hondcrd metcri - nf -rSSi i - Zijn sluipende voet lieelt een groo- een laatste groet rmsoht do den- ten omweg gemaakt om de plek. waar néhaipen een weemoédig geklank hean «toen derécSe droppels uit de door- toedaar schrikt hij jilot^hng bukt schoten borst van een mensch voor zich onwillekeurig is dat met het hem neörparelden in 't zwarte mos. zachte, slepende gedruisch van slui- De dorpsbewoners betreden uit vrees pende inenschenyoetstappen dat daar de akelige plek niet meer sedert den van links door t zachte koeltje naar dag. dat men daar den boschwachter Z13n door het buitenleven gescherpt Braun hoeft gevonden, stijf, dood. oor wordt gevoerd Slechts jarere en roekelooze slroo Krakeen-dim takje een poosje pers komen W soms. omdat liet do «Hes stil - dan weer het sluipen als beste wisselplaats voor hot wild is in OP rootdierzoolen. liet komt nadei het geheele jachtgebied. Doch gaarne ™6lt blJna- Mjame .ijk de na gaat hier niemand heen, het is. alsol bijheid van een mensch. Wie kan het het onger-oende bloed daar nog om "J11Haastig bergt hij zich ondei de wraak schreit dichte takken van den denneboom Maar Harder kan vandaag in 't ge- bij den steen. Zijn groene schuilplaats heel niet anders. Onweerstaanbaar herbergt hein bij het gedemptemaan- wordt hij gedreven naar de plaatsdes licht in den Wolfsgrond volkomen onheus- Hij gevoelt, dat het het be- voor de blikken van menschen, ter- gin moét sijn van zijn vrijwillige boe- «uj hu door de openingen tusschen tedoening, 'daar, waar zijn geweten d<> takken tamelijk nauwkeurig den met bloed werd bevlekt, nog eenmaal omtrek kan verkennen, te spreken met 't akelige spSoksel van Z°° net hij dan, hoe een man mot de schuld. Niets, heelmaal niets, wil «""eer voorzichtig rondlopend, Vt; liA liacnernn 7Hn hloftd A &11 bOOm tot bOODl gluipt, tot lllj aCll- !ïï.d?' AWorden groot rotsblok, nauwelijks roo do zon de sneeuw wi t zal worden derüg vaJ1 dHm(££m ÊL wildernis vanrotsblokken en verwijderd, zich gereed maakt om te steenen bergt de Woltsgrond. Zwarte scni««n. schuilt lann- reuzendenneu. oude woudreuzen met '-11 eent, „„t.i grijK baarden van mos rijzen hierin taanr over liet mots, dat den steen hun fiere hoogte op uit de doorastrui- bedekt, naar voren, een zwart ge- ken en dwerg}ijnen en houden ineen maakte geweerloop, waarvan slechts kring trouwe doodenwacht. Ze zoo- ®le'bla!Üi «alatBn v.zier als eenklein men treurzangen op des braven ja- dichtend puntje bij t maanlicht af- gers dood, die hier het offer word steekt. van zijn plicht. Met teederem vinger Harder heeft den akelagen kerelin tokkelt de avondwind daarbij weemoe- yeerwil, dat llij neus en wangen dig in de takken de oude melodie van met roet heelt besmeerd, dadelijk sterven - - van sterven. herkend. Zulk een gierengezicht met Het bleeke zilveren licht van de zulke boosaardige, stekende oogen cmalle maansikkel valt door de ope- heeft slechts Dieter uit het naburi- ningen tusschen de takken en twijgen ge dorp, die voor een der gevaariijk- in de diepte, als door geestenhanden sta en brutaalste stroopers uit den neergelaten en omvat met spookach- ganschen omtrek wordit gehouden, tige, bevende vingers een hoogen ge- Maar zit die op het oogenblik niet in denksteen, uit zwart graniet, welke de gevangenis? En toch moet hij het de jagers hier voor him overleden ka- zijn; Harders scherp oog besdiriegt meraad liebben opgericht. 1 zich niet. Dan is hij stellig uitge- „Door stroopers doodgeschoten! God broken en heeft zijn oude handwerk wreke do daad staat onder diens weer opgevat. naam te lezen. In don maneschijn, Harder weet, dat de kerel eenlet- branden de in goud uitgevoerde, smal- terlijk dierlijken haat koestert tegen le letters als vuurpijlen op den don- de jachtopzienters in het gebied en keren ondergrondstekend boren ze meer in .het bijzonder tegen don zich m het krimpende hart van Har- joegen boschwachter Braun, een der, wiens oogen ze voor den eersten zoon van den doodgeschotene. r-^en.".-d d ,11» t-.ccJ Braun. een ©ven 'degelijk en flink beambte als zijn vader was. heeft ziUreSssemokTheeft'dooraSs ™ch voor «aige jaren opzettelijk naar J>'p sedert dien ongeluksnacht over yan eenmaal door de ontdek- -n ,iiu «vi-fMHAn Hicv w vrnniht-P 1 ,klJ1S van den dader den moord op zijn vader te kunnen wreken. De ge dachte, dat eens een betrapte stroo- per voor de rechtbank ook iets zou hem zijn gekomen, die het vroolijke lachen van zijn frissche mannen kracht doodden, zijn huiselijk geluk deden wegkwijnen en zijn Lene ster- Wegge wischt schijnt thans de diepe plooi van leed, welke anders om den scherp besneden, trotschen mond lag, en zonderling schitterende oogen zien den Samaritaan aan. die helpen verbinden wil. Neen meneer de jachtopzie ner tracht de gewonde stamelend de hulp af te wijzen, laat mij ster ven ik ben gelukkig dat ik u redden kcm. Het scliot van Dieter gold u. Zoo lag uw vader. Geen moord ik zweer het ik zweer hetWij worstelden de buks ging af. Geen moord ik boet zoo gaarnie. Vergeef mij alles. Met een vreeselijke inspanning ko men dp woorden over de bleeke lip pen, smeekend vragen de oogen van den stervende. Weemoedig omvat de jachtopzie ner met zaohten druk de bloedlooze hand van den redder zijns levens, die naar de zijne zoekt. Hij is te diep geschokt om te kunnen spre ken. De wetenschap, dat hier aan zijn voeten den man ligt die de schuld draagt van den dood van zijn innig geliefden vader dien hij zonder hem te kennen gehaat heeft ais een afschuwelijk dier, en de be schikking. dat diezelfde man hem gered heeft, vrijwillig, met opoffe ring van zijn eigen leven brengen den anders zoo kalmen, vastberaden man in de war. Ik vergeef u, Harder, zegit hij eindelijk, moge de hemel u genadig dat zij zl-lf weet hoe, en eerst op veel voer, terwijl iemand in de lucht la teren leeftijd. Je ziet immers nietswolsmelodieën speelde, vooruitRoelofs zeiga jij maar zee j Eenige dagen later ontmoette Hel- schilderen. Had er toen iemand teren j bem werkelyk. Het was op een me gezegd, dat ik een eerste schilder von de wereld zou worden, dan had f!™4 ^dadigheidsfeest en dadelijk, ik geantwoordKerel, je bent gek"ij bet binnentreden der groote zaal, En nu, nu ik er ben, zeggen de men- ontmoette zij zijn donkere oogen. Zij schenja. wij zien de zee óók zoo. werd donkerrood en struikelde als ,,Van dien kantoortijd heb ik nooit een onhandig bakvischje over haar spijt gehad. Ik Itób er veel menschen- ei Hij wa9 ullr Men nis pn rm/lnnvmOiTiO' mi finfrpfinfln het feest geweest en uit verveling, kennis en ondervinding bij opgedaan, en die komt je te pas, nu ook ons vak een markt is geworden, een han- z°naer verwachting, had hij de oogen del, een echte beunhazerij. Maar van gericht op den ingang der zaal, toen kunsthandelaren hebben wij nooit af- Hella binnentrad, hankelijk willen wezen. Wij weten „Wat een onhandig gansje", dacht rail te goed wat mooi is of met. Am- hij HeUa zicnde struiketon mMr Sr^èSaSrTted^jhe Jeugdige meisjesgestalte vrouw en ik; hadden wij daar die nat*er opnam ontwaakte zijn belang- duizenden niet voor besteed." stelling. Welke verstandig, ernstige Van kunsthandelaren en kunst- oogen had dit jongemei'sjesgezieht. critici moet de heer Mesdag niets heb- Welk een reinheid en zachte, kinder- ben. De eersten zijn „kooplui" en die j^jke vrouwelijkheid op die trekken. SÏÏM? SlSSTMaifS'S m liet tich aan haar voorstellen en er maar niet aan en gaat hij stil tusschen eiken dans babbelden zij sa- zijn eigen gang. men. Hij had er schik in dat hij zoo- „Of 'k veel op zee vaar? Wel veel van de zee moest vertellen, nee, 'k beni todh geen schipperDa'sWeer danste Hella den geheelen ook volstrekt niet noodig. Ik heb aVond, zij was uitgelaten vroolijk, zij mijn schetsen, daar doe ik tmee. En -t-rpus-deroes waarzii Schcveningen is vlak bii. Aan dekust was e™ ™ugderceswaar zij zie je de mooiste zee. j oc,i danste, als zij lachte en praatte. ..Daar heb ik ook m'n panoramasteeds voelde zij de donkere oogen gemaakt. Dat beschouw ik als mijn op zich rusten. belangrijkste werkomdat het zoo'nHet was de tijd der feesten en over groot» impressie geeft van de natuur, gj ontmoette Hella mijnheer Georg - Maar'k zou 't niet graag nog s weei- w lt 20oals de eieenliike naam stervende tot troost. -Nu weet ik er net even veel van, Het was nu al heel natuurlijk gewor- Amen fluistert deze. nauwelijks van die schepen en pinken en zoo, als den, dat zij meestal 's avonds veel nog hoorbaar. Zonde bloedrood de kerels zelf. In Groningen woonde met elkaar spraken. Hij vertelde Hei- sneeuwwit Lene is het laatste, tk ook aan de haven, en 'k scharrel- ja van 2ijn zeereizen, van allerlei er- omiLnren B"aUn "ella spr^ Nog een paar oogenblikken tat revSd™^efren-dSr^l°jk!:™^hieI> cl overkomen met ons sen en studie want zij wüde taal Den anders niet overgevoeldgen j Schilderen is een gezond métier j examens do®.n- bisten nauwelijks jachtopziener rollen dikke droppels je£';t ^T' dat eens vreemden voor el" in den dikken baard, als hij den dS^regelde bio- j kanar st ^varen' doode de oogen toedrukt, waanneen grafieëri .tj-e telkens vertelden. An- De winter wras nu op zijn hoogte- straal van het maanlicht valt. 1^^ veriO0pt 'n mensch z'n leven ge- punt. Er was vorst en ijs bij helde- In de zwarte dennen harpt de- nachtwind .weer zijn oud dooden- lied. (N. v. t N.) blijft"...7. ,,En, zie je, als mijn vrouw zoo'n veertig jaar geleden niet gezegd had H. W. Mesdag. Er is een jubileum in 't zicht, dat - in de schilderswereld van Den Haag nooit uit mijn zaken getrokken, zeer zeker met veel luister zal worden >>Nu zal ik u even brengen naar gevierd. Het betreft <Le aanstaande haar atelier...... Ja, 't is hi<ea* ^een leidelijk, 't loopt maar door, net als 't ren zonneschijn. Hella was een harts- water. 'tDoet er trouwens niets toe tochtelijke schaatsrijdster en toen hoe^oud je bent. als je werk maarw'olter dit hoorde, was hij ook spoe dig op de ijsbaan te vinden. ,,U moet een beetje geduld met ven. Ach. wat zou het hem eene ver- kummi' mededeelen over den dood gouden bruiloft (23 April) van den paleis met al die kunstschatten. doe't"maar, Taten we maar gaan naariiaij» ouden heer, hebben", zei hij, Brussel, dan was 'k waarschijnlijk toen hij Hella voor het eerst vroeg, om te rijden. „Oude Zij lachte. ,,Ja, werkelijkIk ben tweeëntwin- licbting hebben geschonken, als hij zich reeds lang zelf had mo gear aan- vajn zijn vader, welke nog altijd in het duister gehuld is. maakte den geven om boete te doen En"toch kon "raai, die bovendien reeds een sterk hij dat weer niet uit overgroote gevoel van .plicht had. tot den meest liefde voor de zijnen. gevreesde n vijand van de wild die- Wat had er van de ziekelijke vrouw, 'ven. In het vorige jaar had hij Die van de kinderen moeten worden, ter gesnapt en geboeid aan het ge- wanneer de kostwinner levenslang ge- recht overgeleverd, dat hem achter vangen werd gezet En zoo heeft hij slot en grendel zétte, maar zeker jarénlang zijn pijnigend geheim, dat niet veilig genoeg om dezen verme- het bloed van den boschwachler aan telen mensch geen gelegenheid tot eijn handen kleeft, als een vreeselij-vluchten te geven, ken last met zich rondgesleept. Nu Alles is weer stil geworden in den eindelijk, eindelijk slaat voor hem na i Wolfsgrond. Ieder van de twee men den dood zijner vrouw ook het uur schen luistert onbeweeglijk in zijn der verlossing. I schuilplaats. Voor Harder blijft er Die gedachte doet langzamerhand niets anders over dan te waóhten, de knagende pijn bedaren en stemt tot de ander zich verwijdert. De hem ontzettend weemoedig. En hij avondwind is thans gaan slapen, knielt bij den steen neer m het voch- Zwijgend en strak schijnen de den- uge mos. Zijn brandend voorhoofd aen tn het maanlicht. De brandende valt als vanzelf tegen d£ glinsteren- ,,euzenkaarsen naar den nac1l. de lettere en bedekt den naam van telijken tameJ geri£ilt zijn. Overal in -1 d« aiepe stilte vak het woud; dm stee?, aPlsMze een Sfdere Ihani^eÜfttïïS zocht, die van den doode om ver- j1 at f'f CJlraai giffenis. En weer vallen heete drop-1 -kaat het 5^,A 2 3 stem il0°" - v ren m den nacht beroemden schilder H. W. Mesdag en zijn lechtgeoioote mevrouw Mesdag- Van Houten. De heer Brusse van de „N. R. Ct.'" heeft den heer Mesdag eens geïnter viewd. I Deze vertelde hem ongeveer het vol gende 1 „Een systeem van schilderen heb ik niethoe ik het doe, weet ik niet, Toen we uit Brussel kwamen, hebben |apen °hder dan u, juffrouw Hei- we ons dit huis hier laten bouwen. In Den Haag, dicht bij dé zee. Een Scherts. Novelle van ALICE BEREND. Reeds op baareerste bal had Hella en evenmin hoe ik er toe ben geko- vah hem gehoord. Fluisterend had- het er toe? Zij begrepen men. Ik had als jongen wel veel lief- den de andere jonge meisjeshaar ge- verderMaar sp< la. Ik kon uw papa zijn. Vergeet dat niet", ging hij zonderling ernstig voort, Het werd Hella zoo zwaar om het hart bij deze woorden. Waarom zei hij dit met zoo bizonderen nadruk Dit was toch alles, allies van zoo weinig beteekenis. Oud? Of jong? Wat deed elkaar en spoedig ver- hebberii in teekenen, en dat werd bij vraagd of zij den „Vliegenden Hol- dreven de frissche lucht en de zonne- ons thuis in Groningen aangekweekt. Jander" kende, den merkwaardigen glans haar ontstemming. Het leven doordat vader mijn moeder hdb ik man met de xruelankolieke oogen en !ÏÏÊlSSEtóSo£ï% fz—arten baa? In zijn jengd1 zou lemaal samen met papier en potlood 'U1 muziek gestudeeid en an een dak- zaten, Toch had dat eerst geen con- kamertje der Friedrich-strasse lion- sequenties, want ik lieb nog vijftien ger en ontbering geleden hebben, jaar lang op kantoor gezeten. i Toen was hem gebeurd, waarvan En hoe ik er toen op dien leeftijd, ieder arm jjunstenaar tevergeefs dat een ander al vaak een heele Piet is, toe heb kunnen besluiten om met droomt, hij had werkelijk geheel on- schilderen te beginnen, weet ik niet. verwacht een reusachtig vermogen was immers zoo groot en rijk, een voortdurend juichen was in haar hart. Zij ontmoetten elkaar nu eiken morgen op het ijs en dikwijls 's avonds nog op een feest. Maar nu zonder afspraak was het zoo geko men spraken zij op de feesten, in een reusachtig vermogen j de warme zalen, bijna in het geheef Wel, dat de liefhebberij er nog altijd geërfd van een bloedverwant. Van niet meer samen, alleen hup oogen in zat, en dat ik graag buiten liep dien tijd af had. hij niet meer gestu- ontmoetten elkander tusschen de pels uit de oogen, die thans reeds zooveel hadden geweend. Van den donkeren achtergrond van Een half uur verloopt: Nu een nauwelijks hoorbaar het doffe gevoel komt thans langza- schuren tegen de dennetakken de- merhand bij Harder steeds helderder z®n aeör rechts vari Harder s schuil: en duidelijker elke herinnering aan plaa/ts 011 nog weer en nog weer, de ongelukkige gebeurtenis van voor met kleine pauzen. De oude gluurt twintig jaren zich losmaken. Tast- nieuwsgierig naar den overkant, baar ziet hij alles weer voor zich. (vanwaar het geluid komt. Is het een Daar ginds bij de.bron de oude, stuk wildHet instinct van den ge- sluwe hertebok, om welken liij reeds boren jager, dat in hem sluimert, zoo menigen vergeefschen tocht had van den man. die de taal van het gedaan. Zijp gewei was zoo pradi- woud kent. wordt wakker. Hij plaatst tig. En hier rechts is nog de jonge zijn oog voor een opening tusschen pijnboom met de ruwe schors. Twin- twee dorre takjes en kan juist een tig maal is die in die" jaren een eind seconde lang het door een baard om- hooger geworden en nog dichter dan lijste gezicht van den jachtopziener thans de takken bij elkaar, die totop Braun herkennen, die juist in het den grond reiken. In zijn spitse»naai-kreupelhout voorzichtig neerknielt, don werd hij toen onverwacht voor- om aan te leggen. Bij Harder ont- oyer gestooteii door den boschwachter, waakt een verlammende vrees voor dien hij in zijn hartstocht voor de iets ontzettends, dat in het volgen- jacht niet had hooren nader sluipen. do oogenblik moet gebeuren. Het Hij wilde hem doen vallen en dan koude zweet komt hem op het voor binden. Maar als een wilde kat heeft ]loofd Hij weet. dat als Dieter daar hij zich omgedraaid en had den be- ginds den beambte ziet. diens leven hte gegrepen met ijzeren vuist, eer nQg maar seconden duurt en de deze tijd vond om zijn wapen te ge- Wolfsgrond na het bloed van den bruiken. Met hijrenden aden, oosin vader 00k dat van den roon drintm Het ging ten slotte om het geweer van dén boschwachter, dat tusschenbevindt en zal de goed) gedekte de krampachtig in elkander gewron- i ^trooper dan met vlugger zijp met gen armen gedrukt was. Geen van^er treffenden kogel dap zijp beiden heeft het willen loslaten en tegenstander En thans thans toen is het gebeurd hot treurige. Saat reeas bet lichtende puntje daar- Harder weet heden nog piet, hoe de ginds, dat als een lichtend kevertje buks zich kon ontladen, of eendepne-j aan het rotsblok Bchijnt te kleven, takje of de hand van een der strij-langzaam omhoog. De strooper mikt. ders zonder het te willen den trekker j En plotseling komt Harder tot de aanraakte. Hij is eerst als versteend overtuigingalleen dat kan den geweest, maar toen heeft hij zijn jas' boschwachter redden. Een gilietnd© opengescheurd en met bevende handkreet uit zijn keel.moordenaar beproefd met strooken linnen van zijn. en hij springt op, met een grooten hemd het wegvloeiende levenssap vansprong in dm verblindenden vuur den stervende te etui ten. Maar alles straal welke op hetzelfde oogen- tevergeefs. In waanzinnigen angsten blik van het rotsblok door het don- smart is Harder gevlucht met deker bliksemt. Een scherpe knal. door snelheid van iemand, op wien eene bergen heriiaald een kraken en bloedschuld rust. [breken der takken een doffe val. God is zijn getuige, dat hij den Voor den gedenksteen valt de doo* boschwachter met heeft willen doo-1 delijk geW0nde neerhet schot ha- den, dat hij slechts gestreden heeftheeft hem de long doorboord, voor zijn vrijheid; ook hein had de. Schreeuw en schot doen ook Braun doodolijko kogel kurmen treffen. opspringen. Hij vermoedt niet, hoe Maar do strakke doodonooren zijn dicht de hand des doods reeds bij Bterker goweest dan de teoortgroydm hom ls en meeat rheÉ'K'et CïïSti ï6tUige miSda"i vervolgd611hea^Umdig'5gemaakt Ti! hun beschuldiging: „De werkeUjkeI m*7! "fbennen, die daar in wilde schuld ligt bij u, bij uw werk, dat }']ucht lachen, de taato doorijlt geen licht mocht zien 1" "l?1 medelijdend liart en het En zoo zal hij don nu morgen voor I roche:lend geluad uit dc doorschoten het gerecht alles bekennen, zich niet horet, van den man diaar bij den steen verontschuldigen en om niets vragenbewegen hem om den doodelijk ge- dan om de hardste straf. wonde eerst hulp te verleenen. Harder wil opstaan. Nog eenmaal! Om diens bleek gelaat speelt een strijkt zijn hand bijna toeder, als af-gelukkig glimlachtje zoo teeder. zoo scheid nemend over den naam van I verheerlijkt, alsof de vingers van den doode op den kouden steen als een engel er over hadden gestréken. en graag landschap wilde schilderen, deerd, maar was op reis gegaan, tot Daar komt bij, dat schilders tegen- 0p zekeren dag een zeiljacht ge- woordig onder de fatsoenlijke men- J schen worden gerekend, maar toen in kocht Had, waarmee hijnu den groo - dien tijd zag mijn vader daar al even- S4on "3o yan het jaar op zee vertoef- j in de zuivere winterlucht, onder den min heil in als andere vaders, wier de. Eenige winterweken bracht hij, helderen hemel, tusschen besneeuwde zoons het goed hadden. De Holland-om de goede concerten, waarvan hij boomen. sche school, die wij mee opgewerkt enkel verzuimde, te Berlijn door bobben, beteekende dan ook niet veel. en ds Beriijusche kringeu, waar Er was geen geld te verdienen. Maar door de verbeterde communicatiemid- m hl3 vorkeerde, noemde men hem delen kan ons werk tegenwoordig schertsend den „Vliegenden Hokran- overal heen, en zoo is dat beter ge-der", omdat hij veel, en liefst in worden. storm, op de zee rondzwierf. „Genoeg, ik besloot om de zaken er s 200 fluisterden de jonge dames dan maar mm te geven, en naar HeUa zacht tOTWijl zjj den in_ Brussel te trekken. Daar woonae Ta- - dema toen, die nog zoo'n beetje fami- etee<Is het ooe111®1' lie van me is, en vooral ook Roelofs, den- Of hij van avond komen zou van wien ik Les in het landschap- Dan zou Hella hem zien, maar veelreeds lente. schilderen wilde nemeai. Hij werd met haar spreken zou hij wel niet, hij „Daar in het Zuiden is het ireeds mijn leermeester, en iliij was erg bekommerde zich weinig om de jonge lenté', herhaalde Hella werktuige- Toch^wT't)e<^iaSeimain£ Tf j?nre vromdje^ mWStbMig iiik' Haar hart Uopt<i haar tot in de vreemde, drukke menschen door, en zij groetten elkaar in lachende herin nering aan hun vroolijk samenzijn De tijd ging voorbij, het heldere winterweer hield aan, maar in de lucht was reeds een lichte lenteadem te bespeuren. En op zekeren dag zei Georg Wol ter bij het afscheid tot Hella„Ja, morgen vertrek ik. Naai* Triest, daar wacht mijn schip, waarop ik wat in de Middellimdsche zee ga omzwer ven daar, in het Zuiden, is het goede positie op te geven, TT mooie huis in Groningen te trekken, Hella zag droomeng rond in de hei waar wij toen woonden. Maai* mijn der verlichte zaal en tusschen het vrouw zette mij aan, ik meest het gegons der vele menschenstemmen maar probeeren, hoe précair het ook hoorde zij de woorden„Omdat hij zijn mocht. Die hield ook veel van de veej en liefst in storm, op zee rond- natuur en van mooie dingen, en als K zakenman kan je daar niet zooveel van profiteeren. Daar kwam bij mijn Fn toen de dansmuziek begon en oude heer was een Fries, en als wij zij danste en danste en zonder uit te met ons Friesche bloed wat in den rusten van den eenen arm in den aii- kop hebben, drijven we 't eer door deren vloog, toen klonken haar bij dan anderen. Anders lukt t je ook Jokkende walsmelodie deze woor- niet, om op je vijf-en-dertigste jaar nog bij 't begin te beginnen. Daar a€rJ hoort doorzettingskracht toe». Maar Van haar kindschlieid af hield zich wel heb je op dien leeftijd natuurlijk haar fantasie met de zee bezig, zij veel meer inzicht, en je ldest den wilde het liefst sprookjes hooren, die koristen en verstandigsten weg. op of aan de zee speelden en zoodra 1 .jk er Sfkumen. En heel zij jezen k0n, moesten de helden der toevallig ben ik zeeschilder geworden. h z(y.iiedftn ook nu no^ Want in Brussel was 't alles land- vernaien zeeneaen zijn. ook nu nog schap. Maar toen gingen we voor onze waren 03 "e va^e heimwee-droomen gezondhieid naar Norderneyda's een harer achttien jaren met de zee ver- erg mooi eiland en daar "zat 'k als bonden, die zij niet kende, even wei oen kwajongen aan 't strand te schet- nig als «de liefde, waarmee zicb haar sen. En toen k met the krabbels in gedachten reeds lang vol nieuwsgie- TSjf )iT&.Sde^redXn f^d ree an liefde anderen, jij moet zeeschilder worden, ■speelden een geheimzinnige rol in ..Do menschen vonden die schilde- Haar heimelijke meisjesdroomen. rijen van mij eerst e«rg gek, zoo niets Het bal was ten einde; de „Vlie- dan water en lucht. Maar ik ging giende Hollander" was niet gekomen, leukweg mijn eigen gang en in Pa- HelIa had in den balroes geheel de d'rXte reTendTrdS «M» harcr vriendinnen vergeten; Ik stoordla me niet aln de critiek. Al Z1J 'laïi opvallend veel gedanst en dat geschrijf geeft immers niemendal, Had een massa cotillonbouquetten op evenmin als dat ze je altijd met an- den schoot, toen zij, de ooren nog vol dere schilders willen vergelijken. Je dansmelodieën, met haar trotsche moet zélf wat presteeren, anders kan ouders naar huis reed- Maar later, in je er wol uitscheiden. Maar bier vrofr h y, meisjeskaInOTtje zij gen ze verbaasd is daf nu een zee? J. J' Ze waren aan Meier en Schelfhout Iich Hehagelijk in de zachte kussens gewend, zie je I En dat was wel kunst- ueervleiend, den avond nog eens matig, maar die hadden noodt de be- overdacht, scheen haar het gebabbel weging van de zee gegeven begrijp der meisjes over den zonderlingen je nooit die diepte, en dat licht; man toch het interessantste van den ze gaven niet de waarheid! En g€beelen avond en toen zij ingeslapen zoo leukweg ging ik maar door, om trouw uit te beelden wat ik zagdroomde lij, dat zij aan da ril- ,,Van mijn vrouw zijn al die mooie van den „vliegenden Hollander schilderijen toch óók gekomen, zonder in een zeilboot ove«r een zonnige zee Vertrekken .op reis keel van schrik, wilde hij „Ja", zei hij met teedere stem, „ik dank u voor den schoonen, reinen winter, juffrouw Hella. En mag ik ook eens aan u denken, als ik weer in de wereld rondzwerf?" Zij knikte zwijgend, zij kon niet spreken, de keel was haar als dichtgesnoerd. „En zult u ook aan mij denken?" Weer knikte zij heftig en met een half in gehouden snik vloog zij weg. Hij zag haar na met een half iro nisch, half smartelijk lachje, toen w*enkle hij een rijtuig en reed naar zijn hotel, waar hij nog veel voor zijn reis moest in orde maken. De eersste dagen die nu kwamen, schenen Hella kleur- en vreugdeloos; ijs en zon lokten haar niet meer, het was haar alles zoo onverschillig. Toen kwam op zekeren dag een pakje voor haar, zuidelijke lentebloe men en schelpen. Geen kaartje, geen groet erbij, maar zij wrist toch, van wien het was. En van nu af kreeg zij weer belangstelling voor alles, zij leerde met ijver, want zij leefde vol jubelend geluk in~£en droomwereld, waarin zij den heimelijk geliefde op zijn reis vergezelde. Voor haar, die niets van liefde wist en slechts de teederste gevoelens koesterde, was het zeer natuurlijk, dat geen kus> geen enkel woord van liefde tusschen hen gewisseld was, dat hij haar nooit gesmeekt had, hem te schrij ven. Maar hoe verder de dag van zijn vertrek achter haar lag, des te duidelijker werd het haar, dat hij haar liefhad. Zij bracht zich weer duizenderlei blikken en woorden in de herinnering, waaruit zij zijn liefde herkende. Al de zoekende teeder,held van haar ontwakend vrouwenhart had nu een doelhoe langer hij weg w*as, des te grooter weid haar liefde,, en zij wachtte met gloeiend verlan gen zijn terugkomst. Onverwacht echter stond hij op zekeren dag vóór haar. Het was reeds begin Mei en eigen lijk geen weer meer, om in de war me, bedompte concertzaal te zitten, maar de groote naam van den zan ger had toch veel menschen gelokt. Te midden van het gewoel der gar derobe stonden zij nu plotseling te genover elkaar. Hij toonde weinig verrassing; koel beleefd vroeg hij, hoe het haar* den laatsten tijd ge gaan was en vertelde, dat hij en zijn boot over eenige dagen op «de Noord zee zouden dobberen. Hella verstond geen zijner woor den. liet bruiste in haar ooren als geweldig orgelruischen en zij wist niets meer ,dan dat hij nu werkelijk voor haar stond. Gedurende het concert wendde zij de oogen niet af van zijn door de zeezon verbrand gezicht. Hij zag geen enkelen keer naar het jiubliek, maar alleen naar het podium. Hij had zoo veel onverschillige kennissen onder de menigte en was blij, als hij nie mand zag. Dat de kleine Hella Mer- tens, die hem een lieve herinnering Iwas wat .had hij na den winter al niet doorleefd ook er tusschen zat had hij geheel vergeten, j Het concert was ten einde en bij den uitgang der zaal bracht de drin- 'gende menigte hen weer bij elkaar, j Zoo kwam het, dat zij tegelijk bui- ]ten kwamen. Zachte, vochtige lente lucht ontving hen, dubbel aange naam na de hitte der zaal, een fijne regen druppelde neder. „Mag ik u bij het regenachtige weer, als oud vriend, in het rijtuig naar uw huis brengen, juffrouw Hella En toen reden zij samen weg. De verfrisschende lucht drong door de portierraampjes naar binnen. Zij spraken zeer weinig. Hij wist niets geschikts te zeggen en Hella zat daar met kloppend hart, in bange verwachting van iets wonder-heer- lijks, dat nu komen moest. Zoo stil was het in het Rijtuig, slechts de hoeven van het paard op het natte plaveisel klonken in regel matige rhytmus naai- binnen. Plotseling omhelsde Georg Hella en kuste haar heftig op mond en oogen. „O, lieveling", jubelde Hella, boog zich neder en raakte beschroomd zijn hand aan met haar kinderlijke lip pen, die nog nooit gekust hadden. Weinige minuten later hield het rijtuig voor Helia's ouderlijke wo ning stil. Toen Hella de deur van haar ka mer achter zich gesloten had en al leen was, had zijhet gevoel als moest zij bidden, bidden, dat God haar de kracht zou geven, het geluk, dat nu komen moest, te dragen. Lachend zat zij op haar bed, terwijl haar onop houdelijk de tranen uit de oogen stroomden. Nu was het niet slechts eeD droom, dat hij haar liefhad. Nu wist zij het, nu was het werke lijkheid geworden. Zij zou zijn vrouw worden en zij verborg het gelaat in de handen. Den volgenden dag liep zii in koortsachtige opgewondenheid door het huis. Zou hij zelf komen Zou hij schrijven? Was hij nu bij haar vader op het kantoor Toen haar vader 's middags thuis kwam, waagde zij het nauwelijks hem goeden dag te zeggen, maar het diner verliep als gewoonlijk. Vader vertelde kalm van enkele kennissen, die hij ontmoet had; iets buitenge woons scheen er niet gebeurd te zijn. 's Middags kon zij liet in huis niet meer uithouden en ging wandelen- O, die bloesemgeur, die in de lucht hing, spoedig zal de vlier bloeien Toen zij terugkwam, lag op de ta fel van haar kamer een brief. Zij scheurde het couvert zoo haastig open, dat het in stukken vloog. Slechts weinig regels stonden er Lieve juffrouw Hella! Vergeef mij, dat ik mij gisteren een scherts veroorloofd heb, die beter gepast had voor een student in zijn eerste studiejaar dan voor mij, die uw vader kon zijn. Ik zie in, hoe on verantwoordelijk ik gehandeld heb, maar hoop, dat gij met uw gezond verstand en groote beminnelijkheid zacht zult oordeelen over Uw berouwvollen GEORGE WOLTER. De uren gingen voorbijrossig® schemering en avond kwamen en nog steeds zat Hella in 't donker, met den brief in de handen, met droge, brandende oogen voor zich uit sta rend. Toen het tijd was voor het avond eten, hoorde zij, dat haar moeder haar riep. Langzaam met moeite ging zij den langen gang door naar de eetkamer en ging aan tafel zitten bij de anderen. „Ziet toch eens, hoe gék Hella er andaag uitziet, net als grootmama", riep Heila's kleine broertje lachend onder het eten. Hella mompelde iets van verschrik kelijke hoofdpijn, en niemand an ders merkte, dat zich om haar kin derlijken mond de eerste lijnen had den gegroefd der lijdende vrouw. WELLMAN NAAR DE NOORDPOOL. Een onzer lezers schrijft ons De heer Walter Wellman, een ver slaggever van de Chicago Record He rald is voornemens aan zijn plan ge volg te geven en te trachten de Noord-Pool met een bestuurbaren ballon te bereiken. Hij zegt dat het niet de eerste maal

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1906 | | pagina 8