RUBRIEK VOOR ONZE JEUGD. Raadsels (Deze raadsels zijn alle ingezonden door jongens en meisjes, die ,,Voor Onze Jeugd" lezen. De namen van de kinderen, die vóór Donderdagmor gen oplossingen zenden, worden in liet volgend nummer bekend ge maakt). 1. (Ingezonden door Gretha Kuiper). Wie kent wel een kabouterman, Die u den toegang openen kan Tot kasten, huizen, steden Door een klein gaatje kruipt hij rond Dan opent zich de deur terstond En gij kunt binnentreden 2. (Ingezonden door Trijntje Frö lich.) Ik ben een voorwerp, dat in den mond gestoken wordt, wanneer het gebruikt wordt. Keert men mij om, dan blijf ik hetzelfde. 8. (Ingezonden door Jo Ploeg.) Met mijn eerste naait men Mijn tweede is een stadsgedeelte; Mijn geheel is een dorpje in Zuid- Holland. 4. (Ingezonden door Kniertje Stam.) Zoek uit ondorstaairtden zin oen begraven bloem. Marie zong alle liedjes, die zij kende. 6. (Ingezonden door Anton Koomen.) Met een 1 ben ik moe Met een b vindt men mij in elk bosch Met een r drinkt men mij Zonder iets ben ik een bloedver want. 6. (Ingezonden door Jacob Frank fort.) Wat maakt ge uit onderstaande letters dogacthuer 7. (Ingezonden door Herman Vogel sang.) Wanneer staat de Keizer op één been 8. (Ingezonden door Roelof Bei- nema.) Mijn geheel bestaat uit negen let ters en vindt men op school. 3 6 9 is niet droog. 5 2 is een meisjesnaam. 4 7 5 vindt men op het huis. 4 7 1 is laag. 8 2 9 is een knaagdier. 9 2 6 1 spreekt men. 9. (Ingezonden door Mien Uiten- daal.) Nu oud dan weder jong, dan oud. Dan diep ellendig, dan vol goud. Dan zeer gewichtig dan weer gering. Soms bedelaar soms hoveling. 10. (Ingezonden door Leonard Ger- meraad.) Wie leest altijd in de open lucht Raadseloplossingen De oplossingen >van de raadsels der vorige week zijn 1. Coomhertstraat. 2. De Kookkunst. 3. Wat eeN OORD WIJ Kunnen hier niet langer blijven. 4. IJs. 5. Rubriek voor onze Jeugd. 6. De koffie. 7. Tol. Lot. 8. Een kater. 9. Dambord. 10. Prins Hendrikkade. Goede oplossingen ontving ik de ze week van Margaretha Kuiper 6, Dirk Her schee 9, Harri en Anna van der Horst 4, Gijsbertus Seubring 8, An ton Koomen 7, Jo vian den Oosterkamp 5, Jacobus ter Haak 9, Hendrika Nagelhout 8, Wini Germeraad 10, Roelof Bemema 9, Marie vaai Zutphen 9, Gerard Hek- kelmain 9, Hendrik Groeneveld 8, Wil lem Smits 9. Johanines Stoelman 7, Ilennie Robin 8, "Anna van Zutphen 9, Leonard Germeraad 10, Heintje en Isaac Brandon 7, Kniertje Stam 7, Betsy Frölich 9, Lena Bos 1, Hendrik Smits 8, Truus Staal 10, Dirk Boeré 9, Mina, Robin 8, Gerda Groeneveld 8, Alida de Blazer 8, Trijntje Frölich 9. Eduard Boeré 9, Age Beinema 9. Een Paaschverrassing (Bekroond bij de verhaaltjeswed- strijd.) 't Is rustig in de kamer, Want Nelly, Wim en Broei*, Die zijn met Broertjes blokken Aan 't bouwen op den vloer. Mama zit wat te naaien, Ze kijkt haar drietal aan, Dat zich wat gaat vervelen. Nu het niet uit kan gaan. Daar wordt gebeld Zus Nelly Gaat kijken, wie er is, ,,'k Geloof, de post", zoo roept ze, „Een pakOf 'k heb 'het mis „Een pak, is 't heusch?" vraagt Willem, „Van wie zou dat wel zijn Juist brengt de meid het binnen, En 't is zoowaar niet klein Daar staat (het nu op tafel, Het pas gekomen pak, Mama bekijkt den stempel En 't monogram op 't lak. ..Van Oom, dat wil ik wedden", Zegt Willem heel beslist, „Dat heb je goed geraden Want van Oom Willem is 't." „Wat zit er in vraagt Broertje, Alsof Ma dat aJ weet „Toe, kijkt U gauw", vleit Nelly, „De schaar ligt al gereed." Wat zijn jullie nieuwsgierig Plaagt Ma „nu, opgelet. Daar gaat het, hoor!" en 't schaartje Wordt in het touw gezet. Zes oogen kijken glinsterend En vol verwachting toe. Broer vraagt zelfs: ..Zit Oom Willem Nu ook in 't pakje, Moe?" Nel ligt haast op de tafel, Ze zucht van puur plezier, En Ma ontdoet het pakje Van touwtjes en papier. Een doos... wat zou het wezen? Gauw 't deksel weggedaan „Een groote doos vol eitjes", Zegt Moeder, ..kijk eens aan I" „Gewone, van de kippen?" Vraagt Wim verbaasd, „hé ja, Voor wie zou Oom die sturen, Toch niet voor ons, wel Ma?" „Nu, kijk maar eens", zegt Moeder, „Oom schrijft er zelf nog bij „Dit pakje is voor Willem. „Zus Nel en Broer, van mij." Maar Nel roept :^„Met die eitjes Heeft Oom ons bij den neus, Er rit wat anders onder. Komt U maar kijken. 'Heusch 1 Ik voel hier in het hoekje Iets hards in vloei verstopt; Oom heeft ons om te plagen Dus zeker zoo gefopt 'k Geloof, dat je gelijk hebt", Zegt Ma, „we zullen zien, Haal maar eens vlug een mandje." En na een tel of tien Zijn eieren en houtwol Daarin gedaan door Ma, En roepen Wim en Nelly „Voor ieder één, hoera En ja, drie leuke haasjes (Van chocola, wat eoht Zijn op een heel zacht bedje Van vloeipapier gelegd. Ik had het toch geraden Die lieve Oom", zegt Nel, „En komt er nog wat, Maatje?" Ma lacht en zegt„Jawel I" Elk krijgt nu nog een Paasch-ei Van mooi gekleurd fluweel. Gevuld met chocolaadjes. Ma vindt het veel te veel Maar Willem, Broer en Nelly Zijn in hun nopjes hoor Broer zegt: .Als Oom wil komen, Dan pak ik hem ar voor Wim neemt zich voor te schrijven Hoe leuk hij alles vindt, En Nelly juichtZóó'n Oompje Heeft vast niet ieder kind Een heerlijke avond (Bekroond verhaaltje). Het is vier uuir en wij komen uit school. Zoo-dra w e zijin thuis gekomen komt kleine Jan, die pas zijn middag slaapje heeft gedaan, naar ons toe. „Ik heb eau groot geheim, Alida en Mart", zegt hij, „en je mag het ook weten. Er is vanmiddag een groot pak gekomen, dat is gekomen ii.it. Indfiö. van... Vader! Heerlijk, hè?" „Waar is Moeder roepen Mart en ik tegelijk. „Moeder is uit", zegt Iele ine Jan. met een bedrukt gezichtje. „Kom", zegt Mart, „we zullen gauw ons huiswerk maken, dat liet klaar is vóór Moeder thuis komt. Mis schien mogen we dan. vóór dat we naar bed gaan. het pak samen open maken. want ik kan niet tot morgen wachtetn." „Nu, ik ga gauw mijn huiswerk snaken", roep ik, en Mart begint rnet zijn thema. Spoedig is alles klaar en net aRwe de trap afvliegen, roept kleine -Jan, die op clen uitkijk staat ..Daar komt Moeder!" Dadelijk vertelt Jantje aan Moeder die heit nog niet weef. dat het pak is gekomen. Moeder 'S niet minder nieuwsgierig dan wij, om wat van Va der te hooren. die in Tndië en zoo ver van ons weg is. Het is nu etenstijd, en we gaan gauw- eten. We verlangen naar het oogenblik, dat Moedter zal zeggen ..Zet nu maar eens hot pak op ta fel. dian zullen- we het samen open maken." Eindelijk is dat oogenMik daar en we verdringen elkaar om het pak op tafel te zetten. Nu staat het er. Moe- dier krijgt eene schaar. Jantje wil eerst alles van die lakken weten, om later ook zulke mooie gladde zegels te kunnen maken. Eindelijk zijn de touwen losgemaakt. Xu het papier, dat gaat er af maar daar is alweer een papier. Nu dit er ook af is, zien wij allen een groote doos. Ik mag e.r dén deksel afnemen. Nu zien we een aantal kleine pakjes en op elk pakje staat een naam. Op het eerste staat met groote letters, die we dadelijk als Vader's schrift her kennen „Alida". Ik neem vol vreugde het pakje en maak liet open. En wat houd ik nu in de hoogte Een klein poppetje, dat, zooals Vader tot verklaring in een brief er bij schrijft, een afgod is, waar voor de inlanders veel eerbied heb ben. Het pakje voor Mart is met een M. gemerkt en er zit, een mooi Riek fai. zooals hij al zoo dikwijls heeft ver langd. Het handelt over avonturen met leeuwen en over tijger jachten. Kleine Jan. die nu zijn pakje uit de doos mag nemen, vin dit, als het papier er af is, een heel klein opgezet aapje, dat Vader zelf voor zijn kleinen Jan heeft geschoten. „Dat, is het mooiste cadeau zegt hij. Nu Moeder haai* pakje heeft uitge pakt, vindt zij een mooion waaier, die door iedereen wordt bewonderd. Eindelijk vindt Jan nog een brief, die aan ons alle vier geadresseerd is. Na dén brief te hebben hooien voor lezen. gaan w ij naar bed. In geen tijd hebben we zulk een heerlijken avond gehad Brievenbus Een onbekend inzendertje. Daar vind ik nu heusch een losse kleur plaat in de bus, gekleurd en wel, maar zonder naam op den achter kant. Hoe moet ik nu raden van wie die inzending komt? Schrijf het maar gauw. dan zal ik voor dezen keer je naam er nog wel op zetten H e n d r i k a N. Allereerst zullen we vandaag beginnen met Hendriek- je een heel gelukkig jaar toe te wen- schen Jammer, dat ik een paar da gen te laat ben met mijn felicitatie, maar ik meen het toch heusch even goed alsof het de dag zelf was Maak nu maar, dat je van 't jaar in alle mogelijke dingen erg knap wordtHeb je Donderdag veel ple zier gehad G ij s b e r t u s S. 't Komt er nu dus niet meer op aan of alle cou ranten wegraken Jij hebt je plaatje uitgeknipt en gaat nu maar flink aan 't kleuren 't Is zeker net een werkje naar je zin, niet? Ik hoop, dat 't erg mooi uitvalt Anton K. Anton vindt het zoo „leuk" als er een briefje voor hem in de courant staat, dus we zullen maar weer eens goed op hean zijn. En 'k had van de week een plaatsje voor een van je raadsels ook Je nieuwe raadsels zijn ook mooi be dacht. Ferm. dat je de winners de prijzen niet misgundeHoe vind je de bekroonde inzendingen H a r r i e en Anna van der H. Wel, wel. wat zal dat verleden week een drukte geweest zijn met het feest van Vader en Moeder Jullie hebt ze ker erg veel pret gemaakt, is 'tm'et? Natuurlijk mag Anna ook meedoen en zoodra ik plaats heb, zal ik jul lie raadsels plaatsen. Waar zijn jul lie tweetjes op school Dirk H. Je mag ook wel raadsels inzenden, Dirkje, maar dit kan ik niet plaatsen, want het heeft al eens in onze rubriek gestaan. Bedenk nog maar eens wat anders Zijn Dirk B. en jij nu samen aan het oplossen, of doen jullie 't allebei alleen Gretha K. Nee. Greetje ik vind je niets brutaal hoor, en ik wil ook wel doen wat je vraagt. Breng je album maar eens hier, en vertel me nog eens even hoe oud je nu eigen lijk bent geworden tien jaar im mers? Je moet me maar niet dom vinden, omdat ik dat vergeten ben 1 Je raadsel is heel mooiheb je dat alleen bedacht Jammer, dat je geen kleurdoos hebtheb je geen gekleur de krijtjes ook A. Mars. Ja, zeker mag je ook mee doen maar dan wil ik toch wel graag- van je weten of je een jongen of een meisje bent. Vertel je dat eens Die kleurwedstrijd bevalt je zeker goed, hè Truus St. Nu. Truus, je zult ze ker wel erg in je schik zijn met je prijs en daar heb je gelijk in ook 't Kwam mooi uit. dat ik net nog thuis was toen je kwam als je vijf minu ten later geweest was, had je me niet meer gevonden! Bevalt liet boek je goed? Jij bent ook een leuke met de letterraadselsZoo prettig om te bedenken maar vervelend om op te lossern Ik zal 't onthouden hoor Je raadsel is goed 1 i a* k en E d u a r d B. Daar heb ben we Eduard dus ook .Ja, nu moe ten we toch zorgen, dat jullie van daag vooraan in de Brievenbus een plaatsje vindt, wat /.eg jullie? Je mag liet plaatje net zoo kleuren als je zelf wilt, doe het maar zooals je het zelf het mooiste vindtHoudt Eduard even veel van raadsels oplos sen ails Dirk Marie Gr. Ik ben blij, datCoriin; vaai Elten al dadelijk zooii goed vriendinnetje van je is geworden 'k ben ook erg op haar gesteldWat maken we de jongens en meisjes nu nieuwsgierig met zoo'n geheimzinnig iemand", dank je ook niet Wat had ik een pret om die kleine Mi entje, die het flesclije Eau de Cologne veel liever zelf had wijlen houden Zoo'n kleine peuter Wat zal die kamer vol bloemen gezellig geweest zijn! Als even gezellig was als jouw brief, was 't in ieder geval heel leuk Jacobus ter II. .Moeilijk om te kleunen! Nu, dat is niets, dat zal langzamerhaaid wel beier gaan, want al doende leert- men", weet je wel Heerlijk, dat jullie nog lang mee zuil doen! Iloe oud is Marietje? Zij volgt zeker op jou. is 't. niet? Nu, met al die zusjes en broertjes zal er nogal wat te doen zijn Maken jullie niet erg veel drukte als je allemaal bij elkaar bent? Lena B. Er stond ouder een van de briefjes geen naam, en toon heb ik maar geraden, dat 't van Lena kwam; is dat niet zoo? En begrijp je nu ook, hoe ik dat zoo mooi raden kan Jammer, dat je nu niet mee kunt doen aan dezen kleui*wedstrijd Ik zal eens probeer on of ik daar niets op bedenken kan Age B. Nu, die tachtigjarige ooi- log was ook net iets voor jou, dus k kan me best begrijpen, dat je het een mooi boek vindtZit je 's avonds dik wijls te teekenen Ik ben benieuwd ie zien wat jullie van de kleurplaatjes maakt Nelly de M. Ik zal je een andere Kindercourant sturen. Nel. dan heb je weer wat te lezen: Zoo'n Kinder courant lees je maar niet in één dag uit. hè? Ja. de letterraadsels, die ik nog van je heb, zal ik plaatsen, maar dan is het onherroepelijk uit, hoor Heb je Marie's prijs al gezien Pret tig, dat jullie zooveel plezier hebt geli ad met domineer en Jij bent maar blij met zoo'n prettige visite, Ls het n-ielt Zeg, Nel, vertél je me weer eens iets over „liet"? Herman en Ali V. O, jongens wat was diat een straf voor jullie Ge lukkig maar, dat. de twee maanden nu om zijn, en alles dus weer is zooaJs vroeger, behalve dat er nu niet meer gekibbeld wordt! Ik was heusch al bang, dat jullie onze rubriek ging ver geten, en ik ben erg blij, dat ik me zoo vergist heb! Nu tnaar weer flink meegedaan, hè Dag, hoor. en denk aa.n de belofte Kniertje St. Zoo, Kniertje, ben jij verleden w*eek uit geweest Jij treft het, hoorEn zeker flink pret gemaakt ook En wat zeg je er nu wel van, dat je raadsel vandaag 'n de courant staat Ben je daar niet blij om? Ik vind het heel goed. dat Bert us ook meedoet aan den kleur wedstrijd. Ik hoop, dat 't plaatje heel mooi zal worden Anna van D. Wel, wél, kan die kleine Annie al een t-lieekleedje ma ken Dat had ik niet gedacht, hoor Nelly de M. woont in de Ruichaver- straat, hoek Brouwerskade. Prettig dat de poesjes zoo goed groeien Hoe heeten ze nu, of heb je nog altijd geen namen voor ze bedacht Roelof B. Ook aJ zoo ongelukkig geen kleurdoos te bezittenNu, ik beloof je, ik zal probeeren er wat op te bedenken. Je houdt zeker veel van Aardrijkskunde, is 'tndet Heb je den atlas al in gebruik gesteld C a t h a i* i n n K. Had je den brief vergeten Wel, Calrientje, hoe is dat mogelijkZoo zie je al weer. ..de beste breister" Of ken je dat spreekwoord niet Je er kwaad om aankijken? Nu, dat weet je toch wel beter, hoe zou ik jou nu ooit kwaad kunnen aankijken Wat zal die Zon dag voor jou een prettig dagje zijn geweestMaar waarom vind je liet in Haarlem nu toch zoov eel prettiger om te wonen Wat heb je weer veel te handwerken Schiet je al op Gerard II. Zoo, Gerard kon je wel ophouden met lozen, toen je aan „Twee echte jongens" bezig was Nu ben ik benieuwd of het tweede plaatje mooier uitvalt Je raadsel is goed en als het aan de beurt is, zal ik 'net in de Courant zetten De groeten -voor Moe en voor jezelf J o v. d. U. Heb jo Moeder zoo voor 't ia-pje gehouden Nu, ik hoop maar, dial Moodier niet se 1 mikte, teen je met zoo'n akelige boodschap aan kwam Maar waarom heb je me dat Woensdag niet verteld, zeg? Dan had ik jo toen mondeling eens echt fees telijk klimmen, felicateerem Nu moet het maai* schiftelijk Vind je het geen heerlijk gevoel om nu in de zesde klas te zitten M a. i* i t j e s. Marietjés inzending Ls goed bij mij aangekomen en ik herimnor mij Marietje ook nog best Heb je niet nog een kleiner zusje ook, of heb ik liet nu eens glad mis Ik vind, dat je erg netjes schrijft Betsy van Nu. Bets, weet je wat Je mag mij ook plagen Een keer mag je, en dan mag je me net zoo hard plagen als je wiltZeg nu eens dat ik niet goed op jo hou Dan beloof ik jo. dat ik ook niet kwaad zal worden Aan den wedstrijd doe je dan een v olgenden keer maar weer eens mee, dat is niet erg De groeten voor To-lje en voor jou H e n d r i k on Gerda G r. O, Ger da, wat heb jij mooie raadsels be dacht Maar weet je wat nu het gek ste is Dat ik uit ieder woord, dat je opnoemt, nog meer dierennamen kan maken ra, ra, wat is dat Laat je maar niet uitlachen, hoor, on be denk wat anders Fin heeft Hendrik nu zelf een fiets Jongen, wat heb je dat gauw geleerd, eai wat zal je je zelf gewichtig vindon, als je daar per fiets den brief komt brengenDat gaat nog eens vlug, hè Marie en A n na va n Z. Een raadseltje missen ïs gelukkig niet veel, en ik vind dat jullie Itramiig ge raden héblMarie's raadsel is goed, (gelukkig dat het geen letterraadsel is!) Wie van jullie tweetjes is het eer ste plaatje nu aan 't kleuren, en wo-rdt liet mooi He nny en Mina 1\. Henny's raad sel 's good, Mina. mog »o£f oom an-ders bedenken, want dit vind ik niet zoo heel geschikt. Ik noem jullie nu ook maar Henny on Mina; dat is veel gezelliger, vind je niet Annie S. Is broertje wel eens wat knorrig Nu, dat zal wel overgaan hij is ook nog zoo klein, hè Ik vind het niet heel erg, dat je dezen keer geen postpapier gebruikt hebtJe raadsel heeft al eens in onze rubriek gestaan, dus dat gaat nietMaak jij nu maar dat je dezen keer mooie vaasjes verdient Hendrika N. Twee briefjes op één keerHet is wel wat ergMaar ik moe-t je toch nog even vertellen, dat ik mezelf erg dom vind, omdat ik je IieeLemaal niet gezien heb! Ik vind het heel jammer! Wil ik je nu voort aan ook maai* Rika noemen? M. C. VAN DOORN. Gaieta, zeiidie zijne vrouw hierop. Toen moeder en zoon de kamer ver laten hadden, zeide Anna vol vreug de Ziet gij wél, dalt ik gelijk had, dat de zoon van zulk een moeder geen moordenaar kon zijn. En ik ook, antwoordde Malburn lachend, dat ik Frits Janzen liet op hangen KOLENDIEFSTAL TE ROTTERDAM. De schrijver van „Onder de Men- schen" in de „N. R. Crt." is over de kolendiefstallen op het Katendrecht- sche emplacement nog niet uitge praat, Hij geeft van de brutaliteit, waarmede ze worden uitgevoerd, nog enkele droevige staaltjes. „De vorige week reed een klein meisje haar nog zuigende zusje inden kinderwagen langs een kolentrein. Telkens nam zij kolen van een wag gon, borg die in den bak van 't wa gentje, legde het kind er over heen, tot 't wichtje werd aangehouden, en naar moeder gebracht. Maar die wist warempeltjes nergens van. „Jongens, die het zakje verdacht ■vinden, dragen nu veelal een biscuit- blik, zooals de ltruideniersjongens wel voor hun boodschappen bezigen, op den schouder, om kolen te stelen. An deren stoppen ze in hun kiel, dat het overtuiigingsstu'kken regent aJs ze achterna gezet worden. Verleden werd er een jongetje van 'n jaar of tien aangehouden, die vaders overjas aan had. De mouwen en de panden sleep ten hem na. Maar de veelbelovende zoon had er de zakken uitgescheurd en zoo die heele ruimte tusschen stof en voering „doorloopend crediet" volgestort met- misschien wel een mud kolen, dat de jas als een baal om hem heen hing... en hem verra derlijk belemmerde in de vlucht. Anderen weer zijn voorzichtig en spaarzaam. Vinden zij een kans, om meer van een wagen te lossen dan zij aanvankelijk kunnen vervoeren, dan slaan zij de rest op in kuilen in den grond, die weer bedriegelijk dichtge maakt worden. Zoo zijn er i*i den Billedijk en aan de „Bazalt" (tus schen den mond van de Maashaven en de Tweede Katendrechtsche haven) van die ondergrondsche bergplaatsen met een paar mud steenkool gevon den." Of er dan geen bewaking is? Zeer zeker, maar het aantal bewakers is onvoldoende, hoewel hun waakzaam heid hoven allen lof verheven is. „De politie maakte in den laatsten tijd een aantal arrestanten de wa kers krijgen dagelijks jongens te pakken, wie ze de eerste malen hun kolen afnemen en na een gevoelige vermaning naai1 moeder sturen. Haar gaan zij vervolgens op de hoogte stel len van het geval. En pas na her haalde waarschuwingen brengen ook zij de beroepsdiefjes naar den post, die zij op heeterdaad kunnen betrap pen. „Doch, zooaJs ik onlangs al uit den mond van een politieagent bij het Sluisje opschreefals zij een jongen durven te .grijpen, krijgen ze de buurt aan den hals. En er is waarlijk moed noodig om hier dan toch op te treden. Agenten en wakers worden bij een aanhouding van/alle kanten met stee- nen bestookt. De wachten staan dag en nacht aan mishandeling bloot, worden uit hoeken en gaten bekogeld met projectielen, en uitgejouwd, waar ze zich vertoonen, door groot en klein, Jongens, tegen wie vandaag proces verbaal opgemaakt is, trekken er trouwens morgen tóch weer met het zakje op uit." Soms worden de dieven verschalkt. „Eens hadden acht man op den grooten waaier een waggon met vijf tien ton kolen leeggestolen. Maar er werd een vermakelijke list bedacht om de dieven te ontdekken. Den vol genden nacht toch werd er op dezelf de plek een waggon pik onbeheerd neergezet, waarvan reeds lang de be stemming was verdwenen. Dezelfde kerels kwamen terug, zagen de pik aan voor kostelijke cannal-kooltjes en maakten eveneens den ganschen voor raad buit. Den volgenden morgen werd er in verschillende woningen een inval gedaan, en jawel hoor, nij de verdachten droop reeds de pik uit de kachel over den vloer. Maar zei mijn zegsman de toestand in die gezinnen was te armzalig om de man nen te vervolgen." Zulke toestanden schreien om ver betering en liet is maar goed dat de schrijver eens op deze wonde den vin ger legt. Het moreele belang van de Katendrechtsche jeugd vraagt er even dringend om als de reputatie der Rot- terdamsche haven. DE LOTGEVALLEN VAN EEN „LASTIGEN VREEMDELING". Den 17en April, 's morgens vroeg, toen ik nog te bed lag, kreeg ik een schrijven van den Berlijnschen „Po- lizei-prasident" van den volgenden inhoud„Gij wordt als lastige vreemdeling buiten Pruisisch grond gebied verbannen en moet binnen twee weken vertrekken." Tk was dus een lastig vreemdeling en deelde in het lot van honderden mijner landgenooten. Ik dacht mij suf over de redenen, die niet ge noemd waren. Ik kon ze niet vin den. Geldelijke redenen konden het niet zijn, want ik kreeg maandelijks 200 mark van mijn familie, wat ruim voldoende is voor een student. Van politieke redenen was geen spra ke natuurlijk, want ik deed niets dan hard studeeren voor mijn doc tors-examen. Ik ging dus, om zekerheid te krij gen, naar den Polizei-prasident. Ik werd van de eene kamer gezonden naar de andere. Excellentie was niet te spreken. Het zou ondoenlijk zijn, de duizenden Russen te woord te staan, die uit het land gezet wer den. Ten slotte kwam ik terecht bij een der ,.dii minores". Ik trachtte niet eens intrekking van het besluit te verkrijgen, vroeg alleen om ver lenging van den termijn van twee weken. Mij werd aangeraden een schriftelijk verzoek in te dienen, wat ik deed. De redenen van mijn uitzetting „wist ik zelf wel". „Revolutionaire denkbeelden" en zoo. En toen ik be toogde onafgebroken gewerkt te hebben, zoodat mij zelfs geen tijd over bleef voor „revoluties" kreeg ik te hooren ..Hebt gij den 18en Maart thuis gezeten?" Het schijnt in Pruisen een misdaad te zijn, op den 18en Maart op straat te vertoe ven. Helaas, had ik mij ook niet aan dit misdrijf schuldig gemaakt. Toch hielp dit niet. Ik moest weg. Een vrouwelijke collega trof het niet beter. Haar werd ten laste ge legd, dat zij een vergadering had bijgewoond, waar Bebel als sprker optrad. Zij had den moed deze be schuldiging onwaar te noemen. Toen hoorde zij, dat zij geabonneerd was op de „Vorwarts". Ook niet waar. Toch werd zij uit het land gezet. „De Staat heeft hoogere beweegredenen"... Ik wendde xnij tot den rector-mag- nificus, Geheimrat Diels. „Er is niets aan te doen". Dat waren zijn eerste woorden. „Maar professor, wij staan toch onder uw direct toezicht". „Dat geldt alleen voor Duit- 6ohers. De vreemdelingen staan on der toezicht van de politie". „Wilt gij het niet daar heen leiden, dat de beschuldigingen door de politie tegen mij geuit, onder zocht worden Ik ben bereid te be wijzen, dat zij onjuist zijn". „Dat kan ik niet doen". „Kan ik dan een bewijs krijgen, de universiteit verlaten te hebben, zonder vermelding van de uitzet ting „Gij zijt reeds geschrapt door de politie." „Dat geschiedt officieel". Eemge dagen later kreeg ik van de universiteit van een der meest li berale Duitsche staten, niet Pru-'sen natuurlijk, het bericht, dat ik daar niet als student ingeschreven kon worden. En op het verzoek van verlenging van den termijd van veertien dagen kreeg ik een afwijzend antwoord, nadat de zaak weer onderzocht was. Aldus beschrijft een Rus. die te Berlijn studeerde, zijn lotgevallen in de „Frankfurter Zeitung". DOOR LEEUWEN VERSCHEURD. CMro-Me een stad in Britsch-Cen- traal-Afrika, ds aangevallen door een troep leeuwen, die 11 menschen ver scheurd en de verdere bevolking op de vlucht gejaagd hebben. De roof dieren naderden ten getale van 15 a 20 de stad en werden het eerst opge merkt door twee inlanders, die hun hedl zochten in de vlucht, doch een hunner werd achterhaald en in stuk ken gescheurd. De andere wist de stad te bereiken en snelde naar het huis van den gouverneur, om hem te waarschuwen voor het gevaar, doch de wacht, uit drie soldaten bestaan de, liet hem niet door en wilde ook geen geloof hechten aan hetgeen hij vertelde. De bevestiging van het ver haal van den inlander kwam weldra de leeuwen renden reeds door de stad en 2 der wachters van het gouver nementshuis vielen hun ten prooi. De derde snelde het huis in, doch liet in zijn angst de deur open, zoodat twee der gevaarlijke dieren hem volg den en hem eveneens deden omkomen. Inmiddels hadden de leeuwen zich reeds door de stad verspreid. De wei nige Europeanen, die er wonen, slo ten hun huizen, maar erger waren de arme negers er aan toe, wier hutten hen niet tegen de geweldige dieren konden beschermen. Zij vluchtten on der luid angstgeschrei de stad uit. Een kind, dat in een hut was achter gebleven, werd door een leeuw ge grepen, die het in zijn muil meevoer de. De moeder, die het zag. dacht aan niets meer op dat oogenblik maar snelde terug om haar kind aan het roofdier te ontrukken, met het onver mijdelijke gevolg, dat ook zij onder zijn klauwen viel. Het was nog een geluk voor de inlanders, dat er niet ver van de stad een vrij breede rivier is. Daar was de redding en in prau wen, of, wanneer zij die niet bereiken konden, zwemmende, staken zij de rivier over. Eenigen hunner werden echter op weg daarheen nog door de leeuwen ingehaald en vervolgens ver slonden deze alle dn de stad aanwezi ge schapen en geiten, om vervolgens naar de wildernis terug te keeren. TELEFONEEREN OP LANGEN AFSTAND. Tot nu toe heeft men gemeend, dat het wisselen van gesprekken per tele foon begrensd werd tot afstanden van 12001300 K..M, en dan alleen nog op voorwaarde, dat de enorme weerstand van den geleiddroad verminderd werd door een grootcre doorsnede. De telefonische gemeenschap tus- scheai Berlijn en Parijs, afstand 1079 K.M., kon slechts verkregen worden met een draad van 5 m.M„ en die tusschen New-York en Chicago met een draad van nog grootere door snede. De afstand tusschen laatstgenoem de steden is 1200 K.M.. en deze lijn wordt tot dusver beschouwd1 als de langste. Daar men voor lange telefonische verbinding van niets anders gebruik kan maken dan van koper- of brons draad, spreekt het vanzelf, gegeven de duurte dezer metalen, dat de kos ten van aanleg van dergelijke lange lijmen niet in verhouding tot hun op brengst staan, Zélfs in Amerika heeft men daarom in het algemeen van den verderen aanleg van dergelijke lange lijnen afgezien. Toch worden thans proeven geno men om rechtstreeks te telefoneerén van New-York naar San Francisco, waarbij gebruik zal worden gemaakt van de uitvinding van Pupin. Do lijn New-York—San Francisco zal drie en een half maal langer zijn dan de langste tot dusver bestaande lijn. Zooals men weet, heeft Pupin eent- ge jaren geleden een nieuw systeem uitgedacht, om de schadelijke ver schijnselen, die in de geleidingendoor den ladingsstroom worden voortge bracht. te neutraliseeren. Dit systeem bestaat uit een stel klossen met hooge zelf-inductio, die op vooraf berekende afstanden in de lijn worden gescha keld, teneinde door do zelf-inductio- st room en de ontladingsstroomen te neutraliseeren.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1906 | | pagina 9