winkel en dat was ruimschoots vol
doende om aan de weduwe van den
dapperen officier een onbezorgden
ouden dag te bezorgen.
Uit de Hoofdstad.
Menschen met zoo heel veel princi
pes zijn lastige wezens, zijn wereldher
vormers door dik en dun. dragen lig
gende boorden van bedenkelijk blank,
en groote dassen met wuivende slip
pon, In den regel ook lange baarden
wilde lokken, en slappe deukhoedjes.
Ze eten des morgens havermout in
melk gekookt ;des middags bruine-
boonen-soep, aardappel kroketten en
rijstebrij; des avonds lammetjespap.
Alkohol is hun een gruwel, vrouwen
zijn kinderen der hel en biefstuk is
de spijze satans. De wereld is inwen
dig verrot, en zij zullen die onderste
boven zettenVan alles dat er op de
aarde is, draagt niets hunne hooge
goedkeuring weg, dan de vervaarlijke
plannen, die zij omdragen in hun heet
geblakerde hersens. Ze zijn lid van
twintig bonden, en gaan met liet plan
om. er nog twintig te stichten.
Gaan ze alleen uit wandelen, dan
loopen in zichzelf te debatteeren, en
steken de vuist op tegen een boom
aan den zoom van den weg. dien hun
verhitte verbeelding voor 'n tegen
stander hunner plannen aanziet. Roep
ben in 't holst van den nacht„me
neer!' ik verleen u het woord...", en
ge zult hem zien oprijzen uit de dekens
rondstarend met verwilderde blikken,
en dan beginnen zij vol vuur: „me
neer de voorzitter, geachte vergade
ring...". Zulke types zijn lastig; ze
zijn er bij hoopen in onze dagen, en
in de hoofdstad gaan we er een col
lectie van aanleggen. Wie eens een
midden zitten gaat in het vegetariërs
restaurant op het Rembrandtplein,
kan er een dozijn op een rijtje zien.
De lezer snapt aanstonds, dat ik niet
behoor tot de getrouwe bezoekers van
het vetvrije eethuis; als ik toch een
maal op het. plein ben, waar het stand
beeld prijkt van onzen grooten schilder
ölen we binnenkort in de hondsdagen
befeesten gaan, dan prefereer ik in al-
Je bescheidenheid de Kroon of Mast,
waar simpele burgertjes als uwonder-
danigen briefschrijver een boosaardig
maal verteeren met kalfsoesters,
Frankforterworst, koude kip. en an
dere eerlooze voeding, maar wteoude
bloedverwanten bezit kan tot alles ko
men
Zoo gewerd mij deze week op het
onvoorzienst het bezoek eener oude
nicht, jonge lente eener vorige eenw,
die de plotselinge en heillooze bevlie
ging kreeg om mij te willen drukken
•aan haar vermolmd hart. Ze heeft
geen kinderen maar geld genoeg, en
ik wensch alzoo dagelijks naar haar
Jang, haar zeer lang leven, als een
goed en teeder erfgenaam. En toen
ze mij met al de levenskracht die
haar nog restte (en dat was nog ho
peloos veel) gedrukt had aan haar
maagdelijken boezem, noodigde ik
•haar om ergens te gaan eten. Want
wie op kamers woont, met 'n boekje,
is op gasten, allerminst op grij
ze. niet ingericht. Maar de oude
nicht had last van maagzenuwen, en
de dokter had haar als eenige voeding
gare rijst geordonneerd met een klon
tje boter. Mijn besluit was spoedig ge
nomen, ik toog met nichtlief naar
Het Vegetariërs Restaurant, op 't Rem-
brandtsplein en bestelde rijst met 'n
klontje boter. Zoo ben ik in de gelegen
heid verzeild geraakt, en daar zag ik
de menschen, bij wie je de principes
bij tientallen tegelijk van het gezicht
kon lezen. De dienstdoende buffetjuf
frouw vroeg me wat ik eten zou. „Juf
frouw," zeg ik oolijk maar hoffelijk,
„breng me een schotse rib." De juf
frouw ontstelt ziendenvijs, en zegt
verwijtend: „Meneer, u begrijpt toch
wed, dat u hier geen rib kan krijgen."
Ook Nicht keek ontstemd, die scheen
onmiddellijk vegetarische sympathiën
te krijgen. En de menschen met de
principes de wuivende slipdassen en
wat or verder behoort (zie boven) ke
ken dreigend, geschokt in hunne dier
baarste beginselen. En toch mijn
waarden is een schotse rib, niets an
ders dan een geroosterde boterham
met een paar spiegeleieren er op.
Aldus wordt de mensch miskend en
vernederd op zijn meest schuldelooze
momenten. En zooal3 deze principe
jagers ageeren tegen een Schotse rib.
zonder in de verte zelfs te vermoeden,
welk een onschuldige versnapering
mot. dien weidschen naam wordt aan
geduid, zoo foeteren ze tegen allerlei
dingen, waarvan ze au fond niet het
flauwste begrip hebben. En daarom
mag ik die beganselridders niet lij
den
Maar meent daarom niet, dat ik al
les wat onze samenleving ons te aan
schouwen geeft, voor lief neem, en dat
er geen dingen te over zijn, wier be
staan mij ergert en prikkelt tot verzet.
En dat ik den menschen niet dank
baar hen, die het hunne doen, om de
steenen des aanstoots te verwijderen
uit de maatschappij. Integendeel, als
ik ze bezig zie, die beraden lieden
don wrijf ik me in de handen van
pleizier, en ik breng hun ter plaatse,
waar ik m'n pennenvruchten drukken
laat, mijn openlijke hulde. En dat ga
4k thans doen aan de „commissie voor
de strafverordeningen" uit onzen Ge
meenteraad. Niet altijd ben ik zoo
goed te spreken over deze stedelijke
uitgevers. Want niet alleen dat ze
lijden aan overdrijving en allerlei ver
bieden dat nu eenmaal in een groote
stad geduld moet worden, omdat
het onvermijdelijk is, maar or worden
óók wel eens tegen de euvelen maat
regelen bedacht, waarvan de uitwer
king doet constateeren, dat het middel
beduidend nadeeliger is dan de kwaal
ooit worden kon.
Maar nu hebben ze wat goeds ge
daan en wel een voordracht ingediend
bij den Raad tea- zake der vervroegde
winkelsluiting. Dat het noodig was
iets te doen van Overheidswege in
deze aangelegenheid, zal wel niemand
meer tegenspreken. Wat de particu
lieren in deze ondernomen hebben, is
altijd falikant uitgekomen, omdat de
beunhazen hunne winkels juist open
hielden, als lieden van. goede trouw do
afspraak getrouwelijk nakwamen, en
op liet overeengekomen sluitingsuur
do gordijnen neer en hun personeel
vrijlieten, De patropns zelf werden hei
slachtoffer der steeds toenemende
concurrentie, en er waren b.v. kap
pers die 's avonds om tien uur nog
aarzelden om hunne zaak te sluiten.
Dan blijft er ten slotte maar éen weg
open, die in liet belang is van allen,
en die isop straffe te verbieden,
wat een deel uit vrijen wil weigert
na te laten, en dat voor allen even
nadeelig is. Veertien uur op een dag
in een winkel staan, opzitten en poot
jes geven tegen het publiek, is voor
patroon en ondergeschikten niet om
vol te houden. En alsdan bovendien
'n vrijen Zondag er niet op kan over
schieten, dan is zoo'n leven een on
uitstaanbare slavernij, een onduld
bare wijze om aan den kost te komen,
een kwaad dat ten spoedigst verdwij
nen moet. Het kan dan ook niemand
verwonderen, dat de overgroote meer
derheid, zoowel der winkeliers als van
hunne bedienden den wensch uit
spraken dat maatregelen in dien
geest er ten spoedigste zouden ko
men. En ze zijn er nu. Hopen we dat
het helpen zal.
Zoodra dus dit ontwerp wettelijke
kracht zal hebben gekregen, mag een
winkel niet vóór zes uur 's morgens,
niet na negen uur 's avonds open
zijn. Alleen op Zaterdagavond mag
het elf uur worden. Voor huizen
waar eet -en drinkwaren worden ver
kocht, gelden deze bepalingen niet,
en de juffertjes uit de lunchroom
mogen hun werkdag van acht tot elf
uur behouden, in ruil van den fris
scnen kleur op hunne meisjeswan
gen.
Op Zondag - behalve den Zondag
voor Sinterklaas moet alles dicht
zijn, behalve bij de kappers, bij de
winkeliers in eet- en drinkwaren en
bij de sigarenverkoopers. Die mogen
tot half twaalf open zijn.
Op cafés en soortgelijke inrichtin
gen zijn al deze bepalingen niet van
toepassing, maar op de uren, dat de
winkels dicht moeten zijn, mogen de
zen alleen artikelen verkoopen om
die tea* plaatse te nuttigen. Niet om
te worden meegenomen. En op die
uren mag ook niet met artikelen op
den openbaren weg worden gevend.
Voor de Israëlieten wordt de Sab
bath in de plaats van den Zondag
gesteld, zoo zij het wensch en. De po
litie houdt toezicht op de naleving
dezer bepalingen. En op de overtre
ding staat i 25.— boete of zes dagen
hechtenis.
Ziedaar in groote trekken de thans
ontworpen regeling, waaraan binnen
kort de groote mannen in onzen Raad
kunnen gaan kluiven en peuteren, als
zij door het Werkliedenreglement zijn
heengezeild. De heer ter Haar en zijn
collega Van der Velden zullen als
winkelier^ wed een extra duit in 't
zakje gooien. De eerste, die den naam
draagt van den dichter -wiens „Hui-
bert en Klaartje' en andere preeke-
rijen ons heden nog vervelen, en die
het bedrijf voert van den anderen
dichter ,die wat meer beroemd is
maar die ook in kousen deed, zal uit
deze winkelsluit-kwestie nog grooten
glorie zich oogsten. Men lette slechts
op deze, mijne voorspelling
Onze burgen-ader beeft weder een
schoon lint op zijn borst bekomen.
Onze Koningin heeft hem verleden
week zum abschied commandeur ge
maakt van Hare huisorde. Dat doet
ons, burgers van Amstels veste allen
genoegen. Burgemeester van Leeu
wen is populair in Amsterdam, en hij
verdient het te zijn. Men ziet hem
steeds overal, waar men het hoofd
der Gemeente ongaarne mist en dat
een lofspraak die men aan zijne
voorgangers niet altijd uit kon rij
ken. Daarbij bez't hij beleid, tact, en
eenvoud. Zoowel zijn figuur als zijn
optreden maken steeds een indruk
van stevigheid en forschheid, die zoo
wèl staat in een man van gezag.
Maar toch, rozengeur en mane
schijn is allerminst in onze stad.
Thans heeft weder onze directeur
van Publieke Werken, de heer J. van
Hasselt zijn ontslag gevraagd. Wij
slijten drie van deze heeren in 'ntijds
verloop dat Rotterdam het met éen
doet. Wat zit er nu weer achter deze
aanvrage om ontslag? En waarom
gaat de wethouder Surrurier heen.
gelijk de geruchten luiden, d>e echter
ook weer zijn tegengesproken? Is het
inderdaad, omdat ieder der Heeren
meer stem wil hebben in het Kapittel?
En waar moeten we nu nieuwe dig
nitarissen vandaan halen En als de
Beurs nu invalt op het oogenblik dat
„Publieke Werken" zonder wethou
der zou zijn en zonder Directeur En
als er nu eens geen mensch meer
wethouder wil zijn van dat Departe
ment onzer stad? Wat dan
uitgebreiden zin onder alle standen
der samenleving, heeft in het jongste
nummer (aü. 9 van 1 Mei, 5e jaar
gang) als feuilleton een boeiend ge
schreven relaas van een „tocht naar
Wolkland" door Lewis Prins; gelijk
de meeste bijdragen in „Het Neder-
landsche Zeewezen" met fraaie foto's
geïllustreerd.
Van de indrukken van dien eersten
ballontocht van den heer Prins, on
dernomen van de terreinen van 't
Kristallen Paleis over het graafschap
Essex, nemen wij het volgende hier
over
Eec Ballontocht.
Het Nederlandsclie Zeewezen, het
tijdschrift, dat als orgaan van de ver-
eeniging van denzelfden naam aan
alle leden kosteloos wordt toegezon
den en sedert zijn eerste verschijnen,
nn ongeveer vijf jaar geleden, steeds
meer aan zijn doel beantwoordthet
wekken van belangstelling voor en
hei verspreiden van kennis vaja het
Nederlandsche zeewezen in den meest
Toen ik naar beneden zag, was 't,
of al die naar boven gerichte gezich
ten en ook het paleis met zijn schoo-
ne tuinomgeving, in de diepte daal
den er viel niet 't. ipinste te bespeu
ren, waardloor ik 't gevoel zou kun
nen gekregen hebben, dat ik steeg.
Te voren had ik getracht, mij dit ge
voel juist voor te stellen, maar de wer
kelijkheid was zéker aangenamer, dan
de voorstelling. Het sprak dan ook
van zelf, dat ik geen spoor van dui
zeligheid bemerkte. Van een hoogte
vergelijking kon geen sprake zijn,
daar hiertoe niets hoog genoeg was.
Je hadt moeite, de overtuiging te
behouden, dat die nietige dingsigheid-
jes daar beneden reuzenstoombooten
waren. Kleine speelgoedbootjes waren
ze voor ons oog, en de Theems leek
een slootje. Zeer onduidelijk en zeer
zelden bereikte ons eenig geluid.
Machtig echter was, juist van af die
hoogte de indruk dien de Metropolis
gaf. Aan onze linkerzijde de „Tower
bridge" ook de bocht die de rivier
bij Putney maakt, bespeurden we
duidelijk, terwijl de St. Paul's koepel,
en 't „groote wiel" in den tuin van
Earl's Court, de eenige dingen waren
die wat hooger uit kwamen. Naar de
Oostzijde ontdekten we den Pier van
South End en daarachter de zee.
Onmogelijk is 't, het prachtige pa
norama weer te geven, waarvan wij,
kalm in onze mand gezeten, genoten.
„Overweldigend grootsch" zijn in
onze hier te kort schietende taal de
éénige woorden, die slechts bij bena
dering den indruk weergeven.
Welk een, nu nog maar voor weini
gen te peilen genot, voor komende
generaties, die als doodgewoon, rei
zen zullen, zooals wij, enkelingen, nog
slechts bij wijze van proef, op hoogst
bescheiden voet nu doen
Onze onvermoeibare en hoogst ge
zellige kapitein deed ons menig be
langrijk punt ontwaren. Intussehen
was, naar onze barometer ons mede
deelde, een hoogte van 3.500 voet be
reikt. Langzamerhand was dan ook
nu niet veel meer zichtbaar van moe
der aardede Theems was een zil
veren mutsehbandje dat in tallooze
plooiingen zich zeewaarts wendde. Nu
echter moest de kaart worden bestu
deerd, want van uit ons mandje moest
gemanoeuvreerd worden om een on-
gowoaschte aanraking met de zee tè
voorkomen. Onderdompelingen, van
welken aard ook, werden niet ge-
wenscbt.
Over Essex en zijn sierlijke villa's
drijvend, zagen wij herhaalde malen
de schaduw van ons luchtschip op 1
land beneden ons. Dit echter niet,
vóór dat wij vrij sterk gedaald waren
wel tot 800 voet, zoodat 't dan
ook mogelijk was in verbinding te
treden met de daar aanwezige aard
bewoners, iets was ons zeer amuseer
de, en de lui beneden evenzoo te ver
maken scheen. Zelfs 'kwamen we nu
zóó laag, dat ons sleeptouw, dat een
lengte van 300 voet had, voor een
derde over de aarde sleepte, tot groo
ten schrik van een paar ploegpaar
den, die dat uit-de-lucht-hangende
ongetwijfeld voor dets bovennatuur
lijks Melden.
We voedden echter nog geen lust
om nu reeds ons tochtje te eindigen,
en dus werd, na "t ledigen van een
zak met zand, weer tot 7500 voet ge
stegen. Nu hadden we de hoogte der
wolken bereikt. Een hoogst interes
sant schouwspelAls door 'n donzen
weefsel, waarin hier en daar gaten,
zag je nu brokjes aarde, doch nu was
weinig te onderscheiden. Als lichte
krassen op donkere massa deden de
wegen zich vooreen bijzonder hoo
ge toren, hier, daar, 't was al wat
voor ons nog afmeting behield. Na een
mijl dn wolken gezweefd te hebben,
werd te tweeden male tot daling over
gegaan. Zelfs toen we 't wolkenre-
gioen reeds verlaten hadden, bevon
den we ons nog dn nevelachtige om
geving, en de zonnestralen drongen
niet tot ons door. 't Werd kouder nu.
Ook 't gas ondervond dezen overgang,
en pijlsnel ging 't nu aardwaarts. Ge
vaar voor vallen. echter was er niet.
Van de werkelijke snelheid der da
ling zouden we ons echter geen be
grip hebben kunnen maken, indien
mr. Spencer geen stukjes papier langs
de mand had laten neerdalen, die
dan door hun snelle (schijnbare) rij
zing onze dalingsvaart aangaven. Ook
de aneroid-barometer wercl onafge
broken in 't oog gehouden, en ook
deze staafde onze daling.
Evenals bij de opstijging de aarde
zich van ons terugtrok, zoo liet zij
zich nu tot ons op. Daar echter haar
toenadering een te hartstochtelijk ka
rakter aannam, werd haar telkens
vijf en twintig pond zand ter beda
ring toegeworpen. Dit kon niet belet
ten dat wij langs een boomtop schaaf
den, zonder er echter eendg nadeel
van te ondervinden. Gedurende de da
ling werd niet door mr. Spencer ver
zuimd, om door de klep 't noodige
gas te doen ontsnappen, en ten slotte
kwamen we met een schok op een
veld neer, maar., om dan weer de
ruimte in te gaan, juist toen de mand
den grond raakte.
Op dat oogenblik werd 't anker uit
geworpen. een ruk, en ons deugd
zaam lucbtros had voor ditmaal zijn
dienst gedaan, door ons kalm neer
te zetten op een mollig grasveld.
Krachtig hield het anker, dat in een
haag bevestigd was, hem ook nu weer
in bedwang en nadat eenige land
lieden toegesneld waxen, om ons be
hulpzaam te zijn, was spoedig al 't
gas de ruimte ingegaan en detrotsche
ballon tot een pak zijde terugge
bracht.
We waren om 4 uur bij 't dorp 5an-
dow 56 K.M. van de plaats van op-
stijging neergedaald. Een wagen
was spoedig ter plaatse. Onze ballon
werd er op geladen, dan volgden wij,
en spoedig was 't station Chelmsford
bereikt.
Ons tochtje had niet nagelaten, ons
een praclrtigen honger te bezorgen,
en blij waren we daar in de gelegen
heid te zijn, een meer uitgebreide
„tea" te kunnen verorberen. De eer
ste naar Londen stoomende trein nam
ons op, en daar aangekomen, ging
een ieder zijns weegs."
ook iets voor moeder kon doen.
Het liep tegen middernacht. Tor-
ger Tanger stond op en boog zich
over het bed. Hij zag Lisa Marie
lang aan en verbaasde zich, dat zij
niet sprakzij lag maar stil en keek
naar hem en haar oogen stonden vol
tranen.
Kun je dan niet meer met mij
spreken, Lisa Marie vroeg hij.
Toen stroomden de tranen uit
haar oogen en vloeiden over dew:
Het laatste afscheid.
Naar het Noorsch. van
MARTHA SOMMER.
De kleine geschiedenis, die ik
hier wil vertellen, handelt slechts
over een ouden, gebogen zeeman een
ouden kok, Torger Tanger genaamd.
de geschiedenis is op zich zelf
niet zoo merkwaardig. En toch voel
ik, van den dag af, dat ik dezen
trek uit het leven van een armen
zeeman heb gehoord1, oprechten wee
moed, als ik een zeemanskist zie
staan op den steiger aan d!e haven,
en ontroering en eerbied maken zich
van mij meester, als ik bet kleine
huisje van een zeeman voorbij
Wat het leven van den zeeman da
gelijks zijn stempel opdrukt, dat
de innige gelatenheid, de stille
rusting, de met gevouwen handen
gesproken „Uw wil geschiede te
genover het onverbiddelijke.
Deze winter was voor Torger Tan-
ger en zijn kleine familie erger
weest dan de vorige, 't Viel hem te
genwoordig moeilijk in den winter
op zee te gaan. Het was niet pre
cies de ouderdom, die hem zoo druk
te, maar 't wilde niet recht meer
gaan met zijn krachten. De rheuma-
tiek had hem zoo leelijk te pakken,
dat hij niet eens meer rechtop kon
staan, zooal's andere menschen.
Die rheumatiek had hij zich
jaren geleden op den hals ge
haald. in de IJszee, en toen zij be
gon hem goed heet te pakken, had
hij de tochten naar de IJszee moe
ten opgeven, om voortaan nog al
leen over den Atlantischen Oceaan,
of naar de Middellandsche Zee te
,gaan. Maar daarmee werd hij zijn
rheumatiek niet kwijt, integendeel,
die plaagde 'hem aJ meer. ze maakte
zijn rug steeds stijver, en in de laat
ste jaren had hij er zich mee tevre
den moeten stellen alleen 's zomers
te varen en 's winters thuis te blij
ven.
Hij had er zich weten door te
slaan, ook 's winters was er wel
werk thuis voor hem'hij kende goed
het schoenmakersvak, en bovendien
was er op de scheepstimmerwerf al
tijd het een of ander voor hem te
doen.
Zoo had hij zich, zooals gezegd, er
joed weten door te slaan. Toen lag
de werf stil, er werden in dien
slechten tijd geen nieuwe schepen ge
bouwd en de arme kreupele met zijn
lam boen had nu ook het schoenma
ken geleerd en hem begunstigden do
menschen 't meest.
Dat werd een booze winter en
nog voor dat die voorbij was, zei
Torger Tanger tot zijn vrouw
Nog zoo'n winter, Lisa Marie,
en we kunnen met onze kinderen in
•het armhuis trekken.
En Lisa Marie zuchtte.
De volgende winter werd nog er
gerhet zag er nog leelijker uit met
de verdiensten, en bij al dat onge
luk kwam nu ook nog de ziekte van
Lisa Marie. Toen Torger voor
Kerstmis naar 'anis was gekomen,
bad zij reeds te bed gelegen, en de
uitzichten voor de toekomst waren
niet best. had de dokter gezegd, zij
had een ziekte, waarvan de men
schen maar zelden genazen. Er wa
ren ook niet vele kronen, die Torger
mee thuis gebracht had, het meeste
had hij al vooruit aan Lisa Malle
en de kinderen gestuurd, en het
beetje, dat hij nog had, was gauw
opde zieke moest toch ook wat be
ter eten hébben, en de dokter en de
medicijnen kostten ook veel geld.
Toen Februari ten einde liep,
stond de nood! voor de deur, het geld
was op en crediet wilde men hun
niet langer geven. Nu lag Lisa Ma
lie reeds twaalf weken lang, en de
krachten namen steeds meer af. Wat
moest daarvan worden? Waar zou
bij het geld vandaan halen? Als hij
zich maar ergens kon laten aan
monsteren, zoodat hij geld vooruit
kreeg...
Door een gelukkig toeval werd hij
juist in die dagen aangemonsterd.
Kapitein Salvesen van de „Colum
bus", die nu eerst was binnengeko
men, moest 'n vracht ijs naar de
Middellandsche Zee brengen, en wil
de nu dadelijk weer uitvaren. Ineen
oogenblik was alles gebeurd, en eer
Torger Tanger het recht wist of be
greep, zat hij op een schip, waar
heen Mj zijn kist met goed had ge
bracht
D© „Columbus" lag buiten bij den
hoop ijs. Morgen, als de dag aan
brak, zou zij naar buiten worden ge
sleept en onder zeil gaan. Torger
Tanger had op dien laatsten avond
nog eenmaal naar huis mogen gaan.
en nu zat hij op den houten stoel
voor het bed van Lisa Marie.
Zoo moe als vanavond was ze nog
nooit geweestzij kon nauwelijks
spreken, zag slechts van tijd tot tijd
naar hem op en knikte zwak met 't
hoofd. Het was zoo stil in de kamer.
De jongen sliep in het bed er
naast en de dochter zat stil bij do
kachel en knikte met het hoofd. Een
paar maal stond zij op. sloop op de
teenen naar het bed en vroeg, of zij
J e moet nu zeker aan boord
vroeg ze met moede stem.
Toen dacht hij er aan, dat hij niet
langer mocht blijven. Hij boog zich
over haar en nam afscheid.
- Je moet nu zien, dat je gauw
weer gezond wordt, zei hij.
Zij keek hean aan en schudde
zacht met het hoofd, terwijl haar
oogen zich weer met tranen vulden.
Toen weende Torger. Hij knielde
naast .het bed' neer en snikte als
een kind. Zoo lag hij een heelentijd
en hield de hand van Lisa Marie om
klemd.
Ten slotte hoorde hij haai* heel
zacht fluisteren
Moet je niet aan boord gaan
Hij was reeds buiten de deur en
reeds op weg naar het schip gegaan,
maar hij was weer naar binnen ge
gaan. had nogmaals den arm om
haai- hals geslagen.
Nu stond hij buiten en hield de
dochter bij de hand en sprak lang
en zacht met haar.
Geef dus goed acht, als de bark
in den morgen naai* buiten ge
sleept wordt, zei hij tot haar, dan
ga jij naar de landtong en probeert
mij een teeken te geven, hoe het met
haar is...
Vroeg- in den morgen werd dé „Co
lumbus" naar de zee gesleept. Aan
de verschansing stond Torger Tan
ger en keek naar de landtong. Daar
stonden zijn beide kinderen, de jon
gen zoowel als het meisje. Maar dat
beiden nu van de moeder waren weg
gegaan... Lieve hemel, daar stonden
ze hand aan hand, en de jongen
hield de muts voor 't gezicht en
weende. Ja, was het dan afgeloopen
met Lisa Marie
De „Columbus" ging onder zeil
en aan boord ging alles zijn gewo
nen gang. Torger deed zijn werk en
rekende intussehen in stilte uit, hoe
lang het nog kon duren, voor zij in
de haven aan de Middellandsche
Zee kwamen, waar hij den brief kon
vinden die hem bericht gaf. of het
nu werkelijk voorbij was met Lisa
Marie
De geweigerde
Begenadiging
MaiLbum, gouverneur van den staat
Illinois, liet de krant vallen, leunde
befhagelijk achterover in zijn leuning
stoel en zag door de geopende deur
van zijn boekenkamer op het groote
grasveld van het park naar zijn vier
jarig dochtertje, dat daar lustig rond
rolde.
Eene oude vrouw wildé u gaarne
spreken, meldde Hepkens, de oude
dienstknecht.
Laat haar binnenkomen.
Een zeer zindelijk, maar axm ge-
kleéde oude vrouw trippelde de kamer
in. Toen zij tegenover den gouverneur
stond, maakte zij eene stijve buiging
en zeide schuchter
Spreekt uwe Excellentie Duitsch?
Ik versta het, maar spreek liever
Engelsch, als gij kunt. Maai* bij de
eerste woorden der anno vrouw, die
uiterst gebroken Engelsch sprak, zei-
de hij welwillendSpreek maar lie
ver Duitsch, goede vrouw. Tegelijk
stond hij op en riep in een zijkamer
Anna, hebt gij even tijd, mij tot tolk
te dienen
Gaarne, klonk hiet terug, en de
vrouw van den gouverneur trad bin
nen.
Mijne vrouwstelde de gouver
neur voor en' zag toen vragend naar
de grijze vrouw, welker rimpelig ge
zicht duidelijk de sporen droeg van
kommer en arbeid.
En ik ik ben de moedei* van
Frits Janzen, zeide zij en richtte toen
hare trouwe oogen in uiterste span
ning nu eens op den gouverneur en
dan weder op zijne vrouw.
De moeder van Frits Janzen, lier-
haalden beiden, met het diepste me
delijden.
De vrouw boog weder en eene on
uitsprekelijke droefheid lag in hare
oogen.
Ja, mevrouw, ik kom Zijne Ex
cellentie met aandrang smeeken, dat
hij van zijn voorrecht gebruik zou
maken en mijn e enigen zoon zou be
genadigen.
Dat is nog erger dan een verzoek
om een betrekking, zeide die gouver
neur zacht tot zijne vrouwdaarna
wendde hij zich tot de oude Vrouw
Janzen, gij weet, dat uw zoon ter
dood veroordeeld is, omdat hij zijn
bruid Lena
Greta, Excellentie, zij heet Greta,
onderbrak de vrouw hean haastig.
Ziet gij, kranten hebben het -taisch
bericht en God weet, hoeveel daarbij
nog.
Dus omdat hij zijne bruid Greta
vermoord heefthet onderzoek is zoo
nauwkeurig mogelijk geleid, maar
alle bewijzen spreken tegen hem en
zijne veroordeeling was eenstemmig.
Ik kanv ik mag hem niet begenadigen.
De oude vrouw vouwde hare ruwe
handen en wendde zich naar dé vrouw
van den gouverneur.
Ach, mevrouw, geloof mij, het is
eene gruwelijke dwaling; mijn Frits
is geen moordenaar en wie kan dit
beter weten dan zijn moeder. Van ze
ven kinderen heeft God mij dezen
gelaten. Zijn vader was tim
merman in Munchen, daar vied liij van
een steiger, kwetste zich hevig en
leefde nog tien jaren, zijne zieken
kamer nooit verlatend. Kort daarop
stierven vijf mijmer kinderen, alleen
Fiits bleef mij overzonder hem was
i!k dien zwaren tijd nooit doorgeko
men. Gij hadt moeten zien, hoe hij
zijn vader, zijne broeders en zusters
oppaste, terwijl ik iets moest gaan
verdienen, hij deed alles in huis en
daarbij was hij de beste op school en
de lieveling van zijn leeraar. Frits
was zestien jaren, toen mijn man
stierfdag en nacht werkte bij en
altijd gaf hij mij zijn volle loon, zon
der bet minste voor zich te behouden.
Ik kan u niet zeggen, hoe goed hij
was.
En waar leei'de uw zoon
bruid kermen vroeg de vrouw
den gouverneur.
Dat ging zoo. Wij woonden
hare moeder, eene arme bloéma
maakster, in een gang. Greta was vi
jaar jonger dan Frits. Op zekeren da
kwam liet meisje in onze kamer vil
gen en zeidte, dat hare moeder in o
macht was gevallen. Ik ging- er ha?
en vond een lijk. De menschen in
dachten: Nu moet de arme Gres
naar het weeshuis, daar zij mieman
meer op de wereld heeft. Maar mij
Frits zeide Laten wij haar als mijn
zuster opnemen, zij zal de helft va
mijn brood hebben. Zoo kwam zij b
onsspoedig daarna schreef mij
broeder uit Amerika, dat wij bij hei
zouden komen wij hebben het ge
daan, Frits hielp hem flink in lie
werk en ik en Greta dieden goed mede
Wij wilden sparen-, om dan zelf een
boerderij te' koo-pen. Om meer te vet
dienen, zocht Greta in de naaste sla
een diensthaar loon bracht zij thui
en daarvoor koóht ik voor haar he
noodige en het overige werd opge
Epaard. Toen wij reeds dicht bi- om
•diqel waren, mislukte de oogst' vai
mijn broeder en wij leenden hem on
gespaard geld. Frits ging mi ooi
naai* de stad en daar werden zij vex
loofd. Voor eenige maanden moést hi
op reis naai- eene verre stad en loei
ik gedurende drie weken niets vai
hem gehoord had. werd ik angstig ei
liet ik door een kennis zelf kan
het niet aan Greta sclirijven ei
ook van haar kreeg ik geen antwoord
Eergisteren nu gaf iemand aan miji
broeder een courant, waarin stond
dat mijn Frits tweo maanden geledei
zijn bruid had omgebracht en dat
niemand wist vanwaar hij was. om
dat hij hardnekkig weigert iets var
zijn afkomst te zeggen en dat hij (ei
dood was veroordeeld.
Zij Meld even op ear begon toen we
der
Toen ik dit hoorde, ging ik ter
stond op weg en daar ik den trein
miste, ben ik te voet van de Egmond-
hoeve hierheen gekomen.
Maar dat is meer dan zes uren!
riep de dame uit
Ja, mevrouw. Geloof mij, Ex-I
cellentie, mijn Frits is onschuldig
maak van uw recht van gratie ge-j
bruik, gij zult zien. dat hij ndet on
dankbaar is.
De gouverneur was in een pijnlij
ken toestond hij was getroffen, maar
hij kon niet toegeven, ook de bede
zijner vrouw haalde hem niet over.
Ei* is niet de minste twijfel aan zijn
schuld mogelijkde feiten sproken te
duidelijk. Daarbij hebben wij meteen
hardnekkigen misdadiger te doen de
arme moeder kent hom slechts als
braaf en goed, maar in de stad is hij
bedorven en wel zoo, dat het plicht is,
de maatschappij van hem te bevrij
den. Hem uit medeilijidten met zijne
moeder te begenadigen, is in strijd
met mijn plicht.
Mevrouw Malbum deelde, dooi-nood
gedwongen, liet treurig besluit aan d'e
oude vrouw mede.
Gij kunt dus niets voor mij doen.
vroeg deze met gebroken stem en zij
richtte laare diepe, treurige oogen
smeekend naar Malburn op.
Hij sloeg de oogen neder en stol- j
terde:
Ik betreur het hét doet mij I
leed maar er is geen hoop.
Geen hoop, herhaalde zij toon-l
loos, en mijn Frits moet
Zij wankelde en zou gevallen zijn,
als de gouverneur haar niet snel had
opgevangen. Hij liet haar wat wijn
drinken en toen zeide zij
Ik zal dan maar gaan, ik moet.
mijn armen jongen nog even zien.
Ik zal u een toegangsbewijs ge
ven voor den gevangenisbewaarder.
Hij schreef haastig een briefje en
na dit in een omslag gedaan te heb
ben, deed hij het met een bankbiljet
in een tweeden omélag. Dit reikte
hij aan de ongelukkige moeder des
moordenaars over, die nu zonder een
woord' te spreken naai' de deur wag
gelde.
Arme vrouwriep Anna. met
tranen in de oogen.
Als zij mij ten minste maar een
verwijt gedaan had, zeide de gouver
neur, maar die oogopslag zal ik nooit
vergeten.
Do arme vrouw ging de straat op
en Anna. zag door het venster haar
eene kerk binnengaan.
Gouverneur Malburn vond nergens
rust, overal vervolgde hem de ver
twijfelende, smartelijke blik der moe
der van den moordenaar. Tot zijn ge
luk moest hij spoedig een dienstreis
ondernemen.
Op den dag van zijn terugkeer zat
hij met zijne vrouw in de bibliotheek;
zijne oogen richtten zich op een cou
rant, die op de taf él lagAnna be
merkte dit en zeide treurig
Er staat een bericht in vanJan-
zen's einde gisteren is hij ter dood
gebracht.
Diepe stilteMalburn zag naar het
helvlarnmend vuur, zijn vrouw wisch-
te een traan uit haar oogen-.
Daar vermeldde Hespen-s
Gouverneur, die oudle vro-uw, die
kort geled'en luier geweest is, wenscht
u nog eens te sproken.
Malburn verbleekte, maar liet'haar
toch terstond birmenkouïen.
En zij kwam binnen, maar niet
alleen achter haar liep een krachtige
jonge man. die het uitzicht had van
een genaturalïseerdén Amerikaan. De
gouverneur durfde eearst niet opzien,
maar toen de oude vrouw met trots
zeide„Excellentie, hier breng :k
mijnen lieven Frits", sprong hij ver
baasd op.
WatUw Frits riepen Malburn
en zijn vrouw tegelijk uit.
Ja, héb ik u niet gezegd, dat
mijn Frits geen moordenaar is? Ik
ging n-aar de gevangenis en vond
daar een mij geheel vréémd persoon.
Hij heet ook Frits Janzen, en heeft
zijn bruid Lena vermoord. Mijn Frits
was in Canada, heeft daar veel geld
verdiend en Greta leeft ook en heeft
mij verklaard, dat zij mijn brief niet
ontvangen had. Ik breng Uwe Excel
lentie het bankbiljet terug, maar ik
smeek u. Frits toe te staan', een an
deren naam te voeren. Hij moet niét
heeten aJs eon gerechtigd moorde
naar.
De krachtige jonge man met zijn
trouwhartige oogen moest nu veel
van zijn oponthoud in Canada ver
téllen en vroeg ook om naamsveran
dering.
De gouverneur stond dit toe en
koos zélf den naam „Trouwhart" voor
hem uit.
Maar het geld kan ik niet terug
nemen, zeide hij.
Het is ons bruidsgeschenk voor