woordde liij. het was om elf uur gis
termorgen. dat de mail bij mij kwam
en ik verliet het huis een kwartier
later. Toen ontmoette ik hem op den
hoek van de straat. Toen, zooals ik
u zeide
Onzin, man, waarvoor is het
noodig mij een hoop leugens te ver
tellen? Een paar minuten na twaalf
sprak ik met je in je eigen winkel.
Ik zwoer u, meneer, dat Ik om
dien tijd in de tram naar Hyde Park
zat.
Het was onmogelijk den man niet
te gelooven. Hij sprak op een toon,
die geen twijfel liet aan de waar
heid van zijn bewering en plotseling
zag ik in mijn geest de omlijning
van een misdadig complot. Het was
duidelijk, dat de oude gierigaard
Jonas Welford met een tweeledig
doel onwillig in dat complot was
betrokken. Eerstens omdat zijn zon
derling voorkomen gemakkelijk kon
worden geïmiteerd en ten tweeden,
omdat zijn zucht naar geld hem tot
©en geschikt werktuig maakte. Op
zijne schraapzucht was gespeculeerd
door het geheimzinnige geschenk
van drie pond sterling elke week,
totdat hij gemakkelijk uit zijn win
kel kon worden gelokt door zijn
hoop, om nog meer te krijgen. Er
was geen twijfel aan, dat tien mi
nuten nadat hij voor zijn tocht naar
Hyde Park de woning had verlaten,
een man. vermomd en er juist zoo
uitziend© als hij, zijn plaats had in
genomen. en dat den volgenden Maan
dag hetzelfde zou gebeuren. Het was
zijn dubbelganger, dien ik in den
winkel had gezien en niet Jonas
Welford. Maar wat zou de reden
zijn? Dat was het geheim ai ik werd
er mij van bewust, dat ik bij toeval
de draden van een groot geheim in
handen had gekregen.
Waarom zou die man, die zich
voor Welford uitgaf, zich zooveel
moeite hebben getroost om twee en
zeventig fiches machtig te worden,
die hij voor een shilling had kun
nen koopen
Mijn hezoeker wilde iets zeggen,
maar ik gaf hem te kennen, dat hij
moest zwijgen en liep eenige malen
de kamer op en neer. Twee en ze
ventig fiches ontbraken, twee en ze
ventig pond sterling waren betaald.
Welk verband bestond daartusschen?
Toen liet ik mij weer in mijn stoel
neervallen, lachende over mijn eigen
stompzinnigheid.
Natuurlijk hadden die fiches met
de geheele zaak niets te maken. Een
voorbijganger was eenvoudig inden
winkel gekomen en het was heel na
tuurlijk dat hij zes dozijn van die
fiches had gekocht. De vermeende
eigenaar had, eveneens zeer begrij
pelijk. den klantbedienden de shil
ling in den zak gestoken. Het was
louter een toevallige samenloop van
omstandigheden, dat Welford juist
ook twee en zeventig pond sterling
had ontvangen.
U gaat dus Maandag naar het
Hyde Park, zeide ik ten slotte.
Ik weet nog niet, meneer Thorne
Maar u moet gaan, zeide ik.
half tevreden. Ik wil het naadje van
de kous weten. U moet Maandag vol
gens afspraak naar het park gaan
en mij toegang tot den winkel ver
schaffen. Laat mij zien. Heb je nog
bloedverwanten
Neen, geen enkele meer.
Voor de eerste maal, dat ik hem
kende, was er een zweem van men-
schelijke natuur in zijn stem te be
merken.
Dus niemand?
Neen, meneer.
Ik knikte. De voormannen in het
complot hadden klaarblijkelijk zoo'n
man met een zeker doel gekozen.
Ik moet Maandagmorgen in je
huis toegelaten worden. Daar is een
stal en een plaatsje achter. Ik zal
daar binnenkomen om zes uur in
den morgen. Begrijpt u me U moet
u aan uw afspraak houden en het
geld halen.
Zijn gezicht helderde een weinig
op. bij de gedachte aan het gelden
"na eenige verdere instructies ontvan
gen te hebben, vertrok hij.
Om zes uur des Maandagsmorgens
ging ik naar het achterhuis en tikte
zachtjes tegen de deur.
Jonas Welford deed open en het
scheen, dat hij tien jaar ouder was
geworden, sinds ik hem het laatst
gezien had.
Ik denk niet, dat 'k gaan zal,
meneer Thorne, zeide hij bevend#.
Ik ben bevreesd. Ik heb een voorga-
voel, dat er vreeselijke dingen zullen
gebeuren.
Loop heen. onzinantwoordde
ik, want ik was niet van plan mij
dit geheimzinnig zaakje te laten ont
gaan. U zult veiliger zijn in een
tram en in 't Hyde Park, dan u
hier zult zijn. Het is beter, dat u
weggaat. Doet u het niet, dan ko
men ze u toch zeker halen. Gaat u
nu maar, laat u het zaakje verder
maar aan mij over.
Hij erkende de kracht van deze ar
gumenten en stemde toe. Om tien uur
verliet hij den winkel en deed de
deur achter zich op slot.
Alleen gelaten, nam ik de omge
ving in oogenschouw. Achter den
winkel was een kamertje, waarvan
het raam uitzicht gaf op het plaatsje.
Ongeveer een meter beneden het
venster was het dak van een loodsje.
Ik kroop daarop en schoof het ven
sterraam een weinig omhoog om mij
een vrijeren blik in de kamer te
verschaffen.
Kwartier na tien werd de deur
van den winkel geopend van de
straatzijde en een man trad binnen.
Een oogenblik dacht ik, dat het
Welford was, die teruggekeerd wa»,
zoo treffend was de gelijkenis.
Hij deed alsof hij thuis was, zette
de deur wijd open en plaatste het ge
wicht er tegen, dat Jonas Welford
gebruikte om ze open te houden. i
Daarop slenterde hij naar het ach
terkamertje 011 floot eon deuntje. I
Hij zag met voldoening de kamer
rond en ging toen weer naar de win
keldeur. waar hij aan zijn pijp stond
te trekken niet zijn zijdon calotje in
den nek en de handen diep in de
broekzakken.
Goeie morgen, meneer Welford,
kwam een stom van de straat.
Morgen, bromde de vermeende
boekenverkooper.
Ik werd een straatslijper gewaar, J
die tegen den anderen kant van de
deurpost leunde.
Het is slapjes tegenwoordig, niet
waar? zeide de straatslijper, door de
tanden over de straat spuwende.
Dat gaat zoo op en af, antwoord
de de andere en ik kan mij zeer goed
voorsteleln. dat dit ook het antwoord
van den echten Jonas Welford zou ge
weest zijm. De bende had haar man
netje naar 't scheen goed bestudeerd.
Maar binnen een half uurtje zal
het beter gaan, bromde de pseudo-
hoekenverkooper.
Ik hoop het voor je, merkte de
straatslijper op.
Het zal zoo wezen, of je liet
hoopt of niet, was het antwoord ik
zal vandaag oen goed zaakje maken.
Ik zal mijn eigen geld terug krijgen.
Zoo, zeide de andere, dat is mooi.
Ja, jaren geleden kwam een mar.
hier in den winkel en kocht een hoek
voor één shilling. Een week daarna
las ik in de kranten' dat hetzelfde boek
vijf duizend pond sterling waard was.
God zal me bewaren, riep de an
der, en je verkocht het voor een lui
zige shilling. Nou, ik dacht, dat nie
mand jou zoo bij den neus zou ne
men, meneer Welford.
En toen ik hem schreef, dat hij
den ami en man bestolen had en om
een schadevergoeding van twintig
pond vroeg, zeide hij, dat handel han
del was en dat hij mij geen stuiver
meer wilde geven.
Zoo'n vervloekte dief.
Maar ik zal er wel voor zorgen,
dat ik mijn portie vandaag terug
krijg, ging de man voort, met goed-
geveinsde woede in zijn stem. Ik heb
hem nog eens geschreven. Ik heb den
naam van een boek gevonden, waar
voor iedere verzamelaar eeoi kapitaal
zou willen geven. Ik hem hem vijftig
pond gevraagd. Ik weet zeker, dat hij
komen zal en indien ik hem éérst
maar hier hel), dan komt hij niet weer i
weg, voordat ik mijn deel gekregen
heb.
En heb je dat boek dan niet I
Neen, maar hij vertrekt niet van
hier, voor dat hij mij minstens du;-
zend pond gegeven heeft.
Wél, wel, je bent heet gebakerd,
zeide de ander bewonderend.
Kan ik je misschien van dienst
zijn
De oude man scheen na te denken.
Neen, natuurlijk niet, ging de
andere toen voort. Ik ken je al zoo'n
beetje. Van avond kom ik nog eens
terug om te hooren, hoe dat zaakje
afgeloopen is.
En knipoogende verwijderde de
schooier zich.
Een oogenblik was de oude man
weer in gesprek met een net gekleede
arbeidersvrouw, wie hij tien pond ster
ling beloofde, wanneer het zaakje, dat
hij op 't oog had, gelukte.
Toen ging hij naar de achterkamer.
Het geheim was nu opgelost en het
was het meest koelbloedige voor
beeld van duivelachtige berekening,
die in een mensclienbrein kan worden
ontworpen.
Er zou iemand vermoord worden en
do arme oude Jonas Welford zou er
voor worden opgehangen.
De strop was hem om den nek ge-
legd. I
Twee van zijn buren zouden zweren,
dat hij hun gesproken had van geld.
dat hij zou ontvangen en van de wij
ze, waarop hij beroofd was. Een van
hen, een schavuit, zou maar al te
blij wezen bij _de politie in de gratie
te komen door te zweren, dat Jonas
Welford hem medegedeeld had, dat
het zijn plan was den man te ver
moorden.
Ik werd opgeschrikt uit mijn over j
peinzingen door een haastigen voet
stap in den winkel en een jonge man
kwam de achterkamer binnen.
Hallo, riep de pseudo-boekenver-
kooper, is alles in orde? 1
Ja, de oude gek is onderweg
naar Hydepark.
Goed zoo. Zie nu eens hier. Sum-
mors zal binnen eenige minuten hier'
zijn. Ik heb het boek in orde. Jij ver
bergt je in die kast. Ik zal het boek
op de tafel voor het venster neerleg
gen en hij zal er zich zeker overheen
buigen, je weet, welk een vervloekte
boekenwurm hij is. Dan kom je u;t
de kast. Eén slag zal genoeg zijn op
zijn achterhoofd.
Ik zal de pook gebruiken, zeide
de nieuw aangekomene onverschillig,
het zou een groote fout zijn. het wa
pen hier niet achter te laten.
Hij ging naar de kachel en nam
een zwaren pook op en zwaaide dien
boven zijn hoofd.
Ja, zeide hij, één slag zal zeker
voldoende zijn.
Pas op. daar is hij.
Schavuit nummer twee verdween in
de kast en schavuit nummer één. de
vermeende Welford, ging naar den
winkel. Ik zag, of mijn revolver goed
in orde was.
Op dat oogenblik kwam een jonge
man. inet een sympathiek uiterlijk,
in wien men den geleerde kon her
kennen. de achterkamer binnen, ge
volgd door den ouden man.
Ik schreef u, meneer, zeide hij.
daar ik van u had gehoord, dat neen
liefhebber van oude boeken is.
Ik ben blij, dat u mij schreef,
zeide de jonge man met een glimlach,
ik ken de meeste boekwinkels in
Londen, maar ik zou hier nooit ge
komen zijn. Maar ik geloof, dat u zich
in één opzicht vergist heeft. Namelijk
ten opzichte van liet boek. Ik vermoed
dat het een imitatie is. Er bestaan,
naar ik meende, slechts drie copiën
van en ik weet waar ze zijn. U kunt
echter wel gelijk hebben en indien
dat zoo is, zouden de vijftig pond,
waarvoor u het verkoopen wilt, be
lachelijk weinig zijn. Indien het een
onvervalsclite uitgave is, dan zullen
we het door een deskundige laten
taxeeren en dan zal u den vollen prijs
er voor ontvangen. Gaat u daarmee
accoord
Men zou denken, dat de eerlijke
handelswijze van den man de moor
denaars zou hebben ontwapend, maar
de schurk bromde alleen
Zeker, meneer, liet is zeer edel
moedig van u.
Toen nam hij van een plank een
oud boekdeel en legde het op tafel.
De boekenliefhebber beschouwde het
met schitterende oogen en de kast
achter hem werd geopend.
Ik zag een arm opgeheven mot den
ijzeren pook en ik vuurde door liet
venster.
Een kreet van pijn weerklonk en
het zware stuk ijzer viel op de® grond.
Ik duwde hot raam open en sprong
in de kamer.
In de val geloopen, schreeuwde
de pseudo-boekverkooper en toen ik
op hem toesprong, gaf hij mij met
een ploertendooder een zoo hevige®
slag op het hoofd, dat ik achterover
vied.
f Toeu ik nog duizelig opstond, wa
ren de beiden verdwenen en ik snelde
naar de deur om hen te achtervolgen
Maar de jonge geleerde greep mij bij
den arm.
Geeft u zich geen moeite, zeide
hij, het is mijn neef. Ik zou niet graag'
eön familieschandaal hebben. Het is
om het geld, weet u. Het is een groo
te schavuit.
Ik moet de politie achter hou
aansturen. Uw leven is niet meer
zeker. j
Na dit voorval wel. antwoordde 1
hij, deze heerschappen zullen van-I
nacht Engeland wel de® rug toekee-
ren. Ik ben niet bang voor hen. En!
bovendien ga ik de volgende week
trouwen. Iemand kon nooit weten.
Na verloop van ern jaar is het mis j
schien de moeite niet meer waard mij
te do oden. Mijn neef had het op
mijn geld begrepen, da.t hem zou ont-1
gaan doormijn huwelijk. Begrijpt u
Maar hoe zal ik u danken voor het
geen u voor mij gedaan hegt.
Hij greep mijn hand en drukte die,
krachtig. I
Wat denkt u van dat boek j
vroeg ik, terwijl ik trachtte even kalm
te zijn als hij f
Dat boek! antwoordde hij. zijn
schouders ophalende, dat is namaak, j
en zeer slecht bovendien. Het is een
even slecht stuk werk als mijn neef. j
Jonas Welford heeft de twee-en-ze-
ventig pond sterling voor zich mogen
behouden.
P. N. C.
Hoe het kwam dat
zij hem ontrouw werd.
door
ALFRED HEDENSTJERNA.
Zoover als zij terugdenken konden,
waren zij verloofd geweest. j
Het eerste wat hij zich duidelijk
herinnerde, was een winderige dag !n
de maand Mei, toen het rijtuig voor
de stoep van Groot-Hagerüm was
gekomen en hij met zijne ouders
naar Tüna, naar oom en tante, was
gereden. Onderweg had hij naai- de
berkeboomen gekeken en gevonden,
dat het net was alsof zij tegen hem
knikten en met hunne frischgroene
takken wuifden.
Toen zij op Tüna waren gekjmen,
had papa tegen hem gezegd: .Stil
zijn, hoor Emile I" En het eerste wat
mama aan de meid gevraagd h.é
was ..Hoe gaat het met mevrouw;
En toen waren zij op de leene;i
naar de slaapkamer gegaan ar. daar
had tante, die in bed lag, he vrien
delijk toegelachen. Hij heri «erde
zich dat er :n een hoek zoo'n aardig
bedje stond, veel kleiner dan bet zij
ne, en dat eene oude vrouw het al
maar heen en weer schomaie'ce.
Mama was tante om den hals ge
vallen en had gesnikt ..Goddank,
GoddankEn oom had zoo verge
noegd gelachen. Toen was papa naar
het bedje gegaan, had het spreitje
opgeslagen en gezegd „Kijk, Emile,
dat is je bruidje!"
En Emile had. naar hij meende,
eene pop gezien met een erg rood
gezichtjehij wist niet hoe het
kwam, maar toen hij ouder werd,
was dat roode gezichtje en die dag
op Tüna het eerste wat hij zich uit
zijne kindsheid duidelijk herinnerde.
De bruigom was vier jaar oud en
de bruid vier en twintig uren. Emi-
Ie had niet, zooals de meeste jongens
dien met ongemanierdheid gepaard-
gaanden afkeer van kleine meisjes,
die tegen den leeftijd der bevestiging
in stille aanbidding pleegt te veran-
deren, om ten laatste uit te loopen
op kussen en omhelzen achter boscii-
jes en schuttingen. Neen. zijn nichtje
was zijne onafscheidelijke metgezel-i
lin geweest, waar hij ook heenging.
of hij wandelde of reed of hij ber-
gen beklom of roeide, en het scheen
wel alsof er voor hem geen ander
meisje op de heele wereld bestond,
terwijl voor de kleine Elvira haar
neef Emile het inbegrip was van alle
goedheid, vroolijkheid en pret.
Toen Emile student werd en Elvi
ra de catechisatie bezocht, waren zij
ai vijftien jaar verloofd geweest. j
Het roode gezichtje was in den'
loop der jaren aanmerkelijk mooier
geworden. Er waren kleine kuiltjes
in de wangen gekomen en het blan.
ke voorhoofd verdween schier onder j
het blonde kroezend© haar. Elvira be- i
gon de aandacht der jongelieden te
trekken, maar zoodra er één blijk
gaf zich meer dan de anderen met
haar te willen bezighouden, waar
schuwden de vrienden, die op Hage-
rüra bekend waren ..Geef je maar
geen moeite voor Elvira, die denkt
aan niemand dan aan haren neef."
Elvira's ouders stiervenTüna
werd verkocht en het in rouw ge
kleede weesje schreide bittere tra
nen. Maar het scheen wel, dat die
tranenregen den liefelijken rozeknop
nog tot schooner ontluiking bracht,
en Emile. die anders bij zijne te
huiskomst zijne kleine Vira. altijd
omhelsde en op het roode mondje
kuste, keek ditmaal onthutst toen hij
voor het eerst die in het zwart ge
kleede jonge dame zag; hij waagde
slechts even met zijne lippen haar
blonde haar aan te raken.
Het kleine bruidje was geen kind
meer. de vrouw was in haar ont
waakt. Thans schenen zij elkander
niet zooveel meer te vertellen te heb
ben, ook gingen zij niet langer sa
men gearmd uit wandelen, maar
Emile's oogen straalden zoodra El
vira de kamer binnentrad, en Vira
bloosde zoo vaak Emile's naam ge
noemd werd.
„Hunne oogen schijnen open te
gaan", zei de moeder. „Ja. ja. dat
wordt iets. bevestigde de vader.
Op zekeren avond kwam Elvira de
huiskamer binnen, waar hare tante
alleen zat. Zij sloeg hare armen om
den hals der oude dame en verborg
het gelaat aan hare borst.
„God zegene je, mijn lief, mijn
dierbaar kind-"
„Wat U weet het al tante—?"
„Ik heb het al jarenlang gewe
ten."
„Maar dat is onmogelijk, tante!
Emile heeft het mij vanavond pas
gezegd."
„Ach, kindlief, ik ben immers zij
ne moeder, en het moederoog ziet
scherp."
En nu gingen zij samen weer
roeien zooals vroeger, en wederom
zag de lijster in den berkeboom hen
arm in arm den heuvel bestijgen.
Zoodra Emile zijn examen gedaan
had, zou de geheele wereld hun ge
luk ervan. Alsof de geheel© wereld het
n>et al lang wist!
Mama was maar juist met het
naaien van het uitzet begonnen, en
papa vond dat hij nog minstens een
jaar tijd had alvorens hij over het
geld voor de inrichting van het jonge
huishouden behoefde te denken
maar Emile en Elvira richten in ge
dachten hun toekomstig huis al 'n
en meubelden reeds hun salon en
hunne eetkamer.
Eens op een morgen vond Emile
zijn bruidje bedrukt en treur'g in
het prieel.
„Mijn hemel, Vira. wat scheelt er
aan
„Niets, lieveling."
„Maar het lijkt toch alsof je ver
driet hadt."
„Dat geloof ik graag."
„Vira. je hebt mij toch lief? Ik kan
het niet verdragen je zoo te zien."
„Ach, Emile. 't is als wij ma
ma's rococotafeltje in mijn boudoir
tje zetten, wat hebben wij dan voor
pendant tegenover de étagère in het
salon
Andere zorgen kende zij niet.
En zoo bouwden zij samen lucht-
kasteelen en waren zoo gelukkig als
vogels, die met een takje in den bek
iri de lentezon naar het kreupelbosch-
je vliegen, waar hun nest verbor
gen is.
Gedurende de maanden van Emile's
afwezigheid leefde Elvira van hoop
en herinnering, van gedachten en
brieven, en zoo kwam cie tijd van
het examen en het oogenblik. waar
op zij aan de geheele wereld hun ge
luk zouden mededeelen. langzamer
hand nader.
Het was nu het voorlaatste se
mester. Emile had het ontzaglijk
druk. Hij werkte dag en nacht. Hoe
veel hij t© doen had, zag men het
best aan zijne brieven aan Vira, die
steeds korter werden. Tijd voor meu-
bileeren en decoreeren had hij nu
niet meer, dat moest zij alleen doen.
En dat deed zij ook. De een© ka
mer na de ander© was in dat blon
de krullekopje gemeubeld en in orde
gebracht, totdat ze alle gereed wa
ren. Toen begon zij zich in haar toe
komstig zonnig leven in t© droom en.
Natuurlijk moesten zij in het begin
niet te veeleischend zijn. Eene klei
ne betrekking in de hoofdstad zou
voldoende wezen, daar zij, Elvira,
toch ook niet zonder vermogen was.
Maar Emile wou volstrekt advocaat
worden. Waarom toch eigenlijk? Ja,
hij wilde zich niet door zijne vrouw
laten onderhouden. Dwaze, trotsche,
eigenzinnige, lieve EmileNu, aan
vankelijk zou zijne praktijk hem
gelukkig nog niet uitsluitend in be
slag nemen dan zou hij nog wel
eens een uurtje voor zijne vrouw
over hebben. Maar dat zou niet lieel
lang duren, hij zou spoedig naam
maken 'dat was niet anders te
denken. Dan zou er voor haar niet
veel tijd op overschieten, maar dan
zou zij ioonen, dat zij niet kinder
achtig en onverstandig was. Het
boste zou zijn, dat hij eene burge
meestersplaats aannam. Burgemees
ters worden dikwijls tot rijksdag
afgevaardigde gekozen. Is er het vo
rige jaar zelfs niet een tot gouver
neur van de provincie benoemd?
Maar foei! Waartoe zoo eerzuchtig?
Elkander liefhebben en altijd samen
zijn, dat is het ware. heerlijke le
ven al het overige is nietig.
Toen hij thuiskwam, was hij ma
ger en ernstig geworden en hij
scheen haar wonderlijk teruggetrok-1
ken. Was hij ziek geweest Het i
scheelde niet veel. Hij had zich I
overwerkt. In het volgend© semester
zou hij klaar zijn.
„Klaar". Wat zei hij 'dat kalm en
op zoo'n vermoeiden toonMaar
jubel dan toch. Emile Ben je ver
geten wat dat woord voor ons zeggen
wil Ach, hij was zoo moe en over
spannen
Hij nam er do heele Kerstvacan-
tie zijne rust van, maar hij werd
niet weer de oude. Nooit meer kwam
hij nu met plannen, ontwerpen en
voorslagen, als er van het toekom
stige huishouden sprake was. „Ja
zeker, lieve Vira Ja. dat zal aar
dig worden Wat heb je toch veel
smaak dat waren de stroohalmen,
die hij voor het nest, waaraan zij
met jubelende Mpeügde bouwde, aan
bracht.
„Enfin, hij schijnt er veel tijd toe
noodig te hebben om zich die exa
mengedachten uit het hoofd te zetten,
maar ten slotte zal het hem toch
wel lukken", zoo dacht Elvira. En
een liedje neuriënd, liep zij de bree-
de trap op naar hare kamer.
StilWat was dat op Emile's ka
mer? Het was alsof zij hoorde snik
ken. De- deur stond half open en zij
kon naar binnen zien. Daar lag Emi
le op de sofa en schreide. Schrei
de Zij zou hem al om den hals
gevallen zijn, indien niet verbazing
haar schier verlamd had. Emile had
dus verdriet, en hij had het haar
niet toevertrouwd Was de post ge
komen Neen. tien minuten geleden
was hij kalm en vergenoegd naar
boven gegaan. Vergenoegd? Nu ja,
zoo vergenoegd, als hij tegenwoordig
nog wezen kon. sedert hij zoo ver
anderd was. Eene treurige tijding
kon hij dus niet gekregen hebben.
De sofa stond niet ver van de deur
en de namiddagzon scheen helder
in de kamer. Wat hield hij daarin
rle hand Eene photographic, het por
tret van eene dame hij schreide
dus om eene andere vrouw
Hoe zij naar hare eigen kamer'
kwam, wist zij nauwelijks. Zou nu
haar geheele geluk vernietigd zijn?
Bestond er voor haar geen toe
komst meer, had zij nu zoo goed als
met het leven afgedaan Neen, neen,
dat wou, dat kon zij nietMet al
de kracht har er liefde zou zij hem
trachten vast te houden, zij zou hem
wijzen op zijnen plicht, op zijne
heilige belofte van trouw, maar bo
venal op de ontelbare gemeenschap
pelijk© herinneringen uit hunne
jeugd. Neen. zij kon hem zijn woord
niet teruggeven Die vernedering zou
a 1 te groot zijn. Haar geluk lag in
puin want nooit meer kon het
tusschen hen worden zooals het vroe
ger geweest was maar hare
plaats inruimen voor eene andere
neen. dat deed zij nietHet moest
oene zinsbegoocheling, een voorbij
gaande hartstocht zijn. die hem ge
vangen hield. Hij zelf zou de boeien
afschudden want wie kon voor
hem zijne Vira vervangen, het bruid
je van zijne jongste kindsheid af?
Maar, helaas. de nieuwe banden
schenen sterker te zijn dan zij
meend had. Het halfjaar verliep, Emi
le deed examen, maar thuiskomen
de was hij dezelfde gebleven. De
zelfde? Neen. de groef in zijn voor
hoofd was dieper geworden, zijn blik
had allen glans verloren, en de kus,
waarmede hij zijne bruid begroette,
was nog iets koeler dan tevoren.
Toen vernielde Elvira het nest,
waaraan zij twee-en-twlntig jaar ge
bouwd had. halm voor half strooide
zij het in alle vier de windstreken,
en aan lederen stroo halm hing een
stukje van haar bloedend hart.
Vrouwen doen zelden iets halfzij
geven den geliefde steeds met volle
handen, doch moet het tot eene
breuk komen, dan willen zij ook
daartoe zelve den eersten stap doen.
En weder gingen zij op een avond
arm in arm en oog in oog het berg
pad met de berken op. Maar zijn
blik was versluierd en poogde te
liegen.
„Wij zijn aan het doel, Emile
„Ja, Vira, daar is de oude berk."
„Dat meende ik niet. Wij zijn aan
het doel van onze wenschen, van
onze verwachtingen, van de droomen
onzer kindsheid."
,Ja, Vira. en als je wilt. mag de'
wereld ons geluk j
„Ach, Emile, het valt mij zwaarte
zeggen wat te zeggen heb. Ik j
schaam mij zoo voor je. Je zult boos
zijn en mij verwijtingen doen, mis
schien zelfs zal je mij niet meer wil.
len aanzien ik i
„Om 's hemels wil, wat is er I
„Denk van mij wat je wilt, Emile
neon denk niet al te slecht van
mij beoordeel mij niet al te hard
ik ik kan ik kan je wouw
niet worden."
„ViraI
Het kwam te plotseling, te onver
wacht, dan dat hij er zich aanstonds
over had kunnen verheugen. Zijn
eerste gevoel was schrik geweest,
want bij hare inleidende woorden
had hij gemeend dat zij hem door
zien had. Toen echter oordeelde hij
het onmogelijk, dat zij zijn geheim
zou kennen. Hij voelde zich gekrenkt,
omdat zij een anderen man liefhad;
want welke andere reden tot dit be
sluit kon er bestaan
Zoo zijn wij mannente weten
dat een hart, dat wij van onsgestoo-,
ten hebben, nog altoos voor óns al-
leen klopt, geeft ons een zekere snaar-
telijke aandoening.
„Ben je krankzinnig, of heeft
iemand mij je hart ontstolen?"
..Neen, Emile. ik heb niemand zoo
lief als jou. maar ik heb van den
aanvang af onze oprechte genegen-1
heid verward met de liefde, zooals zij
wezen moet tusschen ma® en vrouw,
wanneer zij elkander voor het leven
willen toebehooren, en nu zie ik in,
dat ik mij vergist heb. Dat is alles.
Vergeef mij en geef mij je woord
terugMisschien misschien, als
jij je hart onderzoekt zal je zien
dat je in dezelfde dwaling verkeerd
hebt."
Zij zag naar hem op. Haar gelaat
was doodsbleek en hare blauwe
oogen hadden eene strakke uitdruk
king. In de zijne trachtte de wil ver
geefs de innerlijke vreugde te beman
telen.
..Wat er in mijn hart omgaat, zal
je nu wel onverschillig wezen. Vira. I
Uit hetgeen je mij daar bekend hebt j
moet ik dat wel afleiden. Wees niet j
bang, dat ik je er hard over zal val
len, dat je je belofte van trouw je
gens mij verbroken hebt. Maar och,
Vira. het komt mij al te plotseling,
al te onverwacht overvallen. Ik moet
ik moet alleen zijn om mijn ge
dachten te verzamelen. Vaarwel
Zij wankelde en hield zich aan den
stam van de overhangende berk
vast. Het offer was t© zwaar voor
haar geweest. Zij wilde zich snikkend
in zijne armen werpen, hem- alles
bekennen, hem smeeken haar weder
aan te nemen.
Daar trad de maan van achter de
wolken te voorschijn, en zij zag dat
de bleeke wangen van den vriend
har er jeugd met een vreugdeblos
waren overdekt en dat zijne oogea
hoopvol glansden. De leugenachtige
woorden konden -haar niet langer
bedriegen, toen hare oogen zijne
vreugde zagen, eene vreugde, die
zich vergelijken laat met die van
den terdoodveroordeelde, welken men
aan den voet van het schavot gena-1
de schenkt.
Toen kwam de vrouwelijke trots
de offervaardige liefde te hulp, en
de wil dwong do aschkleurig© lippen
tot het uitspreken van dat één© i
woord „Vaarwel(N. R. Ct.)
TE JUFFROUW VAN DE
TELEFOON.
Dat men iemand per telefoon zede
lijk letsel kan toebrengen, kan belee-
digen, bleek nog dezer dagen uit
een interessant proces te Parijs. Dat
men iemand langs denzelfden weg
lichamelijk letsel kan toebrengen,
bleek eveneens dezer dagen voor de
rechtbank te Hamburg. Een dokter
was aangeklaagd de telefoonkruk
zoo snel en langdurig te hebben in
beweging gebracht, dat de dienst
doende „juffrouw van de telephoon"
een oorziekte kreeg, tengevolge waar
van ze eenige dagen geen dienst kon
doen. Hier te lande vindt men aan
vele telephoontoestellen het verzoek,
bij het oproepen de kruk slechts een
maal langzaam om te draaien. An
ders verwekt men een te sterken
stroom en kan zoo de dienstdoende
juffrouw letsel toebrengen. De bewus
te dokter nu kreeg om de een of an
dere reden op zekeren dag ruzie met
de telephoniste, die hem waarschijn
lijk niet snel genoeg bediende. En in
zijn drift draaide hij de kruk her
haaldelijk snel om, zoodat de be
ambte zware oor- en hoofdpijn kreeg
en zich onder geneeskundige behan
deling moest stellen.
De dokter-beschuldigde ontkende
dat dit door zijn toedoen zou zijn
veroorzaaktde dokter-getuige ech
ter. die de telephoniste behandeld
had, beweerde het tegenovergestelde.
En andere deskundigen waren het
met hem eens. Het eind van de ge
schiedenis was, dat de beschuldigde
tot dertig mark boete sub. drie dagen
hechtenis werd veroordeeld.
Uit welke korte maar leerrijke ge
schiedenis de les te trekken valt, dat
geduld nog steeds eene schoone zaak
is óók voor de telephoon en dat
men zijn ongeduld nooit moet luch
ten door het heftig omdraaien van
telephoonkrukken, waardoor de da
mes tevens zenuwachtig worden:
Wellicht kan het bovenstaande er
toe leiden den toch reeds allesbehal
ve gemakkelijken en zeer spannenden
arbeid dezer dames eenigszins te ver
lichten en te veraangenamen.
De juffrouw van de telephoon is
óók een mensch
Een Örang-oetan-jacht
op Sumatra.
Aan de Deli Ct. schrijft Poa Tan
Waarde Heer H.
Zend m© s.v.p. uw Winchester en
zes patronen.
Beste groeten,
Uw v. A.
Dit briefje bracht Mandoer Asma
mij terwijl ik op weg was naar de
Pesilamrivier, die mijne afdeeling
van de tabaksplantage Tandjong Poe-
toes doorstroomt.
Door zware onvveders was de rivier
sterk gewassen, zoodat een nauwkeu
rig onderzoek van de dijken mij
noodzakelijk toescheen.
„Ada mavas". Er is een orang-
oetan, voegde de Javaansehe opzich
ter er bij, die gelijk gezegd, mij het
briefje van mijn naastbij wonenden
collega v. A„ een oud-Ambtenaar bij
het Duitsche bosohwezen overge
bracht had. Nadat ik hem de noodi-
ge aanwijzigingen voor m'n Chinee-
schen huisjongen meegegeven had,
veranderde ik mijn weg in de rich
ting van de afdeeling van mijn
vriend. Diens huis lag nog op geen
tachtig meter van den rand van het
oerwoud, een eeuwenoud bosch, in
den regentijd van October tot Decem
ber in een voetdiep moeras herscha
pen en zelfs in het beste jaargetij on
doordringbaar voor een enkel per
soon.
Het geweer werd gebracht, gauw
een glas bier gedronken, jachtmessen
en hartsvangers omgehangen en
daar ging het onder geleide van een
half dozijn Javanen en Bandjaree-
zen het bosch in.
Men had ons bericht, dat het doel
van onze jacht niet ver was, maar
zich ophield.in de nabijheid van den
boschrand, 't welk wij natuurlijk
heel prettig vonden. Intusschen de
omstandigheid dat op die plek reeds
40 M. schaduwwoud voor den aan-
grenzenden tabaksaanplant gekapt
waren bemoeilijkte aanzienlijk het
doordringen. Forsche boomen met'n
doorsnee van 3 meter moesten over-
geklommen worden. Wilde rottan,
met zijn lange scherpe doorns, boor
den zich in de voeten van de indrin
gers daarbij een onbeschrijflijk
warnet van allerlei klimplanten, zoo
dat het slechts langzaam schrede
voor schrede, onzen inlandschen met
gezellen gelukte, zich door vereende
krachten ,met bijlen en messen een
smal pad te banen.
Plotseling bleef de voorste rij staan.
„Sei Mati toewan", een rivier mijn
heer. Vooruit er doorheen, zwarte
schavuit? Dat gaat niet meneer, het
is meer dan zes voet diep
MooiDat hielp allemaal niet. we
moesten in het gezicht van den vij
and terug, die iheelemaal op zijn ge
mak en zonder 'een spoor van vrees
op de boomen aan den anderen oever
rondsprong, ons nieuwsgierig be
schouwde en van tijd tot tijd een
diep gegrom liet hooren. Tot onze
vreugde hadden we gemerkt, dat het
een wijfje was, dat een jong van een
halve maand oud bij zich droeg.
Het bosch was als uitgestorven. De
tallooze meerkatten en zwijnapen, die
hier vroeger huisden, waren verdwe
nen, of 'de aarde ze had opgeslokt. De
door het bladerendak vallende zon
nestralen verlichtten de roodbruine
huid. van het boschmensch.
Wat nu te doen
In den regel schiet men in zoo'n
geval eerst met schroot in de takken
om te veroorzaken, dat de moeder
•het kind loslaat, teneinde dan de
oude te schieten en het jong te van
gen. Maar niet dan gedwongen
scheidt do moeder zich van het kind.
De moeder draagt het jong op d©
rechterheup, zooals de inlandsche
vrouwen hier hun kinderen dragen.
Intusschen had onze roodbruine
vriendin, die van onze aanwezigheid
verder geen notitie scheen te nemen, i
zich door eenige gymnastische toeren
nog verder buiten het bei-eik van
onze buksen gebracht, zonder echter
daarbij eenige haast of vrees aan den
dag te leggen. Integendeel scheen ze
eenigszins verontwaardigd, ze liet
dreigende keelgeluiden hooren en
gooide takken van een arm dik op
den grond.
Snel werd er krijgsraad gehouden.
We hadden geen schroot-geweer,
slechts de bovengenoemde karabijn, j
Mijn vriend Van A. keerde met de
inlanders haastig weerom, liep langs
de rivier tot hij een doorwaadbare
plaats bereikt had en beproefde aan j
den anderen oever den aap onder
schot te krijgen.
Maar ook alngs dien weg ging het
slechts langzaam voorwaarts. Een ri
vierarm, diep en met rossigen bodem
moest doorwaad worden en de lianen,
die zich als strikken om cl© leden
slingerden, weggekapt.
Ik, gewapend met revolver en mes,
bleef aan deze zijde van de rivier met
slechts twee Javanen, om eventueel,
wanneer het buitengewone geval zich
voordeed, dat de aap bij lichte ver-