BK huiselijke werkzaamheden. zoo mooi schitterde, en ik dacht: dat d« vader trad binnen; hij nam zijn, O, vergeef mij, bid ik uen groette liaar zonder stil te hmirten Zoodra Litty „connecties" had en koop ik voor zus! Die houdt van mooie muts niet af en bleef met nijdig ge-' Zuchten verstikten zijn stem, maar vriendelijk vluchtig maar wit rl' meneer Tonk de laatste afrekening dingetjes. Ik had net een fooi gehad zicht staan. zijne lippen kusten herhaaldelijk de hoogte voor het meubilair enz. had gestuurd;, van een meneer, voor het wegwijzen.Gilberta stond op en reikte hem ha- hand der stervende. Heete tranen vie- Van "dat oogenblik af kreee- het rii nou de familie een betere woning zoe- 't Kostte mij maar vier stuiversgeen re Meine hand, die wel wat beefde. len er op, trainen uit het diepste zij- wied voor onJ^paaMen tiid verlof en ken. Intusscben vermaakten ze zich meausch bood meer op die broche. Ze Wait er kort geleden gebeurd is, 'nar ziel voortkomend. kon het zich overgeven aan stille over zoo goed mogelijk met wat Londen lachten mij uitMooi, zeg begon- zij, heeft mij wel wat leed ge- Zij glimlachte even dn alsof zij dit peinzingen den wandelaars biedt. Maar Dan, 't is echt! Hoe konden daan maar dei paarden liepen zoo hard oogenblik had afgewacht, richtte zij Na ©enig© weken kwam het bericht October kwam: de menschen keer- ze dat verkoopen voor slechts vi-erstui- enik had u te laat gezien. zich een weinig op en zonk weder te- dlat Hans op reis zou gaan, voor een .™,o. g« nog den naar Landen terug, doch met hen vers? De vriend elijke blik en zachte steen rug met de woorden - Nu ben ik gelukkig Hans en Ida. half of een jaar; men wist het niet precies. - 1 Ida schrikte. Nu moest hij toch komen om afscheid te nemen; 'dat was haar ©enige troost. Hij kwam dan ook, maar juist toevallig toen zij af- we-zig was. Men bracht haar zijn af- scheidsgroeit bij haai- thuiskomst. I Zij ging naar den zolder en wierp zich op den grond tussehen allerlei rommel neer en weende bartstochte- 6wain het nieuws van den oorlog in Weet ik het Zeker gegeven dd.or troffen hem,, maar hij dacht aan zijne Zuid-Afrika, de zaken bleven slap, de een rijke dame, die berouw had over kameraden eai hield zich in. gezichten waren lang en somber. haar zondenMorgen laat ik het O, gij rijken, zeide hij, wat kan 't Werd Kerstmis en de Laven- kijken aan mijn vriend Levidie heeft u ©en arbeider schelen Die is goed ders zaten nog in die akelige boven1- verstand van dii© dingenEen- man om vertreden te worden als een 1 kamers zonder work en heimelijk tel heeft mij er al vijf pond voor gebo worm rugverlangend naar Rose dale. den. Ruw mensch, rieip zijn© vrouw enZijt ge spoedig klaar, Ida Slechte tijding had hét Nieuwjaar Ho© dom, Dan, dat j© die niet brak in tranen uit. Ziet gij niet, watJ a, waarom gebracht .Meneer Tonk die doof genomen hebt! zei zijn moeder. zij voor ons doet? i Ik wilde je eens wat vragen: bleef voor brieven, zelfs voor telegram- Nee, mamaatje, als het vijf pond Laat de rijken ons ons zweet be-1 Dadelijk. men, had plotseling de plaat gepoetst, waard is, is 't meer waard ook. Dat talen1, dan hebben wij geen aalmoe-Zij zit op haar fiets en voert eenige lijk' alles in den steek latend. Hij was hun weet ik best, al zeggen ze, dat ik gek zen noodig j kunstige toeren uit. Nu springt zij er Op den avond van d'enzelfdeoi da.0, ruim tweehonderd pond schuldig en ben! 'ni Fortuin is 't waard', een for-Toen riep zijn dochiterkeaf, staat voor hem, slank, friseh en ging Ida naai- buiten in den stillen had er maar twintig betaald. tuin voor u en zus! •- O, vadJer. zij is zoo goed! ibekoorlijk in haar donkerblauwe ja- tuin, waar het maanlicht met rustige Deze geheel onverwachte slag was Dan's woorden kwamen uit. 1 Ga heen, zeide hij. en stootte hetpon, met rooide wangen en lachende pracht de lat© zomerbloemenbestraal- een ramp voor mevrouw Lavender, Het juweel bleek te bestaan uit dia- kind1 terug. oogen. doende avondwind haar als eene wier magere spaarpot spoedig slonk, manten van 't zuiverste water en werd Gilberta weende; zij reikte de zieke j Ma, houdt ge v.an mij? zachte liefkozing over het haar streek Tonk bleek een sluwe bedrieger, en geschat op twee duizend vijf honderd de (band en sprak Natuurlijk, wat een komieke Uit een geopend raam kwamen de to- zijn advocaat was niet veel beter. pond. Het had gelukkig geen Tot weerziens, eens zult gij mij vraag is dat nu nen van een lied, dat de onderwij-ze- Een ander ernstig nieuws. historie, en niemand eisebte het op; toch, hoop ik, betel- leeren kennen, i' Jo weet toch. dat we met elkaar nes daarbinnen met een zachte stem Stephen Squire had geweigerd -juf- dus behoorde hét aan Litty Lavender. Niadiat de zieke weder hersteld was,zullen trouwen? bij de piano zong. trouw Bulger en haar vier duizend die 't natuurlijk verkocht. werden Gilberta's bezoeken zeldzamer, i Dat is waar ookik had het ge- Nog dieper voelde zij haar h-arte- pond te trouwen en onverwacht dienst Dan's vriend Levi hielp hem daarbij maar de kleine Irma kwam nu dage- heel vergeten. Maar zooals van zelf wee. Hij zou weggaan en veld schoo- genomen bij de Yeomanry voor Zuid- trouw en eerlijk. lijks op het kasteel, en immer keerde .spreekt, komt daar toch niets van. ne en beminnelijke vrouwen ontmoe- Afrika. Litty stelldd voor, nu naar Roisedale zij rijk beladen terug. In het huisje Nietwaar ten en. één daarvan zou hij zeker me- Araie Litty Een ongeluk komt nooit terug te kee-reu d'e moeder had'd'aar werd een nieuw leven begonnen en.' er Waarom niet? debrengen als de toekomstige meeste- ailleen. Stephen schreef ha ar, voor hij niets tegen. zou geluk gewoond hebben, als de Kom, Hans, dat weet je toch even res van Friedensfedd. vertrok, een dramatischen af scheids- In Mei was de diamanten aigrette haat des vaders zijn hart niet verbit- goed alls ik. Wij beminnen elkaar in Zij echter zou ver'van hem blijven groet. op weg naar de Véreenigde Staten en terd had. het geheel niet en een huwelijk op en geen aandeed meer hebben in zijnzich in de lotgevallen van Rusland. de familie Lavender woonde weer op Met zulke lieden is niets te be- kommanido is alleen goed genoeg-voor lot. Dwaas, onbegrijpelijke dwaas, die! Rimpels kwamen op zijn voorhoofd „Lieve Litty! Rosedale, in het oude huis. dat geluk- gummen, zedde koetsier Johan. onzelfstandige menschen emniet voor zij geweest was. i en hij keek niet op. De kleine wouw „Ik heb spijt over mijn drift en kig nog leeg stond Spoedig waren ze Zij kennen ons hielt, later zullen dezulken, die weten wat zij willen, Zij dacht niet meer aan dichters enzat uren tegenover' hem zonder dat „booze woorden. Vergeef iemand, weer geïnstalleerd, alsof ze nooit het zij ons leeren kennen, was het amt- zooals wij beiden-. aan liefdesliederen. De vreemde tonenhij zich om haar bekommerde Ze ..die® je nooit meer zal zien, maar huis hadden verlaten. Onder de buren woord van Gilberta.. Zei-det ge daareven, niet, dat gij verstomden bij liet luide kloppen van! w-as bedroefd en on zekeren dag kon ..die met zijn gedachten trouw was bet algemeen© oordeei, dat de Op zekeren dag bleef Irma op het vaai mij houdt? haar eigen hart. ze zich niet lans-ér bedwingen- ze „aan jou zal blijven tot zijn laat- Londemsch© lucht hun geen goed had uur, -dat zij op het kasteel vernacht Ja, maar van iemand houden of Als zij hem nog maar eens mocht trolc rie krant nit riin handen en' 7©d „aten ademtocht. Litty, je deed gedaandat kon je wei aan de ge- werd, afwezig; Gilberta liet inspan- trouwen is niet hetzelfde. Zie, wij zi€n en 'hem zeggen kon Ga niet weg. _tp bmint m» U mwr! „verkeerd met naar Londen te zichten zien. nen en reed er heen. Zij vond hare kennen elkaar van kindsbeen af, heb- van mij in toom ik wist zelve niet gepehiedenissen kunnen mij gesto len worden jij bent mijn koning en moet met mij lachen en vroolijk zijn Zoo verstikte ze telkens weer het za-chto „maai-" van den beminden man, zoodiat. het hem zelf ©en mie daad leek den vroolijken aard van het altijd opgewekte natuurkind op ernstige paden te leiden. Maar mettertijd begon hij toch een weinig ongeduldig te worden, dat ze hem h-eelemaal geen rust liet om te werken, 't Was waai-, hij behoefde maan- een ernstig gezicht te zetten en dadelijk nam ze gehoorzaam eend'er boeken, welke hij voor haar had neergelegd. Dan zat ze stil en bewoog zich niet. tot. -haar echtgenoot het niet. langer vol kon houden en na,ar haar keek. O, hoe schalks lachten haar oog-en hem dan aan I Dacht je werkelijk Och, arm mannetje, verbeeld: je maar niets Ik le eb alleen maar, opdat jij tevreden zult zijn. al die. vreemde volken gaan me heelemaal niets-aan een katje, dat buiten miauwt, in teresseert mij veel meer. Toe, maak wat voort, ik heb je zooveel te ver tellen En nu plotseling in dien laatsten tijd zat hij in plaats van naar haar te luisteren den ganschen avond oVer de couranten gebogen en verdiepte ,,gaan je trots dreef je daarheen. Maar financieel schenen ze het wel modder weeuend. I „Als je. hier was gebleven, zou te kunnen stellen. Waai-is Irma? vroeg z-ij knorren gekregen, om de lekkerste vaütrok hij én ais hij terugkwam zou „alles terecht gekomen zijn met- Stephen, Squire was kort geledrtm te- Och, zij i-s zeer ziek* de dbkter P&real ruzie gehad. Gisteren hebben datgene, wat nog aan liefde voor ben samen paardje gespeeld, samen hoe ÏWjifmïj' mi Maar mor^ 516 0nvrien- vKer^lu- VATit.mk hn at», n.lc 11.11 iprnckuiani 7/1.11 - komst en een paar duizend pond van Miin man heeft haar in heit' Zie eens> beste j°nê'ön, zegt zij het met licht overgoten, boschje keek rampzalige volk moet immers haar aaif - mwwrArtenif Hiilft hprnftTnrlfi lioffte i-lr r.„vaé™ ierte/repn, mp.rte.lnrte.n onwftkkp.n Zoo vertrok Stephen. haar zelf. 'waischhuis ©en bed gemaakt en is bij - -«■ Intusschen had Litty t thuis moeie- Hij zond zijn zoon naar het vrjan- haar. O. als haar een ongeluk over- bedoel dat vung verlangen, dat zoete weerde steenen beeld. lijk genoeg. Haar moeders gezondheid dJelijk kamp met de vrcüesVlag, in den komt, wat zal er -dan van ons wor- ■QT1 Kar""Tïrv't ™a TT werd te Londen niet beter, maarsleoh- vorm van een prachtige ham en nu den?' ter; metjde financiën was helt treurig is het alles patsen vree en voor- Nu, laten wij moed houden, -'k zal haar eens opzoeken. gesteld. Dan had zich te Londen goed spoed, thuis gevoeld en werd op straat d© vriend van krantenjongens en zulk soort en ten slotte zelf krantenjongen. Hij was nog zoo gek niet, als hij er uit zag. Ilij amuseerde zich best op 't asphalt der groote stad. Mevrouw Lavender en Litty hadden Dan eigenlijk nooit meegeteld; hij kon amper lezen of schrijven-. Nooit bU'l I 1 lluu I.CJ1D ULTuUCavU. 1 („Avap."J Achter het huis lag een klein ge- zou l£ch erg- dom mn ons zijmI en." - - Rn n-A.nl.'T ovt. nat. ixt-a gq.ywo.tii rl a.t oveiredend, die beroemde liefde ik grauw en spookachtig luet hall' ver- iedereen medelijden opwekken ite weerde steenen beeld. I Maar onbezonnen antwoordde ze: hopen-, en zoo meer, je begrijpt me 1-Iaar overmoedig woord kwam h-aar I Wat gaan mij Rusland en zijn wel zou ik wel eens willen -lee- weder in de gedachten. „Laat ons ellende aan ren kennen. Gij niet? En zoudlen we wachten tot de planten in den1 schoot, j Zoo zou niet eens de jongste vaas elkaar dan den pa.s afsnijdenDa,t dier steenen Flora beginnen te bloei-mijn leerlingen spreken, zei de pro- Een offer van Naastenliefde Vlug stapte zij in het lichte rijuig- bouwtje daar had de arbeider een bed! voor zijn kind opgeslagen eai treu rig zat hij er bij. Toen Gilberta de En_ denkt ge, dat we samen- dat En plotseling doordrong haar eene jonge vrouw wierp, was zeer ernstig. J fassor en de blik, welken hij op zijn Ach. waarom moest ze tfhanis aan waarom moest die genot niet zouden kunnen smaken? gedachte. Daar aan het "parkhek dei" „o, «O Wij Geen denken aan Wij stem- Flora, en hier de bloemen -- een enkel dit alïes denken, deur opende, sprong hij op, strekte men overeen. teeken, een laatste kon zij hem geven kleine schooljongen haar groeten de hand afwerend uit en riep 1 Nu. daar zou ik wel buiten kun- beminde liij haar, dan zou hij het daarmee de herinnering aan al het Kom niet binnen, o kom tocli beaibegrijpen, en haar wellicht niet op-1 akelige van den vort gen avonid in niet binnen! En daar wj] elkaar met beman- geven en vergeten; bemande hij haar - - Het is te iaat zegde Gilberta la- ne,n brillen. biet, dan zouden- haar woorden hem TZiMnm «iii wnoA-hifjm. - wij zijn needlis lang ontgaan zijnen zijn oogen slaafsch vereerder van zijn zuster. Tiet jaar 1900 was droevig voordui- oenden in Engeland, ook voor de La venders, al hadden zij geen bloedver want in 't veld. &on uuipei lezeu ui suinj vojj-. xnuu-i-i, h,aar wachltp «ftreek hmav Het ïs -to laat, zegde umjoim»- aam hij uit eigen beweging een boek nam de teueels ifit chendi, ik ben er reeds in. Zlrtlen ,WJJ wochf^1 - 0 to handen. Maar hij had zeker aan- handÏÏi vS?'den LetoicJ m zette Maar weet gij wed, wat de kledine .b61.den nog jong beshste hij op zijn zouden onverecbülig langs het stee geboren scherpzinnigheid en was naarden Z£S met denVdtrSL solieeilt? Weet gij wel, dat gij eraan W™ manier dte hem ouder deed nen beeld heenglijden. - dejiM-rderaan M tien uitroep stwv<0 kunt7 zij beeft d» dipfateri- dm. hg ma. - Wemige minuten later sloop zij met T?m- Zlk" rih-^ATl tis Ik §'eef ^3©, dat het op ditoogen- saamgehou-den schoad schuw envoor- ae j vu Efiip hniverine-ovwviel GilbAria hii blik niet gemakkelijk is te onderschei- zichtig als naar een „rendez-vou-s", aan hunC hoofdstel en «ET zfefT ddt^oo^'XTzU Sml^zlch t» wederzijdsche gene- naar Lt Flora-beeld. Nu schreed zij vSn™ dtaf T - Diphteritis vroeg zij, niet meer genheid gewoonte m lnnder-vnond- om het laatste geboomte heen, en- Heit. kwam er nu op aan, den hom- orai. rjiorf,? schap, wat la-efde is. Hans gei hulton de deur te houden, en Dan ZiJboogz^^mg®tM vooroverval Maar lk zeg u, men kan er aanZU '«bt; Met emi schreeuw trok zij zicli te- was 'de man. die het kunststuk ver- scl-öcin zien .geheel te wijnen aan net s^erven_ YV achten Als -dat de liefdeproel rug. Daar stond hij en trok juist ztj-n cichtte. Hij Bep rond met de „Eve- 8™ot5?'_k I -Wat God wil, geschiede, amt- moet zijn voor mijn pai't laten wij hand weg, waarmede hij een ruiker aingScrearn'.Zijn stem overschreeuw- ik TTbrne riS haT woordde zij, laat mij de kleine ziem. da-n wachten tot. nu, laten wij zeg- prachtige rozen m liet verweerde de vele andere, maar wat hl] verdien- "ViSi' kïe En zij ging recht naar het bed, waar g<®, tot de planten, welke die stee- kleed der steeDen godin gelegd had. de was een treurig beetje voor dm i^rooeSST llBt kind ™sttezij reinigde en ver- h«i Ftara m haar schoot, draagt, be- Een_oogenblik was het stil tussehen menschen. s-hc haar toe. Ineen gedoken hield frischte het kind en zeide toen De zomer kwam, met mooi weer en zij ztch aan 4(!n waml vaat en Nu zijt gij ldaar, miin kind', ga vroolijke kleuren, de „London oea- ,clieu*dJ&, als bij eon naderend onweer. n-u^rustig slapen. hen. Toen zeide zij zacht verwijtend nii heit kind rustte; zij reinigde en vei- -1- - gmnen te bloeien. Inderdaad, wel wat veel v&r- i-u i uow o-to-Mcua. langd. Ik kan dus heengaan met eenOmdait ik voor mijzelf klaarheid' eon" doch voor Litty en haar moeder ^uffroU^"MXrt^"ver^f niii En als°een moedferke. dekte zij liet v wiid'e hebben of gij gelijk hadttbn oms bi-acht hij niets dan heimwee naar het ik h3 i veiieton ik4voei kind goed toe. Axr'" -°e nT r Z°,° laatste gesprek aji-twoorddie h| Neen, m.jfl p.-.cftfiir.te «n iiiof hiApjri i ikp hniiiten- geneei \ieigeien, ik geAoei praten, Hans! Wij zijn het toch vol- gn hadt ongel nk, geheel ongelijk, ten Jmt o ri wS een riaas rieSt m\\ zo° WlJ ^ull^n baf'ei', doorK komen eens! En nu, groet de uwen minste waT mi'j betreft. Ik bemin je ^weU 1!aar moodeT'eu hTr a tn op. ceTï enkal-woord bedaarden brengen .sprak zij tot den arbeciter; to „Friedensteld" van mij, en kom toch en laat de hoop niet varen, je «neusje geweest, naai moeaer ©n naar de p0(njniies ]lun gang. tot weerziens. morgen bijtijds terug 'p.ptv<* Ip hpzh+pn Daarom le°-de ik tot .Zoo geluMdg! Hoé zou zij 'het niet De ponnieis hadden gedurende drie Zij keek hem met voldoening aan. afscheidsgTÖét die rozen daarin - Waarom vroeg LUty zïch Z1}n?- Gllberta •1°ng' pf 7ane? daf« 7si- hf z»o was de zaak in de beste orde. nu bloeiden zij. de bloemen van uw «igen trots, an aai om, vroeg nrny ziui pe^jonaat gekomen, aanbeden ais naar t kasteel en van het kasteeil naar waarliik hii was een knar mensch rinm Bölye af, had zij geen geduld gehadJ eenig kind door haar vader, door al- de hut.het woschhok weid netjes in geon a^der kon met luern vergeleken Hans! riep zij. en het ldonk als len om haar goedheid1 bemand, onaf- orde gebracht dn op zijn meuwen worden. Maair zoo zich door hem te «en juichkreet. i iiftAr "hii h«t. hpfi i, i,.i _n_„ J haar wakker roepen? „Zoo zou niet eens de jongde van mijn leerlingen spreken." Was dat niet -een boos-, een hard woord- En -dan die blik Het hart kromp haar nog ineen, als ze er aan dacht. Maar naast de smart ontwaakte ook de trots in haar hart. Wat heb ik dan toch eigenlijk gedaan Moet ik misschien belangstelling huichelen, die ik niet koester Is het- verkeerd zijn man boven alles te beminnen, zoodat niet® daarmee op dezelfde lijn kan worden gesteld „Wacht. maar", dreigde ze bij zich zelve, ik zal me wreken, vreeselijk edel wreken En dan ja dan, als Hun vriend de dominee was dood), Jl6n om naar goeanead.' bemand, onaf- orue georaent en op zijn nieuwen word* de dame, aan wie hij haar haa aan- hankelijk, rijk en verstandig. Goid leuningstoel zat dé vader bij het bed Jaten bevolen, was naar Indue gegaan; en sc}lieen jiaar de goede gaven alsdioops- van het slapende kind. moofcw zu, die gehoopt had een flunk beldon- g<,,schenk in de irieg gelegd te heb- Wat ging er nu in zijn herd go- inoest toch heel anders zijn. Dat zeg- régen viel op het, gras voor zijn voe- mwb mnprl nm ripiAn woord v.n.ri dank was „.n. ji,uie v •- -1 nemen, ach meen, het aller- De slippen van de schort ontglijden mooiste in dit zonnige bloeiende leven haar bevende h anden, een bloemen- te modiste te worden, zat neer met moed omt woord waOuikfeu 4t»moë- ieege handen, terwijl haar moeder er nog 0V6r zijne lippen gekomen'als ten het weten! zienderoogen wegkwijnde en Dan, de Qp zekeren dag sloeg haar vader op de tranen hem in de oogen schoten, En Hans? «nfde doend eemge broodwinner, mager zag van een wande;]jiiig haar voor, met hem drong hij die terug, maar welk een Neen, neen, hij moest maai' wachten den honger. ■ritröii( ,os,n binnen te gaan in het huisje van een storm woedde in zijne ziel! tot de verdorde bloemen in den schoot pogingen- gedaan zk,ken arboicter. Zij deed dit, zag ten neder. I Ach, Hans, ik... wilde juist, het- ar,Q.voi Litty had ijverige der Flora weer begonnen te bloeien om aan werk te komenmaar wat VQOr eerst de ,armoedc,de zieke Den vierden dag kwam Gilbenta voldaan had aan die vrouw van oen me(. vrouw en kinderen in ©en net niet. Toen de dokter dies avonds Zeg ©ens Ida is Hans eigenlijk dominee, was niet goed genoe0 voor vertrek) maar in noo(i 6n ellende, die Irma iuu haan- kamertje bezocht, zeide een komeet JfSSSf «2.»^ ««ett hij tot haar vader:- Waarom dan, Kppaje? Een schoone daad. De door HERMINE VILL1NGER. kleine professorsvrouw Jiep bad haar werk aangebodenze mocht ^Toenkv^Sn als een openbaring over Nu,"hiér gaat alles goed en de jl™ S'omTzigt kometen' heel prettig gestemd door d© Kaiser- komen van aclit tot zeven uur, het haarj haai' hart beefde, het was alsof kleine is buiten gevaar. Zij is gered, Zijn van di€ lichamem, die 'plotseling strasse. Kind van het platteland met eerste j aai- geen salaris en leergeld God haar riep En sedort kenden de maar ik geloof, dat juffrouw Gilberta verschijnen en verdwijnen; meestal kroe,j 'haar en 'rissche wangen, vond toe. kleine zwarte pomuies geen anderen verloren is. weet men niet, wanneer zij terugko- ze de stad wondermooi. Maar van- Daan* viel niet eens aan te denken, weg als naai* de armzali-ge huisjes He werkman stiet een luiden men, En Hans blijft nu ook weg, endaag was dit nog meer dan anders Weer werd het Kerstmis en Litty zat van het dorp, naar de woningen, schreeuw uit, vatte met bei-de handen niemand weet voor hoelang. I het geval. Een paar- goudstukken la- nu te ploeteren, maohinewerk voor waarin lijdenden zuchtten, moeders den arm des dokters «n riep Ik weet het ook niet, zeide Ida gen in de portemonnaie, welke ze een goodkoopen winkel, geholpen weenden, kinderen hongerden. O., zij -heeft toch de diphteritais verstrooid, de astronomische voorstel- i krampachtig in de hand hield. Haar floor haar moeder flanellen hem- uit deze bron vloeide voor haai* het met. nietwaar? lingeu van haar zusje onbeantwoordouders hadden bij 't aanschaffen van den, vier stuivers voor een dozijn. w-are geluk. Zooevcn had zij met eigen J'a> vriend, en wel in den hoog- latend, en keek, zooais zij reeds- acht'haar uitzet niet aan een schrijftafel Ze dachten- aan 't Kerstfeest te Rose- hand eene arme moeder verpleegd, die sten graad. dagen gedaan had, te vergeefs naar voor haar man gedacht. En nu had dale, als Litty de kerk hielp versieren zwaar ziek op haar bed lag. Zij had Maar zij zal toch niet sterven? „Friedensfeld", het naburige land- de kleine vrouw gespaard en ge en zij van hun betrekkelijken over- alles gebracht, wat voor de zieke goed He. vrees het; engelen keeren zoo goed. vloed gaven aan arme dorpelingen, was, en bij haar vertrek had het oud spoedig naar den hemel terug! Waarom kwam Hans niet? Hadden ze zelf nu maar zoo'n gift, ste kind dier zieke vrouw zich wee- Maar dat is vreeselijk, wat gij Zij was gaarne naar „Friedensfeld" voor een Kerstmaal en wat kolen! ruend in bar© armen geworpen en uit- daar zegt. Dan heeft zij hier den dood gereden, zoo-als zij vroeger zoo dik- Ze schreven nooit naar „huis", zoo- geroepen gehaald. Neen, neen, zij mag -niet wijls gedaan had. Maar dat had va als ze het bleven noemendaarvoor wat zijt gij toch goedsterven. der, dii'© sedert het mislukken van de waren ze te trotsch. Waarom is de rijke Gilberta dan Wees bedaard; bid voor haai-; trouwplannen zeer uit zijn humeur Litty werd verteerd door wroeging, nu zöo gelukkig? Óm den kus deze-r maar ja. ik geloof, dat gij nooit bidt. was, haar verboden, als ze haar zieke_ moeder zag uit- arme kleine. Daarom moeten de Mei- Toen de dokter vertrokken was, liet Kwam hij toch maar geteerd, gehuld in een sjaal, nauwe- ne „duivels" loopen. de werkman! zich in zijnen stoel zin-' Weder ging er een week voorbij, en Lijks verwarmd door een stoof met ut kan het niet meer uithouden, ken, legde zijne armen op tafel, en nog een, doch Hans kwam niet. Ida een briket. Toch klaagde zij nooit: wat riep zij uit; de weg is zoo goed en steunde zijn hoofd met beide handen, werd hoe langer hoe ernstiger enetil- Litty zei, was goed; wat Litty deed, zoneter gevaar, er zal n-iets gebeu- Daarop ging hij naar Irma, knielde 1-er overal miste zij den vriend, was ook goed. ren 1 bij de kleine ruedier en zeideZelfs het wAeüirijdein verschatte haar Ze hadden geen Kerstmaal, mets En zij raakte de paarden even mat Irma, help mij het Onze Vader geen genoegen meer, diaar hij haar dan een sneed je brood en thee, slechte die zweep aan en voort ging het weder bidden, maar langzaam. niet begeleidde. ihee, als arme menschen drinken. i-n wilde jacht tussehen de groote boo- Het ki/rud vouwde de handen en Niet lang daarna brak een lievig Litty huilde, toen ze, haar moeder nien, die den weg overschaduwden. zeide met zachte sternonwed'er los. Op heit naburige 1-and- aanzag. Bij een kromming der straat zag Onze Vader, die in de hemelen goed. waar Hans, niettegenstaande Moeder riep zij uit u en Dan Eet jonge meisje te laat een den weg zijtzijn jeugd, met overleg en bekwaam- moeten mij wel hatenIk kibbelde opkomenden arbeider. Deze sprong En d'e vader herhaaldebeid de plaats van zijn zieken vader met Stephen, enkel omdat zijn zusters nog tijdig op zijde, maar Gilberta Onze Vader, die in de hemelen inmam, was de bliksem geslagen in akelig tegen mij waren en ik besloot hoorde een vloekwoord en hatelijke zijteen arbeiderswoning. naar Londen te gaan, om succes te verwenschinigen. Twee dagen later was alle hoop Menschen, die er vandaan kwamen, hébben. En wat ben ik nu? Ik lueb net rijtuig reed door en zij hoorde voor Gilberta opgegeven. Toen die vertelden, diat Hans rustig en flink te u en Dan meegetroond uit uw huisje, niéts meer, maai* bleek van schrik nacht aanbrak sloop de werkman in middien dei* radelooze dorpelingen het waar u 't toc-h goed hadt. En nu vroeg zij iets aan den koetsier. koortsigen angst snel naar het kas- reddingswerk leidde, iijdt u honger... om mij Ik had u wel gezegd', antwoord- teel. 1-Iij trok aan de bel en Joham, Een ander meende gezien te hebben Zij verborg snikkend het hoofd in de deze, dat ge niet naar die vrouw die wist dat hij komen zou, deed hem dat een brandende balk neergestort de handen. hadt moeten gaan; deze is haar man, open. ,was juist op de plek, waar de jonge Wat is dat nu? riep Dan, die de stijfkoppigste kerel uit d'enomtrek. Men heeft mij gezegd1, dat juf- mijnheer stond, juist binnen kwam. Kijk, zus, ik Twee ja-ren geledein hoéft hij nog be- frouw Gilberta mij wenscht te zien. 1 Nog nooit in haar leven had Ida heb een mooi kerstgeschenk voor je proefd het kasteel in brand te steken; Ja, zeide Johan, volg mij. zulke angstige uren doorgebracht, tot meegebrachtmet zulke menschen is niets te begin- En die arbeider ging dloor de lange eindelijk het bericht kwam, dat de En met zijn niet al te schoone vin- nen, geloof mij... gangen van het kasteel, over de wit brand gebluscht en mijnheer Huns gers stak hij een pakje in bruin pa- Goed. Johan, ik dank u deze marmeren trappen, zijn grooteschoe- ongedeerd was. pier omhoog. Hij maakte hét openen menschen kennen ons niet, wij mo:e- mem zonken weg in dé zachte tapijten, Den volgenden dag kon zij het niet vertoonde vod trots iets, dat er uitzag ten ons dus met hen bekend maken, maar hij zag er niets van. langer uithouden Zij sprong op haar als een diamanten broche. Het glin- on er nog eens terug rijden. Eindelijk opende Johan eene deur; rijwiel en reed trots het verbod) (baars aterde rood, wit, blauw in het doffe daar lag Gilberta. De koorts had'hare vaders, naar h-em toe. Licht van één gaspit, Gilberta hield woord. Als zij de ar- wangen rood geverfd, har© oogen had- Maar toen zij het welbekende hee- O, Dan! Hoe kom je -daaraan-? men bezocht, zette zij zi-ch het liefst den den mi'lddaddgen blik behouden, renhuis door de hoornen van het park 't Lijkt hieusdh echtaan luet bed juist van die arme vrouw Zij gaf den werkman een teeken, d-at zag schemeren, overviel haar een Ik ging gisteren kijken bij een en dé zieke genas zichtbaar, dank zij zij niet. meer spreken kon en reafcte vreemd gevo-e-l van schaamte, dat verkoopi-ngvan het Heilsleger; de lui de zorgen en liefdebewijzen van Gil- hem die hiand. haar het bloed naar de wangen joeg. sturen daar dingen voor luet liefdadig berta Hij wierp zich op de knieën-, vatte Zij sloeg een zijpad in, in de hoop doel. Een man haalde dat uit een Toen zij daar wederom bare dien- mat bevende handen hare kleine, wit--hem tegen te komen. Den derden dag mandje vol rommel. Ik vond-, dat het sten bewees, opende zich de deur en te hand en riep 'ontmoette zij hem. Hij za.t te paard Waarom bleeft ge zoolang weg? je voor de schrijftafel staat en moet erkennen, dat ik het gansche jaar aan niets anders heb gedacht Ze stond voor het bankiershuis, waar ze de drie mark wilde afgeven en snelde de trap op. Eerst bemerkte ze in 't geheel niet, dat er nog eenige andere menschen op het kantoor aanwezig waren, en legde met de' woorden„onder N. N." haar drie mark in de hand, welke haar van uit een loket werd toegestoken. Daar trok plotseling de stilte om haar heen haar aandacht; het was een eigenaardige, benauwende stilte. De jonge vrouw volgde met groote, vragende oogen de blikken der-aan wezigen, welke alle niet een uitdruk king van ontzetting hingen aan twee vervallen personen die onbeweeglijk hand in iband naast elkander ston den. Het waren een man met e.en zwaren vollen baard' en e.en jonge ling. die bijna nog een knaap was. De kleeren hingen hen als lompen om de lichamen, welke door nood en ellende, door honger en ontbering tot geraamten waren uitgeteerd. De jongste, krachteloos, gehogen van houding, leunde tegen den schoudler van zijn va-dar, wiens rechtenhand de slap neerhangende hand van den knaap omvat, -hiel-d. Het zijn Russische Joden, ai- duis verbrak een stem de diepe stilte. Vluchtelingen sedert zes weken onderweg de man heeft zijn hoog bejaarde ouders voor zijn oogen zien vermoorden. Hij he,eft zijn vrouw en vijf kinderen in het gedrang op de vlucht verloren en z© niet weer kun nen vinden. Hij weet niets van hen. Hij wilde naar Parijs naar bloed verwanten en heeft geen cent Hij, over w.ien werd gesproken, verroerde zich niet. Zijn oogen sche nen nog altijd al de verschrikkingen, al de gruwelen van de slachting voor zich te zien. Zijn -mond- was in de droeve plooi blijven staan, waar in hij door het weeklagen was geko men. Eh toch stond hij daar onbe weeglijk en zei geen woond. Hij be hoefde ook niets te zeggen. De el lende, welke uit zijn verschijning sprak, bewoog alle omstanders tot het diepsite mede-lijden. Het meest misschien het jonge schepsel, dat gekomen was om zijn kleine gave bij te dragen voor de ellende der slachtoffers in Rusland, Nu stond zij daar, de ellende, waarvan haar man had gesproken en waarvan zij niets had willen we ten levend stond zij da.ar. De jonge vrouw kon slechts met moeite e>en luid snikken onderdruk ken. Zoo op eens den vrees el ij ken ernst des levens voor zich te zien opstaan! Want alsof een bliksemstraal' inbaar jonge ziel was neergekomen, zoo hel der en ontzettend duidelijk stond het lot van deze twee voor haar en daar mee van alle menfschen die uit haat werden gemarteld en onderdruk! En dit lo/t, het werd op dit o-ogenblik ook-haar persoonlijk, haar eigen loit. In zoo'n wereld maar blind weg in vroolijkheid te blijven Gedachten als deze. gedachten, ver spaard, het heele zalige jaar van hun huwelijk door en thans, om Kerst tijd, had ze gelukkig zooveel hij ei kaar, dat ze een schrijftafel zou kun nen koop en. Ze wa.s op weg naar een veffkooping 'en moest zich letterlijk geweld aandoen om niet luide te ju belen, zoo verheugde ze zich reeds over luet verbaasde gezicht, dat haar man zou zetten. Maar vooraf moest ze nog een an dere boodschap doen. Ze wilde drie mark vo-or de ongelukkige Joden in Rusland afgeven. Op eens een kleine -schooljongen, groette haar vloog er een scha duw over het pajs nog zoo vroolijke gezichtje van de vlug loopend-e jon ge vrouw. Ze moest plotseling aan den vorigen avond denken. Hoe had ze dat o-ok maar één oogenblik kun nen vergeten Op dien avond hadden ze voor 't eerst in bun huwelijk twist gebod en haar beminde man voegde haar woorden toe tranen kwamen haar in de oogen. Anders had het jonge paar naliet gemeenschappelijk souper babbelend en lachend bij de lamp gezeten en de kleine vrouw was nooit uitverteld van al de aardige -gebeurtenissen in 'haar leven. Zij veronderstelde, dat dit nu haar ganjsohe leven zoo door moest gaan en de blik van haar ge liefden man altijd met onverdeelde bewondering aan -haar lippen moest hangen. Al begon hij ook vaak ,,Ja, kijk eens kind, dit is alles aller liefst, maar ér zijn nog andere din gen" dan wist ze wat ze moest doenze lachte en hield hem den mond dicht Neen, neen, zet maar niet je professorengezicht met al die ern stige dingen in de wereld daarbuiten alle kontogen in Jou boeken over

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1906 | | pagina 8