling ontmoeten we
dan den Stad s-aanplakker en loo-
pen even binnen in de Stad s-biblio-
theek.
Hoe is 't dus nu, zijn we een stad
.'of zijn we een gemeente? Vinden an-
deren dat misschien een kleinigheid,
,ik zeg: orde moet er wezen. Vooral
omdat 't geval al verwarrend begint
.te werken. Nauwelijks heb ie. op de
[Pandplaats het nieuwe, gouden bord-
!je „S tads-Bibliotheek" gezien, of je
[treft in de gang een. handwijzer aan
[bestaande uit een gele hand meteen
1 groene mouw en het opschrift
Gemt. Bibliotheek. Aanvankelijk
heb ik de oplossing getracht hierin te
zoeken, dat het van buiten een stads
en van binnen een gemeente-biblio
theek wezen zou. maar ook die moge
lijkheid is me uit de hand gevallen,
i scderi ik vernomen heb, dat de biblio
thecaris, die natuurlijk binnen
.troont, uitsluitend brievenhoofden
jmet S t ads-Bibliotheek er op, ge-
j bruikt.
Moest ilc deze quaestie oplossen,
dan zou ik niets beters te doen weten,
[dan haar stellen in handen vaneene
j Commissie, die bijvoorbeeld zou kun
nen bestaan uit den gemeente-ar-
chivaris, den stad s-bibliolhecaris
en den ondergeteekende als derden
man, mits onder voorwaarde, dat de
gemeentekas mij daarvoor een
tientje per uur betaalt, anders wandel
'ik liever voor mijn plezier de stad
eens door.
Niets is in de wereld zoo moeilijk
'als goed onderscheiden. Dat wordt
ook de man gewaar die bij het post-
kantoor zich beschikbaar stelt om te
passen op wagens, karren en vooral
1 fietsen van menschen, die even in 't
'postkantoor iets te doen hebben, maar
hun rij- of voertuigen daarbuiten niet
'onbeheerd willen laten staan. Toen
do Rijksbouwmeester in zijn hooge
en officieele wijsheid dit postkantoor
j gebouwd had met een veel te be
nauwden toegang, een vee! te kleine
•vestibule en in *t geheel géén berg
ruimte voor fietsen, heeft de man in
'quaesti© begrepen, dat er voor hem
[een broodje in kon zitten, om zichzelf
tot bewaker aan te stellen.
I En dat. geloof ik, niet- zonder sue-
'ces. .'VIthans voor de te bewaken ar-
tikelen, want' ik heb nog nooit ge
hoord, dat de rijwiel dieven, hoe bru
taal ook, er een onder zijn oog heb
ben durven wegnemen. Maar of voor
den man zelf het succes nu zoo bijs
ter groot is gebleken te wezen, is
'een andere vraag. Naar ik uit, zooals
1 de couranten dat plegen te noemen
vertrouwbare, bron verneem, zien ver
schillende personen, die hun fïe.tsbij
[het postkantoor neerzetten, hem voor
'een Rijksambtenaar aan, of houden
zich alsof ze dat doen, wat op het
zelfde neerkomt daar de man in geen
van beide gevallen een fooi ontvangt.
Het gekke van de zaak is, dat zijn
algemeene m©nschenplieht hem v'oor-
j schrijft, evengoed te passen op een
fiets, waarvan «de eigenaar gewoon is,
niets te geven, als op een, waarvan
de bezitter hem met een fooitje begif
tigt. En hij zou zich zonder twijfel
verheugen in het streelende bewust
zijn, dat hij toch in elk geval zich
voor de samenleving verdienstelijk
maakt wanneer hij niet, om het maar
ronduit t© zeggen, van het baantje
moest leven. Vandaar dat ik door de
ze ieder dien het aangaat, vriende
lijk zou willen verzoeken, hem niet
meer bij toeval ofopzet voor een
bezoldigd Rijksbeambte aan to zien,
maar als een man, die van do 'fooien
I leven moet en dan toch ook voor het
oppassen van fietsen, die tientallen
guldens gekost hebben, wel een stui-
jver of een dubbeltje verdient.
Derhalve goed onderscheidenEn
[nu zou ik wel eens willen weten, wat
het onderscheid is tusschen de woor-
den hótel en logement. Ik wil er rond
•voor uitkomen, dat ik het niet weet.
Ze beteekenen, dunkt me, allebei
[een gelegenheid, waar men tegen be
taling kan overnachten.
Maar wanneer je in 't Amstel-hótel
kwam of in 't Haagsche Hótel des
Indes en vroeg, of er ook een kamer
voor je was in 't logement, dan zou
de portier je denkelijk óf 'geen ant
woord geven, óf met gepaste waardig
heid doen opmerken, dat het hier
'geen logement was, maar een hótel.
En daarentegen wanneer j© in de
buurt van den Zeedijk te Amsterdam
[een politieagent vroeg of hij ook een
•hótel voor je wist, dan zou de man
waarschijnlijk zeggen„Welzeker,
I o g e m e n t n zijn hier genoeg".
Uit deze ©enigszins schoolmeester
achtige verklaring kunnen wo dus
leeren, dat een hótel volgens het
j spraakgebruik iets deftigs en een lo
gement iets minder deftigs is.
i En wat doet nu de drankwet, dat
i pronkstuk van moderne wetgevers-
.kunst? Zij schrijft voor, dat gelegen
heden waar men kan overnachten
[een bijzondere vergunning kunnen
krijgen, maar dat het op hun gevel
moet worden meegedeeld. Zoo heeft
i nu bijvoorbeeld, om het grootste te
[noemen, Hótel Funckler een vergun-
jning als logement, zooals de wet
dat noemt, maar de aankondiging op
[den gevel geschiedt met zulke kleine
lettertjes, dat zelfs menschen die zich
zelf nooit eenige „vergunning" zou
vergunnen, hun bril moeten opzetten
om het te lezen.
I '1 Behoort tot de kleine plagerijen
in do drankwet, dat men dezen
j toestand toch kennende van loge-
ment spreekt en den naam hotel niet
[geoorloofd heeft.
Als er van goed onderscheiden spra
ke is, dan kunnen we bij de dieren
vaak een lesje nemen. Ik vond ineen
heel ouden jaargang van het Album
der Natuur onlangs het volgende ver-
jihaail, dat misschien voor velen juist
[omdat het zoo oud is, nog nieuw zal
1 wezen.
j „Een treffend voorbeeld van hon
den-instinkt, ik meen verstand. D©
lieer \V. Eldering woont te Oveneen.
-i Van den winter hoort hij een ijselijk
gejank van een hond. 's avonds voor
zijn deur. De heer Eldering opent, en
een hond met een gebroken been loopt
naar binnen. Het beest wordt verbon-
jden," verpleegd, verzorgd en geneest.
Hersteld zijnde vertrekt de hond,
[waarschijnlijk naar zijn vorig huis,
en men hoort niets meer van het dier.
Eenigen tijd later echter doet zich
Weer hei gejank hooren. Weder opent
jde heer Eldering de voordeur en ziet
jOp do stoep zijn vroegeren verpleeg-
[«:1e met een confrater, die een gebro
ken been heeft! De kameraad gaat
[het huis in, dat no. 1 als een geschikt
hospitaal scheen te beschouwen, en
toen deze hem er goed en wel in zag
maakt hij rechtsomkeert en laat no-
2 aan de goede zorgen van den heer
Eldering over! No. 2 moet van no. 1
J verstaan hebben „Wacht, heb jij je
'poot gebroken, dan zal ik je ergens
heenbrengen, waar je het goed hebt
en waar zij je wel weer zullen óp-
knappen." Dc heer Eldering, dien ik
zeer goed ken, geeft zijn woord van
'eer. dat zich de zaak aldus heeft toe
gedragen", zegt de schrijver.
FIDELIO-