BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
f 1.20 PER 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
ZATERDAG M JANUARI.
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
Natuurhistorische
Wandelingen
IN EN OM HAARLEM.
XCV.
Ruw weer op zeeEen dergelijke
uitdrukking duidt gewoonlijk heel
wat aan. Of men zicih daarbij altijd
wél voorstelt, hoe het. daar in werke
lijkheid is, ik geloof het niet. De
men sell is al heel spoedig tevreden,
als hij hel zelf goed heeft, en boven
dien is 't iltean onmogelijk üiier ook
maar iets tot vermindering van die
«tooien en vlagen te doen.
Maar tusschen onze gezellige woon
kamer en de woedende golven liggen
nog heel wat overgangen, tusschen
ons en cïe Noordzee de Duinen en
het- was daarheen, dat mijn ge
dachten dwaalden, toen de storm
wind loeide en de regen ld etterend te
gen de ruiten sloeg. Wie is niet eens
tegen schemeravond in de duinen ge
weest, en heeft zicih verlustigd, in
de bedrijvigheid, die de konijnen ten
toon spreiden, 'i Kan gebeuren, in de
buurt van een kleine grasvlakte, dat
men ze bij 'tientallen ziet opspringen
om zich uit de voeten te maken, om
dat ze dn den zooveel grooteren
mensoh een vijand zien. Maar 't is
niet alleen op heerlijke zomeravon
den, dat zij 'hunne holen verlaten om
te .stoeien en te spelen buiten, zij
moeten dat eiken avond doen, liet is
'toch de honger, die ze -drijft, en niet
de zucht tot spelen. En óf ze kunnen
«ten Vraagt dat maar eens aan de
houders -van tamme konijnen. Hun
'eetlust i-s altijd groot, altijd hebben
'ze trek, .altijd maar wonden groote
hoeveelheden verorberd, om eenige
oogenblikken daarna weer met nieu
we woede op nieuwen voorraad aan
te vallen. En die eetlust is in de vrije
natuur niet minder. Daar worden
ze dus genoodzaakt telkens opnieuw,
-om hunnen -honger te -stillen. En in
den zomer, en in 't voorjaar en den
herfst, dan zal dat nog wel gaan,
maar in den winter en dan bij zulk
weer. En dan moet bet gebeuren, dat
-het moederkonijn zich in het. koude
seizoen de weelde veroorlooft thuis
een talrijk kroost te hebben. En toch,
ze komen aan den 'kost. Ze vinden
voedsel -waait ondanks -de groote
slachtingen, die onder hen worden
aangericht, neemt iliun aantal in de
duinen eer toe, dan af. Ze uit te
roeien is bijna onmogelijk, en toch
is het hier en daar gelukt. Zoo bijv.
op het eiland Rottum, daar worden
-in de laatste halve eeuw geen konij
nen meer waargenomen. Op onze an
dere waddeneilanden zijn ze soms al
even overvloedig als hier bij ons inde
duinen. Zijn ze nuttig? Nu ja, ze le
veren ons hun -vleesch en hun pels,
maar c-verigens is de schade, die ze
I
Haarlemmer Halletjes
Een Zaterdagavondpraatje.
Het is niet een van de minst typi
sche «figuren, die met Kopers overlij
den van 't stadhuis verdwenen is. Hij
kénde het stadhuis, van binnen en
van buiten. Er kwamen en er gingen
personen, h ij bleef. Was het wonder,
dat hij zoo langzamerhand een ze
kere deftigheid over ziah kreeg, als
gevolg van 't zelfvertrouwen van den
man die weet Die weet, wanneer
de burgemeester er is en er niet ós,
die weet op welke oogenblikken be
zoekers den secretaris bet best konden
«preken, die weet boe hij te handelen
had in dit of dat, ja in élk voorko
mend gevalWas hei. wonder, dat
hij zoo. als vanzelf, iets besöhennends
kreeg tegenover het publiek, dat hem
immers onophoudelijk noodig had.
Niemand anders kon met die waar
digheid tot zenuwachtige jonge pa
ren, die den weg op 't stadhuis niet
kenden, zeggen„willen bruid en
bruigom mij maar volgen Niemand
zal hem overtreffen in de zekerheid,
waarmee hij zorgde, dat de stukken
voor den burgemeester en de wet
houders bestemd, kwamen aan hun
juiste adres. Nog m zijm laatste li-e
ven suren, toen hij maai- bij tusschen-
poozen bij bewustzijn was, waren zijn
gedachten daarvan vervuld.
Onbewust beschouwde hij allen,
die geregeld op 't stadhuis te maken
hadden, bestuurderen, raadsleden,
ambtenaren, als één groote familie,
waarvan hij de pleegvader was.
Toen een bekend Raadslid, wiens
gemoedelijkheid niet een van zijn
geringste deugden is, herkozen was,
feliciteerde Koper hem van harte en
sprak daarbij ,,'t doet me zoo'n ple
zier. want we 'hebben 't altijd goed
aanrichten zoo groot, dat ze in geen
geval onze bescherming verdienen.
Om den onbed-wingbaren 'honger
maai- ecnigszins liet zwijgen op te
leggen moeten ze eten en nog eens
eten. allies, wat van plantaardigen
oorsprong is .wordt door hen aange
tast en niet het minst de jonge
boompjes. Ofschoon ze naaldboomen
gewoonlijk onaangeroerd laten nood
zaakt de honger 'hen ook wel, om
daarvan de bast af te knagen. Zij
behooren todh met hazen,, rotten,
muizen, eekhorens, enz. tot de knaag
dieren. De plantenkost, die ze moe
ten nuttigen, bevat nu juist
niet zoo heel veel voedsel en geen
wonder daarom, dat die hoe-veelheid
groot is. Rapen we eens zoo'n
schedel, zooails er bij menigte hier
en daar in de duinen liggen, op, dan
zegt een enkele blik daarop ons, dat
we te doen hebben met een schedel
van een knaagdier. Die twee beitel-
vormige snijtanden, boven en bene- j
den, die altijd .scherp zijn. dank zij
de omaill-aag aan de voorzijde; de
afwezigheid van hoektanden en dan i
wat verder naar achteren de dwars-
geplooide kiezen, juist geschikt om
het plantenvoedsel fijn te ma-len. Dat
ze daarbij de onderkaak in de rich-
ting van voren naar achteren bewe- j
gen blijkt ons duidelijk, evenals we j
dat zouden kunnen zien aan de i
knobbels v.an de onderkaak en de 1
elveneens dn de lengte gerichte ge-
wriohtsfliolten van de bovenkaak.
Gewoonlijk is hun jachtterrein niet
zoo Iheel -groot, vandaar dat de scha
de, die -ze aanrichten grooter is dan
die van den haas. Oo-k in andere op- i
zichten verschillen ze van dit dier.
Vooral de lichaamsbouw, grootte en
kleur -wijkt nogal af, maar bovenal
de minder lange achterpooten, waar
door 'd-e voortbeweging, loopen of
springen geheel anders wordt. Ten
gevolge van tal van om-standighekleii
komen de hazen meer verspreid voor
en wel op alle gronden, maar vooral
daar, waar voedsel in voorraad is
(onze vette kleigronden)de konijnen
daarentegen zijn gebonden aan een
lo-ssen bodem, om daarin Ivunne ho
len te kunnen graven.
Hoe zouden de jonge konijnen, die
blind en naakt geboren worden het
ook kunnen volhouden, als ze in
open legers moesten vertoeven, zoo- i
als dat bij de hazen het ge-val is.
Het imoederkonijn Iheeft daartoe de
holte onder het zand wat vergroot, de
oppervlakte met haar bekleed en zoo
kunnen -ze den eersten tijd onttrok- i
ken aan den blik van hunne vijanden,
onttrokken aan de ruwheden 'van het
weder, groeien en grooter worden,
totdat ze op eigen beenen kunnen
staan.
tuur ontvangen. Ze kunnen gevoelig
bijten en krabben en op een voor hen
gunstig terrein weten ze spoedig te
ontkomen en hier en daar in den
grond een schuilhoekje te vino»n
overigens, men zie maar eens de
lange rijen, die in de winkels van
onze poeliers hangen, ze worden bij
groote menigte buit gemaakt en toen
vermindert hun aantal weinig. Het
ligt dus voor de hand. dat de ver
meerdering nog al groot moet zijn.
In gunstige jaren is dit dan ook wer
kelijk het geval, en kan de nakome
lingschap van een enkel paartje bin
nen den tijd van één jaar reeds tot
70 a 80 opklimmen. De schade, die
ze in de duinen aanbrengen, zouden
we kunnen samen-vatten in de vol-
genfle punten
a. Door het graven van holen, ge
ven ze den -wind vrij spel op de los
se -zandkorrels en werken ze dus de
verstuivingen in de hand.
b. Door het afknagen van de schors,
vooral van jonge boomen, werken ze
de beplanting der duinen tegen.
c. Brengen ze heel wat schade aan
de cultuur der duin aardappelen, wat
voor menig arbeider anders nog een
aardige verdienste kan. opleveren.
J. STURING.
VRAGENB US.
Aan rnej. S. te H. Met het
verpotten van uwe kamerplanten zou
ik U aanraden nog e enige weken te
wachten. Dan itoch is die groei wat
sterker en -hebben de planten min
der van een en ander te lijiden.
Den heer K. t e O. De door U
bedoelde plant heet As-pidistra.
't Is een kamerplant bij uitnemend
heid, die zich in de omstandigheden
zeer goed weet te schikken. Hebt U
den bloei wed eens opgemerkt? 'tZijn
geen groote bloemen op lange stelen.
Ze blijven laag bij den grond en ope
nen zidh daar ook. dan inch hebben
ze nog een doorsnede van 3 4 c.M.
De meeldraden zijn verborgen onder
de nbreeden stempel. Let maar eens
goed op, 't is nu zoowat de tijd van
den breeden stempel. Let maar eens
wel wat afwijkend, tot de familie dei-
Lelie achtigen.
J. STURING.
i)e Ontzetting
door
MAURICE LEVEL.
vóór uw ongeluk bij de lijn Lyon—
ParijsMarseille aangesteld
Hij sloot de oogen, werd plotseling
zeer bleek en mompelde
Ja. ik ken hem o, ja.
Dikke tranen rolden hern over de
wangen. Ik dacht dat alleen de her
innering aan zijn vroeger beroep
hem weekhartig had gemaakt en zei
daarom
O. het is een mooi een interes
sant beroep.
Hij trildezijn arm. verlamd li
chaam deed onmens-c.il el ijke pogin
gen om zich weer op te richten en
met angstige oogen protesteerde hij
O. meneer, zeg dat niet, een
mooi beroep. U meent een beroep
van schrik en van dood, een beroep
van afschuw en ontzetting. U kent
me niet van nabij, maar doe mij een
genoegen. Neem den trein, dien u
wilt maar niet dien van tien uur
vijftig.
Waarom niet? vroeg ik glim
lachend. zijt ge bijgeloovig
Ik ben niet bijgeloovig. Ik ben
heel eenvoudig de machinist. die
den trein no 17 op den dag der ca
tastrophe van 24 Juli 1894 bestuur
de. Deze herinnering is in mijn le
ven zoo vastgewortekl, dat niets haar
ooit uit mijn leven kan doen ver
dwijnen.
Wij hadden -het Lyonner station op
den voorgeschreven tijd verlaten en
-reden ongeveer twee uur. Er
heerschte dien dag e.en ver-stikkende
warmte. Op het platvorm der ma
chine sloeg oins de lucht in weerwil
der groote snelheid, waarmee we re
den. zwoel en zwaar in 't gezicht.
E;en waar stormweer, meneer.
scheurend, dat ik de oogen sloot en
neerviel.
Ik bleef zoo eenige seconden lig
gen. want ik had elk begrip van de
werkelijkheid verloren. Ik was ver
doofd. neergeveld, en had een dof
gevoel, zooaJs men misschien zal
hebben, wanneer men een geduchten
vuistslag in den nek heeft gekre
gen.
Eindelijk kwam ik weer tot mij
zeiven. Ik lag nog altijd op de knïe-
en inet den rug tegen den wand van
het platform geleund. Het -was mij.
alsof ik terugkwam van een reis van
honderden mij-len. Ik trachtte mij op
te heffen onmogelijk. Mijn bee
nen waren slap, machteloos. Ik
meende hij het vallen iets gebroken
te hebben. Maar daarbij gevoelde ik
ook niet de geringste pijn! Ik wilde
mij met behulp van mijn handen op
richten de armen hingen mij als
levenloos bij 't lichaam neer. Ik was
totaal verdoofd door dit werkelijk
buitengewoon gevoel, dat mijn
men en mijn beenen mij om zoo te
zeggen niet meer toebehoorden, dat
ik ze niet meer gebieden kon, of dat
ze mij niet meer gehoorzamen wil-
krachte-
oorlog hun kameraden om zich heen
zien vallen en toch met het. wapen
in de hand op hun post blijven.
Maar ze weten niet. vanwaar de slag
komt. die hen treft. Ze zien do in
elkaar zakkende lichamen, ze vree
zen den kogel en verwachten hem
toch. Mijn makker was als door een
tooveitelag vaan mijn 'zijde gerukt,
wegge stol en. 't Was, of de aarde
hem had verzwolgen.
Dat was nog alles niet. Nauwe
lijks was deze eerste gedachte mij
duidelijk bewust geworden of er
kwam een tweede bij mij op en deze
is zoo verschrikkelijk, dat ik ze niet
weer in mijn geheugen terug kan
roepen zonder te rillen.
Achter mij, in hun wagons, sliepen
tweehonderd reizigers, of sprake*
kalm met elkandertweehonderd men-
schelijke wezens werden in duizeling
wekkende vaart voortgesleept, twee
honderd menschen galoppeerden do*
dood tegemoet, want om hen te leiden
hadden ze slechts een machteloozen,
levenloozen kreupele, die niet in
staat was ook maar den arm uit te>
strekken want hun machinist was
verlamd
Maar zonderling was 'thoe min-
Verdedigingsmiddelen hebben de 1
konijnen ook aJ niet veel van de na-
met mekaar kunnen vinden." En
toen er eens ee.n nieuwe Secretaris
gekomen was en Koper, bij 't bren
gen van stukken aan diens huis, me
vrouw ontmoette, zei ihij op gerust
stellenden toon „Mevrouw, 't aal j
vvèl gaan met meneerHij, die er
al zoovelen gekend bad, had den
nieuwen ambtenaar gewogen en vol-
doende bevonden
Niemand dacht er aan, hem zooiets
kwalijk te nemen, wantje voelde, dat
Koper zooiets zei uit goedigheid. Wie J
hem noodig had en hem opzocht in
het vierkante hokje, dat de boden
kamer heet, waar een lang man niet
rechtop kan staan en de meeste
wandruimte wordt ingenomen door
twee ramen en twee deuren, die
vond Koper altijd bereid om inlich
tingen te geven. Dan namen zijn
oude beenen het nog tegen veel jon
gere op en was niets hem te veel.
Ik geloof, dat hij zelf als hij had
kunnen kiezen, gewensoht zou heb
ben zóo heen te gaan, midden in zijn
werk. Gepensioneerd worden, gaan
rentenieren, afscheid nemen van 't
stadhuis zoolang hij zijn werk nog
vermocht te doen, hij zo-u 't niet
gekund hebben. Het Stadhuis kon hij
niet missen.
i Het zal hein nu moeten missen. En
al is 't waar dat niemand onmisbaar
is en ieder op den duur door anderen
vervangen wordt, op het Haarlem-
sehe Stadhuis zal menigeen nog vaak
reden hebben te -denken aan den
man, die zijn eenvoudige taak ver
vulde met al den ij-ver, die in hem
was.
Ik heb onlangs hooren spreken over
de vraag, wat iemand doen mag om
een ander, die kwaad doet, aan zijn
gerechte straf over te leveren.
Dus u gaat ons verlaten vroeg de
kreupele mij.
Ja, ik moet. Ik moet Maandag
vroeg in Marseille zijn en daarom ga
ik vanavond met den sneltrein van
tien uur vijftig van het Lyonner sta-
tion. Dat is een goede trein. Maar i
ge moet dien immers wel kennen,
want al-s ik mij niet vergis, waart ge
Volgens de wet heeft iedereen het
recht, om iemand die kwaad ge
daan heeft, naar de politie te bren
gen. Jaunmer maar, dat dit algemee-
ne rechtsbeginsel min of meer in
strijd komt met- de eisehen van de 1
praktijk. Wanneer je aan 't eind van j
de Dreef, vlakbij de fontein, dooreen I
kwajongen met steenen gesmeten
wordt en er in slaagt, na een ver-
moeden wedloop, waarvan je ouwe- j
lijke knieën nog drie dagen stram
zullen blijven, "het jonge mensch bij
zijn kraag te vatten, dan is 't heel
aardig om te weten, dat de wet je
het recht geeft den zondaar naar 't -
hulpbureau aan de Houtpoort te
brengen, maai- minder genoeglijk,
dat diezelfde wet niet meteen een
afdoend middel aan de hand doet, om
een schreeuwenden, spartelenden re
kel, die er niet aan denkt om te loo
pen, eenige honderde meters ver mee
te slepen.
Wat doe je in zoo'n geval? Wat
anders dan den rakker na een paar
stompen of ooi-vegen, maar loslaten
en met gelatenheid de sierlijke
scheldwoorden ondergaan, die hij
nog op je afstuurt!
Onze over-zadhtmoeddge tijd zou je
zelfs nog een grief kunnen maken
van die paar toch zoo welverdiende
oorvegen. Slaan is verbodenGeluk
kig, dat bij een welverdiende kastij
ding niet altijd een agent van politie
om den boek staat.
Zoo zijn er plaatsen in de stad^
waar de electrische tram van de be
minnelijke jeugd veel aanstoot te lij
den heeft. De Turfmarkt en de Kam
pervest zijn bij 't trampersoneel met
een zwarte kool geteekend. 't Is waar,
ze kunnen den euveldader op 't voor-
balcon meenemen en hem overgeven
aan den eersten agent, dien ze ont
moeten. maar daarvoor moet je hem
den dat het levenlooze,
looze voorwerpen waren, precies als dei' mijn lichaam tot handelen,
mijn -kleeren welke de wind bewoog. staat was, des te drukker jongleerdo*
Ik weet niet' welk gevoel of welke mijn gedachten met de herinneringen
kracht mij verhinderde de oogen envizioenen.
open te doen I Allereerst teekeinde zich liet profiel
van die suoorlijn voexr mijn blikken
Wij ïeden full speed, de storm af_ v00r mij zag ik de eind-dloozerails
raasde nog altijd, maar minder hef- den weerschijn van de maan
tig en meer uit de verte. Er viel re- schitteren. Wij reden verder, altijd
gen Ik hoorde hem op het staal verder
kletteren en voelde de warme drop-. Thans doorleefde ik weer het gevoel
pels op mijn gezicht. van snelheid, hetwelk men door de
De spanning van mijn zenuwen gewoonte verliestAls do bliksem
Plotseling verdween alle licht aan had opgehouden ik gevoe-lde mij lek- vloog de trein een klein station voor
den hemel, alsof men den knop van kor, zelfs heel lekker, alleen maar bij.
een electrische lamp had omge- wat moe. De herinnering aan mijn Een of twee schokkeil op de draai_
draaid. Geen ster was meer te zien. beroep, aan mijn werk, ontrukte mij schijf, het geklapper der wissels het
Geen maan meer, alleen groote blik-intuisschen aan mijn slaperigheid en geknars der zich kruisende rails up
semstralen, die -een zoo verblindend daar ik maar niet begreep door welk i10t emplacement, dat plotseling bree-
wit licht verspreidden, diat de -dn i s- j verschijnsel ik als verlamd was, deren dan weer-smaller werd; oen
temip, welke er op volgde, zoo zwart riep ik mijn stoker toe, dat hij mij belangrijke helling, toen ging het weer
als inkt scheen. j zou helpen opstaan. Geen ant- verder in de duisternis.
Ik zei tegen mijn stokerwoord. Er is op een met volle Daarop kwam de tunnel, waar wij
Daar hebben we 'thet zal gaan kracht, voortstoomende machine een met een orkaanachbigeii galop in
regenen! j oorverdoovend lawaai en ik -riep draaiden nog eens was die weg vrij.
Het ts—Hjd ook. antwoordde hij ««"Om har?er- want ik lvist- waar
mij. In dezen bakoven is het Immetv, -Francois hé Frangois, help mij we ons bevonden.
niet meer uit te houden. Wij zullen t°cl1 - Dezen keer ontsporen we. Binnen
op de signalen moeten letten. j Niets. Nu maakte de angst zich twee minuten komen wij bij een zoo
Heb maar geen zorg. ik geef van mij meester. Ik was'bang. Voor scherpe bocht, dat bij de groote snel-
wel acht. j wien en voor wat, dat wist ik niet. wélke we thans -hebben, de ra-
Het donderde zoo zwaar, dat ik Tk opende de oogen en begon te hui- ai1ra^s moeten vliegen,
niets meer hoorde, noch het knarsen len ja. ik moet wel van angst ge-
der raderen, noch het zuchten en huild hebben.
kreunen der locomotief. i Het platform was ledig, mijn sto-
Het regende nog altijd niet, maar leer was verdwenen,
de storm kwam nader.Wij reden in! Op dit moment begreep ik met ver
dezelfde richting als de wind en men rassende snelheid en helderheid al-
had kunnen denken, dat we hem les, wat er gebeurd was sedert den xtou
achterna liepen. donderslag, welke mij op de -knie- dcn weTd. ui^aan de ma.
Al is men ook geen lafaard, het ils 6n geworpen. chine zou blijven staan de remmer
toch een eigenaardig gevoel, zich in 1 De blikpem was bij ons ingeslagen; zou naar het voorste gedeelte van de»
den storm op een stalen monster te Hij had mijn stoker gedood en op de trein loopen ik zou hem vertellen,
bevinden, dat als een bezetene voort- rails geworpen ik was verlamd. wat er gebeurd was, hij zou voor en
vaart. I Neen, meneer, als ik een geleerde achter knalsignalen geven wij wa-
Voor ons. op een afstand van was en woorden en weer woorden ren gared.
geen honderd meter, sloeg een blik- zou zoeken, geen woord ter wereld 1 Maar mijn kalmte duurde niet lang.
semstraal recht in den grond en zou u een begrip kunnen geven van Wij waren juist weer een statio*
vlamde nog voor mijn oogen. toen tien angst welke zich van mij mees- voorbij geraasd, toen ik iets zag, dat
een verschrikkelijke knal weerklonk, ter maakte. het haar ten berge deed reizen
toen nog een. zóó akelig en hartver- Ik weet, dat de soldaten in den tie wissel was gesloten. Het gedeeü»
„en Moed, dat wy in al ons zwoegen,
..en 't geen daaraan is verder vast,
„voortaan voldoen, naar Zijn Genoe-
„gen, Gelijk 'het trouwe Dienaar»
..past r
Maar de lieve God wilde zeker niet,
dat dit reeds hier gebeurde. De ma
chine, de gansche trein helde over
de rails knarsten) onder de als dol
geworden raderen we reden verder.
Voor deze bocht had ik de meeste
zorg gehad. Ik haalde verruimd adem.
Het vuur, dat niet meer onderhou-
Na bovenstaande vrome en onder-
eerst hebben en een kwajongen van 1 Schijnt een stuk proza, maar 't
tien, twaalf jaar loopt harder opzijn is in werkelijkheid een vers, zooals
kousen, dan een man van dertig met bij hardop lezen dadelijk blijkt
hooge laarzen aan. Nog daargelaten, „Haarlem den 9 July. Min twee,
dat de w-agenvoerder zoowel als de zijn 't juyst tweehonderd Dagen, toen
conducteur tot eersten plicht hebben, Hymen laatst tot onzent quam van
om op tijd aan te komen. i 't Zilver Bruyloftfeest gewagen ter v vxx
Tooh wordt som-s vooral op de lijn West-Capel in Amsterdam wanneer danige woorden volgt nog het vol-
naar Amsterdam wel eens duchtig wy ginder vrolyk zongen een Lied op gend bericht
gestraft. Kan het personeel een jon- 't Airtje van Nassoirwthans zijn ,,De naauwbepaalde Ruymte dezer
gen te pakken krijgen, dan wondt hij wy andermaal gedrongen en tot Oprechte Haarlemse Courant biedt
op t voorbalcon gezet en maakt te- Blydschap in het nieuw Gebouw. heden zeer geachte Leser, aan onzen
gen iieug en meug een ritje mee. Mercuur brengt -achter Bavo'sTem- yver Tegenstand, om ons Bestek voor
Een retour krijgt het jongemensch pel onze Oost-Capel de Tyding aan, u te langen Wy wenschen U Ge-
e ven wel niet mee Hij wordt op een dat op dit Blad dezelve Stempel en zond'heid toeWilt steeds dit Blad
gegeven oogenblrk van den wagen onderschryving heeft gestaan reeds ir. Gunst ontfangen, en wordt het-
gezet en mag dan naar huis terugloo- volle vyf en twintig Jaaren, die heden ze lve nimmer moe
pen, waarbij hij langs de kale An> afgeloopen zyn in 't leveren van deze
sterdamsche vaart gelegenheid te Maaren uyt Euschedé's steeds ryke
over heeft, om na te denken over zijn Myn.
zonden en over de warme ontvangst. Tr- j n- 4
,Hier vonden zijne Capellisten om
uyt te weiden, ruyme Stoften ware
zy niet wisten, dat hem de Roem en
Eer en Lof schoon welverdiend, zal
die hem denkelijk bij het t'lm-i&konien
wachten zaJ. Zoo moet een jongen,
die met steenen gooide, eens meege
nomen zijn tot het Spui te Amster
dam, waar hij door den wagenvoer
der beleefd maar dringend werd uit-
Tot zoover het gedicht. Wondt er
vaak op jubilea critiek uitgeoefend,
ook het 250-jarig bestaan van de
O. H. C. ontkomt daaraan niet. Het
v., weekblad Uitge ver en D ebi tant
nooit gevallen De Nyverheid (het is betoogt namelijk in zijn nummer van
bekend in Oost, Zuyd, West en heden; dal e.r te vroeS is gejubileerd.
Noord aan allen) was is en blijft zyn 1906. maar twee jaar later
rrirr,rHrs"r zzzrürzr.- -
hu «huis behoorde, terug te wande- grMten wy_ door Hyamd, vers bewering - de O. H. C._pas
groeten dien wy,
milde Gunst in drukke Beziglieèn onfc-
twee en een halve eeuw. In 1658 is
moeten tot het vervorderen der kunst; 26 °Pgericht en al werd een ander
We willen wel eens veronderstel- die frisoh en &aaf aan Geest en Le- ^lad' dat in 1656 was uitgegeven, met
len dat de gewoonte om een iubileum den raa& bieren ter Stads-Drukkery ^iaar samengesmolten, dat oudere
len aai ae gewoonte om een jubileum Nienw^-Panieren blad droeg een gansch anderen naam
te vieren pas van den laatst*, tijd en mag dus niet als de oorsprong m
de O. H- C. worden aangemerkt.
Wat nu gedaan! Over twee jaar
dateert, uit de laatste .halve eeuw of,11" vyt-en-twintigst Jaargety.'
zooiets. Niets is minder juist, dan Sat. „Geluk met dien zo grooten Zegen
Door alle eeuwen heen hebbed' de
menschen neiging gehad om bij mijl
palen in hun leven stil te staan. Een
j van mijn lezers heeft daarvan op de
tentoonstelling van de Opr. Haarl.
Courant een bewijs gevonden in den
j vorm van een nummer der courant
achter glas, waarin herdacht werd,
dat de he eren Enschedé 25 jaar eige-
naars -der courant waren geweest.
„Hy du ure voort van Jaar tot Jaar
„Dat hem geen Tegenspoed bejeegen!
„Dat hij het drukken dier Couranten,
5,van verder Last en Zorg ontdaan,
„op eigen Kroost en Bloedverwanten,
,,tc zijner Tyd, doe overgaanDe
„Gever van volmaakte Gaven storte
„over hem en zyn gesLacht, al wat de
„ziel en 't Lyf kan LavenHij
jschenke ook ons hernieuwde Kracht
nog maar eens dunnetjes overdoen?
FIDBLIO.