winkel en dat was ruimschoots vol doende om aan de weduwe van den dapperen officier een onbezorgden ouden dag te bezorgen. Uit de Hoofdstad. Menschen met zoo heel veel princi pes zijn lastige wezens, zijn wereldher vormers door dik en dun. dragen lig gende boorden van bedenkelijk blank, en groote dassen met wuivende slip pon, In den regel ook lange baarden wilde lokken, en slappe deukhoedjes. Ze eten des morgens havermout in melk gekookt ;des middags bruine- boonen-soep, aardappel kroketten en rijstebrij; des avonds lammetjespap. Alkohol is hun een gruwel, vrouwen zijn kinderen der hel en biefstuk is de spijze satans. De wereld is inwen dig verrot, en zij zullen die onderste boven zettenVan alles dat er op de aarde is, draagt niets hunne hooge goedkeuring weg, dan de vervaarlijke plannen, die zij omdragen in hun heet geblakerde hersens. Ze zijn lid van twintig bonden, en gaan met liet plan om. er nog twintig te stichten. Gaan ze alleen uit wandelen, dan loopen in zichzelf te debatteeren, en steken de vuist op tegen een boom aan den zoom van den weg. dien hun verhitte verbeelding voor 'n tegen stander hunner plannen aanziet. Roep ben in 't holst van den nacht„me neer!' ik verleen u het woord...", en ge zult hem zien oprijzen uit de dekens rondstarend met verwilderde blikken, en dan beginnen zij vol vuur: „me neer de voorzitter, geachte vergade ring...". Zulke types zijn lastig; ze zijn er bij hoopen in onze dagen, en in de hoofdstad gaan we er een col lectie van aanleggen. Wie eens een midden zitten gaat in het vegetariërs restaurant op het Rembrandtplein, kan er een dozijn op een rijtje zien. De lezer snapt aanstonds, dat ik niet behoor tot de getrouwe bezoekers van het vetvrije eethuis; als ik toch een maal op het. plein ben, waar het stand beeld prijkt van onzen grooten schilder ölen we binnenkort in de hondsdagen befeesten gaan, dan prefereer ik in al- Je bescheidenheid de Kroon of Mast, waar simpele burgertjes als uwonder- danigen briefschrijver een boosaardig maal verteeren met kalfsoesters, Frankforterworst, koude kip. en an dere eerlooze voeding, maar wteoude bloedverwanten bezit kan tot alles ko men Zoo gewerd mij deze week op het onvoorzienst het bezoek eener oude nicht, jonge lente eener vorige eenw, die de plotselinge en heillooze bevlie ging kreeg om mij te willen drukken •aan haar vermolmd hart. Ze heeft geen kinderen maar geld genoeg, en ik wensch alzoo dagelijks naar haar Jang, haar zeer lang leven, als een goed en teeder erfgenaam. En toen ze mij met al de levenskracht die haar nog restte (en dat was nog ho peloos veel) gedrukt had aan haar maagdelijken boezem, noodigde ik •haar om ergens te gaan eten. Want wie op kamers woont, met 'n boekje, is op gasten, allerminst op grij ze. niet ingericht. Maar de oude nicht had last van maagzenuwen, en de dokter had haar als eenige voeding gare rijst geordonneerd met een klon tje boter. Mijn besluit was spoedig ge nomen, ik toog met nichtlief naar Het Vegetariërs Restaurant, op 't Rem- brandtsplein en bestelde rijst met 'n klontje boter. Zoo ben ik in de gelegen heid verzeild geraakt, en daar zag ik de menschen, bij wie je de principes bij tientallen tegelijk van het gezicht kon lezen. De dienstdoende buffetjuf frouw vroeg me wat ik eten zou. „Juf frouw," zeg ik oolijk maar hoffelijk, „breng me een schotse rib." De juf frouw ontstelt ziendenvijs, en zegt verwijtend: „Meneer, u begrijpt toch wed, dat u hier geen rib kan krijgen." Ook Nicht keek ontstemd, die scheen onmiddellijk vegetarische sympathiën te krijgen. En de menschen met de principes de wuivende slipdassen en wat or verder behoort (zie boven) ke ken dreigend, geschokt in hunne dier baarste beginselen. En toch mijn waarden is een schotse rib, niets an ders dan een geroosterde boterham met een paar spiegeleieren er op. Aldus wordt de mensch miskend en vernederd op zijn meest schuldelooze momenten. En zooal3 deze principe jagers ageeren tegen een Schotse rib. zonder in de verte zelfs te vermoeden, welk een onschuldige versnapering mot. dien weidschen naam wordt aan geduid, zoo foeteren ze tegen allerlei dingen, waarvan ze au fond niet het flauwste begrip hebben. En daarom mag ik die beganselridders niet lij den Maar meent daarom niet, dat ik al les wat onze samenleving ons te aan schouwen geeft, voor lief neem, en dat er geen dingen te over zijn, wier be staan mij ergert en prikkelt tot verzet. En dat ik den menschen niet dank baar hen, die het hunne doen, om de steenen des aanstoots te verwijderen uit de maatschappij. Integendeel, als ik ze bezig zie, die beraden lieden don wrijf ik me in de handen van pleizier, en ik breng hun ter plaatse, waar ik m'n pennenvruchten drukken laat, mijn openlijke hulde. En dat ga 4k thans doen aan de „commissie voor de strafverordeningen" uit onzen Ge meenteraad. Niet altijd ben ik zoo goed te spreken over deze stedelijke uitgevers. Want niet alleen dat ze lijden aan overdrijving en allerlei ver bieden dat nu eenmaal in een groote stad geduld moet worden, omdat het onvermijdelijk is, maar or worden óók wel eens tegen de euvelen maat regelen bedacht, waarvan de uitwer king doet constateeren, dat het middel beduidend nadeeliger is dan de kwaal ooit worden kon. Maar nu hebben ze wat goeds ge daan en wel een voordracht ingediend bij den Raad tea- zake der vervroegde winkelsluiting. Dat het noodig was iets te doen van Overheidswege in deze aangelegenheid, zal wel niemand meer tegenspreken. Wat de particu lieren in deze ondernomen hebben, is altijd falikant uitgekomen, omdat de beunhazen hunne winkels juist open hielden, als lieden van. goede trouw do afspraak getrouwelijk nakwamen, en op liet overeengekomen sluitingsuur do gordijnen neer en hun personeel vrijlieten, De patropns zelf werden hei slachtoffer der steeds toenemende concurrentie, en er waren b.v. kap pers die 's avonds om tien uur nog aarzelden om hunne zaak te sluiten. Dan blijft er ten slotte maar éen weg open, die in liet belang is van allen, en die isop straffe te verbieden, wat een deel uit vrijen wil weigert na te laten, en dat voor allen even nadeelig is. Veertien uur op een dag in een winkel staan, opzitten en poot jes geven tegen het publiek, is voor patroon en ondergeschikten niet om vol te houden. En alsdan bovendien 'n vrijen Zondag er niet op kan over schieten, dan is zoo'n leven een on uitstaanbare slavernij, een onduld bare wijze om aan den kost te komen, een kwaad dat ten spoedigst verdwij nen moet. Het kan dan ook niemand verwonderen, dat de overgroote meer derheid, zoowel der winkeliers als van hunne bedienden den wensch uit spraken dat maatregelen in dien geest er ten spoedigste zouden ko men. En ze zijn er nu. Hopen we dat het helpen zal. Zoodra dus dit ontwerp wettelijke kracht zal hebben gekregen, mag een winkel niet vóór zes uur 's morgens, niet na negen uur 's avonds open zijn. Alleen op Zaterdagavond mag het elf uur worden. Voor huizen waar eet -en drinkwaren worden ver kocht, gelden deze bepalingen niet, en de juffertjes uit de lunchroom mogen hun werkdag van acht tot elf uur behouden, in ruil van den fris scnen kleur op hunne meisjeswan gen. Op Zondag - behalve den Zondag voor Sinterklaas moet alles dicht zijn, behalve bij de kappers, bij de winkeliers in eet- en drinkwaren en bij de sigarenverkoopers. Die mogen tot half twaalf open zijn. Op cafés en soortgelijke inrichtin gen zijn al deze bepalingen niet van toepassing, maar op de uren, dat de winkels dicht moeten zijn, mogen de zen alleen artikelen verkoopen om die tea* plaatse te nuttigen. Niet om te worden meegenomen. En op die uren mag ook niet met artikelen op den openbaren weg worden gevend. Voor de Israëlieten wordt de Sab bath in de plaats van den Zondag gesteld, zoo zij het wensch en. De po litie houdt toezicht op de naleving dezer bepalingen. En op de overtre ding staat i 25.— boete of zes dagen hechtenis. Ziedaar in groote trekken de thans ontworpen regeling, waaraan binnen kort de groote mannen in onzen Raad kunnen gaan kluiven en peuteren, als zij door het Werkliedenreglement zijn heengezeild. De heer ter Haar en zijn collega Van der Velden zullen als winkelier^ wed een extra duit in 't zakje gooien. De eerste, die den naam draagt van den dichter -wiens „Hui- bert en Klaartje' en andere preeke- rijen ons heden nog vervelen, en die het bedrijf voert van den anderen dichter ,die wat meer beroemd is maar die ook in kousen deed, zal uit deze winkelsluit-kwestie nog grooten glorie zich oogsten. Men lette slechts op deze, mijne voorspelling Onze burgen-ader beeft weder een schoon lint op zijn borst bekomen. Onze Koningin heeft hem verleden week zum abschied commandeur ge maakt van Hare huisorde. Dat doet ons, burgers van Amstels veste allen genoegen. Burgemeester van Leeu wen is populair in Amsterdam, en hij verdient het te zijn. Men ziet hem steeds overal, waar men het hoofd der Gemeente ongaarne mist en dat een lofspraak die men aan zijne voorgangers niet altijd uit kon rij ken. Daarbij bez't hij beleid, tact, en eenvoud. Zoowel zijn figuur als zijn optreden maken steeds een indruk van stevigheid en forschheid, die zoo wèl staat in een man van gezag. Maar toch, rozengeur en mane schijn is allerminst in onze stad. Thans heeft weder onze directeur van Publieke Werken, de heer J. van Hasselt zijn ontslag gevraagd. Wij slijten drie van deze heeren in 'ntijds verloop dat Rotterdam het met éen doet. Wat zit er nu weer achter deze aanvrage om ontslag? En waarom gaat de wethouder Surrurier heen. gelijk de geruchten luiden, d>e echter ook weer zijn tegengesproken? Is het inderdaad, omdat ieder der Heeren meer stem wil hebben in het Kapittel? En waar moeten we nu nieuwe dig nitarissen vandaan halen En als de Beurs nu invalt op het oogenblik dat „Publieke Werken" zonder wethou der zou zijn en zonder Directeur En als er nu eens geen mensch meer wethouder wil zijn van dat Departe ment onzer stad? Wat dan uitgebreiden zin onder alle standen der samenleving, heeft in het jongste nummer (aü. 9 van 1 Mei, 5e jaar gang) als feuilleton een boeiend ge schreven relaas van een „tocht naar Wolkland" door Lewis Prins; gelijk de meeste bijdragen in „Het Neder- landsche Zeewezen" met fraaie foto's geïllustreerd. Van de indrukken van dien eersten ballontocht van den heer Prins, on dernomen van de terreinen van 't Kristallen Paleis over het graafschap Essex, nemen wij het volgende hier over Eec Ballontocht. Het Nederlandsclie Zeewezen, het tijdschrift, dat als orgaan van de ver- eeniging van denzelfden naam aan alle leden kosteloos wordt toegezon den en sedert zijn eerste verschijnen, nn ongeveer vijf jaar geleden, steeds meer aan zijn doel beantwoordthet wekken van belangstelling voor en hei verspreiden van kennis vaja het Nederlandsche zeewezen in den meest Toen ik naar beneden zag, was 't, of al die naar boven gerichte gezich ten en ook het paleis met zijn schoo- ne tuinomgeving, in de diepte daal den er viel niet 't. ipinste te bespeu ren, waardloor ik 't gevoel zou kun nen gekregen hebben, dat ik steeg. Te voren had ik getracht, mij dit ge voel juist voor te stellen, maar de wer kelijkheid was zéker aangenamer, dan de voorstelling. Het sprak dan ook van zelf, dat ik geen spoor van dui zeligheid bemerkte. Van een hoogte vergelijking kon geen sprake zijn, daar hiertoe niets hoog genoeg was. Je hadt moeite, de overtuiging te behouden, dat die nietige dingsigheid- jes daar beneden reuzenstoombooten waren. Kleine speelgoedbootjes waren ze voor ons oog, en de Theems leek een slootje. Zeer onduidelijk en zeer zelden bereikte ons eenig geluid. Machtig echter was, juist van af die hoogte de indruk dien de Metropolis gaf. Aan onze linkerzijde de „Tower bridge" ook de bocht die de rivier bij Putney maakt, bespeurden we duidelijk, terwijl de St. Paul's koepel, en 't „groote wiel" in den tuin van Earl's Court, de eenige dingen waren die wat hooger uit kwamen. Naar de Oostzijde ontdekten we den Pier van South End en daarachter de zee. Onmogelijk is 't, het prachtige pa norama weer te geven, waarvan wij, kalm in onze mand gezeten, genoten. „Overweldigend grootsch" zijn in onze hier te kort schietende taal de éénige woorden, die slechts bij bena dering den indruk weergeven. Welk een, nu nog maar voor weini gen te peilen genot, voor komende generaties, die als doodgewoon, rei zen zullen, zooals wij, enkelingen, nog slechts bij wijze van proef, op hoogst bescheiden voet nu doen Onze onvermoeibare en hoogst ge zellige kapitein deed ons menig be langrijk punt ontwaren. Intussehen was, naar onze barometer ons mede deelde, een hoogte van 3.500 voet be reikt. Langzamerhand was dan ook nu niet veel meer zichtbaar van moe der aardede Theems was een zil veren mutsehbandje dat in tallooze plooiingen zich zeewaarts wendde. Nu echter moest de kaart worden bestu deerd, want van uit ons mandje moest gemanoeuvreerd worden om een on- gowoaschte aanraking met de zee tè voorkomen. Onderdompelingen, van welken aard ook, werden niet ge- wenscbt. Over Essex en zijn sierlijke villa's drijvend, zagen wij herhaalde malen de schaduw van ons luchtschip op 1 land beneden ons. Dit echter niet, vóór dat wij vrij sterk gedaald waren wel tot 800 voet, zoodat 't dan ook mogelijk was in verbinding te treden met de daar aanwezige aard bewoners, iets was ons zeer amuseer de, en de lui beneden evenzoo te ver maken scheen. Zelfs 'kwamen we nu zóó laag, dat ons sleeptouw, dat een lengte van 300 voet had, voor een derde over de aarde sleepte, tot groo ten schrik van een paar ploegpaar den, die dat uit-de-lucht-hangende ongetwijfeld voor dets bovennatuur lijks Melden. We voedden echter nog geen lust om nu reeds ons tochtje te eindigen, en dus werd, na "t ledigen van een zak met zand, weer tot 7500 voet ge stegen. Nu hadden we de hoogte der wolken bereikt. Een hoogst interes sant schouwspelAls door 'n donzen weefsel, waarin hier en daar gaten, zag je nu brokjes aarde, doch nu was weinig te onderscheiden. Als lichte krassen op donkere massa deden de wegen zich vooreen bijzonder hoo ge toren, hier, daar, 't was al wat voor ons nog afmeting behield. Na een mijl dn wolken gezweefd te hebben, werd te tweeden male tot daling over gegaan. Zelfs toen we 't wolkenre- gioen reeds verlaten hadden, bevon den we ons nog dn nevelachtige om geving, en de zonnestralen drongen niet tot ons door. 't Werd kouder nu. Ook 't gas ondervond dezen overgang, en pijlsnel ging 't nu aardwaarts. Ge vaar voor vallen. echter was er niet. Van de werkelijke snelheid der da ling zouden we ons echter geen be grip hebben kunnen maken, indien mr. Spencer geen stukjes papier langs de mand had laten neerdalen, die dan door hun snelle (schijnbare) rij zing onze dalingsvaart aangaven. Ook de aneroid-barometer wercl onafge broken in 't oog gehouden, en ook deze staafde onze daling. Evenals bij de opstijging de aarde zich van ons terugtrok, zoo liet zij zich nu tot ons op. Daar echter haar toenadering een te hartstochtelijk ka rakter aannam, werd haar telkens vijf en twintig pond zand ter beda ring toegeworpen. Dit kon niet belet ten dat wij langs een boomtop schaaf den, zonder er echter eendg nadeel van te ondervinden. Gedurende de da ling werd niet door mr. Spencer ver zuimd, om door de klep 't noodige gas te doen ontsnappen, en ten slotte kwamen we met een schok op een veld neer, maar., om dan weer de ruimte in te gaan, juist toen de mand den grond raakte. Op dat oogenblik werd 't anker uit geworpen. een ruk, en ons deugd zaam lucbtros had voor ditmaal zijn dienst gedaan, door ons kalm neer te zetten op een mollig grasveld. Krachtig hield het anker, dat in een haag bevestigd was, hem ook nu weer in bedwang en nadat eenige land lieden toegesneld waxen, om ons be hulpzaam te zijn, was spoedig al 't gas de ruimte ingegaan en detrotsche ballon tot een pak zijde terugge bracht. We waren om 4 uur bij 't dorp 5an- dow 56 K.M. van de plaats van op- stijging neergedaald. Een wagen was spoedig ter plaatse. Onze ballon werd er op geladen, dan volgden wij, en spoedig was 't station Chelmsford bereikt. Ons tochtje had niet nagelaten, ons een praclrtigen honger te bezorgen, en blij waren we daar in de gelegen heid te zijn, een meer uitgebreide „tea" te kunnen verorberen. De eer ste naar Londen stoomende trein nam ons op, en daar aangekomen, ging een ieder zijns weegs." ook iets voor moeder kon doen. Het liep tegen middernacht. Tor- ger Tanger stond op en boog zich over het bed. Hij zag Lisa Marie lang aan en verbaasde zich, dat zij niet sprakzij lag maar stil en keek naar hem en haar oogen stonden vol tranen. Kun je dan niet meer met mij spreken, Lisa Marie vroeg hij. Toen stroomden de tranen uit haar oogen en vloeiden over dew: Het laatste afscheid. Naar het Noorsch. van MARTHA SOMMER. De kleine geschiedenis, die ik hier wil vertellen, handelt slechts over een ouden, gebogen zeeman een ouden kok, Torger Tanger genaamd. de geschiedenis is op zich zelf niet zoo merkwaardig. En toch voel ik, van den dag af, dat ik dezen trek uit het leven van een armen zeeman heb gehoord1, oprechten wee moed, als ik een zeemanskist zie staan op den steiger aan d!e haven, en ontroering en eerbied maken zich van mij meester, als ik bet kleine huisje van een zeeman voorbij Wat het leven van den zeeman da gelijks zijn stempel opdrukt, dat de innige gelatenheid, de stille rusting, de met gevouwen handen gesproken „Uw wil geschiede te genover het onverbiddelijke. Deze winter was voor Torger Tan- ger en zijn kleine familie erger weest dan de vorige, 't Viel hem te genwoordig moeilijk in den winter op zee te gaan. Het was niet pre cies de ouderdom, die hem zoo druk te, maar 't wilde niet recht meer gaan met zijn krachten. De rheuma- tiek had hem zoo leelijk te pakken, dat hij niet eens meer rechtop kon staan, zooal's andere menschen. Die rheumatiek had hij zich jaren geleden op den hals ge haald. in de IJszee, en toen zij be gon hem goed heet te pakken, had hij de tochten naar de IJszee moe ten opgeven, om voortaan nog al leen over den Atlantischen Oceaan, of naar de Middellandsche Zee te ,gaan. Maar daarmee werd hij zijn rheumatiek niet kwijt, integendeel, die plaagde 'hem aJ meer. ze maakte zijn rug steeds stijver, en in de laat ste jaren had hij er zich mee tevre den moeten stellen alleen 's zomers te varen en 's winters thuis te blij ven. Hij had er zich weten door te slaan, ook 's winters was er wel werk thuis voor hem'hij kende goed het schoenmakersvak, en bovendien was er op de scheepstimmerwerf al tijd het een of ander voor hem te doen. Zoo had hij zich, zooals gezegd, er joed weten door te slaan. Toen lag de werf stil, er werden in dien slechten tijd geen nieuwe schepen ge bouwd en de arme kreupele met zijn lam boen had nu ook het schoenma ken geleerd en hem begunstigden do menschen 't meest. Dat werd een booze winter en nog voor dat die voorbij was, zei Torger Tanger tot zijn vrouw Nog zoo'n winter, Lisa Marie, en we kunnen met onze kinderen in •het armhuis trekken. En Lisa Marie zuchtte. De volgende winter werd nog er gerhet zag er nog leelijker uit met de verdiensten, en bij al dat onge luk kwam nu ook nog de ziekte van Lisa Marie. Toen Torger voor Kerstmis naar 'anis was gekomen, bad zij reeds te bed gelegen, en de uitzichten voor de toekomst waren niet best. had de dokter gezegd, zij had een ziekte, waarvan de men schen maar zelden genazen. Er wa ren ook niet vele kronen, die Torger mee thuis gebracht had, het meeste had hij al vooruit aan Lisa Malle en de kinderen gestuurd, en het beetje, dat hij nog had, was gauw opde zieke moest toch ook wat be ter eten hébben, en de dokter en de medicijnen kostten ook veel geld. Toen Februari ten einde liep, stond de nood! voor de deur, het geld was op en crediet wilde men hun niet langer geven. Nu lag Lisa Ma lie reeds twaalf weken lang, en de krachten namen steeds meer af. Wat moest daarvan worden? Waar zou bij het geld vandaan halen? Als hij zich maar ergens kon laten aan monsteren, zoodat hij geld vooruit kreeg... Door een gelukkig toeval werd hij juist in die dagen aangemonsterd. Kapitein Salvesen van de „Colum bus", die nu eerst was binnengeko men, moest 'n vracht ijs naar de Middellandsche Zee brengen, en wil de nu dadelijk weer uitvaren. Ineen oogenblik was alles gebeurd, en eer Torger Tanger het recht wist of be greep, zat hij op een schip, waar heen Mj zijn kist met goed had ge bracht D© „Columbus" lag buiten bij den hoop ijs. Morgen, als de dag aan brak, zou zij naar buiten worden ge sleept en onder zeil gaan. Torger Tanger had op dien laatsten avond nog eenmaal naar huis mogen gaan. en nu zat hij op den houten stoel voor het bed van Lisa Marie. Zoo moe als vanavond was ze nog nooit geweestzij kon nauwelijks spreken, zag slechts van tijd tot tijd naar hem op en knikte zwak met 't hoofd. Het was zoo stil in de kamer. De jongen sliep in het bed er naast en de dochter zat stil bij do kachel en knikte met het hoofd. Een paar maal stond zij op. sloop op de teenen naar het bed en vroeg, of zij J e moet nu zeker aan boord vroeg ze met moede stem. Toen dacht hij er aan, dat hij niet langer mocht blijven. Hij boog zich over haar en nam afscheid. - Je moet nu zien, dat je gauw weer gezond wordt, zei hij. Zij keek hean aan en schudde zacht met het hoofd, terwijl haar oogen zich weer met tranen vulden. Toen weende Torger. Hij knielde naast .het bed' neer en snikte als een kind. Zoo lag hij een heelentijd en hield de hand van Lisa Marie om klemd. Ten slotte hoorde hij haai* heel zacht fluisteren Moet je niet aan boord gaan Hij was reeds buiten de deur en reeds op weg naar het schip gegaan, maar hij was weer naar binnen ge gaan. had nogmaals den arm om haai- hals geslagen. Nu stond hij buiten en hield de dochter bij de hand en sprak lang en zacht met haar. Geef dus goed acht, als de bark in den morgen naai* buiten ge sleept wordt, zei hij tot haar, dan ga jij naar de landtong en probeert mij een teeken te geven, hoe het met haar is... Vroeg- in den morgen werd dé „Co lumbus" naar de zee gesleept. Aan de verschansing stond Torger Tan ger en keek naar de landtong. Daar stonden zijn beide kinderen, de jon gen zoowel als het meisje. Maar dat beiden nu van de moeder waren weg gegaan... Lieve hemel, daar stonden ze hand aan hand, en de jongen hield de muts voor 't gezicht en weende. Ja, was het dan afgeloopen met Lisa Marie De „Columbus" ging onder zeil en aan boord ging alles zijn gewo nen gang. Torger deed zijn werk en rekende intussehen in stilte uit, hoe lang het nog kon duren, voor zij in de haven aan de Middellandsche Zee kwamen, waar hij den brief kon vinden die hem bericht gaf. of het nu werkelijk voorbij was met Lisa Marie De geweigerde Begenadiging MaiLbum, gouverneur van den staat Illinois, liet de krant vallen, leunde befhagelijk achterover in zijn leuning stoel en zag door de geopende deur van zijn boekenkamer op het groote grasveld van het park naar zijn vier jarig dochtertje, dat daar lustig rond rolde. Eene oude vrouw wildé u gaarne spreken, meldde Hepkens, de oude dienstknecht. Laat haar binnenkomen. Een zeer zindelijk, maar axm ge- kleéde oude vrouw trippelde de kamer in. Toen zij tegenover den gouverneur stond, maakte zij eene stijve buiging en zeide schuchter Spreekt uwe Excellentie Duitsch? Ik versta het, maar spreek liever Engelsch, als gij kunt. Maai* bij de eerste woorden der anno vrouw, die uiterst gebroken Engelsch sprak, zei- de hij welwillendSpreek maar lie ver Duitsch, goede vrouw. Tegelijk stond hij op en riep in een zijkamer Anna, hebt gij even tijd, mij tot tolk te dienen Gaarne, klonk hiet terug, en de vrouw van den gouverneur trad bin nen. Mijne vrouwstelde de gouver neur voor en' zag toen vragend naar de grijze vrouw, welker rimpelig ge zicht duidelijk de sporen droeg van kommer en arbeid. En ik ik ben de moedei* van Frits Janzen, zeide zij en richtte toen hare trouwe oogen in uiterste span ning nu eens op den gouverneur en dan weder op zijne vrouw. De moeder van Frits Janzen, lier- haalden beiden, met het diepste me delijden. De vrouw boog weder en eene on uitsprekelijke droefheid lag in hare oogen. Ja, mevrouw, ik kom Zijne Ex cellentie met aandrang smeeken, dat hij van zijn voorrecht gebruik zou maken en mijn e enigen zoon zou be genadigen. Dat is nog erger dan een verzoek om een betrekking, zeide die gouver neur zacht tot zijne vrouwdaarna wendde hij zich tot de oude Vrouw Janzen, gij weet, dat uw zoon ter dood veroordeeld is, omdat hij zijn bruid Lena Greta, Excellentie, zij heet Greta, onderbrak de vrouw hean haastig. Ziet gij, kranten hebben het -taisch bericht en God weet, hoeveel daarbij nog. Dus omdat hij zijne bruid Greta vermoord heefthet onderzoek is zoo nauwkeurig mogelijk geleid, maar alle bewijzen spreken tegen hem en zijne veroordeeling was eenstemmig. Ik kanv ik mag hem niet begenadigen. De oude vrouw vouwde hare ruwe handen en wendde zich naar dé vrouw van den gouverneur. Ach, mevrouw, geloof mij, het is eene gruwelijke dwaling; mijn Frits is geen moordenaar en wie kan dit beter weten dan zijn moeder. Van ze ven kinderen heeft God mij dezen gelaten. Zijn vader was tim merman in Munchen, daar vied liij van een steiger, kwetste zich hevig en leefde nog tien jaren, zijne zieken kamer nooit verlatend. Kort daarop stierven vijf mijmer kinderen, alleen Fiits bleef mij overzonder hem was i!k dien zwaren tijd nooit doorgeko men. Gij hadt moeten zien, hoe hij zijn vader, zijne broeders en zusters oppaste, terwijl ik iets moest gaan verdienen, hij deed alles in huis en daarbij was hij de beste op school en de lieveling van zijn leeraar. Frits was zestien jaren, toen mijn man stierfdag en nacht werkte bij en altijd gaf hij mij zijn volle loon, zon der bet minste voor zich te behouden. Ik kan u niet zeggen, hoe goed hij was. En waar leei'de uw zoon bruid kermen vroeg de vrouw den gouverneur. Dat ging zoo. Wij woonden hare moeder, eene arme bloéma maakster, in een gang. Greta was vi jaar jonger dan Frits. Op zekeren da kwam liet meisje in onze kamer vil gen en zeidte, dat hare moeder in o macht was gevallen. Ik ging- er ha? en vond een lijk. De menschen in dachten: Nu moet de arme Gres naar het weeshuis, daar zij mieman meer op de wereld heeft. Maar mij Frits zeide Laten wij haar als mijn zuster opnemen, zij zal de helft va mijn brood hebben. Zoo kwam zij b onsspoedig daarna schreef mij broeder uit Amerika, dat wij bij hei zouden komen wij hebben het ge daan, Frits hielp hem flink in lie werk en ik en Greta dieden goed mede Wij wilden sparen-, om dan zelf een boerderij te' koo-pen. Om meer te vet dienen, zocht Greta in de naaste sla een diensthaar loon bracht zij thui en daarvoor koóht ik voor haar he noodige en het overige werd opge Epaard. Toen wij reeds dicht bi- om •diqel waren, mislukte de oogst' vai mijn broeder en wij leenden hem on gespaard geld. Frits ging mi ooi naai* de stad en daar werden zij vex loofd. Voor eenige maanden moést hi op reis naai- eene verre stad en loei ik gedurende drie weken niets vai hem gehoord had. werd ik angstig ei liet ik door een kennis zelf kan het niet aan Greta sclirijven ei ook van haar kreeg ik geen antwoord Eergisteren nu gaf iemand aan miji broeder een courant, waarin stond dat mijn Frits tweo maanden geledei zijn bruid had omgebracht en dat niemand wist vanwaar hij was. om dat hij hardnekkig weigert iets var zijn afkomst te zeggen en dat hij (ei dood was veroordeeld. Zij Meld even op ear begon toen we der Toen ik dit hoorde, ging ik ter stond op weg en daar ik den trein miste, ben ik te voet van de Egmond- hoeve hierheen gekomen. Maar dat is meer dan zes uren! riep de dame uit Ja, mevrouw. Geloof mij, Ex-I cellentie, mijn Frits is onschuldig maak van uw recht van gratie ge-j bruik, gij zult zien. dat hij ndet on dankbaar is. De gouverneur was in een pijnlij ken toestond hij was getroffen, maar hij kon niet toegeven, ook de bede zijner vrouw haalde hem niet over. Ei* is niet de minste twijfel aan zijn schuld mogelijkde feiten sproken te duidelijk. Daarbij hebben wij meteen hardnekkigen misdadiger te doen de arme moeder kent hom slechts als braaf en goed, maar in de stad is hij bedorven en wel zoo, dat het plicht is, de maatschappij van hem te bevrij den. Hem uit medeilijidten met zijne moeder te begenadigen, is in strijd met mijn plicht. Mevrouw Malbum deelde, dooi-nood gedwongen, liet treurig besluit aan d'e oude vrouw mede. Gij kunt dus niets voor mij doen. vroeg deze met gebroken stem en zij richtte laare diepe, treurige oogen smeekend naar Malburn op. Hij sloeg de oogen neder en stol- j terde: Ik betreur het hét doet mij I leed maar er is geen hoop. Geen hoop, herhaalde zij toon-l loos, en mijn Frits moet Zij wankelde en zou gevallen zijn, als de gouverneur haar niet snel had opgevangen. Hij liet haar wat wijn drinken en toen zeide zij Ik zal dan maar gaan, ik moet. mijn armen jongen nog even zien. Ik zal u een toegangsbewijs ge ven voor den gevangenisbewaarder. Hij schreef haastig een briefje en na dit in een omslag gedaan te heb ben, deed hij het met een bankbiljet in een tweeden omélag. Dit reikte hij aan de ongelukkige moeder des moordenaars over, die nu zonder een woord' te spreken naai' de deur wag gelde. Arme vrouwriep Anna. met tranen in de oogen. Als zij mij ten minste maar een verwijt gedaan had, zeide de gouver neur, maar die oogopslag zal ik nooit vergeten. Do arme vrouw ging de straat op en Anna. zag door het venster haar eene kerk binnengaan. Gouverneur Malburn vond nergens rust, overal vervolgde hem de ver twijfelende, smartelijke blik der moe der van den moordenaar. Tot zijn ge luk moest hij spoedig een dienstreis ondernemen. Op den dag van zijn terugkeer zat hij met zijne vrouw in de bibliotheek; zijne oogen richtten zich op een cou rant, die op de taf él lagAnna be merkte dit en zeide treurig Er staat een bericht in vanJan- zen's einde gisteren is hij ter dood gebracht. Diepe stilteMalburn zag naar het helvlarnmend vuur, zijn vrouw wisch- te een traan uit haar oogen-. Daar vermeldde Hespen-s Gouverneur, die oudle vro-uw, die kort geled'en luier geweest is, wenscht u nog eens te sproken. Malburn verbleekte, maar liet'haar toch terstond birmenkouïen. En zij kwam binnen, maar niet alleen achter haar liep een krachtige jonge man. die het uitzicht had van een genaturalïseerdén Amerikaan. De gouverneur durfde eearst niet opzien, maar toen de oude vrouw met trots zeide„Excellentie, hier breng :k mijnen lieven Frits", sprong hij ver baasd op. WatUw Frits riepen Malburn en zijn vrouw tegelijk uit. Ja, héb ik u niet gezegd, dat mijn Frits geen moordenaar is? Ik ging n-aar de gevangenis en vond daar een mij geheel vréémd persoon. Hij heet ook Frits Janzen, en heeft zijn bruid Lena vermoord. Mijn Frits was in Canada, heeft daar veel geld verdiend en Greta leeft ook en heeft mij verklaard, dat zij mijn brief niet ontvangen had. Ik breng Uwe Excel lentie het bankbiljet terug, maar ik smeek u. Frits toe te staan', een an deren naam te voeren. Hij moet niét heeten aJs eon gerechtigd moorde naar. De krachtige jonge man met zijn trouwhartige oogen moest nu veel van zijn oponthoud in Canada ver téllen en vroeg ook om naamsveran dering. De gouverneur stond dit toe en koos zélf den naam „Trouwhart" voor hem uit. Maar het geld kan ik niet terug nemen, zeide hij. Het is ons bruidsgeschenk voor

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1906 | | pagina 8