woordde liij. het was om elf uur gis termorgen. dat de mail bij mij kwam en ik verliet het huis een kwartier later. Toen ontmoette ik hem op den hoek van de straat. Toen, zooals ik u zeide Onzin, man, waarvoor is het noodig mij een hoop leugens te ver tellen? Een paar minuten na twaalf sprak ik met je in je eigen winkel. Ik zwoer u, meneer, dat Ik om dien tijd in de tram naar Hyde Park zat. Het was onmogelijk den man niet te gelooven. Hij sprak op een toon, die geen twijfel liet aan de waar heid van zijn bewering en plotseling zag ik in mijn geest de omlijning van een misdadig complot. Het was duidelijk, dat de oude gierigaard Jonas Welford met een tweeledig doel onwillig in dat complot was betrokken. Eerstens omdat zijn zon derling voorkomen gemakkelijk kon worden geïmiteerd en ten tweeden, omdat zijn zucht naar geld hem tot ©en geschikt werktuig maakte. Op zijne schraapzucht was gespeculeerd door het geheimzinnige geschenk van drie pond sterling elke week, totdat hij gemakkelijk uit zijn win kel kon worden gelokt door zijn hoop, om nog meer te krijgen. Er was geen twijfel aan, dat tien mi nuten nadat hij voor zijn tocht naar Hyde Park de woning had verlaten, een man. vermomd en er juist zoo uitziend© als hij, zijn plaats had in genomen. en dat den volgenden Maan dag hetzelfde zou gebeuren. Het was zijn dubbelganger, dien ik in den winkel had gezien en niet Jonas Welford. Maar wat zou de reden zijn? Dat was het geheim ai ik werd er mij van bewust, dat ik bij toeval de draden van een groot geheim in handen had gekregen. Waarom zou die man, die zich voor Welford uitgaf, zich zooveel moeite hebben getroost om twee en zeventig fiches machtig te worden, die hij voor een shilling had kun nen koopen Mijn hezoeker wilde iets zeggen, maar ik gaf hem te kennen, dat hij moest zwijgen en liep eenige malen de kamer op en neer. Twee en ze ventig fiches ontbraken, twee en ze ventig pond sterling waren betaald. Welk verband bestond daartusschen? Toen liet ik mij weer in mijn stoel neervallen, lachende over mijn eigen stompzinnigheid. Natuurlijk hadden die fiches met de geheele zaak niets te maken. Een voorbijganger was eenvoudig inden winkel gekomen en het was heel na tuurlijk dat hij zes dozijn van die fiches had gekocht. De vermeende eigenaar had, eveneens zeer begrij pelijk. den klantbedienden de shil ling in den zak gestoken. Het was louter een toevallige samenloop van omstandigheden, dat Welford juist ook twee en zeventig pond sterling had ontvangen. U gaat dus Maandag naar het Hyde Park, zeide ik ten slotte. Ik weet nog niet, meneer Thorne Maar u moet gaan, zeide ik. half tevreden. Ik wil het naadje van de kous weten. U moet Maandag vol gens afspraak naar het park gaan en mij toegang tot den winkel ver schaffen. Laat mij zien. Heb je nog bloedverwanten Neen, geen enkele meer. Voor de eerste maal, dat ik hem kende, was er een zweem van men- schelijke natuur in zijn stem te be merken. Dus niemand? Neen, meneer. Ik knikte. De voormannen in het complot hadden klaarblijkelijk zoo'n man met een zeker doel gekozen. Ik moet Maandagmorgen in je huis toegelaten worden. Daar is een stal en een plaatsje achter. Ik zal daar binnenkomen om zes uur in den morgen. Begrijpt u me U moet u aan uw afspraak houden en het geld halen. Zijn gezicht helderde een weinig op. bij de gedachte aan het gelden "na eenige verdere instructies ontvan gen te hebben, vertrok hij. Om zes uur des Maandagsmorgens ging ik naar het achterhuis en tikte zachtjes tegen de deur. Jonas Welford deed open en het scheen, dat hij tien jaar ouder was geworden, sinds ik hem het laatst gezien had. Ik denk niet, dat 'k gaan zal, meneer Thorne, zeide hij bevend#. Ik ben bevreesd. Ik heb een voorga- voel, dat er vreeselijke dingen zullen gebeuren. Loop heen. onzinantwoordde ik, want ik was niet van plan mij dit geheimzinnig zaakje te laten ont gaan. U zult veiliger zijn in een tram en in 't Hyde Park, dan u hier zult zijn. Het is beter, dat u weggaat. Doet u het niet, dan ko men ze u toch zeker halen. Gaat u nu maar, laat u het zaakje verder maar aan mij over. Hij erkende de kracht van deze ar gumenten en stemde toe. Om tien uur verliet hij den winkel en deed de deur achter zich op slot. Alleen gelaten, nam ik de omge ving in oogenschouw. Achter den winkel was een kamertje, waarvan het raam uitzicht gaf op het plaatsje. Ongeveer een meter beneden het venster was het dak van een loodsje. Ik kroop daarop en schoof het ven sterraam een weinig omhoog om mij een vrijeren blik in de kamer te verschaffen. Kwartier na tien werd de deur van den winkel geopend van de straatzijde en een man trad binnen. Een oogenblik dacht ik, dat het Welford was, die teruggekeerd wa», zoo treffend was de gelijkenis. Hij deed alsof hij thuis was, zette de deur wijd open en plaatste het ge wicht er tegen, dat Jonas Welford gebruikte om ze open te houden. i Daarop slenterde hij naar het ach terkamertje 011 floot eon deuntje. I Hij zag met voldoening de kamer rond en ging toen weer naar de win keldeur. waar hij aan zijn pijp stond te trekken niet zijn zijdon calotje in den nek en de handen diep in de broekzakken. Goeie morgen, meneer Welford, kwam een stom van de straat. Morgen, bromde de vermeende boekenverkooper. Ik werd een straatslijper gewaar, J die tegen den anderen kant van de deurpost leunde. Het is slapjes tegenwoordig, niet waar? zeide de straatslijper, door de tanden over de straat spuwende. Dat gaat zoo op en af, antwoord de de andere en ik kan mij zeer goed voorsteleln. dat dit ook het antwoord van den echten Jonas Welford zou ge weest zijm. De bende had haar man netje naar 't scheen goed bestudeerd. Maar binnen een half uurtje zal het beter gaan, bromde de pseudo- hoekenverkooper. Ik hoop het voor je, merkte de straatslijper op. Het zal zoo wezen, of je liet hoopt of niet, was het antwoord ik zal vandaag oen goed zaakje maken. Ik zal mijn eigen geld terug krijgen. Zoo, zeide de andere, dat is mooi. Ja, jaren geleden kwam een mar. hier in den winkel en kocht een hoek voor één shilling. Een week daarna las ik in de kranten' dat hetzelfde boek vijf duizend pond sterling waard was. God zal me bewaren, riep de an der, en je verkocht het voor een lui zige shilling. Nou, ik dacht, dat nie mand jou zoo bij den neus zou ne men, meneer Welford. En toen ik hem schreef, dat hij den ami en man bestolen had en om een schadevergoeding van twintig pond vroeg, zeide hij, dat handel han del was en dat hij mij geen stuiver meer wilde geven. Zoo'n vervloekte dief. Maar ik zal er wel voor zorgen, dat ik mijn portie vandaag terug krijg, ging de man voort, met goed- geveinsde woede in zijn stem. Ik heb hem nog eens geschreven. Ik heb den naam van een boek gevonden, waar voor iedere verzamelaar eeoi kapitaal zou willen geven. Ik hem hem vijftig pond gevraagd. Ik weet zeker, dat hij komen zal en indien ik hem éérst maar hier hel), dan komt hij niet weer i weg, voordat ik mijn deel gekregen heb. En heb je dat boek dan niet I Neen, maar hij vertrekt niet van hier, voor dat hij mij minstens du;- zend pond gegeven heeft. Wél, wel, je bent heet gebakerd, zeide de ander bewonderend. Kan ik je misschien van dienst zijn De oude man scheen na te denken. Neen, natuurlijk niet, ging de andere toen voort. Ik ken je al zoo'n beetje. Van avond kom ik nog eens terug om te hooren, hoe dat zaakje afgeloopen is. En knipoogende verwijderde de schooier zich. Een oogenblik was de oude man weer in gesprek met een net gekleede arbeidersvrouw, wie hij tien pond ster ling beloofde, wanneer het zaakje, dat hij op 't oog had, gelukte. Toen ging hij naar de achterkamer. Het geheim was nu opgelost en het was het meest koelbloedige voor beeld van duivelachtige berekening, die in een mensclienbrein kan worden ontworpen. Er zou iemand vermoord worden en do arme oude Jonas Welford zou er voor worden opgehangen. De strop was hem om den nek ge- legd. I Twee van zijn buren zouden zweren, dat hij hun gesproken had van geld. dat hij zou ontvangen en van de wij ze, waarop hij beroofd was. Een van hen, een schavuit, zou maar al te blij wezen bij _de politie in de gratie te komen door te zweren, dat Jonas Welford hem medegedeeld had, dat het zijn plan was den man te ver moorden. Ik werd opgeschrikt uit mijn over j peinzingen door een haastigen voet stap in den winkel en een jonge man kwam de achterkamer binnen. Hallo, riep de pseudo-boekenver- kooper, is alles in orde? 1 Ja, de oude gek is onderweg naar Hydepark. Goed zoo. Zie nu eens hier. Sum- mors zal binnen eenige minuten hier' zijn. Ik heb het boek in orde. Jij ver bergt je in die kast. Ik zal het boek op de tafel voor het venster neerleg gen en hij zal er zich zeker overheen buigen, je weet, welk een vervloekte boekenwurm hij is. Dan kom je u;t de kast. Eén slag zal genoeg zijn op zijn achterhoofd. Ik zal de pook gebruiken, zeide de nieuw aangekomene onverschillig, het zou een groote fout zijn. het wa pen hier niet achter te laten. Hij ging naar de kachel en nam een zwaren pook op en zwaaide dien boven zijn hoofd. Ja, zeide hij, één slag zal zeker voldoende zijn. Pas op. daar is hij. Schavuit nummer twee verdween in de kast en schavuit nummer één. de vermeende Welford, ging naar den winkel. Ik zag, of mijn revolver goed in orde was. Op dat oogenblik kwam een jonge man. inet een sympathiek uiterlijk, in wien men den geleerde kon her kennen. de achterkamer binnen, ge volgd door den ouden man. Ik schreef u, meneer, zeide hij. daar ik van u had gehoord, dat neen liefhebber van oude boeken is. Ik ben blij, dat u mij schreef, zeide de jonge man met een glimlach, ik ken de meeste boekwinkels in Londen, maar ik zou hier nooit ge komen zijn. Maar ik geloof, dat u zich in één opzicht vergist heeft. Namelijk ten opzichte van liet boek. Ik vermoed dat het een imitatie is. Er bestaan, naar ik meende, slechts drie copiën van en ik weet waar ze zijn. U kunt echter wel gelijk hebben en indien dat zoo is, zouden de vijftig pond, waarvoor u het verkoopen wilt, be lachelijk weinig zijn. Indien het een onvervalsclite uitgave is, dan zullen we het door een deskundige laten taxeeren en dan zal u den vollen prijs er voor ontvangen. Gaat u daarmee accoord Men zou denken, dat de eerlijke handelswijze van den man de moor denaars zou hebben ontwapend, maar de schurk bromde alleen Zeker, meneer, liet is zeer edel moedig van u. Toen nam hij van een plank een oud boekdeel en legde het op tafel. De boekenliefhebber beschouwde het met schitterende oogen en de kast achter hem werd geopend. Ik zag een arm opgeheven mot den ijzeren pook en ik vuurde door liet venster. Een kreet van pijn weerklonk en het zware stuk ijzer viel op de® grond. Ik duwde hot raam open en sprong in de kamer. In de val geloopen, schreeuwde de pseudo-boekverkooper en toen ik op hem toesprong, gaf hij mij met een ploertendooder een zoo hevige® slag op het hoofd, dat ik achterover vied. f Toeu ik nog duizelig opstond, wa ren de beiden verdwenen en ik snelde naar de deur om hen te achtervolgen Maar de jonge geleerde greep mij bij den arm. Geeft u zich geen moeite, zeide hij, het is mijn neef. Ik zou niet graag' eön familieschandaal hebben. Het is om het geld, weet u. Het is een groo te schavuit. Ik moet de politie achter hou aansturen. Uw leven is niet meer zeker. j Na dit voorval wel. antwoordde 1 hij, deze heerschappen zullen van-I nacht Engeland wel de® rug toekee- ren. Ik ben niet bang voor hen. En! bovendien ga ik de volgende week trouwen. Iemand kon nooit weten. Na verloop van ern jaar is het mis j schien de moeite niet meer waard mij te do oden. Mijn neef had het op mijn geld begrepen, da.t hem zou ont-1 gaan doormijn huwelijk. Begrijpt u Maar hoe zal ik u danken voor het geen u voor mij gedaan hegt. Hij greep mijn hand en drukte die, krachtig. I Wat denkt u van dat boek j vroeg ik, terwijl ik trachtte even kalm te zijn als hij f Dat boek! antwoordde hij. zijn schouders ophalende, dat is namaak, j en zeer slecht bovendien. Het is een even slecht stuk werk als mijn neef. j Jonas Welford heeft de twee-en-ze- ventig pond sterling voor zich mogen behouden. P. N. C. Hoe het kwam dat zij hem ontrouw werd. door ALFRED HEDENSTJERNA. Zoover als zij terugdenken konden, waren zij verloofd geweest. j Het eerste wat hij zich duidelijk herinnerde, was een winderige dag !n de maand Mei, toen het rijtuig voor de stoep van Groot-Hagerüm was gekomen en hij met zijne ouders naar Tüna, naar oom en tante, was gereden. Onderweg had hij naai- de berkeboomen gekeken en gevonden, dat het net was alsof zij tegen hem knikten en met hunne frischgroene takken wuifden. Toen zij op Tüna waren gekjmen, had papa tegen hem gezegd: .Stil zijn, hoor Emile I" En het eerste wat mama aan de meid gevraagd h.é was ..Hoe gaat het met mevrouw; En toen waren zij op de leene;i naar de slaapkamer gegaan ar. daar had tante, die in bed lag, he vrien delijk toegelachen. Hij heri «erde zich dat er :n een hoek zoo'n aardig bedje stond, veel kleiner dan bet zij ne, en dat eene oude vrouw het al maar heen en weer schomaie'ce. Mama was tante om den hals ge vallen en had gesnikt ..Goddank, GoddankEn oom had zoo verge noegd gelachen. Toen was papa naar het bedje gegaan, had het spreitje opgeslagen en gezegd „Kijk, Emile, dat is je bruidje!" En Emile had. naar hij meende, eene pop gezien met een erg rood gezichtjehij wist niet hoe het kwam, maar toen hij ouder werd, was dat roode gezichtje en die dag op Tüna het eerste wat hij zich uit zijne kindsheid duidelijk herinnerde. De bruigom was vier jaar oud en de bruid vier en twintig uren. Emi- Ie had niet, zooals de meeste jongens dien met ongemanierdheid gepaard- gaanden afkeer van kleine meisjes, die tegen den leeftijd der bevestiging in stille aanbidding pleegt te veran- deren, om ten laatste uit te loopen op kussen en omhelzen achter boscii- jes en schuttingen. Neen. zijn nichtje was zijne onafscheidelijke metgezel-i lin geweest, waar hij ook heenging. of hij wandelde of reed of hij ber- gen beklom of roeide, en het scheen wel alsof er voor hem geen ander meisje op de heele wereld bestond, terwijl voor de kleine Elvira haar neef Emile het inbegrip was van alle goedheid, vroolijkheid en pret. Toen Emile student werd en Elvi ra de catechisatie bezocht, waren zij ai vijftien jaar verloofd geweest. j Het roode gezichtje was in den' loop der jaren aanmerkelijk mooier geworden. Er waren kleine kuiltjes in de wangen gekomen en het blan. ke voorhoofd verdween schier onder j het blonde kroezend© haar. Elvira be- i gon de aandacht der jongelieden te trekken, maar zoodra er één blijk gaf zich meer dan de anderen met haar te willen bezighouden, waar schuwden de vrienden, die op Hage- rüra bekend waren ..Geef je maar geen moeite voor Elvira, die denkt aan niemand dan aan haren neef." Elvira's ouders stiervenTüna werd verkocht en het in rouw ge kleede weesje schreide bittere tra nen. Maar het scheen wel, dat die tranenregen den liefelijken rozeknop nog tot schooner ontluiking bracht, en Emile. die anders bij zijne te huiskomst zijne kleine Vira. altijd omhelsde en op het roode mondje kuste, keek ditmaal onthutst toen hij voor het eerst die in het zwart ge kleede jonge dame zag; hij waagde slechts even met zijne lippen haar blonde haar aan te raken. Het kleine bruidje was geen kind meer. de vrouw was in haar ont waakt. Thans schenen zij elkander niet zooveel meer te vertellen te heb ben, ook gingen zij niet langer sa men gearmd uit wandelen, maar Emile's oogen straalden zoodra El vira de kamer binnentrad, en Vira bloosde zoo vaak Emile's naam ge noemd werd. „Hunne oogen schijnen open te gaan", zei de moeder. „Ja. ja. dat wordt iets. bevestigde de vader. Op zekeren avond kwam Elvira de huiskamer binnen, waar hare tante alleen zat. Zij sloeg hare armen om den hals der oude dame en verborg het gelaat aan hare borst. „God zegene je, mijn lief, mijn dierbaar kind-" „Wat U weet het al tante—?" „Ik heb het al jarenlang gewe ten." „Maar dat is onmogelijk, tante! Emile heeft het mij vanavond pas gezegd." „Ach, kindlief, ik ben immers zij ne moeder, en het moederoog ziet scherp." En nu gingen zij samen weer roeien zooals vroeger, en wederom zag de lijster in den berkeboom hen arm in arm den heuvel bestijgen. Zoodra Emile zijn examen gedaan had, zou de geheele wereld hun ge luk ervan. Alsof de geheel© wereld het n>et al lang wist! Mama was maar juist met het naaien van het uitzet begonnen, en papa vond dat hij nog minstens een jaar tijd had alvorens hij over het geld voor de inrichting van het jonge huishouden behoefde te denken maar Emile en Elvira richten in ge dachten hun toekomstig huis al 'n en meubelden reeds hun salon en hunne eetkamer. Eens op een morgen vond Emile zijn bruidje bedrukt en treur'g in het prieel. „Mijn hemel, Vira. wat scheelt er aan „Niets, lieveling." „Maar het lijkt toch alsof je ver driet hadt." „Dat geloof ik graag." „Vira. je hebt mij toch lief? Ik kan het niet verdragen je zoo te zien." „Ach, Emile. 't is als wij ma ma's rococotafeltje in mijn boudoir tje zetten, wat hebben wij dan voor pendant tegenover de étagère in het salon Andere zorgen kende zij niet. En zoo bouwden zij samen lucht- kasteelen en waren zoo gelukkig als vogels, die met een takje in den bek iri de lentezon naar het kreupelbosch- je vliegen, waar hun nest verbor gen is. Gedurende de maanden van Emile's afwezigheid leefde Elvira van hoop en herinnering, van gedachten en brieven, en zoo kwam cie tijd van het examen en het oogenblik. waar op zij aan de geheele wereld hun ge luk zouden mededeelen. langzamer hand nader. Het was nu het voorlaatste se mester. Emile had het ontzaglijk druk. Hij werkte dag en nacht. Hoe veel hij t© doen had, zag men het best aan zijne brieven aan Vira, die steeds korter werden. Tijd voor meu- bileeren en decoreeren had hij nu niet meer, dat moest zij alleen doen. En dat deed zij ook. De een© ka mer na de ander© was in dat blon de krullekopje gemeubeld en in orde gebracht, totdat ze alle gereed wa ren. Toen begon zij zich in haar toe komstig zonnig leven in t© droom en. Natuurlijk moesten zij in het begin niet te veeleischend zijn. Eene klei ne betrekking in de hoofdstad zou voldoende wezen, daar zij, Elvira, toch ook niet zonder vermogen was. Maar Emile wou volstrekt advocaat worden. Waarom toch eigenlijk? Ja, hij wilde zich niet door zijne vrouw laten onderhouden. Dwaze, trotsche, eigenzinnige, lieve EmileNu, aan vankelijk zou zijne praktijk hem gelukkig nog niet uitsluitend in be slag nemen dan zou hij nog wel eens een uurtje voor zijne vrouw over hebben. Maar dat zou niet lieel lang duren, hij zou spoedig naam maken 'dat was niet anders te denken. Dan zou er voor haar niet veel tijd op overschieten, maar dan zou zij ioonen, dat zij niet kinder achtig en onverstandig was. Het boste zou zijn, dat hij eene burge meestersplaats aannam. Burgemees ters worden dikwijls tot rijksdag afgevaardigde gekozen. Is er het vo rige jaar zelfs niet een tot gouver neur van de provincie benoemd? Maar foei! Waartoe zoo eerzuchtig? Elkander liefhebben en altijd samen zijn, dat is het ware. heerlijke le ven al het overige is nietig. Toen hij thuiskwam, was hij ma ger en ernstig geworden en hij scheen haar wonderlijk teruggetrok-1 ken. Was hij ziek geweest Het i scheelde niet veel. Hij had zich I overwerkt. In het volgend© semester zou hij klaar zijn. „Klaar". Wat zei hij 'dat kalm en op zoo'n vermoeiden toonMaar jubel dan toch. Emile Ben je ver geten wat dat woord voor ons zeggen wil Ach, hij was zoo moe en over spannen Hij nam er do heele Kerstvacan- tie zijne rust van, maar hij werd niet weer de oude. Nooit meer kwam hij nu met plannen, ontwerpen en voorslagen, als er van het toekom stige huishouden sprake was. „Ja zeker, lieve Vira Ja. dat zal aar dig worden Wat heb je toch veel smaak dat waren de stroohalmen, die hij voor het nest, waaraan zij met jubelende Mpeügde bouwde, aan bracht. „Enfin, hij schijnt er veel tijd toe noodig te hebben om zich die exa mengedachten uit het hoofd te zetten, maar ten slotte zal het hem toch wel lukken", zoo dacht Elvira. En een liedje neuriënd, liep zij de bree- de trap op naar hare kamer. StilWat was dat op Emile's ka mer? Het was alsof zij hoorde snik ken. De- deur stond half open en zij kon naar binnen zien. Daar lag Emi le op de sofa en schreide. Schrei de Zij zou hem al om den hals gevallen zijn, indien niet verbazing haar schier verlamd had. Emile had dus verdriet, en hij had het haar niet toevertrouwd Was de post ge komen Neen. tien minuten geleden was hij kalm en vergenoegd naar boven gegaan. Vergenoegd? Nu ja, zoo vergenoegd, als hij tegenwoordig nog wezen kon. sedert hij zoo ver anderd was. Eene treurige tijding kon hij dus niet gekregen hebben. De sofa stond niet ver van de deur en de namiddagzon scheen helder in de kamer. Wat hield hij daarin rle hand Eene photographic, het por tret van eene dame hij schreide dus om eene andere vrouw Hoe zij naar hare eigen kamer' kwam, wist zij nauwelijks. Zou nu haar geheele geluk vernietigd zijn? Bestond er voor haar geen toe komst meer, had zij nu zoo goed als met het leven afgedaan Neen, neen, dat wou, dat kon zij nietMet al de kracht har er liefde zou zij hem trachten vast te houden, zij zou hem wijzen op zijnen plicht, op zijne heilige belofte van trouw, maar bo venal op de ontelbare gemeenschap pelijk© herinneringen uit hunne jeugd. Neen. zij kon hem zijn woord niet teruggeven Die vernedering zou a 1 te groot zijn. Haar geluk lag in puin want nooit meer kon het tusschen hen worden zooals het vroe ger geweest was maar hare plaats inruimen voor eene andere neen. dat deed zij nietHet moest oene zinsbegoocheling, een voorbij gaande hartstocht zijn. die hem ge vangen hield. Hij zelf zou de boeien afschudden want wie kon voor hem zijne Vira vervangen, het bruid je van zijne jongste kindsheid af? Maar, helaas. de nieuwe banden schenen sterker te zijn dan zij meend had. Het halfjaar verliep, Emi le deed examen, maar thuiskomen de was hij dezelfde gebleven. De zelfde? Neen. de groef in zijn voor hoofd was dieper geworden, zijn blik had allen glans verloren, en de kus, waarmede hij zijne bruid begroette, was nog iets koeler dan tevoren. Toen vernielde Elvira het nest, waaraan zij twee-en-twlntig jaar ge bouwd had. halm voor half strooide zij het in alle vier de windstreken, en aan lederen stroo halm hing een stukje van haar bloedend hart. Vrouwen doen zelden iets halfzij geven den geliefde steeds met volle handen, doch moet het tot eene breuk komen, dan willen zij ook daartoe zelve den eersten stap doen. En weder gingen zij op een avond arm in arm en oog in oog het berg pad met de berken op. Maar zijn blik was versluierd en poogde te liegen. „Wij zijn aan het doel, Emile „Ja, Vira, daar is de oude berk." „Dat meende ik niet. Wij zijn aan het doel van onze wenschen, van onze verwachtingen, van de droomen onzer kindsheid." ,Ja, Vira. en als je wilt. mag de' wereld ons geluk j „Ach, Emile, het valt mij zwaarte zeggen wat te zeggen heb. Ik j schaam mij zoo voor je. Je zult boos zijn en mij verwijtingen doen, mis schien zelfs zal je mij niet meer wil. len aanzien ik i „Om 's hemels wil, wat is er I „Denk van mij wat je wilt, Emile neon denk niet al te slecht van mij beoordeel mij niet al te hard ik ik kan ik kan je wouw niet worden." „ViraI Het kwam te plotseling, te onver wacht, dan dat hij er zich aanstonds over had kunnen verheugen. Zijn eerste gevoel was schrik geweest, want bij hare inleidende woorden had hij gemeend dat zij hem door zien had. Toen echter oordeelde hij het onmogelijk, dat zij zijn geheim zou kennen. Hij voelde zich gekrenkt, omdat zij een anderen man liefhad; want welke andere reden tot dit be sluit kon er bestaan Zoo zijn wij mannente weten dat een hart, dat wij van onsgestoo-, ten hebben, nog altoos voor óns al- leen klopt, geeft ons een zekere snaar- telijke aandoening. „Ben je krankzinnig, of heeft iemand mij je hart ontstolen?" ..Neen, Emile. ik heb niemand zoo lief als jou. maar ik heb van den aanvang af onze oprechte genegen-1 heid verward met de liefde, zooals zij wezen moet tusschen ma® en vrouw, wanneer zij elkander voor het leven willen toebehooren, en nu zie ik in, dat ik mij vergist heb. Dat is alles. Vergeef mij en geef mij je woord terugMisschien misschien, als jij je hart onderzoekt zal je zien dat je in dezelfde dwaling verkeerd hebt." Zij zag naar hem op. Haar gelaat was doodsbleek en hare blauwe oogen hadden eene strakke uitdruk king. In de zijne trachtte de wil ver geefs de innerlijke vreugde te beman telen. ..Wat er in mijn hart omgaat, zal je nu wel onverschillig wezen. Vira. I Uit hetgeen je mij daar bekend hebt j moet ik dat wel afleiden. Wees niet j bang, dat ik je er hard over zal val len, dat je je belofte van trouw je gens mij verbroken hebt. Maar och, Vira. het komt mij al te plotseling, al te onverwacht overvallen. Ik moet ik moet alleen zijn om mijn ge dachten te verzamelen. Vaarwel Zij wankelde en hield zich aan den stam van de overhangende berk vast. Het offer was t© zwaar voor haar geweest. Zij wilde zich snikkend in zijne armen werpen, hem- alles bekennen, hem smeeken haar weder aan te nemen. Daar trad de maan van achter de wolken te voorschijn, en zij zag dat de bleeke wangen van den vriend har er jeugd met een vreugdeblos waren overdekt en dat zijne oogea hoopvol glansden. De leugenachtige woorden konden -haar niet langer bedriegen, toen hare oogen zijne vreugde zagen, eene vreugde, die zich vergelijken laat met die van den terdoodveroordeelde, welken men aan den voet van het schavot gena-1 de schenkt. Toen kwam de vrouwelijke trots de offervaardige liefde te hulp, en de wil dwong do aschkleurig© lippen tot het uitspreken van dat één© i woord „Vaarwel(N. R. Ct.) TE JUFFROUW VAN DE TELEFOON. Dat men iemand per telefoon zede lijk letsel kan toebrengen, kan belee- digen, bleek nog dezer dagen uit een interessant proces te Parijs. Dat men iemand langs denzelfden weg lichamelijk letsel kan toebrengen, bleek eveneens dezer dagen voor de rechtbank te Hamburg. Een dokter was aangeklaagd de telefoonkruk zoo snel en langdurig te hebben in beweging gebracht, dat de dienst doende „juffrouw van de telephoon" een oorziekte kreeg, tengevolge waar van ze eenige dagen geen dienst kon doen. Hier te lande vindt men aan vele telephoontoestellen het verzoek, bij het oproepen de kruk slechts een maal langzaam om te draaien. An ders verwekt men een te sterken stroom en kan zoo de dienstdoende juffrouw letsel toebrengen. De bewus te dokter nu kreeg om de een of an dere reden op zekeren dag ruzie met de telephoniste, die hem waarschijn lijk niet snel genoeg bediende. En in zijn drift draaide hij de kruk her haaldelijk snel om, zoodat de be ambte zware oor- en hoofdpijn kreeg en zich onder geneeskundige behan deling moest stellen. De dokter-beschuldigde ontkende dat dit door zijn toedoen zou zijn veroorzaaktde dokter-getuige ech ter. die de telephoniste behandeld had, beweerde het tegenovergestelde. En andere deskundigen waren het met hem eens. Het eind van de ge schiedenis was, dat de beschuldigde tot dertig mark boete sub. drie dagen hechtenis werd veroordeeld. Uit welke korte maar leerrijke ge schiedenis de les te trekken valt, dat geduld nog steeds eene schoone zaak is óók voor de telephoon en dat men zijn ongeduld nooit moet luch ten door het heftig omdraaien van telephoonkrukken, waardoor de da mes tevens zenuwachtig worden: Wellicht kan het bovenstaande er toe leiden den toch reeds allesbehal ve gemakkelijken en zeer spannenden arbeid dezer dames eenigszins te ver lichten en te veraangenamen. De juffrouw van de telephoon is óók een mensch Een Örang-oetan-jacht op Sumatra. Aan de Deli Ct. schrijft Poa Tan Waarde Heer H. Zend m© s.v.p. uw Winchester en zes patronen. Beste groeten, Uw v. A. Dit briefje bracht Mandoer Asma mij terwijl ik op weg was naar de Pesilamrivier, die mijne afdeeling van de tabaksplantage Tandjong Poe- toes doorstroomt. Door zware onvveders was de rivier sterk gewassen, zoodat een nauwkeu rig onderzoek van de dijken mij noodzakelijk toescheen. „Ada mavas". Er is een orang- oetan, voegde de Javaansehe opzich ter er bij, die gelijk gezegd, mij het briefje van mijn naastbij wonenden collega v. A„ een oud-Ambtenaar bij het Duitsche bosohwezen overge bracht had. Nadat ik hem de noodi- ge aanwijzigingen voor m'n Chinee- schen huisjongen meegegeven had, veranderde ik mijn weg in de rich ting van de afdeeling van mijn vriend. Diens huis lag nog op geen tachtig meter van den rand van het oerwoud, een eeuwenoud bosch, in den regentijd van October tot Decem ber in een voetdiep moeras herscha pen en zelfs in het beste jaargetij on doordringbaar voor een enkel per soon. Het geweer werd gebracht, gauw een glas bier gedronken, jachtmessen en hartsvangers omgehangen en daar ging het onder geleide van een half dozijn Javanen en Bandjaree- zen het bosch in. Men had ons bericht, dat het doel van onze jacht niet ver was, maar zich ophield.in de nabijheid van den boschrand, 't welk wij natuurlijk heel prettig vonden. Intusschen de omstandigheid dat op die plek reeds 40 M. schaduwwoud voor den aan- grenzenden tabaksaanplant gekapt waren bemoeilijkte aanzienlijk het doordringen. Forsche boomen met'n doorsnee van 3 meter moesten over- geklommen worden. Wilde rottan, met zijn lange scherpe doorns, boor den zich in de voeten van de indrin gers daarbij een onbeschrijflijk warnet van allerlei klimplanten, zoo dat het slechts langzaam schrede voor schrede, onzen inlandschen met gezellen gelukte, zich door vereende krachten ,met bijlen en messen een smal pad te banen. Plotseling bleef de voorste rij staan. „Sei Mati toewan", een rivier mijn heer. Vooruit er doorheen, zwarte schavuit? Dat gaat niet meneer, het is meer dan zes voet diep MooiDat hielp allemaal niet. we moesten in het gezicht van den vij and terug, die iheelemaal op zijn ge mak en zonder 'een spoor van vrees op de boomen aan den anderen oever rondsprong, ons nieuwsgierig be schouwde en van tijd tot tijd een diep gegrom liet hooren. Tot onze vreugde hadden we gemerkt, dat het een wijfje was, dat een jong van een halve maand oud bij zich droeg. Het bosch was als uitgestorven. De tallooze meerkatten en zwijnapen, die hier vroeger huisden, waren verdwe nen, of 'de aarde ze had opgeslokt. De door het bladerendak vallende zon nestralen verlichtten de roodbruine huid. van het boschmensch. Wat nu te doen In den regel schiet men in zoo'n geval eerst met schroot in de takken om te veroorzaken, dat de moeder •het kind loslaat, teneinde dan de oude te schieten en het jong te van gen. Maar niet dan gedwongen scheidt do moeder zich van het kind. De moeder draagt het jong op d© rechterheup, zooals de inlandsche vrouwen hier hun kinderen dragen. Intusschen had onze roodbruine vriendin, die van onze aanwezigheid verder geen notitie scheen te nemen, i zich door eenige gymnastische toeren nog verder buiten het bei-eik van onze buksen gebracht, zonder echter daarbij eenige haast of vrees aan den dag te leggen. Integendeel scheen ze eenigszins verontwaardigd, ze liet dreigende keelgeluiden hooren en gooide takken van een arm dik op den grond. Snel werd er krijgsraad gehouden. We hadden geen schroot-geweer, slechts de bovengenoemde karabijn, j Mijn vriend Van A. keerde met de inlanders haastig weerom, liep langs de rivier tot hij een doorwaadbare plaats bereikt had en beproefde aan j den anderen oever den aap onder schot te krijgen. Maar ook alngs dien weg ging het slechts langzaam voorwaarts. Een ri vierarm, diep en met rossigen bodem moest doorwaad worden en de lianen, die zich als strikken om cl© leden slingerden, weggekapt. Ik, gewapend met revolver en mes, bleef aan deze zijde van de rivier met slechts twee Javanen, om eventueel, wanneer het buitengewone geval zich voordeed, dat de aap bij lichte ver-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1905 | | pagina 8