BIJBLAD VAN HAARLEMS DAGBLAD f 1.20 PER 3 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK Natuurhistorische Wandelingen YerbrandePapieren Een Schof ZATERDAG 24 FEBRUARI. DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST ADMINISTRATIE QROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUN ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. i G. Spoediger dan ik dacht, ofschoon het met een kleine berekening ge makkelijk was uit te rekenen geweest is het honderdtal vol. Enkele mijner kennissen, getrouwe lezers van het hoofdartikel in onzen Zaterdagavond, ispraken me roeds van een jubileum, anderen vroegen me, hoe is 't moge lijk, dat ge toch, telkens weer, wat nieuws, wat anders hebt. Och niets is gemakkelijker dan dat. Een klein uitstapje in de natuur en ziedaar bladzijden bij bladzijden van dat groote boek liggen voor me open, om enkele punten aan te roeren, of an ders kan een eenvoudige vraag die me ook buiten de vragenbus om, zoo vele elke week gedaan worden, aan leiding geven tot tal van bijzonder heden. Maai' ,zegt een ander, als wij gaan wandelen, vinden we niets, waar zijn dan toch die bekoorlijke plekjes, waar ge de natuur bespiedt, waar de eer ste lentekinderen te vinden zijn, waar de ontwakende insecten, de vo gels, enz. kunnen wonden waargeno men? Overal, zoo ge slechts leert zien, leert op te merken, leert begrij pen. En is er nu reeds veel in 't plan tenrijk te vinden? O ja zeker. Daar Jiebt ge sneeuwklokjes, hier en daar in tuinen het voorjaarsklokje, een verwante van het later bloeiende zo merk! okje, daaa' zijn de blauwe ster- hyaclnthen, elders weer de 'gele win- teTlentebloem (zie ingang Leidsche plein), hier en daar zelfs de gele cro cus, om spoedig weer opgevolgd te worden door tal van anderen, 't is b.v .reeds veertien dagen geleden, dat we welriekende viooltjes van den kou den grond plukten. Bij al die meer bevoorrechte zusters voegen zich reed® tal van wilde, die men zoo maar voorbijloopt, het kruiskruid, de voor- jaaxsvroegeling, het hoefblad, de ma deliefjes, zelfs hebben we op een zon nig kantje reeds een begin gezien, van de eerste bloemknopjes van 't speenkruid. Onder de heesters zijn er eveneens verscheidene, de haze laar b.v. is al zoo goed als uitge bloeid. Laten we ons voor lieden eens nader bezig houden met de crocus, die kan ieder nog al machtig wor den, want willen we in dit opzicht werkelijk genieten, dan is het noodig de voorwerpen er zelve bij te hebben. Ze behooren tot de familie derLisch- aohtigen of Irisachtigen. Ik zeg ze, want er zijn er meerdere soorten van. Algemeen komen voor de gewone cro cus in tal van kleuren van het zui verste wit tot het donkerste blauw, en de tweede soort is de, ook eenigs- zins vroeger bloeiende, gele crocus. Ib den grond plaatsten we dn het najaar de platronde knollen, die om geven waren door eenige vezelige schillen. Op den top zagen we eenige knoppen, die bij een toen gedaan on derzoek reeds alles bezaten, wat noo dig was voor den bloei. Reeds toen konden we waarnemen het aantal Moemen, dat zoo n knol kon geven, alsmede in elke bloem de meeldraden en den stamper. Die knol, een onder- aandsch stengeldeel, maalt te, in den grond geplaatst, spoedig wortels, en al h&d ze van de koude geen last, ze groeide maar door, stond even stil, allfl de grond hard bevroren was, en Feuilleton. Naar het Fransch, van M. MONT6GUT. V Bij deze woorden wreef hij zich Êaa de handen met iets energiefes in aijn blik. waarbij bij zonder twijfel dacht aan de geleden armoede der twee laatste maanden, waarin hij zonder eenige inkomsten had moe ten leven van een medelijdende in schikkelijkheid en een beetje cre dit*. Mme Jabouille wist dat alles heel goed en begreep het meer dan iemand het zou kunnen, en de goede vrouw luisterde glimlachend toe. Maar opnieuw ontploften en nu vlak bij, twee bommen met harde slagen. Mme Jabouille werd doodsbleek en viel in de portiersloge half van schrik op een stoel neder, en Tkibault bleef alleen om de deur te bewaken. In de verte hoorde bij voortdurend het dof fe gerommel der schoten; de deur ging weer verder, als het weer we dder wat milder werd. De vliezige scheeden om de knoppen rekten zich wat in de lengte uit, ze kwamen zelfs boven den grond, om bij de vorst er weer onder te kruipen. Ja, dat heb ben we ook waargenomen, en ons wel eens afgevraagd, hoe dat toch kon, want dia knol kan toch maai' niet willekeurig omhoog en omlaag gaan. Neen, 't is dan ook de grond, die zulks doet. De bovenste lagen zet ten zich bij vriezend weer uit, het zoogenaamd opvriezen van den grond. Eindelijk dan, na nieuwjaar, komt zoo af en toe, het zonnetje ze stree- len, en de puntjes van de smalle lijnvormige blaadjes vertoonen zich, nog wat verder ziet men die knop zwellen, eerst beneden, dan hooger, eindelijk bovenaan terwijl de groei in de lengte dan geheel stilstaat. Nog een paar mooie dagen en daar zijn de bloempjes. Nieuwsgierig ste ken ze de kopjes omhoog, aan den vo,et nog weer omgeven door een vliezige bloemscheede. Deze nu is bij de gele crocus tweebladig, terwijl ze bij de gewone slechts uit één blaad je bestaat. Verder verlengt de bloem zich en boven ontvouwen zich reeds de zes slippen, die wat- lager vergroeid zijn, zich dan verder als een buis omlaag voortzetten, tot op het onderstandige vruchtbeginsel. Ook in die kroonbuis is nog een vershcil bij ons tweetal. Bij de gele is cle keel, dat is de plaats ,waar de dunne buis overgaat in de wijdere bloem, kaal, bij de ge wone is de keel behaard. Daar gaan de bloemen open, schuchter buigen de slippen zich naar buiten. Even ter zijde geduwd, laten ze ons toe, in de bloem te zien. Daar staan ze, die we zoeken, de meeldraden, drie in getal, en daar wat lager in 't midden van die drie ,de stamper, of liever de stempels. Ook weer drie. Een enkele blik binnen het bloemdek van de ge wone, doet ons zien, dat hier de stempels weer veel hooger geplaatst zijn dan de meeldraden. Volgen we nauwkeurig de plantjes verder, dan is het niet moeilijk in Mei b.v. roeds de rijpende zaaddoo- zen te ontdekkenkei-merken, bijzon derheden genoeg om ons tal van oogenbli'kken genot tW'erschaffen. J. STURING. VRAGENBUS. Den h e e r- v. G. t e H. Het is nu bijna reeds eene week geleden, dat U me dat doosje deed toekomen en U zult bijna zeker denken, komt daar nog wat van Natuurlijk, maar eerstens ontving ik het de vorige week te laat om er nog wat over me de te deelen en in de tweede plaats schreef ik nog even naai' prof. J. Rit- zema Bos om nadere inlichtingen en deze zendt me o.a. 'i volgende „Die kleine diertjes zijn mijten van het geslacht Glyciphagus. Zij zelve of hunne larven kunnen met verschillende organische zelfstandig heden, of ook-wel met den wind, in de huizen worden gebracht. Daar ver meerderen zij zich alleen dan sterk, als de omstandigheden voor hen gun stig zijn, n.l. wanneer cle atmospheer vochtig en tegelijk warm is. Dikwijls komen zij tot sterke vermeerdering in nieuw gebouwde huizen, wanneer men daar begint te stoken, dan toch is de atmospheer vochtig en warm. Zij voeden zich met organische stof fen, o.a. met het zoogenaamde „erin vegetal", dat in 0e meubels tegen woordig wel het paardehaar van vroeger vervangt. De plaag duurt slechts tijdelijk; zoodra de atmos- pheer clroger -is of de temperatuur la ger, gaat de plaag over. In nieuwe of anderszins vochtige huizen moet men dus flink stoken en bij helder droog weer flink luchten. Vaak lucht men verkeerd men stookt clan, als 't droog weer is, den heelen dag met open ramen. Zoo gaat er veel warmte noodeloos naai' buiten. Beter gaat men als volgt te werk. Bij droog helder weer stookt men eerst een paar uur lang met ge sloten deuren en vensters dan wordt het vocht uit de muren, plafonds enz. in waterdamp omgezet. Daarna gaat men alles openen en jaagt aldus de waterdamp er uit. Deze nauwkeurige beschrijving zal al uwe vragen, ook uit uw eersten brief oplossen. Ten einde de vochtig heid zoo spoedig mogelijk te doen ver minderen, zou U uog wat onge- bluschte kalk (Muiten) kunnen nemen en zetten die hier en daar in kistjes neer. U zult me een pleizier doen, als U me over een 14 dagen den uitslag even mededeelt-, clan acht ik mijn moeite ruimschoots beloond. Aanmej, A. te Z. U wenschte van mij gaarne te weten, wat er al zoo op te merken valt aan den Els Wees dan zoo goed en tracht een paar bloedende takken te krijgen en tracht te vinden a. de oude, thans zwarte elze proppen, die de vrucht jes reeds kwijt zijn b. lange stuif- meelkatjes, die bij wat warmte, in huis spoedig stuiven, c. kleine, paar se stamperkatjes, die na de bestuiving doorgroeien tot olzeproppen, d. ge wone bladknoppen, die op een klein iSteeltje staan, e. de bladstan-j zoo genaamd 1/3, d. w. z. dat de knop pen langs drie zijden van den sten gel staan, dus dat de vierde knop weer boven de eerste staat, en f. het «enigszins driehoekige meer. Den heer K. t e H. De struik, waaraan U gele bloempjes reecis ge zien kunt hebben, is de eetbare Ko- noeljes Corhus Mas. i Vraag aan Narcissenk wee kers. Wie Uwer zendt me eenige poppen van de narcissenvl ieg Bij voorbaat mijnen dank. Mijn adres is Coornhertstraat 30. J. STURING. Uit den Russ. opstand, door ARMAND BARRY. Ik vertoefde in Weenen, toen de volksopstand in Rusland een ernstig karakter kreeg. Op den dag, voordat de groote spoorwegstaking in scène werd gezet, ontving ik van de redac tie van mijn blad in Washington een telegram, da,t ik toch moest zien, Moskou of Kiew te bereiken, waar vrij zeker binnenkort de bloedigste gebeurtenissen zouden plaats grij pen. Mijn pas was gereed, daar ik ■reeds lang het bericht had verwacht, dat mijn blad mij aan den anderen kant der Russische grens zou kunnen gebruiken, en op den avond van den dag. waarop ik het telegram ontving, een weinig geopend, drongen rumoe rige geluiden tot lic-m door. Hij on derscheidde nu duidelijk bevelen en u;troepen, het geestdriftig gedruisch van een wilde menigte door dierlijke instincten geleid, en bereid om aan ongetemde vreugde bot te vieren. Van uit de ramen van het Parij- sche stadhuis had het bevel geklon ken aan de overblijvende benden „Steek Parijs in brand", en zij ge hoorzaamden snel werden onderhen de wijken der stad verdeeld. Zij, die toen in de rue cle Castiglione waren, namen het ministerie van financiën voor hun rekening. Zij verschenen aan het eind van de straat, die ra zeil de officieren en soldaten dronken van wijn en verwoestingslust. Deze mannen: vormden het misdadig ele ment van deze volksbeweging het waren losgelaten duivelswant zoo er overigens ook denkbeelden van edelen zin onder de aanvoerders mo gen geheerscht hebben, het laatste woord bleef aan de gekken en aan de misdadigers. Met handkarren, van overal van daan gehaald, sleepten zij petroleum vaten, fakkels, en allerlei brandbaar materiaal aan, zooveel zij hadden kunnen vinden. Toen werden op de binnenplaats de wagens gekanteld, de petroleumva ten stuk geslagen en alles daarmee gedrenkt. Een stoot op de trompet maande allen tot omzichtigheid aaar en eensklaps werden een twintigtal brandende toortsen op de helsche massa neergeslingerdhet ministe rie stond in vlammen. Maar het opdringend leger van Versailles kwam, na de barricade van de rue Saint-Florestin genomen te hebben, de vreugde der brand stichters in de aanschouwing van hun werk storen. Na een kort bevel trokken zij zich bijeen en verwijder den zich snel. Achter hen was de brand tot een vlammenzee aange groeid. Doodeïijk verschrikt had Prosper Thibault deze dingen aangezien en den omvang van een naderende ramp begrepen. Men stak het ministerie, zijn ministerie in brand. Hij beefde van het hoofd tot de voeten. Reeds sloegen de vlammen naar buiten en weldra stond ook de zijde van het gebouw in de rue de Rivoli in brand. Op de tweede etage van het reusachtige gebouw knapten de ruiten en lange tongen vuur sloegen omhoog. Op hetzelfde oogenbük hoor de Prosper een wanhopig schreeuwen en opziende aanschouwde hij de man nen, die -hij het ministerie had zien binnengaan, met houweelen, ijzeren staven en linnen zakken. In hun be zigheid verdiept hadden zij niet op gemerkt. dat er anderen gekomen waren om te verwoesten, niet om zat ik in den expresstrein naar Mos kou. Ik had verscheiden keeren in Rusland gereisd en kende zoodoende de onaangenaamheden, welke een toerist in 't land van den Tsaar kan ontmoeten. Ofschoon de toestanden veel erger waren dan anders, wil ik mij niet met- cle domheid der autori teiten, cle laagheid der gendarmes en de omkoopbaarheid der poli tie-agen ten bezig houden, want dat beteekent all es niets in vergelijking met het geen mij later op deze reis overkwam Wij hadden het station R..., ongeveer twaalf mijlen van Kiew, bereikt, toen onder de reizigers het gerucht de ronde begon te doen, dat we niet verdei' konden. Wat mocht de reden zijn Hadden we te doen met troe pentransporten, of was .het slechts een gril van een zenuwachtigen com missaris van politie, die zich door de geruchten uit Moskou schrik had la ten aanjagen? Wij hadden geduren de de reis herhaalde malen moeten berusten in oponthoud ter wille van militaire transporten. Soms had zoo'n militaire trein gestopt en geheele re gimenten ingeladen. Ook thans ston den ze marschvaardig op het open veld voor de stad. Gelukkig kon ik een beleefden en zeer spraakzamere spoorwegambtenaar te pakken krij gen, die mij mededeelde, dat de sta kers op het volgende station de rails hadden opgebroken en de soldaten nu naar Kiew zouden marcheeren. En een uur later was de stad reeds door de troepen verlaten en ik begon naar een voertuig om te zien, maai er was in de gansche stad geen te krijgen. Ik deed integendeel de er- waring op,, dat de algerneene staking, ook tot hier was doorgedrongen en de stad half en half in staat van op roer verkeerde. Zoo dwaalde ik dan .wat in den omtrek der stad rond en wandelde naar het veld, waar het groote circus was opgeslagen. Men vertelde mij, dat het circus-gezel schap korten tijd geleden van Kiew was gekomen, en ik hoopte daarom va.n de artisten zooveel omtrent de toestanden in die stad te vernemen, dat ik reeds den volgenden dag een telegram zou kunnen verzenden, eer ik zelf vender reisde. Het circus Bar- toff was geen van de gewoonlijk rond- reizende circus-troepen, het was een j der grootste en voornaamste cireus- gezelschappen in Rusland en gaf an ders in de grootste steden voorstel lingen. Alleen de omstandigheid, dat het Kiew hals over kop had moeten i verlaten, was oorzaak, dat ik het hier vond. De directeur en zijn vrouw benevens cle voornaamste artisten, hadden hun intrek genomen in het fijnste hotel der stad en de directeur had tot groote verbazing van ieder- jeen bevel gegeven, dat men op het open veld een tent zou opslaan. Dien 1 avond om acht uur zou er een voor stelling zou opbrengen. Er moest een .het er over eens, dat het niet ging om de paar roebels, welke zoo n vocr- stellin gzou opbrengen. Er moesteen heel andere reden zijn, en deze re- i den, welke men elkaar toefluisterde, jwas, dat de vorst het had gewenscht. wie was de vorst? De vorst vorst Matajeff was de machtigste man van het gouvernement, nauw verwant aan liet Keizerlijk huis en beldeeder van de hoogste betrekking. Hij heerschte als onbeperkt monarch in zijn bestuursgebied en zijn „hof werd tot de prachtigste en verkwis te stelen. Door het vernielend vuur waren zij verrast geworden. Toen vluchtend voor de verstikkende dikke rookko lommen waren zij achteruit ge- deinsd, en naar de vensters gevlucht, j Daar zag Thibault hen. en zonder een woord te kunnen uiten, was hij door den schrik als lam geslagen, i Doch slechts een oogenbük, want 1 eensklaps zag hij een dier veroor deelden, een kapitein, over de ijze ren stang voor het raam een groo- ten zak werpen, een van die zij ledig hadden mee naar binnen ge bracht, maar die nu propvol was. De zak viel zwaar en niet een dof geluid. Zijn werper aarzelde niet. Mom in het en ster over de ijzeren staaf en sprong met gesloten oogen naar be neden. Achter hem stonden zijn metgezel len met uitgepuilde oogen, vol schrik en ontzetting, dit schouwspel aan te staren en nog luider Monken hunne angstkreten want de kapitein met een smak omlaag stortend, verplet terde zich den schedel tegen den trottoirband en bleef daar zieltogend liggen. Toen zag Thibault. hen het vertrek weder binnengaan, waaruit eens klaps een verstikkende rook en emook naar buiten opsteeg, die hem deed zeggen, dat dat hun einde was tendste in het gansche land gerekend. Het weelderige leven, dat hij leidde, j was een prachtig agitatiemiddel voor j de revolutionnairen geweest en de j oproerige beweging in deze streek was zeker wel in de eerste plaats tegen hem gericht. De laatste gril van vorst Matajeff was de parforce- j rijdster in het circus. Het was reeds lang ook buiten de grenzen van Rus land bekend, hoe hij haar met ju- weelen en diamanten overlaadde en vooral in Weenen ,waar ze in het vorige seizoen was opgetreden, sprak men er over. Ik kon mij verklaren, dat vorst. Matajeff niet meer meester in Kiew was, daar het circus Bar-toff het had moeten verlaten. En ik wist thans ook de reden, waarom het circus zoo dicht bij des vorsten residentiestad halt had gehouden. Ik kocht een kaartje voor de voorstel ling, nadat ik mij overtuigd had, dat de parforcerijdster mademoiselle Le- range op het programma voorkwam. Waarschijnlijk was het ook haar naam, welke de bewoners der stad naar de voorstelling trok. De circus-tent was als 't ware het middelpunt geworden voor de onlus ten in de stad. Het wemelde van men- schen in de straten der aangrenzende buurt en de stakende arbeiders trok ken elk oogenbük in gesloten gele deren naar het open plein, waar een sterke politiemacht een kring om de tent had gevormd en nauwlettend-cle personen gadesloeg, die een kaartje wenschten te koopen. Onder degenen, die zulks mochten doen, behoorde ook ik, maar ik ging niet dadelijk naar binnen, want het tooneel, dat zich voor de tent af speelde, boezemde mij veel meer be langstelling in dan de voorstelling. Als de menschenmassa's zich om de tent aaneen wilden sluiten, maakte cle politie een cljarge en dreef de menigte weer op het veld. Daaa- kwam een kozak in galop de straat uit en bracht den politieofficier een bevel, hetwelk hem opnieuw aanleiding gaf tot een charge om de menigte terug te dringen. Even daarna verscheen een geheele afdeeüng kozakken met getrokken sabels en dikke gevlochten zweepen en baande zich galoppeerend een weg door de menigte. Eindelijk zag men een elegante equipage. De vorstging het van mond tot mond, zoowel onder de menigte als in de rijen der politiemannen. Twee lie eren in uniform stapten uit en snelden naar de tent. De menschenmassa drong met kracht dn dezelfde richting. Maar de rijen politieagenten en kozakken ston den vast en hielden cle menigte in bedwang. Nu achtte ik het 't best, ook maar naai* binnen te gaan. Behalve de con troleur stond er nog een politiebe ambte bij den ingang. Mij kende hij niet en ik moest hem behalve mijn kaartje nog mijn pas laten zien en hem zelfs nog een roebel in de hand drukken, anders had ik moeten mee gaan om mijn pas door den officier van politie te laten visiteeren, wat nog duurder geweest zou zijn. In 't circus was ik getuige van een merkwaardige voorstelling, de merk waardigste welke ik ooit heb bijge woond. Voor de kunstenaars en ar tisten had ik geen oog, zoozeer was ik in beslag genomen door het stom me spel, dat ik tusschen den vorst en zijn ondergeschikten zag afspelen. De jonge man, doodsbleek van het geen hij gezien had. waagde zich-, ondanks het gevaar in de straat. Hij naderde den kapitein doch deze bleek reeds dood. De aanblik van het ver minkte lijk deed Thibault het bloed uit het gelaat wegloopen. Zijn blik richtte zich op den zak die bij den kapitein lag. Hij nam dien niet zon der moeite op, want hij wa& zwaar, en blijkbaar vol papieren. Hij tilde hem op zijn schouder, snelde naar huis, en sloot zorgvuldig do huisdeur. Toen onder zijn vracht gebukt, ging hij de trappen op naar zijn zolder kamertje. In de portiersloge zat nog altijd Mme Jabouille bleek van ontzetting met de handen op de oenen, en de oogen gesloten, ten einde niets te zien uf te hooren van wat er om haar heen gebeurde. Noch zij, noch iemand anders had Thibault zien voorbijgaan, niemand had het kleine treurspel opgemerkt te midden van het groote dat Parijs verwoestte. Toen hij den zak op zijn armoedig bed 'had neergelegd, en het koord lossneed, waarmede het was toege bonden was hij het eenige wezen, dat het bestaan waarnemen kon van dit zonderlinge geschenk hem door den dood gebracht. Een groote plek bloed teekende zich op den zak afThibault merkte merkte op, dat niet. een der aan- v.'gen het waren allen mannen de voorstelling ook maai- een en kelen blik waardig keurde. Aller oogen waren op de violetkleurige met gouden franje afgezette loge ge richt, \va.arin de vorst stijf en onbe weeglijk als een beeld zat. Zijn ge laat, dat door een langen zwarten i baard werd omlijst, was bleek enon- beweeglijk en zijn oogen fonkelden van trots. Het was alsof hij al deze blikken j voorbij trachtte te zien, die hem met haat, verachting en trots aanstaar- jden. Stijf en strukj onbeweeglijk en kalm keek hij voor zich uit. Er heerschte een aclemloozo stilte onder de toeschouwers in het dichtbezette ■circus en de tonen der muziek kon- clen het rumoer op liet veld niet overstemmen. Nu en dan kon men hooren .dat er buiten gevochten scheen te worden. De toeschouw» s begonnen de hoofden bij elkaar te steken en dikwijls werd er van de eene rij naar de andere geroepon. j De vorst merkte niets, liindehjik kwam mademoiselle Leraïige in de manege. Ze zat op een wit paard en was gehuld in een witten mantel. Toen ze dien afwierp zag men haar sterke, krachtige armen en haar bloot-en hals. Met één sprong stond ze op het paard, prachtig en schoon. Elke spier van haar lichaam en elke trek van haar gelaat scheen door de hand van een kunstenaar ge beiteld. Aan haar hals schitterde èon diamanten sieraad, het laatste ge schenk van den vorst. Het was, alsof er een gevuiseh door de menigte ging, toen zij zich ver toonde. Men stond op, sprong "op de stoelen, schreeuwde tegen de kunste nares, tegen den vorst en tegen het personeel. Voor de eerste maal zag men haar thans haar die machti ger was dan het volk en de beheer- schers des volks. Buiten weerklonk rumoer, gebrul en geschreeuwde golven (Ter de monstratie schenen naar de toe schouwers in de tent te rollen de kreten werden luider on de aanwe zigen begonnen als rozendon op de houten vloeren te stampen en ie trappelen. I Eerst begon dit trappelen onregel matig en wild, maar daarna giug het over in een rytmischen mavscii, waaraan allen deelnamen. Het rumoer overstemde de 'muziek 'geheel en al. De galop van liet paard hield op, enkelen floten, andërèn hie ven dreigend de vuisten op naar* de loge, waarin de vorst onbeweeglijk als een wassen beeld zat en op <i« rijderes neerzag. Enkelen schreeuw den óp heeschen toon den stalmeester en het stalpersoneel bevelen toe. De marsc-h ging verder en toch scheen de meuschenmuur, die om de manege stond, dikker en dikker te worden. De achtersten drongen, de voorsten moesten verderonophou delijk trappelden allen en plotseling scheen zich de geheele schaar in de richting van de loge, waarin de vorst zat, in beweging te stellen. Op den achtergrond begonnen e enigen de stangen en touwen los te maken, alsof ze de tent omver wilden werpen. De echo one mademoiselle Lerange begon met de zweep te slaan naar de mannen, die het dichtst bij haarkwa.- mén. En toen pakte ze haar kleeren, het met afschuw op. En terwijl de handen hern langs het lichaam hin gen, zat hij een poos sprakeloos den zak aan te staren. Toen stond hii op, en reinigde met het water uil zijn waschkom het bloederige lin nen. Daarna onderzocht hij den inhoud, en nam de papieren dn handen, d« wenkbrauwen fronsend; hij wasniel verwonderd. Toen hij den zak had opgenomen, vermoedde hij reeds wat de inhoud zou zijn zijn betrekking aan het ministerie had hem doaria de noodige ervaring gegeven, i Onderwijl hij de veelkleurige pa pieren uit den zak haalde, herinner de hij zich dien avond van Maart, toen het personeel van het ministe rie het gebouw verliet om naar Ver sailles te gaan steenen kluizen en de brandkasten werden gesloten on •de sleutels medegenomen. Want in die kluizen en'brandkas ten werd een aanzienlijke boeveel heid papieren van groote waarde achter gelaten omdat deze onmoge lijk zouden hebben medegenomen kunnen worden, waar bet verkeer door Parijs met barrikaden ge stremd en de uitgangen van de sitad voor het meerendeel streng bewaakt waren. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1906 | | pagina 7