BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD Natuurhistorische Wandelingen De öek vau de Familie ZATBRDAG 8 FEBRUARI. DE ZAT HAARLEM'S DAGBLAD KOST f 1,20 PER 3 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK, ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. IN EN OM HAARLEM. XCVII. Beginnen we nu met den algemeen voorkomenden vorm, n.l. den vloei baren toestand, zooals het dus voor komt in onze waterleidingen, in onze pompen, in ik an al en, slootéii, rivie ren, meren en plassen, enz. enz. tot in de groote zee. Verreweg het groot ste deel van 'de aardoppervlakte is be dekt met water. Dat water is eveneens onderworpen aan de wisseling van waim en koud, en al neemt het land nu de warmte stralen van de zon spoediger o-p, het water, eenmaal warmer geworden, behoudt die warmte ook weer veel langer. Bij elke temperatuur nu ver dampt het water; een schotel water, buiten neergezet, vermindert zoowei in den winter als in den zomer. Waar blijft die damp Kunnen we dien zien? Heeft de gasvormige toestand van water dan ook kleur? Of is hei zoo als de luclit en andere gassen kleurloos? Als die waterdamp zicht baar was, dan moesten we ze altijd in de lucht kunnen zien, en dat is zoo niet. We nemen ze slechts waar, als de hoeveelheid damp grooter wordt, 'grooter dan de hoeveelheid, die de lucht kan bevatten. En die hoeveelheid is lang niet altijd de zelfde. 't Is vooral de temperatuur die deze hoeveelheid regelt. Bij warm weer kan de lucht nog al heel wat bevatten, bij koude minder. We noe men dat al of niet verzadigd zijn, een uitdrukking, die voor zich zelve dui delijk genoeg is. Is de lucht' verza digd, dan kan er niet meer bij. Wordt er dan toch nog damp .in die voch tige lucht gebracht, dan kan ze niet meer worden opgenomen en gaat over tot een zichtbaren vorm, die wij ver keerdelijk vaak damp noemen. Wat dampen die paarden Wat dampt die schotel met eten Door de warmte verdampt er veel vocht, te veel om in eens "in de lucht over te gaan. geheel gasvormig te worden vlak boven den schotel, vlak boven de paarden zien we dien toestand, 't Zijn kleine waterdropjes, die in zwevenden toestand worden gehou den wat verder (er af, als de hoe veelheid lucht wat grooter wordt, rer- dwijnt alles. Wat al weer een vreemd woord verdwijnen Dat kan toch niet, beter zouden we zeggen wordt onzichtbaar. Daar nu bij lagere temperatuur de hoeveelheid damp, die de lucht in on- Haarlemmer Halletjes Ben Zaterdagavoridpraatje. Met genoegen heb ik gelezen, dat de Vereeniging Haarlem voorne mens is, een brochure uit te geven over den tegenwoordigen stand van het Coster-vraagstuk. De wethouder de Breuk, die van die vereeniging voorzitter is, zal dus den ongunstigen indruk gaan wegnemen, dien de laat ste verklaring van zijn mede-wethou der Dr. Nieuwenhuijzen Kruseman naar buiten gemaakt heeft, want dat de brochure der vereeniging Haar lem zal concludeeren ten gunste van onze gemeente als bakermat van de boekdrukkunst, spreekt van zelf. Het zou geen doel hebben, te gaan beweren, dat Gutenberg de man is geweest, daar zorgen de Duitschers en andere buitenlanders wel voor. Tot opfrissching van 't geheugen zal ik in herinnering brengen, dat Dr. Nieuwenhuijzen Kruseman bij de discussie over de verplaatsing van 't Museum naar het Weeshuis op het Heiligland zei. dat men in 't buiten land Haarlem volstrekt niet kende als de stad, waar Coster de boek drukkunst had uitgevonden. De wet houder zei dat niet met een bedroefd, maar met zijn gewone opgewekte gezicht, alsof hij zich de onkunde van die buitenlanders heel wel be grijpen kon. Dit nu heeft mij en an deren in 't hart gegrepen. De zoon van den uitgever, die tijdens zijn leven, in de Nederlandsche boekenwe reld zoo bekend was, dat men hem alleen aanduidde bij zijn voorletters A. C., die zoon had op zijn reizen in 't buitenland, het uitvindersschap van Lourens Janszoon Coster met vuur moeten verdedigen en dat te meer, omdat hij als wethouder min of n8««r de gemeente Haarlem verte- zichtbaren toestand kan bevatten, minder wordt, spreekt het va.n zelf. dat het meermalen kan gebeuren, dat deze "onzichtbare damp overgaat in den vorm, die in het dagelijksch leven vaak damp genoemd wondt In de hoogere luchtlagen is het kouder, de opstijgende onzichtbare damp wordt daar verdicht tot wolken. Grijpt een afkoeling in de lagere luchtlagen plaats, dan wordt ook daar een deel van den water damp verdicht en we spreken van neve 1. Wordt die dichter en blijft die hangen, dan is het m i s t. Be halve door afkoeling va.n de lucht kan men dien zichtbaren toestand ook te voorschijn roepen, door toevoer van nieuwen waterdamp, wat bij dampende ketels, dampend eten enz. geschiedt. Daar spreekt men dan in 't dagelijksch leven van wasem. Bij deren is de temperatuur zeker niet hoog genoeg om de verdichte water damp ook op dien naam aanspraak te doen maken. Daar, zooals wel eens gebeurt, te spreken van adem, is toch al te dol. Kookt het water, dan wordt naast den algemeenen naam damp het woord stoom wel ge bruikt. Stoom nu, is, wel is waar. waterdamp van hoogere temperatuur, maar ook al weer onzichtbaar. De bijv. uit een locomotief ontsnappende stoom is vlak bij de uitmonding nog onzichtbaar, maar wordt dan door de koudere lucht dadelijk verdicht, we zien hem zwellen, zich ontrollen, om achter den voortrollenden trem zich in de lucht op te lossen tot onzicht- baren damp. Vandaai- dan ook het beslaan van koude glazen, die in een warm vertrek worden gebracht, vandaar het beslaan van de koude vensterruiten in onze kamers, in spoorwegco upé's', enz. Die aanslag is niets anders dan water in zeer fijnen toestand. Voor den vloeibaren toestand is het aantal namen zoo groot niet Regen en motregen, zijn al de voornaamste, 't Is nu niet moeilijk ook dien toe stand te begrijpen. Koude luchtstroo- men doen den damp verdichten tot grootere of kleinere wolken waarin een voortdurend samenvloeien en neervallen van waterdroppels boven en weer yerdampen beneden plaats grijpt, totdat eindelijk de afkoeling zoo sterk is, dat de waterdroppels nand aan hand naar de aarde hol len. Nog wat me^r koude, of liever nog wat meer onttrekking van water c-n ziedaar den derden den vasten vorm ontstaan, onder den algemeenen naam ïj s. Als de dagvorstinne in het verre westen is ondergegaan en de aarde dus niet meer hare verwarmende stra- genwoordigde. „Hoe mijnheer", had hij tot de buitenlandsche twijfelaars moeten zeggen, ;,gij twijfelt? Gij ge- j looft mij niet? Welnu, ik ben bereid jmijn leven te geven voor ons Haar- I lemsch ideaal Coster uitvinder der boekdrukkunst. Kies de wapens, wat wenscht gij degen of pistool Tien tegen een, dat dan de vreemdeling gezeid zou hebben „Mijnheer, uwe argumenten overtuigen mij, ik zal Gutenberg afzweren en Lourens Cos- ter voox-taan in mijn hart dragen i Dat Dr. Nieuwenhuijzen Kruseman op deze besliste manier zou zijn opge treden, iebben we helaas niet verno men. Gelukkig dan ook, dat een an- j dere wethouder, de heer de Breuk, zich aangordt om die taak over te nemen. Zoo niet met den degen, dan toch met de pen zal hij Costers goed recht helpen verdedigen. Mocht hij dezer dagen eens de Gedempte Oude' Gracht passeeren, dan zou hij de j uitgeversfirma H. D. Tjeenk Willink Zoon meteen rekenschap kunnen vragen van de motieven, waarom zij toelieten dat in het door hen pas uitgegeven boekje De Kunstnij- ver h ei d (blz. 112) over deze quaestie vermeld staat j „De Nederlanders vooral waren „ten deze hardnekkig en konden het '„langen tijd den Duitschers maar „niet vergeven, dat ze niet Lourens „Jansz. Coster van Haarlem, maar '„Johannes Gutenberg als den uitvtn- ',,der beschouwen." j Hardnekkig! Langen tijd! Al sof we ooit van gedachten veranderd waren Maar zoo gaat het, wanneer de ver- tegenwoordigers van Haarlem zelf, zoodra zij de grenzen van ons land zijn overgegaan, de vaderlandsche belangen aan deze zijde der grenzen hebben gelaten. Ik hoop dan ook, dat het College van B. en W. Dr. Nieu- wenhuijzen Kruseman niet weer naar j den vreemde zal laten reizen, vóór !hij op handslag beloofd heeft, da-ar len ontvangt, spreekt het vanzelf, dat bij de uitstraling in het hemelruim de aarde zelve steeds meer en meer afkoelt. Hoe grooter de oppervlakte, hoe grooter de afkoeling. Vooral op weiden door de duizenden grasspriet- i jes is die afkoeling groot. De omrin gende luchtlagen worden keuder, zijn spoedig met waterdamp verzadigd en eindelijk zet dat z'ch in den vloeiba- ren vorm als dauw dropjes langs de randen der bladen, enz. neer. Is de uitstraling groot, vooral in 't voor jaar, bij een heldere lucht, dan gaat die dauw over tot ijs, rij rn of rij p. 't Heeft r u i g g e vroren is een algemeen bekende uitdrukking voor dien toestand. Aan grassen, aan de takken der heesters en hoornen, aan hekken enz. zet zich dan de damp in vasten toestand af. Heel anders is het als het ijzelt., dan toch komen j de neervallende grootere of kleinere dropjes aan op de koude aarde, kou de palen enz. en bevriezen daar tot een laag ijs, die onze wegen er als spiegels doet uitzien. Grijpt een dergelijke afkoeling reeds in hoogeie luchtlagen plaats, dan behoeft het ons volstrekt niet te verwonderen, dat ook daar reeds de vaste toestand verkregen kan wor den. In den vorm van de prachtigste sterren dwarrelen ze dan omlaag, om de aarde in een witten mantel van sneeuw te hullen. Wordt er in den zomer b.v. plotse ling een groote hoeveelheid warmte omgezet in electriciteit, dan blijkt het ook weer, dat de in hoogere luchtlagen vertoevende hoeveelheid water warmte moet afgeven en in den vorm van grootere of kleinere hagelkorrels komen ze op de aarde aan. Over gletschers, ijsbergen, grondijs enz. zullen we voorloopig maar zwij gen, genoeg vormen reeds, waarjj/de mensch met het water kennis maakt. Zonder water geen leven op aarde, geen cel, die zonder het water kan J. STURING. VRAGENBUS. Aan mej. B. te H. De Hulste- takken, die U me toezendt, hebben geen enkel gaaf blad meer. Alle bla deren zijn aangetast door de Hulst- vlieg. De jonge made vreet tusschen de boven- en ondervlakte het blad moes weg en gaat zich verpoppen. Met een mes voorzichtig voo'n vliegje opgelicht, kunt ge daar het bruine popje duidelijk vinden. In de laatste jaren heeft dat insect zich zoodanig vermenigvuldigd, dat er bijna geen meer voorkomen, die nog gezondi? Vaderen hebben. J. STURING. 't Was .een mooie Juli-avond bu:- ten. Juffrouw Watts, die kamers ver huurde, wandelde met opgestroopte mouwen ze had een drukken dag gehad naar het tuinhekje, waar juffrouw Deal haai- wenkte. Wat zouden die beide arme, hard- wei'kende vrouwen gehad hebben, zon der zoo'n buurpraatje nu en dan. Het dorp Silverstream leverde zóó weinig op, behalve de schandaaltjes, die stof tot praten gaven. Wel, wat is er informeerde juf frouw Watts, in antwoord op buur- vrouw's veelzeggende hoofd- en kin bewegingen. Mensch, ik kan er niet over uit Wat is er dan? De Lavenders gaan weg De Lavenders van Rose- dale? Wie andiers Ze gaan naar Lon den. 't Is toch niet waai-Menschen, die hier van ouder tot ouder gewoond hebben Ik heb het van Susan Baker, die er altijd de eieren koopt. Ze gaan weg, over veertien dagen. De heele boel is verkochter komen vreemde menschen in de plaats. De Lavender? wegEn waar om Nu—vraag je mij meer. dan ik weet. Ze zijn trotsch volk mam- al lang in verval. En die Litty. Litty ja, sommige lui vinden haar mooi. Maar mij is ze te schraal en te hoog in haar wapens. Toch zeg gen ze, dat Stephen Squire O. zijn familie zal het nooit toe staan. De oude John Squire heeft, zich er bovenop gewerkt, en hij heeft. Ven- der Hall, waar vroeger de Lavenders woonden. Hij wil. dat Stephen geld trouwt, en daar heeft hij ook schoon gelijk in. - Nou, maar andiers! De Lavenders zijn toch nette lui, al hebben ze nu maar een klein spulletje - en Litty ,is een lief meisje. Wacht, daar lcomi"ze niét aan; we zullen hiaar zelf laten vertellen. i Litty Lavender was een lang, slank 'meisje, met een fijn gezicht en een paai- mooie, donkere o'ogen. Ze had de houding van een dame het'eeni- go erfdeel van de oude familie Laven- Litty wilde voorbijgaan met een beleefd „goeden avond", maar juf frouw Deal strekte een vetten arm uit en hield haar vast. Wat hoor ik, Litty Zij bleef staan, hevig kleurend. Ja, u hoori zooveel, juffrouw Deal. Is 't waar, dat jullie Rosedale verlaat, om naar Londen te gaan? Ja; we gaan eens veranderen. Eh zoo opeenszeide juffrouw Watts. Och, moeder heeft hier zoo n last van de vochtigheid ze heeft het nu al weer in haar keel en het zal daar wat opgewekter zijn. Niets houdt ons hier terug. Behalve, dat je hier geboren en getogen bent. En jelui hebt hier een goed huis en vele goede vrienden had, en zijn vader kon niet vergeïe*. Weet de dominee er al van dat ze leege zakken had, al kon er Ja, alles is beslist. En meneer mets gezegd worden tegen hare fami- Tonk heeft geschreven op onze adver- lie; want het was bekend, dat een tentie. Hij neemt het. huis over, met honderd jaar geleden de Lavende?* alles wat er bij is. Hij komt de vol- groote lui waren, die in verval raak- gende maand. ten, zoodat Litty niets ander? ov«- En nog al good? vroeg juf- hield dan haar mooi gezicht, haar fro uw Deal, een welsprekend gebaar trots en wilskracht. makend met duim en wijsvinger Zij merkte 't wel, dat men Stephen O, ja.. hij betaalt wat wij haar ouden speelkameraad gewaar- vroegen. schuwd had tegen haar gezelschap. Maar je laat hom toch niet de Zijn zustere beleedigden haar in het oude eiken meubelen... en de klok? publiek, terwijl zijn vader een presen- -- Neen, die bewaart meneer Dawis (abele schoondochter had gezocht, voor ons, tot wij op streek zijn... net Stephen echter verzotte zich; hij aJs Mop zij wees op den hond, die stelde Litty voor, samen te trouwen haar begeleidde - de kat nemen en naar Australië te gaan maar zij wij mee. weigerde. Zij wilde geen opspraak Ze zeggen, dat 't ongeluk brengt, maken en haar modder en broeder een kat mee te verhuizen, waarschuw- niet verlaten. de juffrouw Watts. Er volgden scherpe woorden. Ste- Op dit oogenblik naderde een dog- phen zei. dat hij bereid was, zijn fa- cart, aan het mooie grijze paard ge milie en al zijn vooruitzichten in den makkelijk te herkennen als die van steek te laten, maar Litty wilde hem den Sqiiire. Stephen zat op de voor- niet tegemoet komen ze gaf zeker bank met juffrouw Bulger, een vrien- niets om hem. din van zijn zuster, die de achter- Op dit kritieke oogenblik verscheen bank innam. juffrouw Bulger ten "tooneefc*. Stephen Zoodra Litty het gezelschap zag, werd in haar gezelschap gezien en keerde zij hun den rug toe en deed de breuk was er. net, alsof ze 't niet merkte, dal Ste- Litty voelde, dat ze 't nu nie* zou phen beleefd den hoed afnam. kunnen uithouden, te Silverstream te Zoo, dat schijnt in orde met die blijven en het medelijden der dorpe twee zei juffrouw Deal, met een wijs lingen op te wekken. gezicht; ik hoor, dat ze heelemaal Na een laalsto or.derhou l met Ste- vierduizand pond heeft; maai' de oude phen waarbij zij trotsch en ja- Squire uil met alle geweld dat. huwe- Joersch wn? en hij driftig besloot lijk. zij. het oude leven te ontvluchten e* Ze is bar leelijk meende juf- elders opnieuw te beginnen, te Lon- frouw Watts. Vind je ook niet, Lil- den bijvoorbeeld. ty. meid? Haar moeder wilde van geen schei- Och, ik weet niet. Maar ik moet ding weten als Litty ging, volgde zij. nu weg: ik heb nog zooveel bood- Dan, de groote slungel van een jon- schappen. gen. telde niet mee in den famdlie- Die verhuizing is een heel ding bond. Toen voor het huis een kooper voor jelui- Je bent hier zoo gewend. was gevonden, besloten ze een aardig Och, ik denk dat Londen ons bovenhuis te huren te Londen, waar wel bevallen zal, moeder en wij.. al Les goedkoop te krijgen wn,?. En Dan? Litty zou naaiwerk zoeken, thuis. Dan geeft er niet veel om. Hij op de machine moeder kon helpen, vlndit 't enkel jammer, dat hij debecs- Voor Dan zou ook wel wat lichtwerk ten moet in den stedk laten... Nu, te vinden zijn. Op mooie dagen eou- goeden avondden ze samen gaan wandelen in de En met een minzaam knikje ging parken, waar muziek wasmet slecht Litty baars weegs. weer in de Museums en Zon cl ags naar De beide juffrouwen volgden haar Westminster Abbey of den St. Paul, met oogen als zoeklichten. Toen ze Zou een prettig. nieuw bestaan zijn, ver genoeg weg was, keken ze elkaar van werkzaamheid en afwisseling, aan, en juffrouw Deal verklaarde met Te Londen zon Litty dien Stephe* overtuigingvergeten. Er is meer dan één gek op Rose dale Litty\s verbaal over haar moe- Mevrouw Lavender een mager, der's keelpijn en verlangen om naar blond vrouwtje Dan, haar'n beetje Londen te gaan, was niet geheel over- onnoozele zoon van zestien jaar. .3» eenkömstig de waarheid. Haar eigen Litty, haai- mooie ondernemende doca- trotsch, gewond hart was de werkelij- ter, kwamen in Augustus te Londen, ke reden, waarom de familie plotse- Ze namen gemeubileerde kamers -3n ling opbrak. waren gereed het nieuwe koninkrijk Zij en Stephen Squire waren jaren in bezit te nemen, lang speelmakkers en vrienden ge- Londen was warm en benauwd de weest en. zonder dat ooit een verkia- heele „wereld was uit de stad; in ring was geschied, zoo goed als ver- alle zaken heerschte slapte. De da- loofden. me. voor wie de dominee een aambe- Stephen, die zijn vaders land be- velingsbrief had geschreven, was niet bouwde, was een flinke jonge heere- thuis. boer, en zijn vader verlangde, dat hij De duffe, kleine kaniers waren ge- een góed huwelijk deed. Hij zou nooit heel iets-anders dan liet heerlijke zijn toestemming geven voor een ver- Rosedale waar men frissclie lucht i* bintenis met Litty Lavender, de doch- overvloed had. tea- van een weduwe, die 'i smalletjes De huur was hoog en t leven duur, had. Zijn zusters konden haar niet al maakte Dan zich verdienstelijk door vergeven, dat zij eon lief gezichtje schoenpoetsen, boodschappen en kl«- voor Lourens Coster te zullen leven en als liet moet te sterven. Ik sprak daar van de Museumplan- nen. Het verkwikkelijke vooruitzicht wordt ons geopend, dat de daarover nu gehouden strijd nog maar een voorpostengevecht is .geweest en dat het eigenlijke gevecht pas zal wor den geleverd bij de indiening van de plannen. Het is het laatste nummer van den Haarleinschen Woninggids, dat ons dit voorspelt. Dat belooft wat 1 Enfin, we zijn nu eenmaal de stad van de quaesties en er was zoowaar in langen tijd geen strijdvraag van belang aan de orde geweest. Geluk kig dat er in andere opzichten voor rust en kalmte wordt gezorgd. Daar heb je nu de serenade, die deze week aan den stationschef is gebracht. Wanneer de regeling daarvan aan de gezamenlijke hofjesjuffrouwen van Haarlem was opgedragen geweest, zou ze niet stiller hebben kunnen ver- loopen. In België maken ze van zoo'n gelegenheid een algemeene feestelijk heid. Het muziekkorps trekt niet dade lijk naar de woning van den jubilaris, maar marcheert eerst de heele stad door, ter algemeene vervroolijking en gaat dan, voortdurend vroolijke mar- schen spelende, op zijn doel af. Na afloop van de huldiging trekt men op dezelfde manier weer naar het punt van uitgang terug. Maar zoo doen we dat hier niet. Het muziekkorps trekt met stille trom en zwijgende trompetten naar 't Sta tionsplein, alsof het om een begra fenis te -doen is. Waarschijnlijk om de kippen die zooals men weet vroeg op stok gaan, niet in hun eersten slaap te storen. Is de serenade afge- loopen, dan gaan de muzikanten op dezelfde manier naar huis. Misschien begrijpen sommige men schen niet goed, waarvoor dat moet dienen. ..Muziek", zeggen ze .ver edelt den mensch!" Jawel, maai de orde, vat u 't Kar, wanneer een muziekkorps blazend dooi de stad trekt, wel eens gebeuren, dat een hard meeloopende jongen een eer zaam burger op zijn belikdoornden .teen trapt of dat een ander per on- geluk een ruit instootOm dat te voorkomen, géén muziek onderweg AI dat lawaai op straat, waar dient het voor Stil moet het wezen en rustig. Net als in een hofje. Er moet zoo min mogelijk kans van mogelijk heid van schijn van drukte in de stad wezen, dna kan de politie het best de orde handhaven, 't Is zoo klaar als een klontje. En daar toch binnenkort wijzigingen van de Haarlemsche po litieverordening in den Raad behan deld zuilen worden, geef ik beleefd in overweging, er een nieuw hoofd stuk aan toe te voegen, tot verhoo ging van de rust en stilte op straat. Artikel I. Hei is verboden, aan draaiorgels te draaien buitens- en op piano's, violen, fluiten, trompetten en andere geruchtvoortbrengende werk tuigen te spelen binnenshuis, van des morgens 6—11. des namiddags 12—3, 'des avonds 12 en des qachts 12—6 uur. Het is verboden luidkeels te zin gen, het zij alleen of te zamen en in vereeniging anders dan des} avonds van 8 tot 10, met zorgvuldig gesloten vensters. Artikel II. Van 1 Juli 1906 a.f zal het aan de straatjeugd niet meer geoor loofd zijn, op straat of in huis tus schen de tanden of op de vingers te fluiten. Artikel III. Samenscholingen van meer dan drie menschen zullen, be- halve op het stationsperron. verboden zijn. 1 Artikel IV Het voeren van luide gesprekken op straat of in openbare lokalen of vervoermiddelen is verbo den. Alleen een zacht gefluister *ni worden toegestaan. Artikel V. Hardop lachen zal voort aan niet meer worden geoorloofd, slechts een bescheiden glimlach zal nog worden toegelaten. Artikel VI. Personen, die zich ge zamenlijk ergens heen begeven, zul len zich aan de rechterzijde der straat moetende bewegen, zich twee aan twee moeten scharen, daarbij een onderlingen afstand van minstens drie meter bewarende en met een snelheid van hoogstens 5 kilometer per uur. (Mocht men aneenen, dat de stijl van dit artikel eenigszins gewrongen is, dan doe ik opmerken, dat dit het des te aanbevelenswaardiger maakt voor een officieel© verordening). Artikel VII. Het verkeer van auto mobielen, fietsen en motorfietsen is geheel verboden, dal met rijtuigen alleen toegestaan van 's morgens 8—10 en van 's avonds 8—10, mits rijdende met gummi banden. Artikel VIII. Aubades en serenades en soortgelijke opschudding verwek kende aangelegenheden, zijn verbo den, met uitzondering van die, waar bij diegene, voor wien de aubade of serenade bestemd mocht zijn, bereid wordt gevonden deze aan te hooren op de achterplaats van het bureau van politie in de Smedestraat, op wel ke achterplaats zich dan tevens de muzikanten en de vertegenwoordi gers der .serenade- of a.u bade-brengen de conporatiën zullen kunnen opstel len. Publiek zal hierbij onder geen voorwendsel worden toegelaten. Artikel IX De politie heeft het recht en den plicht, alle op straat, in boomen, of op daken van huizen blaffende, jankende, huilende, miau wende of luidkeels blazende honden of katten, of aanverwante dieren, on middellijk naar het asphyxiatïe-toe stel te vervoeren (Dit artikel schijnt mij, al zeg ik het zelf, voor een Nederlandsche '*r- •rdening al bijzonder gelukkig gere digeerd). Voorloopig kan dit voldoende wor den geacht. Is ér nog meer noodig .voor de stilte in.de stad, dan kunnet» 'ook de vrachtwagens in de stad ver boden worden en de hanen verbannen, gelijk de Sybarieten deden. Het zal dan tevens overweging verdienen, de openbare uurwerken en de Damiaatjes stil te zetten. Weliswaar zal 't in Haarlem da* zoo vroolijk wezen als op een kerk hof. maar orde en stilte zullen heer- schen Aan correspondenten heb ik «e* paar 'antwoorden te geven. Zoo schreef een abonhée te Nijme gen, die met aandacht ons feuillcto* leest en zeer begaan is met het let der hoofdpersonen „och toe, laat de stakkers mekaar krijgen Ik heb haai' verzoek aan do redac tie overgebracht en beloof bij deze mijn persoonlijken invloed, voor zoo ver die gaat, tot een bevredigende oplossing in de verlangde richting aan te wenden. Er is mij een andere vraag gedaan of ik het gedicht over de bijeenkomst van door Frans Hals geschilderde personen, in mijn vorig Zaterdag avondpraatje. zelf gemaakt had. Aan de vriendelijke vragers mij* dank voor de belangstelling. Ik heb mij afgevraagd, of ik d« vraag als een compliment moest op vatten, of niet, maar ben het daar over met mijzelven nog niet eens ge worden. Overigens kan ik de vragers gerust stellen. Noch Goethe, noch Vondel, noch Homerus is aan "t geval mede plichtig. Zelf* de torenwachter niet FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1906 | | pagina 7