BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
Natuurhistorische
Wandelingen
De öek vau de Familie
ZATBRDAG 8 FEBRUARI.
DE ZAT
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
f 1,20 PER 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK,
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
IN EN OM HAARLEM.
XCVII.
Beginnen we nu met den algemeen
voorkomenden vorm, n.l. den vloei
baren toestand, zooals het dus voor
komt in onze waterleidingen, in onze
pompen, in ik an al en, slootéii, rivie
ren, meren en plassen, enz. enz. tot
in de groote zee. Verreweg het groot
ste deel van 'de aardoppervlakte is be
dekt met water.
Dat water is eveneens onderworpen
aan de wisseling van waim en koud,
en al neemt het land nu de warmte
stralen van de zon spoediger o-p, het
water, eenmaal warmer geworden,
behoudt die warmte ook weer veel
langer. Bij elke temperatuur nu ver
dampt het water; een schotel water,
buiten neergezet, vermindert zoowei
in den winter als in den zomer. Waar
blijft die damp Kunnen we dien
zien? Heeft de gasvormige toestand
van water dan ook kleur? Of is hei
zoo als de luclit en andere gassen
kleurloos? Als die waterdamp zicht
baar was, dan moesten we ze altijd
in de lucht kunnen zien, en dat is
zoo niet. We nemen ze slechts waar,
als de hoeveelheid damp grooter
wordt, 'grooter dan de hoeveelheid,
die de lucht kan bevatten. En die
hoeveelheid is lang niet altijd de
zelfde. 't Is vooral de temperatuur die
deze hoeveelheid regelt. Bij warm
weer kan de lucht nog al heel wat
bevatten, bij koude minder. We noe
men dat al of niet verzadigd zijn, een
uitdrukking, die voor zich zelve dui
delijk genoeg is. Is de lucht' verza
digd, dan kan er niet meer bij. Wordt
er dan toch nog damp .in die voch
tige lucht gebracht, dan kan ze niet
meer worden opgenomen en gaat over
tot een zichtbaren vorm, die wij ver
keerdelijk vaak damp noemen.
Wat dampen die paarden Wat
dampt die schotel met eten Door de
warmte verdampt er veel vocht, te
veel om in eens "in de lucht over te
gaan. geheel gasvormig te worden
vlak boven den schotel, vlak boven
de paarden zien we dien toestand,
't Zijn kleine waterdropjes, die in
zwevenden toestand worden gehou
den wat verder (er af, als de hoe
veelheid lucht wat grooter wordt, rer-
dwijnt alles. Wat al weer een vreemd
woord verdwijnen Dat kan toch
niet, beter zouden we zeggen wordt
onzichtbaar.
Daar nu bij lagere temperatuur de
hoeveelheid damp, die de lucht in on-
Haarlemmer Halletjes
Ben Zaterdagavoridpraatje.
Met genoegen heb ik gelezen, dat
de Vereeniging Haarlem voorne
mens is, een brochure uit te geven
over den tegenwoordigen stand van
het Coster-vraagstuk. De wethouder
de Breuk, die van die vereeniging
voorzitter is, zal dus den ongunstigen
indruk gaan wegnemen, dien de laat
ste verklaring van zijn mede-wethou
der Dr. Nieuwenhuijzen Kruseman
naar buiten gemaakt heeft, want dat
de brochure der vereeniging Haar
lem zal concludeeren ten gunste
van onze gemeente als bakermat van
de boekdrukkunst, spreekt van zelf.
Het zou geen doel hebben, te gaan
beweren, dat Gutenberg de man is
geweest, daar zorgen de Duitschers
en andere buitenlanders wel voor.
Tot opfrissching van 't geheugen
zal ik in herinnering brengen, dat
Dr. Nieuwenhuijzen Kruseman bij de
discussie over de verplaatsing van 't
Museum naar het Weeshuis op het
Heiligland zei. dat men in 't buiten
land Haarlem volstrekt niet kende
als de stad, waar Coster de boek
drukkunst had uitgevonden. De wet
houder zei dat niet met een bedroefd,
maar met zijn gewone opgewekte
gezicht, alsof hij zich de onkunde
van die buitenlanders heel wel be
grijpen kon. Dit nu heeft mij en an
deren in 't hart gegrepen. De zoon
van den uitgever, die tijdens zijn
leven, in de Nederlandsche boekenwe
reld zoo bekend was, dat men hem
alleen aanduidde bij zijn voorletters
A. C., die zoon had op zijn reizen in
't buitenland, het uitvindersschap
van Lourens Janszoon Coster met
vuur moeten verdedigen en dat te
meer, omdat hij als wethouder min
of n8««r de gemeente Haarlem verte-
zichtbaren toestand kan bevatten,
minder wordt, spreekt het va.n zelf.
dat het meermalen kan gebeuren, dat
deze "onzichtbare damp overgaat in
den vorm, die in het dagelijksch leven
vaak damp genoemd wondt In de
hoogere luchtlagen is het kouder, de
opstijgende onzichtbare damp wordt
daar verdicht tot wolken.
Grijpt een afkoeling in de
lagere luchtlagen plaats, dan wordt
ook daar een deel van den water
damp verdicht en we spreken van
neve 1. Wordt die dichter en blijft
die hangen, dan is het m i s t. Be
halve door afkoeling va.n de lucht kan
men dien zichtbaren toestand ook
te voorschijn roepen, door toevoer
van nieuwen waterdamp, wat bij
dampende ketels, dampend eten enz.
geschiedt. Daar spreekt men dan in
't dagelijksch leven van wasem. Bij
deren is de temperatuur zeker niet
hoog genoeg om de verdichte water
damp ook op dien naam aanspraak
te doen maken. Daar, zooals wel eens
gebeurt, te spreken van adem, is toch
al te dol. Kookt het water, dan
wordt naast den algemeenen naam
damp het woord stoom wel ge
bruikt. Stoom nu, is, wel is waar.
waterdamp van hoogere temperatuur,
maar ook al weer onzichtbaar. De
bijv. uit een locomotief ontsnappende
stoom is vlak bij de uitmonding nog
onzichtbaar, maar wordt dan door de
koudere lucht dadelijk verdicht, we
zien hem zwellen, zich ontrollen, om
achter den voortrollenden trem zich
in de lucht op te lossen tot onzicht-
baren damp.
Vandaai- dan ook het beslaan
van koude glazen, die in een warm
vertrek worden gebracht, vandaar het
beslaan van de koude vensterruiten
in onze kamers, in spoorwegco upé's',
enz. Die aanslag is niets anders dan
water in zeer fijnen toestand.
Voor den vloeibaren toestand is het
aantal namen zoo groot niet Regen
en motregen, zijn al de voornaamste,
't Is nu niet moeilijk ook dien toe
stand te begrijpen. Koude luchtstroo-
men doen den damp verdichten tot
grootere of kleinere wolken waarin
een voortdurend samenvloeien en
neervallen van waterdroppels boven
en weer yerdampen beneden plaats
grijpt, totdat eindelijk de afkoeling
zoo sterk is, dat de waterdroppels
nand aan hand naar de aarde hol
len.
Nog wat me^r koude, of liever nog
wat meer onttrekking van water c-n
ziedaar den derden den vasten vorm
ontstaan, onder den algemeenen
naam ïj s.
Als de dagvorstinne in het verre
westen is ondergegaan en de aarde
dus niet meer hare verwarmende stra-
genwoordigde. „Hoe mijnheer", had
hij tot de buitenlandsche twijfelaars
moeten zeggen, ;,gij twijfelt? Gij ge-
j looft mij niet? Welnu, ik ben bereid
jmijn leven te geven voor ons Haar-
I lemsch ideaal Coster uitvinder der
boekdrukkunst. Kies de wapens, wat
wenscht gij degen of pistool Tien
tegen een, dat dan de vreemdeling
gezeid zou hebben „Mijnheer, uwe
argumenten overtuigen mij, ik zal
Gutenberg afzweren en Lourens Cos-
ter voox-taan in mijn hart dragen
i Dat Dr. Nieuwenhuijzen Kruseman
op deze besliste manier zou zijn opge
treden, iebben we helaas niet verno
men. Gelukkig dan ook, dat een an-
j dere wethouder, de heer de Breuk,
zich aangordt om die taak over te
nemen. Zoo niet met den degen, dan
toch met de pen zal hij Costers goed
recht helpen verdedigen. Mocht hij
dezer dagen eens de Gedempte Oude'
Gracht passeeren, dan zou hij de
j uitgeversfirma H. D. Tjeenk Willink
Zoon meteen rekenschap kunnen
vragen van de motieven, waarom
zij toelieten dat in het door hen pas
uitgegeven boekje De Kunstnij-
ver h ei d (blz. 112) over deze quaestie
vermeld staat
j „De Nederlanders vooral waren
„ten deze hardnekkig en konden het
'„langen tijd den Duitschers maar
„niet vergeven, dat ze niet Lourens
„Jansz. Coster van Haarlem, maar
'„Johannes Gutenberg als den uitvtn-
',,der beschouwen."
j Hardnekkig! Langen tijd! Al sof we
ooit van gedachten veranderd waren
Maar zoo gaat het, wanneer de ver-
tegenwoordigers van Haarlem zelf,
zoodra zij de grenzen van ons land
zijn overgegaan, de vaderlandsche
belangen aan deze zijde der grenzen
hebben gelaten. Ik hoop dan ook, dat
het College van B. en W. Dr. Nieu-
wenhuijzen Kruseman niet weer naar
j den vreemde zal laten reizen, vóór
!hij op handslag beloofd heeft, da-ar
len ontvangt, spreekt het vanzelf, dat
bij de uitstraling in het hemelruim
de aarde zelve steeds meer en meer
afkoelt. Hoe grooter de oppervlakte,
hoe grooter de afkoeling. Vooral op
weiden door de duizenden grasspriet- i
jes is die afkoeling groot. De omrin
gende luchtlagen worden keuder, zijn
spoedig met waterdamp verzadigd en
eindelijk zet dat z'ch in den vloeiba-
ren vorm als dauw dropjes langs de
randen der bladen, enz. neer. Is de
uitstraling groot, vooral in 't voor
jaar, bij een heldere lucht, dan gaat
die dauw over tot ijs, rij rn of rij p.
't Heeft r u i g g e vroren is een
algemeen bekende uitdrukking voor
dien toestand. Aan grassen, aan de
takken der heesters en hoornen, aan
hekken enz. zet zich dan de damp in
vasten toestand af. Heel anders is
het als het ijzelt., dan toch komen j
de neervallende grootere of kleinere
dropjes aan op de koude aarde, kou
de palen enz. en bevriezen daar tot
een laag ijs, die onze wegen er als
spiegels doet uitzien.
Grijpt een dergelijke afkoeling
reeds in hoogeie luchtlagen plaats,
dan behoeft het ons volstrekt niet te
verwonderen, dat ook daar reeds de
vaste toestand verkregen kan wor
den. In den vorm van de prachtigste
sterren dwarrelen ze dan omlaag, om
de aarde in een witten mantel van
sneeuw te hullen.
Wordt er in den zomer b.v. plotse
ling een groote hoeveelheid warmte
omgezet in electriciteit, dan blijkt
het ook weer, dat de in hoogere
luchtlagen vertoevende hoeveelheid
water warmte moet afgeven en in
den vorm van grootere of kleinere
hagelkorrels komen ze op de
aarde aan.
Over gletschers, ijsbergen, grondijs
enz. zullen we voorloopig maar zwij
gen, genoeg vormen reeds, waarjj/de
mensch met het water kennis maakt.
Zonder water geen leven op aarde,
geen cel, die zonder het water kan
J. STURING.
VRAGENBUS.
Aan mej. B. te H. De Hulste-
takken, die U me toezendt, hebben
geen enkel gaaf blad meer. Alle bla
deren zijn aangetast door de Hulst-
vlieg. De jonge made vreet tusschen
de boven- en ondervlakte het blad
moes weg en gaat zich verpoppen.
Met een mes voorzichtig voo'n vliegje
opgelicht, kunt ge daar het bruine
popje duidelijk vinden. In de laatste
jaren heeft dat insect zich zoodanig
vermenigvuldigd, dat er bijna geen
meer voorkomen, die nog
gezondi? Vaderen hebben.
J. STURING.
't Was .een mooie Juli-avond bu:-
ten. Juffrouw Watts, die kamers ver
huurde, wandelde met opgestroopte
mouwen ze had een drukken dag
gehad naar het tuinhekje, waar
juffrouw Deal haai- wenkte.
Wat zouden die beide arme, hard-
wei'kende vrouwen gehad hebben, zon
der zoo'n buurpraatje nu en dan. Het
dorp Silverstream leverde zóó weinig
op, behalve de schandaaltjes, die stof
tot praten gaven.
Wel, wat is er informeerde juf
frouw Watts, in antwoord op buur-
vrouw's veelzeggende hoofd- en kin
bewegingen.
Mensch, ik kan er niet over uit
Wat is er dan?
De Lavenders gaan weg
De Lavenders van Rose-
dale?
Wie andiers Ze gaan naar Lon
den.
't Is toch niet waai-Menschen,
die hier van ouder tot ouder gewoond
hebben
Ik heb het van Susan Baker, die
er altijd de eieren koopt. Ze gaan
weg, over veertien dagen. De heele
boel is verkochter komen vreemde
menschen in de plaats.
De Lavender? wegEn waar
om
Nu—vraag je mij meer. dan ik
weet. Ze zijn trotsch volk mam- al
lang in verval. En die Litty.
Litty ja, sommige lui vinden
haar mooi. Maar mij is ze te schraal
en te hoog in haar wapens. Toch zeg
gen ze, dat Stephen Squire
O. zijn familie zal het nooit toe
staan. De oude John Squire heeft, zich
er bovenop gewerkt, en hij heeft. Ven-
der Hall, waar vroeger de Lavenders
woonden. Hij wil. dat Stephen geld
trouwt, en daar heeft hij ook schoon
gelijk in.
- Nou, maar andiers! De Lavenders
zijn toch nette lui, al hebben ze nu
maar een klein spulletje - en Litty
,is een lief meisje. Wacht, daar
lcomi"ze niét aan; we zullen hiaar zelf
laten vertellen.
i Litty Lavender was een lang, slank
'meisje, met een fijn gezicht en een
paai- mooie, donkere o'ogen. Ze had
de houding van een dame het'eeni-
go erfdeel van de oude familie Laven-
Litty wilde voorbijgaan met een
beleefd „goeden avond", maar juf
frouw Deal strekte een vetten arm uit
en hield haar vast.
Wat hoor ik, Litty
Zij bleef staan, hevig kleurend.
Ja, u hoori zooveel, juffrouw
Deal.
Is 't waar, dat jullie Rosedale
verlaat, om naar Londen te gaan?
Ja; we gaan eens veranderen.
Eh zoo opeenszeide juffrouw
Watts.
Och, moeder heeft hier zoo n last
van de vochtigheid ze heeft het nu
al weer in haar keel en het zal
daar wat opgewekter zijn. Niets houdt
ons hier terug.
Behalve, dat je hier geboren en
getogen bent. En jelui hebt hier een
goed huis en vele goede vrienden had, en zijn vader kon niet vergeïe*.
Weet de dominee er al van dat ze leege zakken had, al kon er
Ja, alles is beslist. En meneer mets gezegd worden tegen hare fami-
Tonk heeft geschreven op onze adver- lie; want het was bekend, dat een
tentie. Hij neemt het. huis over, met honderd jaar geleden de Lavende?*
alles wat er bij is. Hij komt de vol- groote lui waren, die in verval raak-
gende maand. ten, zoodat Litty niets ander? ov«-
En nog al good? vroeg juf- hield dan haar mooi gezicht, haar
fro uw Deal, een welsprekend gebaar trots en wilskracht.
makend met duim en wijsvinger Zij merkte 't wel, dat men Stephen
O, ja.. hij betaalt wat wij haar ouden speelkameraad gewaar-
vroegen. schuwd had tegen haar gezelschap.
Maar je laat hom toch niet de Zijn zustere beleedigden haar in het
oude eiken meubelen... en de klok? publiek, terwijl zijn vader een presen-
-- Neen, die bewaart meneer Dawis (abele schoondochter had gezocht,
voor ons, tot wij op streek zijn... net Stephen echter verzotte zich; hij
aJs Mop zij wees op den hond, die stelde Litty voor, samen te trouwen
haar begeleidde - de kat nemen en naar Australië te gaan maar zij
wij mee. weigerde. Zij wilde geen opspraak
Ze zeggen, dat 't ongeluk brengt, maken en haar modder en broeder
een kat mee te verhuizen, waarschuw- niet verlaten.
de juffrouw Watts. Er volgden scherpe woorden. Ste-
Op dit oogenblik naderde een dog- phen zei. dat hij bereid was, zijn fa-
cart, aan het mooie grijze paard ge milie en al zijn vooruitzichten in den
makkelijk te herkennen als die van steek te laten, maar Litty wilde hem
den Sqiiire. Stephen zat op de voor- niet tegemoet komen ze gaf zeker
bank met juffrouw Bulger, een vrien- niets om hem.
din van zijn zuster, die de achter- Op dit kritieke oogenblik verscheen
bank innam. juffrouw Bulger ten "tooneefc*. Stephen
Zoodra Litty het gezelschap zag, werd in haar gezelschap gezien en
keerde zij hun den rug toe en deed de breuk was er.
net, alsof ze 't niet merkte, dal Ste- Litty voelde, dat ze 't nu nie* zou
phen beleefd den hoed afnam. kunnen uithouden, te Silverstream te
Zoo, dat schijnt in orde met die blijven en het medelijden der dorpe
twee zei juffrouw Deal, met een wijs lingen op te wekken.
gezicht; ik hoor, dat ze heelemaal Na een laalsto or.derhou l met Ste-
vierduizand pond heeft; maai' de oude phen waarbij zij trotsch en ja-
Squire uil met alle geweld dat. huwe- Joersch wn? en hij driftig besloot
lijk. zij. het oude leven te ontvluchten e*
Ze is bar leelijk meende juf- elders opnieuw te beginnen, te Lon-
frouw Watts. Vind je ook niet, Lil- den bijvoorbeeld.
ty. meid? Haar moeder wilde van geen schei-
Och, ik weet niet. Maar ik moet ding weten als Litty ging, volgde zij.
nu weg: ik heb nog zooveel bood- Dan, de groote slungel van een jon-
schappen. gen. telde niet mee in den famdlie-
Die verhuizing is een heel ding bond. Toen voor het huis een kooper
voor jelui- Je bent hier zoo gewend. was gevonden, besloten ze een aardig
Och, ik denk dat Londen ons bovenhuis te huren te Londen, waar
wel bevallen zal, moeder en wij.. al Les goedkoop te krijgen wn,?.
En Dan? Litty zou naaiwerk zoeken, thuis.
Dan geeft er niet veel om. Hij op de machine moeder kon helpen,
vlndit 't enkel jammer, dat hij debecs- Voor Dan zou ook wel wat lichtwerk
ten moet in den stedk laten... Nu, te vinden zijn. Op mooie dagen eou-
goeden avondden ze samen gaan wandelen in de
En met een minzaam knikje ging parken, waar muziek wasmet slecht
Litty baars weegs. weer in de Museums en Zon cl ags naar
De beide juffrouwen volgden haar Westminster Abbey of den St. Paul,
met oogen als zoeklichten. Toen ze Zou een prettig. nieuw bestaan zijn,
ver genoeg weg was, keken ze elkaar van werkzaamheid en afwisseling,
aan, en juffrouw Deal verklaarde met Te Londen zon Litty dien Stephe*
overtuigingvergeten.
Er is meer dan één gek op Rose
dale Litty\s verbaal over haar moe- Mevrouw Lavender een mager,
der's keelpijn en verlangen om naar blond vrouwtje Dan, haar'n beetje
Londen te gaan, was niet geheel over- onnoozele zoon van zestien jaar. .3»
eenkömstig de waarheid. Haar eigen Litty, haai- mooie ondernemende doca-
trotsch, gewond hart was de werkelij- ter, kwamen in Augustus te Londen,
ke reden, waarom de familie plotse- Ze namen gemeubileerde kamers -3n
ling opbrak. waren gereed het nieuwe koninkrijk
Zij en Stephen Squire waren jaren in bezit te nemen,
lang speelmakkers en vrienden ge- Londen was warm en benauwd de
weest en. zonder dat ooit een verkia- heele „wereld was uit de stad; in
ring was geschied, zoo goed als ver- alle zaken heerschte slapte. De da-
loofden. me. voor wie de dominee een aambe-
Stephen, die zijn vaders land be- velingsbrief had geschreven, was niet
bouwde, was een flinke jonge heere- thuis.
boer, en zijn vader verlangde, dat hij De duffe, kleine kaniers waren ge-
een góed huwelijk deed. Hij zou nooit heel iets-anders dan liet heerlijke
zijn toestemming geven voor een ver- Rosedale waar men frissclie lucht i*
bintenis met Litty Lavender, de doch- overvloed had.
tea- van een weduwe, die 'i smalletjes De huur was hoog en t leven duur,
had. Zijn zusters konden haar niet al maakte Dan zich verdienstelijk door
vergeven, dat zij eon lief gezichtje schoenpoetsen, boodschappen en kl«-
voor Lourens Coster te zullen leven
en als liet moet te sterven.
Ik sprak daar van de Museumplan-
nen. Het verkwikkelijke vooruitzicht
wordt ons geopend, dat de daarover
nu gehouden strijd nog maar een
voorpostengevecht is .geweest en dat
het eigenlijke gevecht pas zal wor
den geleverd bij de indiening van de
plannen. Het is het laatste nummer
van den Haarleinschen Woninggids,
dat ons dit voorspelt. Dat belooft wat
1 Enfin, we zijn nu eenmaal de stad
van de quaesties en er was zoowaar
in langen tijd geen strijdvraag van
belang aan de orde geweest. Geluk
kig dat er in andere opzichten voor
rust en kalmte wordt gezorgd. Daar
heb je nu de serenade, die deze week
aan den stationschef is gebracht.
Wanneer de regeling daarvan aan de
gezamenlijke hofjesjuffrouwen van
Haarlem was opgedragen geweest,
zou ze niet stiller hebben kunnen ver-
loopen. In België maken ze van zoo'n
gelegenheid een algemeene feestelijk
heid. Het muziekkorps trekt niet dade
lijk naar de woning van den jubilaris,
maar marcheert eerst de heele stad
door, ter algemeene vervroolijking en
gaat dan, voortdurend vroolijke mar-
schen spelende, op zijn doel af. Na
afloop van de huldiging trekt men
op dezelfde manier weer naar het
punt van uitgang terug.
Maar zoo doen we dat hier niet. Het
muziekkorps trekt met stille trom en
zwijgende trompetten naar 't Sta
tionsplein, alsof het om een begra
fenis te -doen is. Waarschijnlijk om
de kippen die zooals men weet vroeg
op stok gaan, niet in hun eersten
slaap te storen. Is de serenade afge-
loopen, dan gaan de muzikanten op
dezelfde manier naar huis.
Misschien begrijpen sommige men
schen niet goed, waarvoor dat moet
dienen. ..Muziek", zeggen ze .ver
edelt den mensch!" Jawel, maai
de orde, vat u 't Kar, wanneer een
muziekkorps blazend dooi de stad
trekt, wel eens gebeuren, dat een
hard meeloopende jongen een eer
zaam burger op zijn belikdoornden
.teen trapt of dat een ander per on-
geluk een ruit instootOm dat te
voorkomen, géén muziek onderweg
AI dat lawaai op straat, waar dient
het voor Stil moet het wezen en
rustig. Net als in een hofje. Er moet
zoo min mogelijk kans van mogelijk
heid van schijn van drukte in de stad
wezen, dna kan de politie het best de
orde handhaven, 't Is zoo klaar als
een klontje. En daar toch binnenkort
wijzigingen van de Haarlemsche po
litieverordening in den Raad behan
deld zuilen worden, geef ik beleefd
in overweging, er een nieuw hoofd
stuk aan toe te voegen, tot verhoo
ging van de rust en stilte op straat.
Artikel I. Hei is verboden, aan
draaiorgels te draaien buitens- en op
piano's, violen, fluiten, trompetten en
andere geruchtvoortbrengende werk
tuigen te spelen binnenshuis, van des
morgens 6—11. des namiddags 12—3,
'des avonds 12 en des qachts 12—6
uur.
Het is verboden luidkeels te zin
gen, het zij alleen of te zamen en in
vereeniging anders dan des} avonds
van 8 tot 10, met zorgvuldig gesloten
vensters.
Artikel II. Van 1 Juli 1906 a.f zal het
aan de straatjeugd niet meer geoor
loofd zijn, op straat of in huis tus
schen de tanden of op de vingers te
fluiten.
Artikel III. Samenscholingen van
meer dan drie menschen zullen, be-
halve op het stationsperron. verboden
zijn.
1 Artikel IV Het voeren van luide
gesprekken op straat of in openbare
lokalen of vervoermiddelen is verbo
den. Alleen een zacht gefluister *ni
worden toegestaan.
Artikel V. Hardop lachen zal voort
aan niet meer worden geoorloofd,
slechts een bescheiden glimlach zal
nog worden toegelaten.
Artikel VI. Personen, die zich ge
zamenlijk ergens heen begeven, zul
len zich aan de rechterzijde der straat
moetende bewegen, zich twee aan
twee moeten scharen, daarbij een
onderlingen afstand van minstens
drie meter bewarende en met een
snelheid van hoogstens 5 kilometer
per uur.
(Mocht men aneenen, dat de stijl
van dit artikel eenigszins gewrongen
is, dan doe ik opmerken, dat dit het
des te aanbevelenswaardiger maakt
voor een officieel© verordening).
Artikel VII. Het verkeer van auto
mobielen, fietsen en motorfietsen is
geheel verboden, dal met rijtuigen
alleen toegestaan van 's morgens
8—10 en van 's avonds 8—10, mits
rijdende met gummi banden.
Artikel VIII. Aubades en serenades
en soortgelijke opschudding verwek
kende aangelegenheden, zijn verbo
den, met uitzondering van die, waar
bij diegene, voor wien de aubade of
serenade bestemd mocht zijn, bereid
wordt gevonden deze aan te hooren
op de achterplaats van het bureau
van politie in de Smedestraat, op wel
ke achterplaats zich dan tevens de
muzikanten en de vertegenwoordi
gers der .serenade- of a.u bade-brengen
de conporatiën zullen kunnen opstel
len. Publiek zal hierbij onder geen
voorwendsel worden toegelaten.
Artikel IX De politie heeft het
recht en den plicht, alle op straat,
in boomen, of op daken van huizen
blaffende, jankende, huilende, miau
wende of luidkeels blazende honden
of katten, of aanverwante dieren, on
middellijk naar het asphyxiatïe-toe
stel te vervoeren
(Dit artikel schijnt mij, al zeg ik
het zelf, voor een Nederlandsche '*r-
•rdening al bijzonder gelukkig gere
digeerd).
Voorloopig kan dit voldoende wor
den geacht. Is ér nog meer noodig
.voor de stilte in.de stad, dan kunnet»
'ook de vrachtwagens in de stad ver
boden worden en de hanen verbannen,
gelijk de Sybarieten deden. Het zal
dan tevens overweging verdienen, de
openbare uurwerken en de Damiaatjes
stil te zetten.
Weliswaar zal 't in Haarlem da*
zoo vroolijk wezen als op een kerk
hof. maar orde en stilte zullen heer-
schen
Aan correspondenten heb ik «e*
paar 'antwoorden te geven.
Zoo schreef een abonhée te Nijme
gen, die met aandacht ons feuillcto*
leest en zeer begaan is met het let
der hoofdpersonen „och toe, laat de
stakkers mekaar krijgen
Ik heb haai' verzoek aan do redac
tie overgebracht en beloof bij deze
mijn persoonlijken invloed, voor zoo
ver die gaat, tot een bevredigende
oplossing in de verlangde richting
aan te wenden.
Er is mij een andere vraag gedaan
of ik het gedicht over de bijeenkomst
van door Frans Hals geschilderde
personen, in mijn vorig Zaterdag
avondpraatje. zelf gemaakt had.
Aan de vriendelijke vragers mij*
dank voor de belangstelling.
Ik heb mij afgevraagd, of ik d«
vraag als een compliment moest op
vatten, of niet, maar ben het daar
over met mijzelven nog niet eens ge
worden.
Overigens kan ik de vragers gerust
stellen. Noch Goethe, noch Vondel,
noch Homerus is aan "t geval mede
plichtig. Zelf* de torenwachter niet
FIDELIO.