RUBRIEK VOOR ONZE JEUGD.
Raadsels
(Deze raadsels zijn alle ingezonden
door jongens en meisjes, die ,,Voor
Onze Jeugd" lezen. De namen van
de kinderen, die vóór Donderdagmor
gen oplossingen zenden, worden in
liet volgend nummer bekend ge
maakt).
1. (Ingezonden door Gretha Kuiper).
Wie kent wel een kabouterman,
Die u den toegang openen kan
Tot kasten, huizen, steden
Door een klein gaatje kruipt hij rond
Dan opent zich de deur terstond
En gij kunt binnentreden
2. (Ingezonden door Trijntje Frö
lich.)
Ik ben een voorwerp, dat in den
mond gestoken wordt, wanneer het
gebruikt wordt. Keert men mij om,
dan blijf ik hetzelfde.
8. (Ingezonden door Jo Ploeg.)
Met mijn eerste naait men
Mijn tweede is een stadsgedeelte;
Mijn geheel is een dorpje in Zuid-
Holland.
4. (Ingezonden door Kniertje Stam.)
Zoek uit ondorstaairtden zin oen
begraven bloem.
Marie zong alle liedjes, die zij
kende.
6. (Ingezonden door Anton Koomen.)
Met een 1 ben ik moe
Met een b vindt men mij in elk
bosch
Met een r drinkt men mij
Zonder iets ben ik een bloedver
want.
6. (Ingezonden door Jacob Frank
fort.)
Wat maakt ge uit onderstaande
letters
dogacthuer
7. (Ingezonden door Herman Vogel
sang.)
Wanneer staat de Keizer op één
been
8. (Ingezonden door Roelof Bei-
nema.)
Mijn geheel bestaat uit negen let
ters en vindt men op school.
3 6 9 is niet droog.
5 2 is een meisjesnaam.
4 7 5 vindt men op het huis.
4 7 1 is laag.
8 2 9 is een knaagdier.
9 2 6 1 spreekt men.
9. (Ingezonden door Mien Uiten-
daal.)
Nu oud dan weder jong, dan oud.
Dan diep ellendig, dan vol goud.
Dan zeer gewichtig dan weer
gering.
Soms bedelaar soms hoveling.
10. (Ingezonden door Leonard Ger-
meraad.)
Wie leest altijd in de open lucht
Raadseloplossingen
De oplossingen >van de raadsels
der vorige week zijn
1. Coomhertstraat.
2. De Kookkunst.
3. Wat eeN OORD WIJ Kunnen
hier niet langer blijven.
4. IJs.
5. Rubriek voor onze Jeugd.
6. De koffie.
7. Tol. Lot.
8. Een kater.
9. Dambord.
10. Prins Hendrikkade.
Goede oplossingen ontving ik de
ze week van
Margaretha Kuiper 6, Dirk Her
schee 9, Harri en Anna van der
Horst 4, Gijsbertus Seubring 8, An
ton Koomen 7,
Jo vian den Oosterkamp 5, Jacobus
ter Haak 9, Hendrika Nagelhout 8,
Wini Germeraad 10, Roelof Bemema
9, Marie vaai Zutphen 9, Gerard Hek-
kelmain 9, Hendrik Groeneveld 8, Wil
lem Smits 9. Johanines Stoelman 7,
Ilennie Robin 8, "Anna van Zutphen 9,
Leonard Germeraad 10, Heintje en
Isaac Brandon 7, Kniertje Stam 7,
Betsy Frölich 9, Lena Bos 1, Hendrik
Smits 8, Truus Staal 10, Dirk Boeré
9, Mina, Robin 8, Gerda Groeneveld 8,
Alida de Blazer 8, Trijntje Frölich 9.
Eduard Boeré 9, Age Beinema 9.
Een Paaschverrassing
(Bekroond bij de verhaaltjeswed-
strijd.)
't Is rustig in de kamer,
Want Nelly, Wim en Broei*,
Die zijn met Broertjes blokken
Aan 't bouwen op den vloer.
Mama zit wat te naaien,
Ze kijkt haar drietal aan,
Dat zich wat gaat vervelen.
Nu het niet uit kan gaan.
Daar wordt gebeld Zus Nelly
Gaat kijken, wie er is,
,,'k Geloof, de post", zoo roept ze,
„Een pakOf 'k heb 'het mis
„Een pak, is 't heusch?" vraagt
Willem,
„Van wie zou dat wel zijn
Juist brengt de meid het binnen,
En 't is zoowaar niet klein
Daar staat (het nu op tafel,
Het pas gekomen pak,
Mama bekijkt den stempel
En 't monogram op 't lak.
..Van Oom, dat wil ik wedden",
Zegt Willem heel beslist,
„Dat heb je goed geraden
Want van Oom Willem is 't."
„Wat zit er in vraagt Broertje,
Alsof Ma dat aJ weet
„Toe, kijkt U gauw", vleit Nelly,
„De schaar ligt al gereed."
Wat zijn jullie nieuwsgierig
Plaagt Ma „nu, opgelet.
Daar gaat het, hoor!" en 't schaartje
Wordt in het touw gezet.
Zes oogen kijken glinsterend
En vol verwachting toe.
Broer vraagt zelfs: ..Zit Oom Willem
Nu ook in 't pakje, Moe?"
Nel ligt haast op de tafel,
Ze zucht van puur plezier,
En Ma ontdoet het pakje
Van touwtjes en papier.
Een doos... wat zou het wezen?
Gauw 't deksel weggedaan
„Een groote doos vol eitjes",
Zegt Moeder, ..kijk eens aan I"
„Gewone, van de kippen?"
Vraagt Wim verbaasd, „hé ja,
Voor wie zou Oom die sturen,
Toch niet voor ons, wel Ma?"
„Nu, kijk maar eens", zegt Moeder,
„Oom schrijft er zelf nog bij
„Dit pakje is voor Willem.
„Zus Nel en Broer, van mij."
Maar Nel roept :^„Met die eitjes
Heeft Oom ons bij den neus,
Er rit wat anders onder.
Komt U maar kijken. 'Heusch 1
Ik voel hier in het hoekje
Iets hards in vloei verstopt;
Oom heeft ons om te plagen
Dus zeker zoo gefopt
'k Geloof, dat je gelijk hebt",
Zegt Ma, „we zullen zien,
Haal maar eens vlug een mandje."
En na een tel of tien
Zijn eieren en houtwol
Daarin gedaan door Ma,
En roepen Wim en Nelly
„Voor ieder één, hoera
En ja, drie leuke haasjes
(Van chocola, wat eoht
Zijn op een heel zacht bedje
Van vloeipapier gelegd.
Ik had het toch geraden
Die lieve Oom", zegt Nel,
„En komt er nog wat, Maatje?"
Ma lacht en zegt„Jawel I"
Elk krijgt nu nog een Paasch-ei
Van mooi gekleurd fluweel.
Gevuld met chocolaadjes.
Ma vindt het veel te veel
Maar Willem, Broer en Nelly
Zijn in hun nopjes hoor
Broer zegt: .Als Oom wil komen,
Dan pak ik hem ar voor
Wim neemt zich voor te schrijven
Hoe leuk hij alles vindt,
En Nelly juichtZóó'n Oompje
Heeft vast niet ieder kind
Een heerlijke avond
(Bekroond verhaaltje).
Het is vier uuir en wij komen uit
school. Zoo-dra w e zijin thuis gekomen
komt kleine Jan, die pas zijn middag
slaapje heeft gedaan, naar ons toe.
„Ik heb eau groot geheim, Alida en
Mart", zegt hij, „en je mag het ook
weten. Er is vanmiddag een groot pak
gekomen, dat is gekomen ii.it. Indfiö.
van... Vader! Heerlijk, hè?"
„Waar is Moeder roepen Mart en
ik tegelijk.
„Moeder is uit", zegt Iele ine Jan.
met een bedrukt gezichtje.
„Kom", zegt Mart, „we zullen
gauw ons huiswerk maken, dat liet
klaar is vóór Moeder thuis komt. Mis
schien mogen we dan. vóór dat we
naar bed gaan. het pak samen open
maken. want ik kan niet tot morgen
wachtetn."
„Nu, ik ga gauw mijn huiswerk
snaken", roep ik, en Mart begint rnet
zijn thema.
Spoedig is alles klaar en net aRwe
de trap afvliegen, roept kleine -Jan,
die op clen uitkijk staat
..Daar komt Moeder!"
Dadelijk vertelt Jantje aan Moeder
die heit nog niet weef. dat het pak
is gekomen. Moeder 'S niet minder
nieuwsgierig dan wij, om wat van Va
der te hooren. die in Tndië en zoo ver
van ons weg is.
Het is nu etenstijd, en we gaan
gauw- eten. We verlangen naar het
oogenblik, dat Moedter zal zeggen
..Zet nu maar eens hot pak op ta
fel. dian zullen- we het samen open
maken."
Eindelijk is dat oogenMik daar en
we verdringen elkaar om het pak op
tafel te zetten. Nu staat het er. Moe-
dier krijgt eene schaar. Jantje wil
eerst alles van die lakken weten, om
later ook zulke mooie gladde zegels te
kunnen maken.
Eindelijk zijn de touwen losgemaakt.
Xu het papier, dat gaat er af maar
daar is alweer een papier. Nu dit er
ook af is, zien wij allen een groote
doos. Ik mag e.r dén deksel afnemen.
Nu zien we een aantal kleine pakjes
en op elk pakje staat een naam. Op
het eerste staat met groote letters, die
we dadelijk als Vader's schrift her
kennen „Alida".
Ik neem vol vreugde het pakje en
maak liet open. En wat houd ik nu
in de hoogte Een klein poppetje, dat,
zooals Vader tot verklaring in een
brief er bij schrijft, een afgod is, waar
voor de inlanders veel eerbied heb
ben.
Het pakje voor Mart is met een M.
gemerkt en er zit, een mooi Riek fai.
zooals hij al zoo dikwijls heeft ver
langd. Het handelt over avonturen
met leeuwen en over tijger jachten.
Kleine Jan. die nu zijn pakje uit de
doos mag nemen, vin dit, als het papier
er af is, een heel klein opgezet aapje,
dat Vader zelf voor zijn kleinen Jan
heeft geschoten.
„Dat, is het mooiste cadeau zegt
hij.
Nu Moeder haai* pakje heeft uitge
pakt, vindt zij een mooion waaier,
die door iedereen wordt bewonderd.
Eindelijk vindt Jan nog een brief,
die aan ons alle vier geadresseerd is.
Na dén brief te hebben hooien voor
lezen. gaan w ij naar bed. In geen tijd
hebben we zulk een heerlijken avond
gehad
Brievenbus
Een onbekend inzendertje. Daar
vind ik nu heusch een losse kleur
plaat in de bus, gekleurd en wel,
maar zonder naam op den achter
kant. Hoe moet ik nu raden van
wie die inzending komt? Schrijf het
maar gauw. dan zal ik voor dezen
keer je naam er nog wel op zetten
H e n d r i k a N. Allereerst zullen
we vandaag beginnen met Hendriek-
je een heel gelukkig jaar toe te wen-
schen Jammer, dat ik een paar da
gen te laat ben met mijn felicitatie,
maar ik meen het toch heusch even
goed alsof het de dag zelf was
Maak nu maar, dat je van 't jaar in
alle mogelijke dingen erg knap
wordtHeb je Donderdag veel ple
zier gehad
G ij s b e r t u s S. 't Komt er nu
dus niet meer op aan of alle cou
ranten wegraken Jij hebt je plaatje
uitgeknipt en gaat nu maar flink
aan 't kleuren 't Is zeker net een
werkje naar je zin, niet? Ik hoop,
dat 't erg mooi uitvalt
Anton K. Anton vindt het zoo
„leuk" als er een briefje voor hem
in de courant staat, dus we zullen
maar weer eens goed op hean zijn.
En 'k had van de week een plaatsje
voor een van je raadsels ook Je
nieuwe raadsels zijn ook mooi be
dacht. Ferm. dat je de winners de
prijzen niet misgundeHoe vind je
de bekroonde inzendingen
H a r r i e en Anna van der H.
Wel, wel. wat zal dat verleden week
een drukte geweest zijn met het feest
van Vader en Moeder Jullie hebt ze
ker erg veel pret gemaakt, is 'tm'et?
Natuurlijk mag Anna ook meedoen
en zoodra ik plaats heb, zal ik jul
lie raadsels plaatsen. Waar zijn jul
lie tweetjes op school
Dirk H. Je mag ook wel raadsels
inzenden, Dirkje, maar dit kan ik
niet plaatsen, want het heeft al eens
in onze rubriek gestaan. Bedenk nog
maar eens wat anders Zijn Dirk B.
en jij nu samen aan het oplossen, of
doen jullie 't allebei alleen
Gretha K. Nee. Greetje ik vind
je niets brutaal hoor, en ik wil ook
wel doen wat je vraagt. Breng je
album maar eens hier, en vertel me
nog eens even hoe oud je nu eigen
lijk bent geworden tien jaar im
mers? Je moet me maar niet dom
vinden, omdat ik dat vergeten ben 1
Je raadsel is heel mooiheb je dat
alleen bedacht Jammer, dat je geen
kleurdoos hebtheb je geen gekleur
de krijtjes ook
A. Mars. Ja, zeker mag je ook
mee doen maar dan wil ik toch wel
graag- van je weten of je een jongen
of een meisje bent. Vertel je dat
eens Die kleurwedstrijd bevalt je
zeker goed, hè
Truus St. Nu. Truus, je zult ze
ker wel erg in je schik zijn met je
prijs en daar heb je gelijk in ook 't
Kwam mooi uit. dat ik net nog thuis
was toen je kwam als je vijf minu
ten later geweest was, had je me
niet meer gevonden! Bevalt liet boek
je goed? Jij bent ook een leuke met
de letterraadselsZoo prettig om te
bedenken maar vervelend om op te
lossern Ik zal 't onthouden hoor Je
raadsel is goed
1 i a* k en E d u a r d B. Daar heb
ben we Eduard dus ook .Ja, nu moe
ten we toch zorgen, dat jullie van
daag vooraan in de Brievenbus een
plaatsje vindt, wat /.eg jullie? Je
mag liet plaatje net zoo kleuren als
je zelf wilt, doe het maar zooals je
het zelf het mooiste vindtHoudt
Eduard even veel van raadsels oplos
sen ails Dirk
Marie Gr. Ik ben blij, datCoriin;
vaai Elten al dadelijk zooii goed
vriendinnetje van je is geworden 'k
ben ook erg op haar gesteldWat
maken we de jongens en meisjes nu
nieuwsgierig met zoo'n geheimzinnig
iemand", dank je ook niet Wat had
ik een pret om die kleine Mi entje,
die het flesclije Eau de Cologne veel
liever zelf had wijlen houden Zoo'n
kleine peuter Wat zal die kamer vol
bloemen gezellig geweest zijn! Als
even gezellig was als jouw brief, was
't in ieder geval heel leuk
Jacobus ter II. .Moeilijk om te
kleunen! Nu, dat is niets, dat zal
langzamerhaaid wel beier gaan, want
al doende leert- men", weet je wel
Heerlijk, dat jullie nog lang mee zuil
doen! Iloe oud is Marietje? Zij volgt
zeker op jou. is 't. niet? Nu, met al
die zusjes en broertjes zal er nogal
wat te doen zijn Maken jullie niet
erg veel drukte als je allemaal bij
elkaar bent?
Lena B. Er stond ouder een van
de briefjes geen naam, en toon heb
ik maar geraden, dat 't van Lena
kwam; is dat niet zoo? En begrijp je
nu ook, hoe ik dat zoo mooi raden
kan Jammer, dat je nu niet mee
kunt doen aan dezen kleui*wedstrijd
Ik zal eens probeer on of ik daar niets
op bedenken kan
Age B. Nu, die tachtigjarige ooi-
log was ook net iets voor jou, dus k
kan me best begrijpen, dat je het een
mooi boek vindtZit je 's avonds dik
wijls te teekenen Ik ben benieuwd ie
zien wat jullie van de kleurplaatjes
maakt
Nelly de M. Ik zal je een andere
Kindercourant sturen. Nel. dan heb
je weer wat te lezen: Zoo'n Kinder
courant lees je maar niet in één dag
uit. hè? Ja. de letterraadsels, die ik
nog van je heb, zal ik plaatsen, maar
dan is het onherroepelijk uit, hoor
Heb je Marie's prijs al gezien Pret
tig, dat jullie zooveel plezier hebt
geli ad met domineer en Jij bent maar
blij met zoo'n prettige visite, Ls het
n-ielt Zeg, Nel, vertél je me weer
eens iets over „liet"?
Herman en Ali V. O, jongens
wat was diat een straf voor jullie Ge
lukkig maar, dat. de twee maanden nu
om zijn, en alles dus weer is zooaJs
vroeger, behalve dat er nu niet meer
gekibbeld wordt! Ik was heusch al
bang, dat jullie onze rubriek ging ver
geten, en ik ben erg blij, dat ik me
zoo vergist heb! Nu tnaar weer flink
meegedaan, hè Dag, hoor. en denk
aa.n de belofte
Kniertje St. Zoo, Kniertje, ben
jij verleden w*eek uit geweest Jij
treft het, hoorEn zeker flink pret
gemaakt ook En wat zeg je er nu
wel van, dat je raadsel vandaag 'n
de courant staat Ben je daar niet
blij om? Ik vind het heel goed. dat
Bert us ook meedoet aan den kleur
wedstrijd. Ik hoop, dat 't plaatje heel
mooi zal worden
Anna van D. Wel, wél, kan die
kleine Annie al een t-lieekleedje ma
ken Dat had ik niet gedacht, hoor
Nelly de M. woont in de Ruichaver-
straat, hoek Brouwerskade. Prettig
dat de poesjes zoo goed groeien Hoe
heeten ze nu, of heb je nog altijd
geen namen voor ze bedacht
Roelof B. Ook aJ zoo ongelukkig
geen kleurdoos te bezittenNu, ik
beloof je, ik zal probeeren er wat op
te bedenken. Je houdt zeker veel van
Aardrijkskunde, is 'tndet Heb je den
atlas al in gebruik gesteld
C a t h a i* i n n K. Had je den brief
vergeten Wel, Calrientje, hoe is dat
mogelijkZoo zie je al weer. ..de
beste breister" Of ken je dat
spreekwoord niet Je er kwaad om
aankijken? Nu, dat weet je toch wel
beter, hoe zou ik jou nu ooit kwaad
kunnen aankijken Wat zal die Zon
dag voor jou een prettig dagje zijn
geweestMaar waarom vind je liet
in Haarlem nu toch zoov eel prettiger
om te wonen Wat heb je weer veel
te handwerken Schiet je al op
Gerard II. Zoo, Gerard kon je
wel ophouden met lozen, toen je aan
„Twee echte jongens" bezig was Nu
ben ik benieuwd of het tweede plaatje
mooier uitvalt Je raadsel is goed en
als het aan de beurt is, zal ik 'net in
de Courant zetten De groeten -voor
Moe en voor jezelf
J o v. d. U. Heb jo Moeder zoo
voor 't ia-pje gehouden Nu, ik hoop
maar, dial Moodier niet se 1 mikte, teen
je met zoo'n akelige boodschap aan
kwam Maar waarom heb je me dat
Woensdag niet verteld, zeg? Dan had
ik jo toen mondeling eens echt fees
telijk klimmen, felicateerem Nu moet
het maai* schiftelijk Vind je het geen
heerlijk gevoel om nu in de zesde klas
te zitten
M a. i* i t j e s. Marietjés inzending
Ls goed bij mij aangekomen en ik
herimnor mij Marietje ook nog best
Heb je niet nog een kleiner zusje
ook, of heb ik liet nu eens glad mis
Ik vind, dat je erg netjes schrijft
Betsy van Nu. Bets, weet je
wat Je mag mij ook plagen Een
keer mag je, en dan mag je me net
zoo hard plagen als je wiltZeg nu
eens dat ik niet goed op jo hou Dan
beloof ik jo. dat ik ook niet kwaad
zal worden Aan den wedstrijd doe
je dan een v olgenden keer maar weer
eens mee, dat is niet erg De groeten
voor To-lje en voor jou
H e n d r i k on Gerda G r. O, Ger
da, wat heb jij mooie raadsels be
dacht Maar weet je wat nu het gek
ste is Dat ik uit ieder woord, dat
je opnoemt, nog meer dierennamen
kan maken ra, ra, wat is dat Laat
je maar niet uitlachen, hoor, on be
denk wat anders Fin heeft Hendrik
nu zelf een fiets Jongen, wat heb je
dat gauw geleerd, eai wat zal je je
zelf gewichtig vindon, als je daar per
fiets den brief komt brengenDat
gaat nog eens vlug, hè
Marie en A n na va n Z. Een
raadseltje missen ïs gelukkig niet
veel, en ik vind dat jullie Itramiig ge
raden héblMarie's raadsel is goed,
(gelukkig dat het geen letterraadsel
is!) Wie van jullie tweetjes is het eer
ste plaatje nu aan 't kleuren, en
wo-rdt liet mooi
He nny en Mina 1\. Henny's raad
sel 's good, Mina. mog »o£f oom
an-ders bedenken, want dit vind ik niet
zoo heel geschikt. Ik noem jullie nu
ook maar Henny on Mina; dat is
veel gezelliger, vind je niet
Annie S. Is broertje wel eens wat
knorrig Nu, dat zal wel overgaan
hij is ook nog zoo klein, hè Ik vind
het niet heel erg, dat je dezen keer
geen postpapier gebruikt hebtJe
raadsel heeft al eens in onze rubriek
gestaan, dus dat gaat nietMaak
jij nu maar dat je dezen keer mooie
vaasjes verdient
Hendrika N. Twee briefjes op
één keerHet is wel wat ergMaar
ik moe-t je toch nog even vertellen,
dat ik mezelf erg dom vind, omdat ik
je IieeLemaal niet gezien heb! Ik vind
het heel jammer! Wil ik je nu voort
aan ook maai* Rika noemen?
M. C. VAN DOORN.
Gaieta, zeiidie zijne vrouw hierop.
Toen moeder en zoon de kamer ver
laten hadden, zeide Anna vol vreug
de
Ziet gij wél, dalt ik gelijk had,
dat de zoon van zulk een moeder geen
moordenaar kon zijn.
En ik ook, antwoordde Malburn
lachend, dat ik Frits Janzen liet op
hangen
KOLENDIEFSTAL TE ROTTERDAM.
De schrijver van „Onder de Men-
schen" in de „N. R. Crt." is over de
kolendiefstallen op het Katendrecht-
sche emplacement nog niet uitge
praat, Hij geeft van de brutaliteit,
waarmede ze worden uitgevoerd, nog
enkele droevige staaltjes.
„De vorige week reed een klein
meisje haar nog zuigende zusje inden
kinderwagen langs een kolentrein.
Telkens nam zij kolen van een wag
gon, borg die in den bak van 't wa
gentje, legde het kind er over heen,
tot 't wichtje werd aangehouden, en
naar moeder gebracht. Maar die wist
warempeltjes nergens van.
„Jongens, die het zakje verdacht
■vinden, dragen nu veelal een biscuit-
blik, zooals de ltruideniersjongens wel
voor hun boodschappen bezigen, op
den schouder, om kolen te stelen. An
deren stoppen ze in hun kiel, dat het
overtuiigingsstu'kken regent aJs ze
achterna gezet worden. Verleden werd
er een jongetje van 'n jaar of tien
aangehouden, die vaders overjas aan
had. De mouwen en de panden sleep
ten hem na. Maar de veelbelovende
zoon had er de zakken uitgescheurd
en zoo die heele ruimte tusschen stof
en voering „doorloopend crediet"
volgestort met- misschien wel een
mud kolen, dat de jas als een baal
om hem heen hing... en hem verra
derlijk belemmerde in de vlucht.
Anderen weer zijn voorzichtig en
spaarzaam. Vinden zij een kans, om
meer van een wagen te lossen dan zij
aanvankelijk kunnen vervoeren, dan
slaan zij de rest op in kuilen in den
grond, die weer bedriegelijk dichtge
maakt worden. Zoo zijn er i*i den
Billedijk en aan de „Bazalt" (tus
schen den mond van de Maashaven
en de Tweede Katendrechtsche haven)
van die ondergrondsche bergplaatsen
met een paar mud steenkool gevon
den."
Of er dan geen bewaking is? Zeer
zeker, maar het aantal bewakers is
onvoldoende, hoewel hun waakzaam
heid hoven allen lof verheven is.
„De politie maakte in den laatsten
tijd een aantal arrestanten de wa
kers krijgen dagelijks jongens te
pakken, wie ze de eerste malen hun
kolen afnemen en na een gevoelige
vermaning naai1 moeder sturen. Haar
gaan zij vervolgens op de hoogte stel
len van het geval. En pas na her
haalde waarschuwingen brengen ook
zij de beroepsdiefjes naar den post,
die zij op heeterdaad kunnen betrap
pen.
„Doch, zooaJs ik onlangs al uit den
mond van een politieagent bij het
Sluisje opschreefals zij een jongen
durven te .grijpen, krijgen ze de buurt
aan den hals. En er is waarlijk moed
noodig om hier dan toch op te treden.
Agenten en wakers worden bij een
aanhouding van/alle kanten met stee-
nen bestookt. De wachten staan dag
en nacht aan mishandeling bloot,
worden uit hoeken en gaten bekogeld
met projectielen, en uitgejouwd, waar
ze zich vertoonen, door groot en klein,
Jongens, tegen wie vandaag proces
verbaal opgemaakt is, trekken er
trouwens morgen tóch weer met het
zakje op uit."
Soms worden de dieven verschalkt.
„Eens hadden acht man op den
grooten waaier een waggon met vijf
tien ton kolen leeggestolen. Maar er
werd een vermakelijke list bedacht
om de dieven te ontdekken. Den vol
genden nacht toch werd er op dezelf
de plek een waggon pik onbeheerd
neergezet, waarvan reeds lang de be
stemming was verdwenen. Dezelfde
kerels kwamen terug, zagen de pik
aan voor kostelijke cannal-kooltjes en
maakten eveneens den ganschen voor
raad buit. Den volgenden morgen
werd er in verschillende woningen
een inval gedaan, en jawel hoor, nij
de verdachten droop reeds de pik uit
de kachel over den vloer. Maar
zei mijn zegsman de toestand in die
gezinnen was te armzalig om de man
nen te vervolgen."
Zulke toestanden schreien om ver
betering en liet is maar goed dat de
schrijver eens op deze wonde den vin
ger legt. Het moreele belang van de
Katendrechtsche jeugd vraagt er even
dringend om als de reputatie der Rot-
terdamsche haven.
DE LOTGEVALLEN VAN EEN
„LASTIGEN VREEMDELING".
Den 17en April, 's morgens vroeg,
toen ik nog te bed lag, kreeg ik een
schrijven van den Berlijnschen „Po-
lizei-prasident" van den volgenden
inhoud„Gij wordt als lastige
vreemdeling buiten Pruisisch grond
gebied verbannen en moet binnen
twee weken vertrekken."
Tk was dus een lastig vreemdeling
en deelde in het lot van honderden
mijner landgenooten. Ik dacht mij
suf over de redenen, die niet ge
noemd waren. Ik kon ze niet vin
den. Geldelijke redenen konden het
niet zijn, want ik kreeg maandelijks
200 mark van mijn familie, wat
ruim voldoende is voor een student.
Van politieke redenen was geen spra
ke natuurlijk, want ik deed niets
dan hard studeeren voor mijn doc
tors-examen.
Ik ging dus, om zekerheid te krij
gen, naar den Polizei-prasident. Ik
werd van de eene kamer gezonden
naar de andere. Excellentie was niet
te spreken. Het zou ondoenlijk zijn,
de duizenden Russen te woord te
staan, die uit het land gezet wer
den. Ten slotte kwam ik terecht bij
een der ,.dii minores". Ik trachtte
niet eens intrekking van het besluit
te verkrijgen, vroeg alleen om ver
lenging van den termijn van twee
weken. Mij werd aangeraden een
schriftelijk verzoek in te dienen,
wat ik deed.
De redenen van mijn uitzetting
„wist ik zelf wel". „Revolutionaire
denkbeelden" en zoo. En toen ik be
toogde onafgebroken gewerkt te
hebben, zoodat mij zelfs geen tijd
over bleef voor „revoluties" kreeg
ik te hooren ..Hebt gij den 18en
Maart thuis gezeten?" Het schijnt
in Pruisen een misdaad te zijn, op
den 18en Maart op straat te vertoe
ven. Helaas, had ik mij ook niet aan
dit misdrijf schuldig gemaakt. Toch
hielp dit niet. Ik moest weg.
Een vrouwelijke collega trof het
niet beter. Haar werd ten laste ge
legd, dat zij een vergadering had
bijgewoond, waar Bebel als sprker
optrad. Zij had den moed deze be
schuldiging onwaar te noemen. Toen
hoorde zij, dat zij geabonneerd was
op de „Vorwarts". Ook niet waar.
Toch werd zij uit het land gezet. „De
Staat heeft hoogere beweegredenen"...
Ik wendde xnij tot den rector-mag-
nificus, Geheimrat Diels.
„Er is niets aan te doen". Dat
waren zijn eerste woorden.
„Maar professor, wij staan toch
onder uw direct toezicht".
„Dat geldt alleen voor Duit-
6ohers. De vreemdelingen staan on
der toezicht van de politie".
„Wilt gij het niet daar heen
leiden, dat de beschuldigingen door
de politie tegen mij geuit, onder
zocht worden Ik ben bereid te be
wijzen, dat zij onjuist zijn".
„Dat kan ik niet doen".
„Kan ik dan een bewijs krijgen,
de universiteit verlaten te hebben,
zonder vermelding van de uitzet
ting
„Gij zijt reeds geschrapt door
de politie."
„Dat geschiedt officieel".
Eemge dagen later kreeg ik van
de universiteit van een der meest li
berale Duitsche staten, niet Pru-'sen
natuurlijk, het bericht, dat ik daar
niet als student ingeschreven kon
worden.
En op het verzoek van verlenging
van den termijd van veertien dagen
kreeg ik een afwijzend antwoord,
nadat de zaak weer onderzocht was.
Aldus beschrijft een Rus. die te
Berlijn studeerde, zijn lotgevallen in
de „Frankfurter Zeitung".
DOOR LEEUWEN VERSCHEURD.
CMro-Me een stad in Britsch-Cen-
traal-Afrika, ds aangevallen door een
troep leeuwen, die 11 menschen ver
scheurd en de verdere bevolking op
de vlucht gejaagd hebben. De roof
dieren naderden ten getale van 15 a
20 de stad en werden het eerst opge
merkt door twee inlanders, die hun
hedl zochten in de vlucht, doch een
hunner werd achterhaald en in stuk
ken gescheurd. De andere wist de
stad te bereiken en snelde naar het
huis van den gouverneur, om hem te
waarschuwen voor het gevaar, doch
de wacht, uit drie soldaten bestaan
de, liet hem niet door en wilde ook
geen geloof hechten aan hetgeen hij
vertelde. De bevestiging van het ver
haal van den inlander kwam weldra
de leeuwen renden reeds door de stad
en 2 der wachters van het gouver
nementshuis vielen hun ten prooi. De
derde snelde het huis in, doch liet
in zijn angst de deur open, zoodat
twee der gevaarlijke dieren hem volg
den en hem eveneens deden omkomen.
Inmiddels hadden de leeuwen zich
reeds door de stad verspreid. De wei
nige Europeanen, die er wonen, slo
ten hun huizen, maar erger waren de
arme negers er aan toe, wier hutten
hen niet tegen de geweldige dieren
konden beschermen. Zij vluchtten on
der luid angstgeschrei de stad uit.
Een kind, dat in een hut was achter
gebleven, werd door een leeuw ge
grepen, die het in zijn muil meevoer
de. De moeder, die het zag. dacht aan
niets meer op dat oogenblik maar
snelde terug om haar kind aan het
roofdier te ontrukken, met het onver
mijdelijke gevolg, dat ook zij onder
zijn klauwen viel. Het was nog een
geluk voor de inlanders, dat er niet
ver van de stad een vrij breede rivier
is. Daar was de redding en in prau
wen, of, wanneer zij die niet bereiken
konden, zwemmende, staken zij de
rivier over. Eenigen hunner werden
echter op weg daarheen nog door de
leeuwen ingehaald en vervolgens ver
slonden deze alle dn de stad aanwezi
ge schapen en geiten, om vervolgens
naar de wildernis terug te keeren.
TELEFONEEREN OP LANGEN
AFSTAND.
Tot nu toe heeft men gemeend, dat
het wisselen van gesprekken per tele
foon begrensd werd tot afstanden van
12001300 K..M, en dan alleen nog op
voorwaarde, dat de enorme weerstand
van den geleiddroad verminderd werd
door een grootcre doorsnede.
De telefonische gemeenschap tus-
scheai Berlijn en Parijs, afstand 1079
K.M., kon slechts verkregen worden
met een draad van 5 m.M„ en die
tusschen New-York en Chicago met
een draad van nog grootere door
snede.
De afstand tusschen laatstgenoem
de steden is 1200 K.M.. en deze lijn
wordt tot dusver beschouwd1 als de
langste.
Daar men voor lange telefonische
verbinding van niets anders gebruik
kan maken dan van koper- of brons
draad, spreekt het vanzelf, gegeven
de duurte dezer metalen, dat de kos
ten van aanleg van dergelijke lange
lijmen niet in verhouding tot hun op
brengst staan, Zélfs in Amerika heeft
men daarom in het algemeen van den
verderen aanleg van dergelijke lange
lijnen afgezien.
Toch worden thans proeven geno
men om rechtstreeks te telefoneerén
van New-York naar San Francisco,
waarbij gebruik zal worden gemaakt
van de uitvinding van Pupin.
Do lijn New-York—San Francisco
zal drie en een half maal langer zijn
dan de langste tot dusver bestaande
lijn.
Zooals men weet, heeft Pupin eent-
ge jaren geleden een nieuw systeem
uitgedacht, om de schadelijke ver
schijnselen, die in de geleidingendoor
den ladingsstroom worden voortge
bracht. te neutraliseeren. Dit systeem
bestaat uit een stel klossen met hooge
zelf-inductio, die op vooraf berekende
afstanden in de lijn worden gescha
keld, teneinde door do zelf-inductio-
st room en de ontladingsstroomen te
neutraliseeren.