BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD fl.20 PER 3 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. latuurhistorische Wandelingen Haarlemmer Halletjes Het Geschenk. ZATERDAG 19 MEI DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. IN EN OM HAARLEM. CXII. Hoe schoon is het voorjaar, hoe hoon is de heerlijke Mei. Akker en eide, boseh en veld doen zich thans p het heerlijkste voor. Het gras, de ioemen daartusschen. de heesters en ruiken, wat een kleur, zoo frisch, do jeugdig, zoo overheerlijk. Dat lissen dan toch maar de bewoners an Zxiid-Europa. 't Is te ver om dat ren te constateeren, trouwens 't zou aarvoor ook reeds te laat zijn, maar rilt ge er U eenig idee van vormen, leschouw dan eenige groenblijvende leesters b.v. de .hulst. .Ze bloeit-thans olop, een toestand waarin men lem misschien niet herkent, vooral de ariëteiten met weinig doornen. Zie Ke oude bladeren van. 't vorige jaar, lie hebben al heel wat meegemaakt, selfs zijn do meesten tevens geteisterd joor de hulstvlieg. Kijk thans eens laar dien den, wat dof, donkergroen, en vergelijk dat nu eens met het fris? iche groen van andere hoornen en leesters. Ik ben in mijn gedachten afgedwaald naar de Parklaan. waar tal van Oostelijke bewoners nog on langs klachten uitten, en maar geen geduld genoeg bezaten om te wachten men uit een verwaarlasöuen, moeilijk te onderhouden boel, wat nieuws. wat goeds heeft voortge bracht. Wandelen we een eindje ver der. dan zien we hoe een schat van heesters en hoornen wedijveren om de wandelaars aangenaam te stem men. Hier de welriekende pluimen der seringen, wit, lila, enz., bij som mige b.v. de zoogenaamde Fransche gedragen op slanken stengel. Wat hooger daartusschen de gouden re- als glinsterende .gouddruppels schijnen de zich openende bloemknop jes neer te tuimelen, een gezichtsbe drog te voorschijn geroepen door de hangende, langgerekte trossen. En dan de kastanjes, ik bedoer de wilde ,in tal van variëteiten, rood, rose, wit. De bladeren, een paar we ken nog neerhangende hebben zich thans opgericht, de kleinere de ruim ten aanvullend die de groote overlie ten, werd alles een dicht bladerdak en daaruit steken de groote bloem trossen rechtstandig ini de hoogte. Be kijk zoo'n tros eens wat nader, dan bespeurt ge, dat die zijtakjes ieder op zichzelf een bepaalde bloeiwijze vormen, let eens op de bloempji zelve en zie welke opvolging er is te bespeuren; eerst bloeit het bloempje rechts, dan een links, nu weer de' vol- rechts. Bij een poging om alle bloempjes aan zoo'n takje te zien, zijn we genoodzaakt het hoofd zij waarts omlaag te buigen, want aan den top rolt dat takje zich op, een op gerolde bloeitop dus, zooals we ook kunnen opmerken bij vergeet-mij-nïet en verwanten. De Plantaan en Acacia durven nog haast niet, het Weichselhout is bijna uitgebloeid, de jonge scheuten der Een Zaterda.gavondpraa.tje. Af en toe lezen we in de couranten, dat door de politie proces-verbaal ■wordt opgemaakt wegens uitoefe ning van het beroep van liedjeszan- Deze onsierlijke, maar officie ede uitdrukking geeft bovendien nog aan leiding tot de vraag, of er niet bij est staanongeoorloofd be roep, daar de politie iemand immers niet in een geoorloofd beroep mag hinderen, een taalverbetering, die ik met gepasten eerbied aanbied aan hem, dien het aangaat. Hopma zei, dat hij 't raar vond, dat je op de straat geen liedjes mag zingen. En dat in een stad, die nog al stoft op haar muzikaliteit, zei hij. Als je Vrijdagsavonds door de Be gijnestraat loopt, hoor je op straat de heele liedertafel Zand en Vriendschap uit volle borst den heelen avond zin gen, dat de kanarie aan den overkant er niet van slapen kan en uit concur- rentienijd nog geler wordt. Mogen honderd man wèl zingen en éen man niet? ik beduidde hem, dat Zang en Vriendschap niet op straat zingt, maar in de bovenzaal van de Socië teit Vereeniging en dat na afloop van het lied niemand met het bakje rond gaat, zooals de liedjeszanger doet, maar' hij was niet recht overtuigd. Burengerucht was en bleef het vond hij, want de ramen van de bovenzaal stonden in den zomer altijd open. zoodat het evengoed was of de veree niging op straat stond. En wou de linden zijn nog slap, ofschoon een blik ■van nabij ons reeds zou laten zien, dat ook daar reeds de bloemknopjes aanwezig zijn, de gewone eschdoorn of ahorn met zijn groote, handlobbige bladeren laat zijn lange trossen van groene bloempjes omlaag hangen. Van dichterbij zouden we zoo heel, heel gemakkelijk de jonge vleugel- vruchtjes kunnen zien. het eenigszins wollige vruchtbeginsel laat aan weerszijden als twee hoornen een paar uitwassen te voorschijn komen. En als dan over een paar dagen dank malsche regens en warmen zonneschijn de lucht vervuld wordt met geuren van den meidoorn, als de verschillende lijsterbessen, thans in bloei, dan reeds zijn uitgebloeid, dan is 't een genot de Parklaan eens door te wandelen, van voor tot ach ter en terug, niet alleen des middags, maar tegen den avond en des mor gens ook, men zal dan zien, dat tel kenmale de natuur zich an ders, onder andere belichting, onder andere omstandigheden schoon voor doet. Die Acacia hispid a, daar vooraan bij de annonce-klok belooft dit jaar ook heel wat nu den Kruis weg over en nog even getoefd bij de groep Irissen met de bleeke kleur, daartegenover een hoekje mooie Phlox, een soort laag bij den grond blijvend en in tegenstelling van de meest voorkomende soort juist in 't voorjaar bloeiend., 't Is een blauwe kleur, die nog al opvalt, want niet. minder dan driemaal is me in den loop van de laatste veertien dagen de naam van dit lieve plantje ge vraagd. Daar zijn we aan 't Kenaupark. ba dende in de voorjaarszonne, dat mooie gazon, die mooie bloemen, die maar laten we de volgende week eens op ons gemak bekijken, wat daar al te zien,'te genieten valt. J. STURING. VRAGENBUS. Den li e e r J. P. M. te Z. Uw briefkaart en Uw doosje kwamen in mijn bezit. 't. Viel me al zeer gemak kelijk U omtrent beide heesters in te lichten. Het takje met de tuil met witte bloemen aan den top en die behaarde, van onderen grijsviltige bladeren is de Viburnum Lanta- na, of Wollige Sneeuwbal, 't Is een mooie, ofschoon eenigszins stijve, heester, niet alleen om de bloemen, maar later ook om de bes sen. Eigenaardig is daarbij, let er dezen herfst maar eens op, dat de bloem knoppen reeds voor den winter ge reed zijn en eigenaardig kaal en on beschermd aan den top der stengels zitten. Het tweede takje, door U betiteld als roosje zonder doornen, is van een heester afkomstig bekend onder den naam Kerria japo'nica, zooals uit den bijnaam blijkt, afkomstig uit Japan. Ze behoort tot de familie der Roosachtigen. Aan mej. M. te H. - Als ik me niet vergis heb ik eenigen tijd gele- politie Jeelijke muziek op straat te gengaan, (daar bedoelde hij den lied jeszanger mee) dan moest ze ook eens op de orgels letten, want die warm soms zóo valsch, dat het oorverscheu rend was om aan te hooren. Nu, daar had hij gelijk in. Er is een orgel, dat af en toe geluiden maakt, die Orpheus opnieuw naar de onder wereld zouden jagen. Van die Man ken, die je doen vragen of den orgel draaier soms een kies wordt getrok ken. De wanklank is weldra voorbij, maar een oogenblik later weerklinkt er een nieuwe, snerpen der nog dan de eerste. We hebben een keuimeester van liet slachtvee, we bezitten een bu reau tot onderzoek van water en melk, is er dan niemand, die behoor lijk toezicht houdt op de openbare muziek, die ons hier wordt voorge- draaid 't Is goed en wel, dat het ge meentebestuur aan eenige orgel draaiers vergunning geeft hun be roep uit te oefenen (of moet ik zeggen omdat het een kunstvak geldthun roeping te volgen) maar daartegen over sta dan ook de verplichting, dat er geen verkeerde noion worden ge kraakt, met andere woorden, dat de muziek zuiver zij. Bestaat er tot dusver nog geen keurmeester voor de muziek, dan zou ik die taak opgedragen willen zien aan den Directeur van Openbare Wer ken, daar straatorgels klaarblijke lijk onder die afdeeling thuis behoo- ren. En helpt dat niet, dan zou ik zeggen ,,p r o c e s-v e r b a a 1Twee kwartjes boete voor iedere c, die tot cis verhaspeld uit het orgel komt We leven immers toch in een stad. waar de meeste processen-verbaal de den ook al den naam van deze vaste plant opgegeven, 't Is een Doroni- cum, een sierplant bij uitnemend heid, die mooie, langstelige, lang goed blijvende snijbloemen geeft, en zelfs met een ietwat beschaduwd plekje tevreden is. Als de bloemen uitgebloeid zijn, raden we U aan deze af te snijden, dan komen ook de zij takken tot ontwikkeling. Bij goede behandeling kan ze zelfs inliet najaar voor een tweede maal bloeien, ofschoon zc dan zooveel niet in 't oog valt, omdat er dan meer bloemen bloeien. Den heer A. te Z. Er zijn twee soorten Yogelmclk, Morgenster, of hoe ze door 't volk dan ook ge noemd mogen worden. De eene die het vroegst is, is de kwikkende, met een langen tros met hangende bloemen, met van binnen satijnachtig witte bloembladen, van buiten meer groen. Ze is reeds langs uitgebloeid. De andere is de scherm dra ge n- d e, omdat de tros wel iets weg heeft van een scherm, doordat de onderste takken zich sterk gaan verlengen. Als dat bloempje zich opent, laat het de van binnen helderwitte blaadjes zien. Het komt aan 't Bolwerk, in den Hout, enz. veel voor. In den grónd blijven beide over met een bol. Den Heer W. te TI. Als het ds, zooals U zegt, dat de seringen niet gesnoeid zijn, zoodat het niet bloeien niet het gevolg kan zijn van verkeerd snoeien, vermoed ik, dat het eensdeels gebrek aan voedsel, maar meer nog gebrek aan licht zal zijn, zoodat ze niet krachtig genoeg kun nen worden om bloemknoppen voort te brengen. J. STURING. (Naar bet Fransch). Op dien morgen, eenige dagen na dat hem door het omgaan van het ministerie een portefeuille was toe vertrouwd, had meneer de minister bezit genomen van zijn nieuwe waar digheid. Niet zonder een gevoel van voldoening en trots nam hij op den stoel voor zijn schrijftafel plaats, waarop een groote hoop brieven, kaartjes en telegrammen lag, zijn particuliere briefwisseling, die zijn secretaris voor hem had uitgezocht. Zoo. zoo spotte hij met een scepiischen glimlach, wat heb ik se dert eenige dagen een massa vrien den gekregen? Daarop begon hij den hoop corres pondentie vluchtig te lezen en telkens liet hij zich uitroepen ontvallen als Komaan, daar heb je die brave zoo- en-zoo ook, of, ei, zie, verwaardig jij je ook eens aan mij te denken Hoe verder de minister met zijn be zigheid kwam die oneindig verve lend was, doordat de inhoud der brie ven bijna steeds dezelfde en gedic teerd was door gevoelens van heb- en eerzucht met des te grooter zenuw achtigheid maakte hij van het ivoren mes gebruik. Bah, bromde hij, toen hij aan het einde van zijn werk ge komen was, Goddank, dat ik gereed benik heb er al meer dan genoeg van. Langzaam werd het laatste cou vert geopend en er kwam een brief te voorschijn, geschreven door een bevende hand. De minister zag naar de ondertee- kensing. Hij fronste een oogenblik zijn wenkbrauwen, alsof hij zich iets wil de herinneren. Toen helderde zijn gezicht op. Moedertje Denise riep hij uit op een toon van vroolijke verwon dering, dat beste moedertje Denise. Zij leeft dus nog Laten wij toch eens zien, wat zij van mij wil. Hij las „Mijn kleine Henk Langen tijd heb ik in beraad ge staan, of ik je met „mijnheer de mi nister" zou moeten aanspreken. Maar ik dacht, dat je in dat geval mijn schrijven, zonder het met een blik te verwaardigen in de papiermand zoudt werpen, terwijl ik vast over tuigd ben, dat Henk, mijn Meine Henk, deze regelen lezen zal, welke een oude vriendin volgens de inge ving van haar hart geschreven heeft. Och, mijn beste jongen, hoe trotsch was ik, toen ik eenige dagen geleden je benoeming bij toeval las. Daar ik geen couranten meer lees, wist ik niets af van je schitterende politieke loopbaan. Ja, ik was trotsch, maar niet minder gelukkig, je terug te vin den, nadat ik je verloren gewaand had. Ik maak je hoegenaamd geen verwijt over je stilzwijgen, want ik ken de eischen des levens ik weet dat je na den dood van je armen va der, die kort na je vertrek stierf, op eigen beenen moest staan. Je hadt geen tijd te verliezen, om je weg te 'vinden. En dien weg heb je gevonden want je bent nu minister Mijn he mel, hoe is 't mogelijk Mijn Henk dien ik nog voor mij zie, zooals hij met zijn vroolijk gezichtje en zijn blonde lokken an den grooten stoel zat en met schitterende oogen keek naar den grooten schotel met room. Weet je het nog wel, Henk? Ik hoor je nog vragen Moedertje Denise, zou je me nog een stukje kip willen ven? Want je hield veel van mijn kippen en waart ook geen vijand van eieren, waarvan ik je eiken Paasch- dag een korf vol cadeau gaf, groene en gele en roode. Ik zal voor je klei ne jongens want je zult wel huis vader zijn ook zoo'n korf gereed maken. Dat zal het geschenk van moedertje Denise zijn, het eenige, dat ik bun kan aanbieden, want de tijden zijn moeilijk en liet pensioen, dat de regeering mij geeft, is nauwelijks vol doende om er mee rond te komen, Maar dat geschenk zal je berinneren aan je oude vriendin die nu reeds zoo oud is, dat deze brief op jou wel den indruk zal malven van te komen uit een ver verleden. Je moet mijn gebabbel verontschul digen, mijn kind, maar menschen van mijn leeftijd hebben niets meer te verwachten van de toekomst en daar om houden zij zich zoo graag bezig hoogste deugd beteekent Bewogen met bet lot der politie agenten, die immers wanneer ze niet op veel slakken zout leggen geen be hoorlijke agenten kunnen zijn, heb ik een heel nieuwe categorie van menschen uitgedacht, tegen wie pro- oes-verbaal kan worden opgemaakt. Daar heb je allereerst de visschers. Er is vanwege het provinciaal bestuur vergunning gegeven om te visschen, behalve op gedeeltelijk geschubde edelkarpers, die een lengte hebben van minder dan 45-c.M. Welk een triomf zou 't zijn, iemand te betrap pen op het vangen van ©en e delkarper van 44 c.M. En of de snood© visscher al jammert„ach, mijnheertje, mijn duimstok wijst aan, dat hij net 45 c.M. was, maar hij zal door de bui tenlucht zijn gekrompen het nelpt niet, hij moet er aan gelooven. zoo- Veel gulden boete of zooveel dagen brommen. Jammer maar, dat er min der edelkarpers, dan stekelbaarsjes in de kom der gemeente zwemmen cu het Provinciaal Bestuur geen afme ting van de laatste vischsoort voorge schreven heeft. Maar dat doet er minder toe, ik heb nog wel meer soorten van men schen. die zich voor proces-verbaal leenen. De wielrijders bijvoorbeelden vooral de wielrijdsters. Ik weet wel, dat ze in den vorm van lantarens die er niet zijn en voetpaden die ze voor rijwegen verkiezen aan te zien, al vrij wat in de .algemeen© Rijks-boe- tenpot bijdragen, maar er kan nog veel meer van hen gehaald worden. Wanneer om maar iets te noemen een juffrouw, zenuwachtig op 't zien aankomen van- een snorrende auto, op haai* fiets geat waggelen en zwaaien en, juist op 't oogenblik cüat de tuf in vaart voorbij-snort, plomp verloren komt te vallen, zoodat de wagen nog maai- juist langs haar heen weet te sturen, dan is voor den politieman het oogenblik daar om op haar toe te schieten, haar overeind te zetten en toe te bulderen „U be schadigt de gemeentelijke bestrating, ik maak proces-verbaal tegen u op of wanneer ze in haar angst op een grasveld komt te vluchten, haar een vervolging aan te zeggen wegens het plukken van bloemen. Zoo zijn er in de wereld veel meer zaken te doen, dan de meeste men schen wel meenen en dat in1 weerwil van de concurrentie, waar trouwens een politieagent in zijn bedrijf weinig last van heeft. Wie zou bijvoorbeeld ooit gedacht hebben, dat na het ver scheiden van de Haarlemsche Velo- cipèdeclub die doer haar zaal rij den eok aan anderen genoegen verschafte en van de Kettinggangers, die hun wielerleven meer voor hun eigen ge noegen bestemden wie zou gedacht hebben, zeg ik, dat er na deze twee weer een derde club van wielrïjdende jongelui in Haarlem zou worden ge vormd Toch is ze er en wel met een loffelijk doel. Of beter gezegdmet twee loffelijke doelen. Het eene is aaneensluiting en het tweede bevor dering van de belangen van den Alg. Nederl. Wielrijdersbond. Bestaan er dus toch werkelijk nog jongelui, die voer iets anders belangstelling weten te bewaren, dan voor het edele voet balspel Ik ben er van gebluftKomt werkelijk de fiets, de in onzen tijd veel vergetene. die door 't aankomend met dingen uit het verleden. En nu, Henk, mijn beste minister, laat mij je als vroeger een grootmoederlijken kus op het voorhoofd drukken. Ik zend je de beste wenschen voor je verder geluk en ben zooals vroeger, je moedertje Denise. P. S. Ik waag liet bijna niet uit vrees, dat je mij voor een lastige be delaarster zult houden en God weet hoe je nu door dat. bedelaarsvolkje zult worden lastig gevallen maar ik zou je willen vragen, of je voor mij niet een goed woordje zoudt kun nen doen voor mijn verzoek om groo- tere ondersteuning het derde dat ik in de laatste drie jaren te vergeefs bij de regeering heb ingediend. Maar wie zou ook medelijden hebben met de ellende van een oude vrouw En toch zou mij een beetje meer onder steuning zou welkom zijn. Je weet hoe vele jaren mijn man den staat ge diend heeft. Misschien wil je bij je collega's wel een goed woordje voor mij doen. Maar ik schaam mij, dat ik dit vraag, want ik ben er niet, aan gewend te bedelen. Daarom za.1 tk maar spoedig eindigen." De minister leunde peinzend in zijn stoel terug, terwijl een traan hem in de oogen kwam en een glimlach om zijne lippen speelde. De bekoring van het verleden had hem teruggevoerd naar zijn kindsheid. Hij dacht weer aan zijn jeugd. Hij was op dit oogen blik niet meer Zijne Excellentie, maar Henk, die kleine jongen met de blon de lokken, die op zijn hoogen stoel bij moedertje Denise zat. Of hij zich de oude vrouw nog her innerde? Maar natuurlijk. In zijn jeugd had zijn vader als onderge schikt ambtenaar bij de belastingen een moeilijken strijd om het bestaan gehad. Een brave vrouw, die zich na den dood van haar man. een in Al giers gesneuvelden Spahi-officier, in het kleine plaatsje metterwoon had gevestigd, had den (kleinen Henk lief gekregen. Alleen, zonder familie, had zij zich aan het mooie, verstandige kind ge hecht en hem steeds met lekkernijen overladen, zoodat de kleine haar in zijn naïeve dankbaarheid den ver- tr ouwelij ken naam van moedertje De nise gaf. Hij bracht bij haar het grootste ge deelte van den dag door,«want het huis van moedertje Denise scheen hem een paradijs toe. Daar waren zoovele wonderbare dingen en moe dertje wist zulke mooie verbalen te doen. vooral over de avonturen van haar echtgenoot. Aan al die zaken dacht de nieuwe minister op het oogenblik, dat de deur geopend werd en de bureauchef bin nentrad. Eerbiedig fluisterde deze zijn chef iets in het oor. De minister maakte een afwerende beweging en zeide Dat is goed, laat mij met rust Maar Excellentie, de senator zoo- en-zoo en de afgevaardigde Nu goed. dan moeten ze maar wachten. Deze woorden werden op een toon gesproken, die geen tegenspraak dul- de. De bureauchef verliet onhoorbaar het vertrek. De minister verzonk weer in ge peins. Ann moedertje Denise. Wie hare voornaamheid en haar trots kende, die kon begrijpen wat de bekentenis, die zij had neergeschreven, haar moest hebben gekostHoevele ontbe ringen moest zij wel hebben door staan, om te komen tot dat verzoek om meer ondersteuning. Ja, zeker, hij wilde alles doen, wat hij kon, om de laatste dagen der goede oude vrouw zoo vriendelijk mogelijk te maken. En welke teedere opmerkzaamheid was het. van haar geweest aan de jon gens van haar Henk als Pauschge- schenk de eieren ie willen zenden, die prachtige, bonte eieren, waarmee hij vroeger zoo dolblij was geweest. Ja, maar dat was een idee Een vroolijke glimlach kwam op zijn gezicht. Ja, dat-moest hij doen. Hij wierp een blik op den kalender. Wanneer ik niet op tijd kwam, dan was ik niet waard, minister te zijn. Opnieuw vertoonde zich in de deur de bureau-chefExcellentie Ik heb u al verzocht mij met rust te laten I Ja, maar men wordt ongeduldig. Goed, goed ,dan moet men maar leeren geduld te hebben. Binnen en kele oogenblakken zal ik hem te woord staan. Intusschen schreef de minister een langen brief en de vier kantjes waren spoedig geheel vol. Hij onderteekende met den naam Henk. Snel werd de brief opgevouwen en in een couvert gedaan. Nu nog het adres zie zoo, dat is in orde en met een stralend gezicht leunde de minis- tea- in zijn stoel. Daarop schelde hij. Wilt u den senator zoo-en-zoo laten binnenkomen Handdrukken worden gewisseld. Bonjour, mijn waarde heer. Neemt u mij niet kwalijk dat ik u heb laten wachten. Ik ben door een drin gende aangelegenheid opgehouden een staatsaarugelegenlieid Op den morgen van Paasch-Zon- dag, op hetzelfde oogenblil. dat de kleine jongens uitgelaten waren over het mooie geschenk van papa's oude vriendin, op da,t uur overhandig de. de postbode aan moedertje Denise in den vorm van een postpakket waarop met groote letters „breek baar" te lezen stónd, een geheimzin nig kistje dat zorgvuldig in bruin pa pier was verpakt. De inhoud bestond o verbazing uit een reusachtig ei van suiker, waarvan de beide helf ten met een rose li'nt aan elkaar wa ren bevestigd. In dat ei echter lag in een couvert een kaart en een groot blad. papier. Op de kaart stond geschreven „Tiennot, aan zijn oude vriendin moedertje Denise.' Het papier echter was een diploma voor de leiding van een staatssigaren- geslacht wel als middel, maar niet meer als doel scheen te worden ge waardeerd (als middel namelijk om naar het voetbal- of cricketveld te snellen) komt, zeg ik, de fiets om zich zelf weer in eere? Ik juich het toe, ik heet de nieuwe club welkom, die van plan is ter wille van de aaneenslui ting tochtjes te gaan maken en ter wille van den A. N. W. B. diens sta tuten te veranderen, daar ze zich zoodra dat mogelijk zal zijn, als af deeling bij den Bond willen aanslui ten en ons tegelijkertijd de zoete hope voorspiegelen van een schitterend feest, waarneer in '1908 do Bond in quaestie vijf en twintig jaar lang zal hebben bestaan. Ik word gewaar, dat mijn zinnen vandaag lang en ingewikkeld zijn, een feit dat eensdeels aan de lange dagen mag worden toegeschreven, an derdeels aan een vage herinnering aan een hoofdartikel in een ander Haarlemsch blad, waarvan de schrij ver onderteekende met een paar ster retjes, als een zeker toeken, dat hij, gelijk andere hooggeplaatste perso nen, zijn incognito wenscht te be- bewaren. De stijl van zijn stuk na melijk was zoo kunstig in elkaar ge draaid, dat je meende in een doolhof te verkeeren en er zeker niet uitgeko men zoudt zijn, wanneer hij er zelf niet op een gegeven oogenblik barm- hartiglijk cn einde aan had gemaakt, Het handelde over Bloemendaals Bloei, maar zoo druk had hij liet over een [kraamkamer en een jonggeborene, waarbij hij zichzelf naar ik meen als baker aan het publiek voorstelde, dat hij onvoorziehtiglijk de verdenking op zich laadde, alsof het hem om niet meer of minder dan om bakerpraatjes te houden, te doen was. Onze deze omstandigheid meende ik den tijd gekomen om mijn gewoon geneesmiddel toe te passen, hierin bestaande dat ik wanneer proza mij benauwt naar poëzie en omgekeerd als de producten der dichtkunst mij aan 't ijzen brengen naar proza grijp, tot kalmeering van mijn duizelend gemoed. Dezen keer was dus de poë zie aan de beurt en bij den eersten greep in mijn boekenkast had ik al de beste medicijn gevonden, een son net namelijk van P. Tideman, toen nog geen Mr., maar slechts leerling van Willem Kloos, Albert Verwey, H. J. Boeken en anderen, die toen den Olymp bestormden, waarop ze nu rustig hebben plaats genomen. Tideman zei toen ook al Ik kan mijn woorden niet in rythmen vast, Als palen in den Meigrond in rammeien, Of bloemfestoenen- en kanteelenlast, Waar ik me, een burg mij bouwende, vermeia Doen bloeien, hier en daar in zichtbre maat Omdat ik haat het metrum en de regelmaat, En door geen wet. gestuit wil weze' in vaart. Ja. als de dichters daar al mee te tobben hebben, hoe zonden dan de prozaschrijvers er aan ontkomen?

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1906 | | pagina 7