BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
fl.20 PER 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
latuurhistorische
Wandelingen
Haarlemmer Halletjes
Het Geschenk.
ZATERDAG 19 MEI
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
IN EN OM HAARLEM.
CXII.
Hoe schoon is het voorjaar, hoe
hoon is de heerlijke Mei. Akker en
eide, boseh en veld doen zich thans
p het heerlijkste voor. Het gras, de
ioemen daartusschen. de heesters en
ruiken, wat een kleur, zoo frisch,
do jeugdig, zoo overheerlijk. Dat
lissen dan toch maar de bewoners
an Zxiid-Europa. 't Is te ver om dat
ren te constateeren, trouwens 't zou
aarvoor ook reeds te laat zijn, maar
rilt ge er U eenig idee van vormen,
leschouw dan eenige groenblijvende
leesters b.v. de .hulst. .Ze bloeit-thans
olop, een toestand waarin men
lem misschien niet herkent, vooral de
ariëteiten met weinig doornen. Zie
Ke oude bladeren van. 't vorige jaar,
lie hebben al heel wat meegemaakt,
selfs zijn do meesten tevens geteisterd
joor de hulstvlieg. Kijk thans eens
laar dien den, wat dof, donkergroen,
en vergelijk dat nu eens met het fris?
iche groen van andere hoornen en
leesters. Ik ben in mijn gedachten
afgedwaald naar de Parklaan. waar
tal van Oostelijke bewoners nog on
langs klachten uitten, en maar geen
geduld genoeg bezaten om te wachten
men uit een verwaarlasöuen,
moeilijk te onderhouden boel, wat
nieuws. wat goeds heeft voortge
bracht. Wandelen we een eindje ver
der. dan zien we hoe een schat van
heesters en hoornen wedijveren om
de wandelaars aangenaam te stem
men. Hier de welriekende pluimen
der seringen, wit, lila, enz., bij som
mige b.v. de zoogenaamde Fransche
gedragen op slanken stengel. Wat
hooger daartusschen de gouden re-
als glinsterende .gouddruppels
schijnen de zich openende bloemknop
jes neer te tuimelen, een gezichtsbe
drog te voorschijn geroepen door de
hangende, langgerekte trossen.
En dan de kastanjes, ik bedoer de
wilde ,in tal van variëteiten, rood,
rose, wit. De bladeren, een paar we
ken nog neerhangende hebben zich
thans opgericht, de kleinere de ruim
ten aanvullend die de groote overlie
ten, werd alles een dicht bladerdak
en daaruit steken de groote bloem
trossen rechtstandig ini de hoogte. Be
kijk zoo'n tros eens wat nader, dan
bespeurt ge, dat die zijtakjes ieder
op zichzelf een bepaalde bloeiwijze
vormen, let eens op de bloempji
zelve en zie welke opvolging er is te
bespeuren; eerst bloeit het bloempje
rechts, dan een links, nu weer de' vol-
rechts. Bij een poging om alle
bloempjes aan zoo'n takje te zien,
zijn we genoodzaakt het hoofd zij
waarts omlaag te buigen, want aan
den top rolt dat takje zich op, een op
gerolde bloeitop dus, zooals we ook
kunnen opmerken bij vergeet-mij-nïet
en verwanten.
De Plantaan en Acacia durven nog
haast niet, het Weichselhout is bijna
uitgebloeid, de jonge scheuten der
Een Zaterda.gavondpraa.tje.
Af en toe lezen we in de couranten,
dat door de politie proces-verbaal
■wordt opgemaakt wegens uitoefe
ning van het beroep van liedjeszan-
Deze onsierlijke, maar officie ede
uitdrukking geeft bovendien nog aan
leiding tot de vraag, of er niet bij
est staanongeoorloofd be
roep, daar de politie iemand immers
niet in een geoorloofd beroep mag
hinderen, een taalverbetering, die ik
met gepasten eerbied aanbied aan
hem, dien het aangaat.
Hopma zei, dat hij 't raar vond,
dat je op de straat geen liedjes mag
zingen. En dat in een stad, die nog
al stoft op haar muzikaliteit, zei hij.
Als je Vrijdagsavonds door de Be
gijnestraat loopt, hoor je op straat de
heele liedertafel Zand en Vriendschap
uit volle borst den heelen avond zin
gen, dat de kanarie aan den overkant
er niet van slapen kan en uit concur-
rentienijd nog geler wordt. Mogen
honderd man wèl zingen en éen man
niet?
ik beduidde hem, dat Zang en
Vriendschap niet op straat zingt,
maar in de bovenzaal van de Socië
teit Vereeniging en dat na afloop van
het lied niemand met het bakje rond
gaat, zooals de liedjeszanger doet,
maar' hij was niet recht overtuigd.
Burengerucht was en bleef het vond
hij, want de ramen van de bovenzaal
stonden in den zomer altijd open.
zoodat het evengoed was of de veree
niging op straat stond. En wou de
linden zijn nog slap, ofschoon een blik
■van nabij ons reeds zou laten zien,
dat ook daar reeds de bloemknopjes
aanwezig zijn, de gewone eschdoorn
of ahorn met zijn groote, handlobbige
bladeren laat zijn lange trossen van
groene bloempjes omlaag hangen.
Van dichterbij zouden we zoo heel,
heel gemakkelijk de jonge vleugel-
vruchtjes kunnen zien. het eenigszins
wollige vruchtbeginsel laat aan
weerszijden als twee hoornen een
paar uitwassen te voorschijn komen.
En als dan over een paar dagen
dank malsche regens en warmen
zonneschijn de lucht vervuld wordt
met geuren van den meidoorn, als
de verschillende lijsterbessen, thans
in bloei, dan reeds zijn uitgebloeid,
dan is 't een genot de Parklaan eens
door te wandelen, van voor tot ach
ter en terug, niet alleen des middags,
maar tegen den avond en des mor
gens ook, men zal dan zien, dat tel
kenmale de natuur zich an
ders, onder andere belichting, onder
andere omstandigheden schoon voor
doet. Die Acacia hispid a, daar
vooraan bij de annonce-klok belooft
dit jaar ook heel wat nu den Kruis
weg over en nog even getoefd bij de
groep Irissen met de bleeke kleur,
daartegenover een hoekje mooie
Phlox, een soort laag bij den grond
blijvend en in tegenstelling van de
meest voorkomende soort juist in 't
voorjaar bloeiend., 't Is een blauwe
kleur, die nog al opvalt, want niet.
minder dan driemaal is me in den
loop van de laatste veertien dagen
de naam van dit lieve plantje ge
vraagd.
Daar zijn we aan 't Kenaupark. ba
dende in de voorjaarszonne, dat
mooie gazon, die mooie bloemen, die
maar laten we de volgende week
eens op ons gemak bekijken, wat daar
al te zien,'te genieten valt.
J. STURING.
VRAGENBUS.
Den li e e r J. P. M. te Z. Uw
briefkaart en Uw doosje kwamen in
mijn bezit. 't. Viel me al zeer gemak
kelijk U omtrent beide heesters in te
lichten. Het takje met de tuil met
witte bloemen aan den top en die
behaarde, van onderen grijsviltige
bladeren is de Viburnum Lanta-
na, of Wollige Sneeuwbal,
't Is een mooie, ofschoon eenigszins
stijve, heester, niet alleen om de
bloemen, maar later ook om de bes
sen.
Eigenaardig is daarbij, let er dezen
herfst maar eens op, dat de bloem
knoppen reeds voor den winter ge
reed zijn en eigenaardig kaal en on
beschermd aan den top der stengels
zitten.
Het tweede takje, door U betiteld
als roosje zonder doornen, is van een
heester afkomstig bekend onder den
naam Kerria japo'nica, zooals
uit den bijnaam blijkt, afkomstig uit
Japan. Ze behoort tot de familie der
Roosachtigen.
Aan mej. M. te H. - Als ik me
niet vergis heb ik eenigen tijd gele-
politie Jeelijke muziek op straat te
gengaan, (daar bedoelde hij den lied
jeszanger mee) dan moest ze ook eens
op de orgels letten, want die warm
soms zóo valsch, dat het oorverscheu
rend was om aan te hooren.
Nu, daar had hij gelijk in. Er is een
orgel, dat af en toe geluiden maakt,
die Orpheus opnieuw naar de onder
wereld zouden jagen. Van die Man
ken, die je doen vragen of den orgel
draaier soms een kies wordt getrok
ken. De wanklank is weldra voorbij,
maar een oogenblik later weerklinkt
er een nieuwe, snerpen der nog dan de
eerste. We hebben een keuimeester
van liet slachtvee, we bezitten een bu
reau tot onderzoek van water en
melk, is er dan niemand, die behoor
lijk toezicht houdt op de openbare
muziek, die ons hier wordt voorge-
draaid 't Is goed en wel, dat het ge
meentebestuur aan eenige orgel
draaiers vergunning geeft hun be
roep uit te oefenen (of moet ik zeggen
omdat het een kunstvak geldthun
roeping te volgen) maar daartegen
over sta dan ook de verplichting, dat
er geen verkeerde noion worden ge
kraakt, met andere woorden, dat de
muziek zuiver zij.
Bestaat er tot dusver nog geen
keurmeester voor de muziek, dan zou
ik die taak opgedragen willen zien
aan den Directeur van Openbare Wer
ken, daar straatorgels klaarblijke
lijk onder die afdeeling thuis behoo-
ren. En helpt dat niet, dan zou ik
zeggen ,,p r o c e s-v e r b a a 1Twee
kwartjes boete voor iedere c, die tot
cis verhaspeld uit het orgel komt
We leven immers toch in een stad.
waar de meeste processen-verbaal de
den ook al den naam van deze vaste
plant opgegeven, 't Is een Doroni-
cum, een sierplant bij uitnemend
heid, die mooie, langstelige, lang
goed blijvende snijbloemen geeft, en
zelfs met een ietwat beschaduwd
plekje tevreden is. Als de bloemen
uitgebloeid zijn, raden we U aan deze
af te snijden, dan komen ook de zij
takken tot ontwikkeling. Bij
goede behandeling kan ze zelfs inliet
najaar voor een tweede maal bloeien,
ofschoon zc dan zooveel niet in 't oog
valt, omdat er dan meer bloemen
bloeien.
Den heer A. te Z. Er zijn
twee soorten Yogelmclk, Morgenster,
of hoe ze door 't volk dan ook ge
noemd mogen worden. De eene die
het vroegst is, is de kwikkende,
met een langen tros met hangende
bloemen, met van binnen satijnachtig
witte bloembladen, van buiten meer
groen. Ze is reeds langs uitgebloeid.
De andere is de scherm dra ge n-
d e, omdat de tros wel iets weg heeft
van een scherm, doordat de onderste
takken zich sterk gaan verlengen. Als
dat bloempje zich opent, laat het de
van binnen helderwitte blaadjes zien.
Het komt aan 't Bolwerk, in den
Hout, enz. veel voor. In den grónd
blijven beide over met een bol.
Den Heer W. te TI. Als het
ds, zooals U zegt, dat de seringen
niet gesnoeid zijn, zoodat het niet
bloeien niet het gevolg kan zijn van
verkeerd snoeien, vermoed ik, dat het
eensdeels gebrek aan voedsel, maar
meer nog gebrek aan licht zal zijn,
zoodat ze niet krachtig genoeg kun
nen worden om bloemknoppen voort
te brengen.
J. STURING.
(Naar bet Fransch).
Op dien morgen, eenige dagen na
dat hem door het omgaan van het
ministerie een portefeuille was toe
vertrouwd, had meneer de minister
bezit genomen van zijn nieuwe waar
digheid. Niet zonder een gevoel van
voldoening en trots nam hij op den
stoel voor zijn schrijftafel plaats,
waarop een groote hoop brieven,
kaartjes en telegrammen lag, zijn
particuliere briefwisseling, die zijn
secretaris voor hem had uitgezocht.
Zoo. zoo spotte hij met een
scepiischen glimlach, wat heb ik se
dert eenige dagen een massa vrien
den gekregen?
Daarop begon hij den hoop corres
pondentie vluchtig te lezen en telkens
liet hij zich uitroepen ontvallen als
Komaan, daar heb je die brave zoo-
en-zoo ook, of, ei, zie, verwaardig jij
je ook eens aan mij te denken
Hoe verder de minister met zijn be
zigheid kwam die oneindig verve
lend was, doordat de inhoud der brie
ven bijna steeds dezelfde en gedic
teerd was door gevoelens van heb- en
eerzucht met des te grooter zenuw
achtigheid maakte hij van het ivoren
mes gebruik. Bah, bromde hij, toen
hij aan het einde van zijn werk ge
komen was, Goddank, dat ik gereed
benik heb er al meer dan genoeg
van. Langzaam werd het laatste cou
vert geopend en er kwam een brief
te voorschijn, geschreven door een
bevende hand.
De minister zag naar de ondertee-
kensing. Hij fronste een oogenblik zijn
wenkbrauwen, alsof hij zich iets wil
de herinneren. Toen helderde zijn
gezicht op. Moedertje Denise riep hij
uit op een toon van vroolijke verwon
dering, dat beste moedertje Denise.
Zij leeft dus nog Laten wij toch eens
zien, wat zij van mij wil.
Hij las
„Mijn kleine Henk
Langen tijd heb ik in beraad ge
staan, of ik je met „mijnheer de mi
nister" zou moeten aanspreken. Maar
ik dacht, dat je in dat geval mijn
schrijven, zonder het met een blik te
verwaardigen in de papiermand
zoudt werpen, terwijl ik vast over
tuigd ben, dat Henk, mijn Meine
Henk, deze regelen lezen zal, welke
een oude vriendin volgens de inge
ving van haar hart geschreven heeft.
Och, mijn beste jongen, hoe trotsch
was ik, toen ik eenige dagen geleden
je benoeming bij toeval las. Daar ik
geen couranten meer lees, wist ik
niets af van je schitterende politieke
loopbaan. Ja, ik was trotsch, maar
niet minder gelukkig, je terug te vin
den, nadat ik je verloren gewaand
had. Ik maak je hoegenaamd geen
verwijt over je stilzwijgen, want ik
ken de eischen des levens ik weet
dat je na den dood van je armen va
der, die kort na je vertrek stierf, op
eigen beenen moest staan. Je hadt
geen tijd te verliezen, om je weg te
'vinden. En dien weg heb je gevonden
want je bent nu minister Mijn he
mel, hoe is 't mogelijk Mijn Henk
dien ik nog voor mij zie, zooals hij
met zijn vroolijk gezichtje en zijn
blonde lokken an den grooten stoel
zat en met schitterende oogen keek
naar den grooten schotel met room.
Weet je het nog wel, Henk? Ik hoor
je nog vragen Moedertje Denise, zou
je me nog een stukje kip willen
ven? Want je hield veel van mijn
kippen en waart ook geen vijand van
eieren, waarvan ik je eiken Paasch-
dag een korf vol cadeau gaf, groene
en gele en roode. Ik zal voor je klei
ne jongens want je zult wel huis
vader zijn ook zoo'n korf gereed
maken. Dat zal het geschenk van
moedertje Denise zijn, het eenige, dat
ik bun kan aanbieden, want de tijden
zijn moeilijk en liet pensioen, dat de
regeering mij geeft, is nauwelijks vol
doende om er mee rond te komen,
Maar dat geschenk zal je berinneren
aan je oude vriendin die nu reeds
zoo oud is, dat deze brief op jou wel
den indruk zal malven van te komen
uit een ver verleden.
Je moet mijn gebabbel verontschul
digen, mijn kind, maar menschen van
mijn leeftijd hebben niets meer te
verwachten van de toekomst en daar
om houden zij zich zoo graag bezig
hoogste deugd beteekent
Bewogen met bet lot der politie
agenten, die immers wanneer ze niet
op veel slakken zout leggen geen be
hoorlijke agenten kunnen zijn, heb
ik een heel nieuwe categorie van
menschen uitgedacht, tegen wie pro-
oes-verbaal kan worden opgemaakt.
Daar heb je allereerst de visschers.
Er is vanwege het provinciaal bestuur
vergunning gegeven om te visschen,
behalve op gedeeltelijk geschubde
edelkarpers, die een lengte hebben
van minder dan 45-c.M. Welk een
triomf zou 't zijn, iemand te betrap
pen op het vangen van ©en e delkarper
van 44 c.M. En of de snood© visscher
al jammert„ach, mijnheertje, mijn
duimstok wijst aan, dat hij net 45
c.M. was, maar hij zal door de bui
tenlucht zijn gekrompen het nelpt
niet, hij moet er aan gelooven. zoo-
Veel gulden boete of zooveel dagen
brommen. Jammer maar, dat er min
der edelkarpers, dan stekelbaarsjes in
de kom der gemeente zwemmen cu
het Provinciaal Bestuur geen afme
ting van de laatste vischsoort voorge
schreven heeft.
Maar dat doet er minder toe, ik
heb nog wel meer soorten van men
schen. die zich voor proces-verbaal
leenen. De wielrijders bijvoorbeelden
vooral de wielrijdsters. Ik weet wel,
dat ze in den vorm van lantarens
die er niet zijn en voetpaden die ze
voor rijwegen verkiezen aan te zien,
al vrij wat in de .algemeen© Rijks-boe-
tenpot bijdragen, maar er kan nog
veel meer van hen gehaald worden.
Wanneer om maar iets te noemen een
juffrouw, zenuwachtig op 't zien
aankomen van- een snorrende auto,
op haai* fiets geat waggelen en
zwaaien en, juist op 't oogenblik cüat
de tuf in vaart voorbij-snort, plomp
verloren komt te vallen, zoodat de
wagen nog maai- juist langs haar
heen weet te sturen, dan is voor den
politieman het oogenblik daar om op
haar toe te schieten, haar overeind
te zetten en toe te bulderen „U be
schadigt de gemeentelijke bestrating,
ik maak proces-verbaal tegen u op
of wanneer ze in haar angst op een
grasveld komt te vluchten, haar een
vervolging aan te zeggen wegens het
plukken van bloemen.
Zoo zijn er in de wereld veel meer
zaken te doen, dan de meeste men
schen wel meenen en dat in1 weerwil
van de concurrentie, waar trouwens
een politieagent in zijn bedrijf weinig
last van heeft. Wie zou bijvoorbeeld
ooit gedacht hebben, dat na het ver
scheiden van de Haarlemsche Velo-
cipèdeclub die doer haar zaal rij den
eok aan anderen genoegen verschafte
en van de Kettinggangers, die hun
wielerleven meer voor hun eigen ge
noegen bestemden wie zou gedacht
hebben, zeg ik, dat er na deze twee
weer een derde club van wielrïjdende
jongelui in Haarlem zou worden ge
vormd Toch is ze er en wel met een
loffelijk doel. Of beter gezegdmet
twee loffelijke doelen. Het eene is
aaneensluiting en het tweede bevor
dering van de belangen van den Alg.
Nederl. Wielrijdersbond. Bestaan er
dus toch werkelijk nog jongelui, die
voer iets anders belangstelling weten
te bewaren, dan voor het edele voet
balspel Ik ben er van gebluftKomt
werkelijk de fiets, de in onzen tijd
veel vergetene. die door 't aankomend
met dingen uit het verleden. En nu,
Henk, mijn beste minister, laat mij
je als vroeger een grootmoederlijken
kus op het voorhoofd drukken. Ik
zend je de beste wenschen voor je
verder geluk en ben zooals vroeger, je
moedertje Denise.
P. S. Ik waag liet bijna niet uit
vrees, dat je mij voor een lastige be
delaarster zult houden en God weet
hoe je nu door dat. bedelaarsvolkje
zult worden lastig gevallen maar
ik zou je willen vragen, of je voor
mij niet een goed woordje zoudt kun
nen doen voor mijn verzoek om groo-
tere ondersteuning het derde dat
ik in de laatste drie jaren te vergeefs
bij de regeering heb ingediend. Maar
wie zou ook medelijden hebben met
de ellende van een oude vrouw En
toch zou mij een beetje meer onder
steuning zou welkom zijn. Je weet hoe
vele jaren mijn man den staat ge
diend heeft. Misschien wil je bij je
collega's wel een goed woordje voor
mij doen. Maar ik schaam mij, dat
ik dit vraag, want ik ben er niet, aan
gewend te bedelen. Daarom za.1 tk
maar spoedig eindigen."
De minister leunde peinzend in zijn
stoel terug, terwijl een traan hem in
de oogen kwam en een glimlach om
zijne lippen speelde. De bekoring van
het verleden had hem teruggevoerd
naar zijn kindsheid. Hij dacht weer
aan zijn jeugd. Hij was op dit oogen
blik niet meer Zijne Excellentie, maar
Henk, die kleine jongen met de blon
de lokken, die op zijn hoogen stoel
bij moedertje Denise zat.
Of hij zich de oude vrouw nog her
innerde? Maar natuurlijk. In zijn
jeugd had zijn vader als onderge
schikt ambtenaar bij de belastingen
een moeilijken strijd om het bestaan
gehad. Een brave vrouw, die zich na
den dood van haar man. een in Al
giers gesneuvelden Spahi-officier, in
het kleine plaatsje metterwoon had
gevestigd, had den (kleinen Henk lief
gekregen.
Alleen, zonder familie, had zij zich
aan het mooie, verstandige kind ge
hecht en hem steeds met lekkernijen
overladen, zoodat de kleine haar in
zijn naïeve dankbaarheid den ver-
tr ouwelij ken naam van moedertje De
nise gaf.
Hij bracht bij haar het grootste ge
deelte van den dag door,«want het
huis van moedertje Denise scheen
hem een paradijs toe. Daar waren
zoovele wonderbare dingen en moe
dertje wist zulke mooie verbalen te
doen. vooral over de avonturen van
haar echtgenoot.
Aan al die zaken dacht de nieuwe
minister op het oogenblik, dat de deur
geopend werd en de bureauchef bin
nentrad. Eerbiedig fluisterde deze zijn
chef iets in het oor. De minister
maakte een afwerende beweging en
zeide Dat is goed, laat mij met
rust
Maar Excellentie, de senator zoo-
en-zoo en de afgevaardigde
Nu goed. dan moeten ze maar
wachten.
Deze woorden werden op een toon
gesproken, die geen tegenspraak dul-
de. De bureauchef verliet onhoorbaar
het vertrek.
De minister verzonk weer in ge
peins.
Ann moedertje Denise. Wie hare
voornaamheid en haar trots kende,
die kon begrijpen wat de bekentenis,
die zij had neergeschreven, haar
moest hebben gekostHoevele ontbe
ringen moest zij wel hebben door
staan, om te komen tot dat verzoek
om meer ondersteuning. Ja, zeker, hij
wilde alles doen, wat hij kon, om de
laatste dagen der goede oude vrouw
zoo vriendelijk mogelijk te maken.
En welke teedere opmerkzaamheid
was het. van haar geweest aan de jon
gens van haar Henk als Pauschge-
schenk de eieren ie willen zenden, die
prachtige, bonte eieren, waarmee hij
vroeger zoo dolblij was geweest.
Ja, maar dat was een idee
Een vroolijke glimlach kwam op
zijn gezicht.
Ja, dat-moest hij doen.
Hij wierp een blik op den kalender.
Wanneer ik niet op tijd kwam,
dan was ik niet waard, minister te
zijn.
Opnieuw vertoonde zich in de deur
de bureau-chefExcellentie
Ik heb u al verzocht mij met rust
te laten I
Ja, maar men wordt ongeduldig.
Goed, goed ,dan moet men maar
leeren geduld te hebben. Binnen en
kele oogenblakken zal ik hem te
woord staan.
Intusschen schreef de minister een
langen brief en de vier kantjes waren
spoedig geheel vol. Hij onderteekende
met den naam Henk.
Snel werd de brief opgevouwen en
in een couvert gedaan. Nu nog het
adres zie zoo, dat is in orde en met
een stralend gezicht leunde de minis-
tea- in zijn stoel.
Daarop schelde hij.
Wilt u den senator zoo-en-zoo
laten binnenkomen
Handdrukken worden gewisseld.
Bonjour, mijn waarde heer.
Neemt u mij niet kwalijk dat ik u heb
laten wachten. Ik ben door een drin
gende aangelegenheid opgehouden
een staatsaarugelegenlieid
Op den morgen van Paasch-Zon-
dag, op hetzelfde oogenblil. dat de
kleine jongens uitgelaten waren over
het mooie geschenk van papa's oude
vriendin, op da,t uur overhandig
de. de postbode aan moedertje Denise
in den vorm van een postpakket
waarop met groote letters „breek
baar" te lezen stónd, een geheimzin
nig kistje dat zorgvuldig in bruin pa
pier was verpakt. De inhoud bestond
o verbazing uit een reusachtig
ei van suiker, waarvan de beide helf
ten met een rose li'nt aan elkaar wa
ren bevestigd.
In dat ei echter lag in een couvert
een kaart en een groot blad. papier.
Op de kaart stond geschreven
„Tiennot, aan zijn oude vriendin
moedertje Denise.'
Het papier echter was een diploma
voor de leiding van een staatssigaren-
geslacht wel als middel, maar niet
meer als doel scheen te worden ge
waardeerd (als middel namelijk om
naar het voetbal- of cricketveld te
snellen) komt, zeg ik, de fiets om zich
zelf weer in eere? Ik juich het toe, ik
heet de nieuwe club welkom, die van
plan is ter wille van de aaneenslui
ting tochtjes te gaan maken en ter
wille van den A. N. W. B. diens sta
tuten te veranderen, daar ze zich
zoodra dat mogelijk zal zijn, als af
deeling bij den Bond willen aanslui
ten en ons tegelijkertijd de zoete hope
voorspiegelen van een schitterend
feest, waarneer in '1908 do Bond in
quaestie vijf en twintig jaar lang zal
hebben bestaan.
Ik word gewaar, dat mijn zinnen
vandaag lang en ingewikkeld zijn,
een feit dat eensdeels aan de lange
dagen mag worden toegeschreven, an
derdeels aan een vage herinnering
aan een hoofdartikel in een ander
Haarlemsch blad, waarvan de schrij
ver onderteekende met een paar ster
retjes, als een zeker toeken, dat hij,
gelijk andere hooggeplaatste perso
nen, zijn incognito wenscht te be-
bewaren. De stijl van zijn stuk na
melijk was zoo kunstig in elkaar ge
draaid, dat je meende in een doolhof
te verkeeren en er zeker niet uitgeko
men zoudt zijn, wanneer hij er zelf
niet op een gegeven oogenblik barm-
hartiglijk cn einde aan had gemaakt,
Het handelde over Bloemendaals Bloei,
maar zoo druk had hij liet over een
[kraamkamer en een jonggeborene,
waarbij hij zichzelf naar ik meen als
baker aan het publiek voorstelde, dat
hij onvoorziehtiglijk de verdenking op
zich laadde, alsof het hem om niet
meer of minder dan om bakerpraatjes
te houden, te doen was.
Onze deze omstandigheid meende ik
den tijd gekomen om mijn gewoon
geneesmiddel toe te passen, hierin
bestaande dat ik wanneer proza mij
benauwt naar poëzie en omgekeerd
als de producten der dichtkunst mij
aan 't ijzen brengen naar proza grijp,
tot kalmeering van mijn duizelend
gemoed. Dezen keer was dus de poë
zie aan de beurt en bij den eersten
greep in mijn boekenkast had ik al
de beste medicijn gevonden, een son
net namelijk van P. Tideman, toen
nog geen Mr., maar slechts leerling
van Willem Kloos, Albert Verwey,
H. J. Boeken en anderen, die toen
den Olymp bestormden, waarop ze nu
rustig hebben plaats genomen.
Tideman zei toen ook al
Ik kan mijn woorden niet in
rythmen vast,
Als palen in den Meigrond in
rammeien,
Of bloemfestoenen- en kanteelenlast,
Waar ik me, een burg mij
bouwende, vermeia
Doen bloeien, hier en daar in
zichtbre maat
Omdat ik haat het metrum en de
regelmaat,
En door geen wet. gestuit wil weze'
in vaart.
Ja. als de dichters daar al mee te
tobben hebben, hoe zonden dan de
prozaschrijvers er aan ontkomen?