BIJBLAD VAN HAARLEMS DAGBLAD
f 1.20 PER 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK
Natuurhistorische
Wandelingen
YerbrandePapieren
Een Schof
ZATERDAG 24 FEBRUARI.
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
ADMINISTRATIE QROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUN
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
i
G.
Spoediger dan ik dacht, ofschoon
het met een kleine berekening ge
makkelijk was uit te rekenen geweest
is het honderdtal vol. Enkele mijner
kennissen, getrouwe lezers van het
hoofdartikel in onzen Zaterdagavond,
ispraken me roeds van een jubileum,
anderen vroegen me, hoe is 't moge
lijk, dat ge toch, telkens weer, wat
nieuws, wat anders hebt. Och niets
is gemakkelijker dan dat. Een klein
uitstapje in de natuur en ziedaar
bladzijden bij bladzijden van dat
groote boek liggen voor me open, om
enkele punten aan te roeren, of an
ders kan een eenvoudige vraag die
me ook buiten de vragenbus om, zoo
vele elke week gedaan worden, aan
leiding geven tot tal van bijzonder
heden.
Maai' ,zegt een ander, als wij gaan
wandelen, vinden we niets, waar zijn
dan toch die bekoorlijke plekjes, waar
ge de natuur bespiedt, waar de eer
ste lentekinderen te vinden zijn,
waar de ontwakende insecten, de vo
gels, enz. kunnen wonden waargeno
men? Overal, zoo ge slechts leert
zien, leert op te merken, leert begrij
pen. En is er nu reeds veel in 't plan
tenrijk te vinden? O ja zeker. Daar
Jiebt ge sneeuwklokjes, hier en daar
in tuinen het voorjaarsklokje, een
verwante van het later bloeiende zo
merk! okje, daaa' zijn de blauwe ster-
hyaclnthen, elders weer de 'gele win-
teTlentebloem (zie ingang Leidsche
plein), hier en daar zelfs de gele cro
cus, om spoedig weer opgevolgd te
worden door tal van anderen, 't is
b.v .reeds veertien dagen geleden, dat
we welriekende viooltjes van den kou
den grond plukten. Bij al die meer
bevoorrechte zusters voegen zich
reed® tal van wilde, die men zoo maar
voorbijloopt, het kruiskruid, de voor-
jaaxsvroegeling, het hoefblad, de ma
deliefjes, zelfs hebben we op een zon
nig kantje reeds een begin gezien,
van de eerste bloemknopjes van 't
speenkruid. Onder de heesters zijn
er eveneens verscheidene, de haze
laar b.v. is al zoo goed als uitge
bloeid. Laten we ons voor lieden eens
nader bezig houden met de crocus,
die kan ieder nog al machtig wor
den, want willen we in dit opzicht
werkelijk genieten, dan is het noodig
de voorwerpen er zelve bij te hebben.
Ze behooren tot de familie derLisch-
aohtigen of Irisachtigen. Ik zeg ze,
want er zijn er meerdere soorten van.
Algemeen komen voor de gewone cro
cus in tal van kleuren van het zui
verste wit tot het donkerste blauw,
en de tweede soort is de, ook eenigs-
zins vroeger bloeiende, gele crocus.
Ib den grond plaatsten we dn het
najaar de platronde knollen, die om
geven waren door eenige vezelige
schillen. Op den top zagen we eenige
knoppen, die bij een toen gedaan on
derzoek reeds alles bezaten, wat noo
dig was voor den bloei. Reeds toen
konden we waarnemen het aantal
Moemen, dat zoo n knol kon geven,
alsmede in elke bloem de meeldraden
en den stamper. Die knol, een onder-
aandsch stengeldeel, maalt te, in den
grond geplaatst, spoedig wortels, en
al h&d ze van de koude geen last, ze
groeide maar door, stond even stil,
allfl de grond hard bevroren was, en
Feuilleton.
Naar het Fransch,
van
M. MONT6GUT.
V
Bij deze woorden wreef hij zich
Êaa de handen met iets energiefes in
aijn blik. waarbij bij zonder twijfel
dacht aan de geleden armoede der
twee laatste maanden, waarin hij
zonder eenige inkomsten had moe
ten leven van een medelijdende in
schikkelijkheid en een beetje cre
dit*.
Mme Jabouille wist dat alles heel
goed en begreep het meer dan
iemand het zou kunnen, en de goede
vrouw luisterde glimlachend toe.
Maar opnieuw ontploften en nu
vlak bij, twee bommen met harde
slagen.
Mme Jabouille werd doodsbleek en
viel in de portiersloge half van schrik
op een stoel neder, en Tkibault bleef
alleen om de deur te bewaken. In de
verte hoorde bij voortdurend het dof
fe gerommel der schoten; de deur
ging weer verder, als het weer we
dder wat milder werd. De vliezige
scheeden om de knoppen rekten zich
wat in de lengte uit, ze kwamen zelfs
boven den grond, om bij de vorst er
weer onder te kruipen. Ja, dat heb
ben we ook waargenomen, en ons
wel eens afgevraagd, hoe dat toch
kon, want dia knol kan toch maai'
niet willekeurig omhoog en omlaag
gaan. Neen, 't is dan ook de grond,
die zulks doet. De bovenste lagen zet
ten zich bij vriezend weer uit, het
zoogenaamd opvriezen van den grond.
Eindelijk dan, na nieuwjaar, komt
zoo af en toe, het zonnetje ze stree-
len, en de puntjes van de smalle
lijnvormige blaadjes vertoonen zich,
nog wat verder ziet men die knop
zwellen, eerst beneden, dan hooger,
eindelijk bovenaan terwijl de groei
in de lengte dan geheel stilstaat.
Nog een paar mooie dagen en daar
zijn de bloempjes. Nieuwsgierig ste
ken ze de kopjes omhoog, aan den
vo,et nog weer omgeven door een
vliezige bloemscheede. Deze nu is bij
de gele crocus tweebladig, terwijl ze
bij de gewone slechts uit één blaad
je bestaat.
Verder verlengt de bloem zich en
boven ontvouwen zich reeds de zes
slippen, die wat- lager vergroeid zijn,
zich dan verder als een buis omlaag
voortzetten, tot op het onderstandige
vruchtbeginsel. Ook in die kroonbuis
is nog een vershcil bij ons tweetal.
Bij de gele is cle keel, dat is de
plaats ,waar de dunne buis overgaat
in de wijdere bloem, kaal, bij de ge
wone is de keel behaard. Daar gaan
de bloemen open, schuchter buigen de
slippen zich naar buiten. Even ter
zijde geduwd, laten ze ons toe, in de
bloem te zien. Daar staan ze, die we
zoeken, de meeldraden, drie in getal,
en daar wat lager in 't midden van
die drie ,de stamper, of liever de
stempels. Ook weer drie. Een enkele
blik binnen het bloemdek van de ge
wone, doet ons zien, dat hier de
stempels weer veel hooger geplaatst
zijn dan de meeldraden.
Volgen we nauwkeurig de plantjes
verder, dan is het niet moeilijk in
Mei b.v. roeds de rijpende zaaddoo-
zen te ontdekkenkei-merken, bijzon
derheden genoeg om ons tal van
oogenbli'kken genot tW'erschaffen.
J. STURING.
VRAGENBUS.
Den h e e r- v. G. t e H. Het is
nu bijna reeds eene week geleden,
dat U me dat doosje deed toekomen
en U zult bijna zeker denken, komt
daar nog wat van Natuurlijk, maar
eerstens ontving ik het de vorige
week te laat om er nog wat over me
de te deelen en in de tweede plaats
schreef ik nog even naai' prof. J. Rit-
zema Bos om nadere inlichtingen en
deze zendt me o.a. 'i volgende
„Die kleine diertjes zijn mijten
van het geslacht Glyciphagus. Zij
zelve of hunne larven kunnen met
verschillende organische zelfstandig
heden, of ook-wel met den wind, in
de huizen worden gebracht. Daar ver
meerderen zij zich alleen dan sterk,
als de omstandigheden voor hen gun
stig zijn, n.l. wanneer cle atmospheer
vochtig en tegelijk warm is. Dikwijls
komen zij tot sterke vermeerdering
in nieuw gebouwde huizen, wanneer
men daar begint te stoken, dan toch
is de atmospheer vochtig en warm.
Zij voeden zich met organische stof
fen, o.a. met het zoogenaamde „erin
vegetal", dat in 0e meubels tegen
woordig wel het paardehaar van
vroeger vervangt. De plaag duurt
slechts tijdelijk; zoodra de atmos-
pheer clroger -is of de temperatuur la
ger, gaat de plaag over.
In nieuwe of anderszins vochtige
huizen moet men dus flink stoken en
bij helder droog weer flink luchten.
Vaak lucht men verkeerd men
stookt clan, als 't droog weer is,
den heelen dag met open ramen. Zoo
gaat er veel warmte noodeloos naai'
buiten. Beter gaat men als volgt te
werk. Bij droog helder weer stookt
men eerst een paar uur lang met ge
sloten deuren en vensters dan wordt
het vocht uit de muren, plafonds enz.
in waterdamp omgezet. Daarna gaat
men alles openen en jaagt aldus de
waterdamp er uit.
Deze nauwkeurige beschrijving zal
al uwe vragen, ook uit uw eersten
brief oplossen. Ten einde de vochtig
heid zoo spoedig mogelijk te doen ver
minderen, zou U uog wat onge-
bluschte kalk (Muiten) kunnen nemen
en zetten die hier en daar in kistjes
neer.
U zult me een pleizier doen, als U
me over een 14 dagen den uitslag
even mededeelt-, clan acht ik mijn
moeite ruimschoots beloond.
Aanmej, A. te Z. U wenschte
van mij gaarne te weten, wat er al
zoo op te merken valt aan den Els
Wees dan zoo goed en tracht een
paar bloedende takken te krijgen en
tracht te vinden a. de oude, thans
zwarte elze proppen, die de vrucht
jes reeds kwijt zijn b. lange stuif-
meelkatjes, die bij wat warmte, in
huis spoedig stuiven, c. kleine, paar
se stamperkatjes, die na de bestuiving
doorgroeien tot olzeproppen, d. ge
wone bladknoppen, die op een klein
iSteeltje staan, e. de bladstan-j zoo
genaamd 1/3, d. w. z. dat de knop
pen langs drie zijden van den sten
gel staan, dus dat de vierde knop
weer boven de eerste staat, en f. het
«enigszins driehoekige meer.
Den heer K. t e H. De struik,
waaraan U gele bloempjes reecis ge
zien kunt hebben, is de eetbare Ko-
noeljes Corhus Mas.
i
Vraag aan Narcissenk wee
kers. Wie Uwer zendt me eenige
poppen van de narcissenvl ieg Bij
voorbaat mijnen dank. Mijn adres is
Coornhertstraat 30.
J. STURING.
Uit den Russ. opstand, door
ARMAND BARRY.
Ik vertoefde in Weenen, toen de
volksopstand in Rusland een ernstig
karakter kreeg. Op den dag, voordat
de groote spoorwegstaking in scène
werd gezet, ontving ik van de redac
tie van mijn blad in Washington een
telegram, da,t ik toch moest zien,
Moskou of Kiew te bereiken, waar
vrij zeker binnenkort de bloedigste
gebeurtenissen zouden plaats grij
pen. Mijn pas was gereed, daar ik
■reeds lang het bericht had verwacht,
dat mijn blad mij aan den anderen
kant der Russische grens zou kunnen
gebruiken, en op den avond van den
dag. waarop ik het telegram ontving,
een weinig geopend, drongen rumoe
rige geluiden tot lic-m door. Hij on
derscheidde nu duidelijk bevelen en
u;troepen, het geestdriftig gedruisch
van een wilde menigte door dierlijke
instincten geleid, en bereid om aan
ongetemde vreugde bot te vieren.
Van uit de ramen van het Parij-
sche stadhuis had het bevel geklon
ken aan de overblijvende benden
„Steek Parijs in brand", en zij ge
hoorzaamden snel werden onderhen
de wijken der stad verdeeld. Zij, die
toen in de rue cle Castiglione waren,
namen het ministerie van financiën
voor hun rekening. Zij verschenen
aan het eind van de straat, die ra
zeil de officieren en soldaten dronken
van wijn en verwoestingslust. Deze
mannen: vormden het misdadig ele
ment van deze volksbeweging het
waren losgelaten duivelswant zoo
er overigens ook denkbeelden van
edelen zin onder de aanvoerders mo
gen geheerscht hebben, het laatste
woord bleef aan de gekken en aan
de misdadigers.
Met handkarren, van overal van
daan gehaald, sleepten zij petroleum
vaten, fakkels, en allerlei brandbaar
materiaal aan, zooveel zij hadden
kunnen vinden.
Toen werden op de binnenplaats de
wagens gekanteld, de petroleumva
ten stuk geslagen en alles daarmee
gedrenkt. Een stoot op de trompet
maande allen tot omzichtigheid aaar
en eensklaps werden een twintigtal
brandende toortsen op de helsche
massa neergeslingerdhet ministe
rie stond in vlammen.
Maar het opdringend leger van
Versailles kwam, na de barricade
van de rue Saint-Florestin genomen
te hebben, de vreugde der brand
stichters in de aanschouwing van
hun werk storen. Na een kort bevel
trokken zij zich bijeen en verwijder
den zich snel. Achter hen was de
brand tot een vlammenzee aange
groeid.
Doodeïijk verschrikt had Prosper
Thibault deze dingen aangezien en
den omvang van een naderende ramp
begrepen. Men stak het ministerie,
zijn ministerie in brand. Hij beefde
van het hoofd tot de voeten.
Reeds sloegen de vlammen naar
buiten en weldra stond ook de zijde
van het gebouw in de rue de Rivoli
in brand. Op de tweede etage van
het reusachtige gebouw knapten de
ruiten en lange tongen vuur sloegen
omhoog. Op hetzelfde oogenbük hoor
de Prosper een wanhopig schreeuwen
en opziende aanschouwde hij de man
nen, die -hij het ministerie had zien
binnengaan, met houweelen, ijzeren
staven en linnen zakken. In hun be
zigheid verdiept hadden zij niet op
gemerkt. dat er anderen gekomen
waren om te verwoesten, niet om
zat ik in den expresstrein naar Mos
kou. Ik had verscheiden keeren in
Rusland gereisd en kende zoodoende
de onaangenaamheden, welke een
toerist in 't land van den Tsaar kan
ontmoeten. Ofschoon de toestanden
veel erger waren dan anders, wil ik
mij niet met- cle domheid der autori
teiten, cle laagheid der gendarmes en
de omkoopbaarheid der poli tie-agen
ten bezig houden, want dat beteekent
all es niets in vergelijking met het
geen mij later op deze reis overkwam
Wij hadden het station R..., ongeveer
twaalf mijlen van Kiew, bereikt,
toen onder de reizigers het gerucht
de ronde begon te doen, dat we niet
verdei' konden. Wat mocht de reden
zijn Hadden we te doen met troe
pentransporten, of was .het slechts
een gril van een zenuwachtigen com
missaris van politie, die zich door de
geruchten uit Moskou schrik had la
ten aanjagen? Wij hadden geduren
de de reis herhaalde malen moeten
berusten in oponthoud ter wille van
militaire transporten. Soms had zoo'n
militaire trein gestopt en geheele re
gimenten ingeladen. Ook thans ston
den ze marschvaardig op het open
veld voor de stad. Gelukkig kon ik
een beleefden en zeer spraakzamere
spoorwegambtenaar te pakken krij
gen, die mij mededeelde, dat de sta
kers op het volgende station de rails
hadden opgebroken en de soldaten
nu naar Kiew zouden marcheeren.
En een uur later was de stad reeds
door de troepen verlaten en ik begon
naar een voertuig om te zien, maai
er was in de gansche stad geen te
krijgen. Ik deed integendeel de er-
waring op,, dat de algerneene staking,
ook tot hier was doorgedrongen en
de stad half en half in staat van op
roer verkeerde. Zoo dwaalde ik dan
.wat in den omtrek der stad rond en
wandelde naar het veld, waar het
groote circus was opgeslagen. Men
vertelde mij, dat het circus-gezel
schap korten tijd geleden van Kiew
was gekomen, en ik hoopte daarom
va.n de artisten zooveel omtrent de
toestanden in die stad te vernemen,
dat ik reeds den volgenden dag een
telegram zou kunnen verzenden, eer
ik zelf vender reisde. Het circus Bar-
toff was geen van de gewoonlijk rond-
reizende circus-troepen, het was een
j der grootste en voornaamste cireus-
gezelschappen in Rusland en gaf an
ders in de grootste steden voorstel
lingen. Alleen de omstandigheid, dat
het Kiew hals over kop had moeten
i verlaten, was oorzaak, dat ik het
hier vond. De directeur en zijn vrouw
benevens cle voornaamste artisten,
hadden hun intrek genomen in het
fijnste hotel der stad en de directeur
had tot groote verbazing van ieder-
jeen bevel gegeven, dat men op het
open veld een tent zou opslaan. Dien
1 avond om acht uur zou er een voor
stelling zou opbrengen. Er moest een
.het er over eens, dat het niet ging
om de paar roebels, welke zoo n vocr-
stellin gzou opbrengen. Er moesteen
heel andere reden zijn, en deze re-
i den, welke men elkaar toefluisterde,
jwas, dat de vorst het had gewenscht.
wie was de vorst? De vorst
vorst Matajeff was de machtigste
man van het gouvernement, nauw
verwant aan liet Keizerlijk huis en
beldeeder van de hoogste betrekking.
Hij heerschte als onbeperkt monarch
in zijn bestuursgebied en zijn „hof
werd tot de prachtigste en verkwis
te stelen.
Door het vernielend vuur waren zij
verrast geworden. Toen vluchtend
voor de verstikkende dikke rookko
lommen waren zij achteruit ge-
deinsd, en naar de vensters gevlucht,
j Daar zag Thibault hen. en zonder
een woord te kunnen uiten, was hij
door den schrik als lam geslagen,
i Doch slechts een oogenbük, want
1 eensklaps zag hij een dier veroor
deelden, een kapitein, over de ijze
ren stang voor het raam een groo-
ten zak werpen, een van die zij
ledig hadden mee naar binnen ge
bracht, maar die nu propvol was.
De zak viel zwaar en niet een dof
geluid.
Zijn werper aarzelde niet. Mom in
het en ster over de ijzeren staaf en
sprong met gesloten oogen naar be
neden.
Achter hem stonden zijn metgezel
len met uitgepuilde oogen, vol schrik
en ontzetting, dit schouwspel aan te
staren en nog luider Monken hunne
angstkreten want de kapitein met
een smak omlaag stortend, verplet
terde zich den schedel tegen den
trottoirband en bleef daar zieltogend
liggen.
Toen zag Thibault. hen het vertrek
weder binnengaan, waaruit eens
klaps een verstikkende rook en emook
naar buiten opsteeg, die hem deed
zeggen, dat dat hun einde was
tendste in het gansche land gerekend.
Het weelderige leven, dat hij leidde, j
was een prachtig agitatiemiddel voor j
de revolutionnairen geweest en de j
oproerige beweging in deze streek
was zeker wel in de eerste plaats
tegen hem gericht. De laatste gril
van vorst Matajeff was de parforce- j
rijdster in het circus. Het was reeds
lang ook buiten de grenzen van Rus
land bekend, hoe hij haar met ju-
weelen en diamanten overlaadde en
vooral in Weenen ,waar ze in het
vorige seizoen was opgetreden, sprak
men er over. Ik kon mij verklaren,
dat vorst. Matajeff niet meer
meester in Kiew was, daar het circus
Bar-toff het had moeten verlaten. En
ik wist thans ook de reden, waarom
het circus zoo dicht bij des vorsten
residentiestad halt had gehouden. Ik
kocht een kaartje voor de voorstel
ling, nadat ik mij overtuigd had, dat
de parforcerijdster mademoiselle Le-
range op het programma voorkwam.
Waarschijnlijk was het ook haar
naam, welke de bewoners der stad
naar de voorstelling trok.
De circus-tent was als 't ware het
middelpunt geworden voor de onlus
ten in de stad. Het wemelde van men-
schen in de straten der aangrenzende
buurt en de stakende arbeiders trok
ken elk oogenbük in gesloten gele
deren naar het open plein, waar een
sterke politiemacht een kring om de
tent had gevormd en nauwlettend-cle
personen gadesloeg, die een kaartje
wenschten te koopen.
Onder degenen, die zulks mochten
doen, behoorde ook ik, maar ik ging
niet dadelijk naar binnen, want het
tooneel, dat zich voor de tent af
speelde, boezemde mij veel meer be
langstelling in dan de voorstelling.
Als de menschenmassa's zich om
de tent aaneen wilden sluiten, maakte
cle politie een cljarge en dreef de
menigte weer op het veld. Daaa- kwam
een kozak in galop de straat uit en
bracht den politieofficier een bevel,
hetwelk hem opnieuw aanleiding gaf
tot een charge om de menigte terug
te dringen. Even daarna verscheen
een geheele afdeeüng kozakken met
getrokken sabels en dikke gevlochten
zweepen en baande zich galoppeerend
een weg door de menigte. Eindelijk
zag men een elegante equipage.
De vorstging het van mond tot
mond, zoowel onder de menigte als
in de rijen der politiemannen. Twee
lie eren in uniform stapten uit en
snelden naar de tent.
De menschenmassa drong met
kracht dn dezelfde richting. Maar de
rijen politieagenten en kozakken ston
den vast en hielden cle menigte in
bedwang.
Nu achtte ik het 't best, ook maar
naai* binnen te gaan. Behalve de con
troleur stond er nog een politiebe
ambte bij den ingang. Mij kende hij
niet en ik moest hem behalve mijn
kaartje nog mijn pas laten zien en
hem zelfs nog een roebel in de hand
drukken, anders had ik moeten mee
gaan om mijn pas door den officier
van politie te laten visiteeren, wat
nog duurder geweest zou zijn.
In 't circus was ik getuige van een
merkwaardige voorstelling, de merk
waardigste welke ik ooit heb bijge
woond. Voor de kunstenaars en ar
tisten had ik geen oog, zoozeer was
ik in beslag genomen door het stom
me spel, dat ik tusschen den vorst en
zijn ondergeschikten zag afspelen.
De jonge man, doodsbleek van het
geen hij gezien had. waagde zich-,
ondanks het gevaar in de straat. Hij
naderde den kapitein doch deze bleek
reeds dood. De aanblik van het ver
minkte lijk deed Thibault het bloed
uit het gelaat wegloopen. Zijn blik
richtte zich op den zak die bij den
kapitein lag. Hij nam dien niet zon
der moeite op, want hij wa& zwaar,
en blijkbaar vol papieren. Hij tilde
hem op zijn schouder, snelde naar
huis, en sloot zorgvuldig do huisdeur.
Toen onder zijn vracht gebukt, ging
hij de trappen op naar zijn zolder
kamertje.
In de portiersloge zat nog altijd
Mme Jabouille bleek van ontzetting
met de handen op de oenen, en de
oogen gesloten, ten einde niets te zien
uf te hooren van wat er om haar
heen gebeurde.
Noch zij, noch iemand anders had
Thibault zien voorbijgaan, niemand
had het kleine treurspel opgemerkt
te midden van het groote dat Parijs
verwoestte.
Toen hij den zak op zijn armoedig
bed 'had neergelegd, en het koord
lossneed, waarmede het was toege
bonden was hij het eenige wezen,
dat het bestaan waarnemen kon van
dit zonderlinge geschenk hem door
den dood gebracht.
Een groote plek bloed teekende
zich op den zak afThibault merkte
merkte op, dat niet. een der aan-
v.'gen het waren allen mannen
de voorstelling ook maai- een en
kelen blik waardig keurde. Aller
oogen waren op de violetkleurige
met gouden franje afgezette loge ge
richt, \va.arin de vorst stijf en onbe
weeglijk als een beeld zat. Zijn ge
laat, dat door een langen zwarten
i baard werd omlijst, was bleek enon-
beweeglijk en zijn oogen fonkelden
van trots.
Het was alsof hij al deze blikken
j voorbij trachtte te zien, die hem met
haat, verachting en trots aanstaar-
jden. Stijf en strukj onbeweeglijk en
kalm keek hij voor zich uit. Er
heerschte een aclemloozo stilte onder
de toeschouwers in het dichtbezette
■circus en de tonen der muziek kon-
clen het rumoer op liet veld niet
overstemmen. Nu en dan kon men
hooren .dat er buiten gevochten
scheen te worden. De toeschouw» s
begonnen de hoofden bij elkaar te
steken en dikwijls werd er van de
eene rij naar de andere geroepon.
j De vorst merkte niets, liindehjik
kwam mademoiselle Leraïige in de
manege. Ze zat op een wit paard en
was gehuld in een witten mantel.
Toen ze dien afwierp zag men haar
sterke, krachtige armen en haar
bloot-en hals. Met één sprong stond
ze op het paard, prachtig en schoon.
Elke spier van haar lichaam en
elke trek van haar gelaat scheen
door de hand van een kunstenaar ge
beiteld. Aan haar hals schitterde èon
diamanten sieraad, het laatste ge
schenk van den vorst.
Het was, alsof er een gevuiseh door
de menigte ging, toen zij zich ver
toonde. Men stond op, sprong "op de
stoelen, schreeuwde tegen de kunste
nares, tegen den vorst en tegen het
personeel. Voor de eerste maal zag
men haar thans haar die machti
ger was dan het volk en de beheer-
schers des volks.
Buiten weerklonk rumoer, gebrul
en geschreeuwde golven (Ter de
monstratie schenen naar de toe
schouwers in de tent te rollen de
kreten werden luider on de aanwe
zigen begonnen als rozendon op de
houten vloeren te stampen en ie
trappelen.
I Eerst begon dit trappelen onregel
matig en wild, maar daarna giug
het over in een rytmischen mavscii,
waaraan allen deelnamen.
Het rumoer overstemde de 'muziek
'geheel en al. De galop van liet paard
hield op, enkelen floten, andërèn hie
ven dreigend de vuisten op naar* de
loge, waarin de vorst onbeweeglijk
als een wassen beeld zat en op <i«
rijderes neerzag. Enkelen schreeuw
den óp heeschen toon den stalmeester
en het stalpersoneel bevelen toe.
De marsc-h ging verder en toch
scheen de meuschenmuur, die om de
manege stond, dikker en dikker te
worden. De achtersten drongen, de
voorsten moesten verderonophou
delijk trappelden allen en plotseling
scheen zich de geheele schaar in de
richting van de loge, waarin de vorst
zat, in beweging te stellen.
Op den achtergrond begonnen
e enigen de stangen en touwen los te
maken, alsof ze de tent omver wilden
werpen.
De echo one mademoiselle Lerange
begon met de zweep te slaan naar de
mannen, die het dichtst bij haarkwa.-
mén. En toen pakte ze haar kleeren,
het met afschuw op. En terwijl de
handen hern langs het lichaam hin
gen, zat hij een poos sprakeloos den
zak aan te staren. Toen stond hii
op, en reinigde met het water uil
zijn waschkom het bloederige lin
nen.
Daarna onderzocht hij den inhoud,
en nam de papieren dn handen, d«
wenkbrauwen fronsend; hij wasniel
verwonderd. Toen hij den zak had
opgenomen, vermoedde hij reeds wat
de inhoud zou zijn zijn betrekking
aan het ministerie had hem doaria
de noodige ervaring gegeven,
i Onderwijl hij de veelkleurige pa
pieren uit den zak haalde, herinner
de hij zich dien avond van Maart,
toen het personeel van het ministe
rie het gebouw verliet om naar Ver
sailles te gaan steenen kluizen en
de brandkasten werden gesloten on
•de sleutels medegenomen.
Want in die kluizen en'brandkas
ten werd een aanzienlijke boeveel
heid papieren van groote waarde
achter gelaten omdat deze onmoge
lijk zouden hebben medegenomen
kunnen worden, waar bet verkeer
door Parijs met barrikaden ge
stremd en de uitgangen van de sitad
voor het meerendeel streng bewaakt
waren.
(Wordt vervolgd.)