naai-de weegplaats toe droegen
hij bood zich aan om de studen
ten de Romeinsche wagenrennen te
leeren. En Jan Looijen en hij gin
gen al aanstonds met den bere»d-
wiiligen vertegenwoordiger mee naar
Berlijn om geschikte paarden tekoo-
pen.
Diq reis alleen zou 'n boeiend ver
haal zijn. Hoe ze daar kwamen op
een markt, die juist heelemaal ont
redderd was door het pas geheven
invoerrecht van 75 mark per paard
over de Duitsche grenzen. Hoe ze
toch nog per slot een transport Li-
thausche pennies snapten, maar dat
de zielige dieren zich zoo armelijk
voordeden, na hun lange dagreizen
door de sneeuw, en toen met hun
zestien tot dertigen zonder voer in
de treinen gedrongen, waar ze nog
weer eens zooveel maal vieit en twin
tig uur opgepakt bleven, zoodat er
zelfs onderweg waren bezweken.
En toch. met eenig heen en weer
gevlieg naar Berlijn, wisten ze nu
reeds negen en veertig van die taaie,
vlugge paardjes in handen te krijgen
die in hun keurige boksen zorgvol
opgekweekt en op voer gebracht
worden, dat ze gaan glanzen van
weelde en wel los willen breken om
de voorjaarsche wei in te hollen. En
met dat al zal de reserve nog met
een stuk of wat paarden aangevuld
worden.
Want wel zijn er nu acht passen
de vierspannen na rijp beraad bij el
kander gevoegd drie span vossen,
twee span zwarten, een span Isabel
la's, een span schimmels, en een
span bruinen, allemaal van 1.50 tot
1.55 stokmaat, maar telkens raken
er buiten gevecht.
Na twee dagen sloeg de beste mer
rie al over den boom. die nu pas
weer rad is. En sedert zijn er ver
scheiden gevallen op de van regen
doorweekte baan, terwijl andere on
derweg hierheen een lichten droes of
een dikke keel hebben opgeloopen.
Maar met dat al gaan de zware
oefeningen ernstig voort. Als de die
ren, ruTeen dag 6f drie rust. wat op
hun verhaal zijn gekomen, begint
Cole ze te dresseeren. En 'n veertien
dagen later krijgen de renners ze
voor hun wagen, zooals 'k dat nu
zag gebeuren.
Tot nu toe worden er nog oefen
wagens gebruikt, waarvan de bak
ongeveer een vorm heeft van een
vertikaal doorgezaagde ton. De be
stuurders staan los op den bodem,
nu en dan in een bocht met de knie-
en tegen het voorbord geleund. Cole
en Looijen helpen, met de knechts,
bij 't inspannen van de rappe pon-
nies, die aan de hand naar de baan
gevoerd worden. En Arie houdt den
lach er in met z'n onnoozel clown-
nige gezegden.''*-
,,Wat? zegt ie tegen een van de
renners dacht meneer, da 'k ze
niet dorst te rijdenzukke Lithau-
sche perden lobpen toch ook de we
reld niet uit."
Cole weet bij ervaring hoe t'alles
precies moeteen Romeinsch span
van vier naast elkaar, dat de bui
tenste trekken aan de strengen en
de binnenste 't juk dragen. Met
kruisteugels worden ze onderling
verbonden die loopen in twee leid
sels uit, waar de renners heel afge
scheiden mee mennen. Houdt ze dan
maai* vast in de 'hand ,,piau
daar gaat ie
,f,Piau" is het Litbausche macht
woord, dat de paardjes in draf
brengt. En .,prrr" beteekent ho op
z'n Lithausch. Ze spreken 't allemaal
zeer vlot. maar de knechts onder
richten inmiddels de dieren in de
gemeenzamer Hollandsche spreek
taal.
't Is een lust om te zien, zooals die
vlugge pennies met wapperende ma
nen in zoo'n kostelijk span de wei
over-draven en de renners raken in
vuur door de uitgelaten dartelheid
van hun paarden. Kloek en onver
vaard staan zij fier op den' bolderen
den wagen, jagen de spannen Al wil
der aan. dat ze van dolheid elkan
der vaak slaan en over de strengen
heen dreigen te springen. Om hun
liefkoozingen wat te verzachten zijn
ze van achteren heel niet beslagen.
Maar vooral nu, na al dien regen,
de wei zoo glibberig «s, gaat 't den
bestuurders toch nooit hard genoeg,
terwijl Cole z'n ha.rt so-ms vast
houdt als hij ze vliegende zietaanga-
loppceren dat 't water uit de plas
sen in fonteinen opslaat, en modder
en kluiten de renners om de ooren
spatten.
En zoo na een kwartier komen de
heeren dan weer van den wagen,
van inspanning bezweet, wat stijf in
de polsen de kleeren beslikt, met de
modderspatten tot in de haren. En
de knechts hebben een zwaren hou'
aan de paarden die er nog al maar
vandoor willen draven in die wijd
heid van grazige weiden.
Maar met dat al is 't een echt
manlijke, opwindende sport, die
prachtig van wilde jonkheid is om
aan te zien en bijster verleidelijk, om
zelf te drijven.
Weldra zijn nu ook de echte wa
gens om mee te gaan oefenen ge
reed, in vorm volkomen naar 't Ro
meinsche model, maar voorzien van
■vrijwel onzichtbare veeren En
nauw zijn de rennen voorbij, is de
winnaar gevierd, of 't is alles opeens
ook weer uit. Dan worden bij Looij
en al die mooie Litbausche paardjes
metoen maar publiek verkocht, met
wagens en tuigen en enkel de her
innering zal blijven als een korte,
wondere droom uit den machtig
grootechen Caesars tijd.
En wat van dien aardigen oefen
dag in de Bildt mij al nog maar na
klinkt 't is Manus' ernstig zin
gende stem, zooals hij met z'n oolij-
ken grijzen kop naar 't mooie geluid
van z'n monica luisterde, 'n stille
extase in z'n oude oogen. Bij den
vroolijken maaltijd moest hij 'mmers
wezen, naast z'n oranjebittertje in
't schemerige hoekje van Poli's klei
ne eetzaal. Daar heeft hij al zooveel
geslachten van jonge studenten in
de stemming gehouden met z'n lied
jes van toen ie zelf nog 'n jongen
maar was.
Toch blijven ze 't doen „Zacht
jes dan Manus, zachtjes de monica
toch, dat we de woorden goed hoo-
ren Eerst van Die grijze bisschops
stad, dan van de Schutters, 't
Weeuwtje van Stavoren, 'n heele
romance En toan of 't
mocht, of die heer soms g?en domi
nee was Nee 't mocht wel, toe
dan Manus je meent van den Mo
len? Er kwamen zoowaar nog
weer glimanertjes in d'n ouden z'n
oogen Z'n hoeveelste lente nu
al? De zoele geur van den roo-
den Meidoorn op tafel deed 't Ma
nus nóg aan.
Straks viert hij met de Alma Ma
ler zijn zooveelste lustrum ook mee.
Gesprek met
een Anarchist.
Aan een correspondentie uit Lon
den aan het Hbld. gezonden, omtrent
een gesprek met een anarchist, ont-
leenen wij o. m. het volgende
„Kon het w&ar ,zijn zoo" vroeg
ik mij zelf af dat de geniale, wel
onderwezen, vriendelijke mannen die
ik als anarchisten had leeren ken
nen een onmenschelijkheid als waar
van de wereld Donderdag getuige
moest zijn, goedkeuren, ja, toejuich
ten?
Ik ging dus op zoek naar mijn
..connectie", hetgeen meer om 't lijf
had dan ik eerst vermoedde, wijl hij
niet alleen van woonplaats om re
denen waarnaar ik het beter achtte
niet te informeeren ook van naam
veranderd bleek te zijn.
Dit laatste nu laat ik 't even
tusschen haakjes mogen zeggen is
in dit land niets verdachts of buiten
gewoons. De menschen springen hier
met hun naam .allerwonderlijkst om.
Ik vond -den man dien ik zocht
op een kamer ergens in het Londen-
sche Oosten, juist teruggekomen van
zijn werk. verdiept in een dagblad-
verslag van het gebeurde te Madrid.
,,lk verwachtte u vandaag"; zei
hij met 'n glimlach „nu hebben
de anarchisten het zeker voor goed
bij u verkorven Maar vóór ik me
aan 'n interview onderwerpge
vergeet niet onze condities
Deze condities zijn de lezers
dienen het te weten dat ik om
trent hemzelf, wat zijn naam, zijn
woonplaats, zijn nationaliteit, enz.
betreft, een volstrekte geheimhou
ding zal bewaren. Ditmaal kreeg ik
alleen zijn toestemming om wat ik
noemde „ter geruststelling van mijn
landgenooten" te mogen verkla
ren. dat mijn zegsman geen Hol
lander is.
„Geloof echter maar niet" zei hij
met een spottend lachje „dat er
geen Hollandsche anarchisten in
Londen bestaan. Maar dat kunnen
ook wel Vlamingen zijn."
„Welnu". vroeg ik „wat
denkt gij van dezen aanslag op den
Spaanschen koning? Ik weet dat gij
noch uw naaste vrienden tot de
bloeddorstige onder de anarchisten
behoort. Gij hebt mij vaak over hu
maniteit, zelfs over liefde tot den
naaste gesproken. Zwijgt nu in u
tegenover deze demonische moord
poging, die dubbel mislukt is wijl zij
haar doel miste en onschuldigen tot
slachtoffer maakte, zwijgt nu einde
lijk in U den anarchist om den
mensch aan het woord te laten
Als ik van „onschuldigen" spreek
dan accepteer ik natuurlijk slechts
voor den vorm de anarchistische
(jualificatie van schuld en onschuld."
„Spreek wat dit laatste betreft
liever van vveroordeelden" en ,,on-
verooTdeeldèn". Die onderscheiding
is juister. Maar wat uw vraag aan
gaat die beantwoord ik bepaald
ontkennend. De anarchist spreekt in
mij vóór alles. En die zegt. dat ter
bereiking van het heilig ideaal geen
offer te groot is. De personen. die
gewond of gedood zijn waar een
anarchist trachtte den Spaanschen
koning te treffen, moeten beschouwd
worden als martelaren voor een goe
de zaak. En de dood van den Spaan
schen souverein, dAArtoe is in anar
chistische kringen reeds veel eer-
d.«r besloten. Ge weet dat dit niet
de eerste aanslag op ziin leven is.
hogelijk is het ook de laatste niet.
Waarom ju:<t hij is veroordeeld
en geen ander heeft een dubbele re
alen Anarchisten mo.'.n niet afla
ten te protesteeren bloedig te pro
test eer en tegen den tegenwoordi-
geo bestaansvorm der maatschap
pij...
„Zij moeten nu en dan eens van
zich laten hooren?..."
„Noem het zoo, als ge wilt.
Welnu, de leiders der internationale
broederschap van anarchisten we
ten Spanje met zijn verarmde, ver
drukte hoeren, rijp voor een omwen
teling. rijp voor de Commune. Veel
meer zoo dan Rusland, dat te groot
is en waar het- volk dof en onwetend
en indolent is. Was deze aanslag ge
lukt, zoo ware ons protest hernieuwd
en Spanje bevrijd. Thans kwam al
leen liet protest tot zijn recht. O, ik
geef toe, dat de omstandigheden,
waaronder de aanslag plaats vond,
allerjammerlijkst waren. Het oordeel,
over Alfonso uitgesproken, omvatte
zeker niet het meisje dat hem tot
vrouw gegeven was of een van de ge-
dooden of gewonden. Maar wat wilt
ge Een anarchist zoekt de gele
genheid om een opdracht te vervul
len en acht zich gelukkig als hij die
vindtmaar hij maakt ze niet. Gij
moet niet denken, dat anarchisten
niets dan bloedwellnstelingen zijn.
Maar het ideaal waarvoor zij, strij
den staat zoo ver buiten, zoo hoog
boven den huidigen bestaansvorm
der maatschappij, de menschen zijn
er nog zoo weinig mee vertrouwd en
daardoor zoo afkeerig er van. dat
het hun moet worden opgedrongen
met geweld. Zooals men 'n kind een
heilzaam medicijn zou laten slik
ken met dreigement en geweld."
„Ja. maar uw terroristisch ge
weld dringt geenszins een medicijn
op. Hoogstens maakt ge er om uw
vergelijking door te voeren recla
me voor het adres van den dokter,
van wien het bij de meerderheid der
menschen nog allerminst vaststaat,
dat hij niet een kwakzalver is."
„De dokter en zijn medicijn
zijn in dit geval vereenzelvigd. De
anarchisten en hun ideaal zijn één."
„Ho hoe, dat staat nog te be
zien. Ik heb in mijn gesprekken met
U en uw geestverwanten maar al te
vaak tevergeefs naar idealen-eenheid
gezocht. Dezen richten zich tegen
monarchen, genen tegen wetgeving
in 't algemeen, anderen weer tegen
eiken vorm van constitutie, weer an
deren tegen kapitalisten en kapitaal-
overheersching. Waar blijft nu uwe
eenheid
„DAArin, dat wij allen streven
naar de erkenning van de souverei-
niteit van het individu. Strijden te
gen gemeenschapstyranie in eiken
vorm."
„Dit lijken, met uw verlof, wat
men in mijn land dikke woor
den pleegt te noemen'. Maar laten
wij niet trachten het over 't anar
chistisch ideaal eens te worden. Ik
heb nu al gemerkt, dat gij den aan
slag op koning Alfonso betreurt in
de omstandigheden waaronder die
plaats vond en natuurlijk van uw
standpunt in zijn resultaten, maar
dien overigens als een noodzakelijk
uitvloeisel van het anarch'stisch
streven beschouwt. Gij spraakt van
„veroordeelden". Dit sluit dus een
samenzwering in. Is het waar, dat
die hier in Londen is gesmeed?"
„Dit is zeer onwaarschijnlijk.
Ik zou wel willen zeggen, dat is ab
soluut onwaar. Maar dit kunnen met
zekerheid alleen zij beweren, die in
de allerbinnenste kringen der anar
chistische broederschap verkeeren.
Maar ik noem het onwaax*schijnlijk,
omdat Londen weinig of geen anar
chisten van de daad herbergt.
De weinige militante anarchisten,
die in Engeland vertoeven, worden
door de politie zoo onafgebroken in
't oog gehouden, dat het hun ze
ker niet mogelijk zou zijn complot
ten te smeden of daden voor te be
reiden. Maar absolute nonsens, lou
ter verzinsel van uw Londensche
collega's noem ik de hier in de cou
ranten gedrukte verhalen, als zouden
anarchisten in een van hun gewone
samenkomstlokalen in Londen den
aanslag hebben voorbereid. Alsof wij
niet wisten dat dié samenkomsten
voor iedereen ook voor journalis
ten en politie-ambtenaren zonder
buitengewoon veel moeite toeganke
lijk zijn
(Dit laatste kon ik uit ondervin
ding bevestigen, want zelf had ik
wel een anarchistische vergadering
in Spelmanstreet, Witchechapel, bij
gewoond waar echter destijds niets
oorviel dat de moeite van rapporten-
ren waard was).
„Ik herhaal vervolgde mijn
zegsman dat militante anarchis
ten in dit land. Als ze er zijn, non-
actief zijn tevens. De meesten onzer
zijn de theoretici in de broeder-
s:hap."
„Vandaar waarschijnlijk ook de
absolute veiligheid van koning Ed
ward
.Ta, en van de overige ledbnvan
de koninklijke familie en van ko
ninklijke gasten. Wij. weten, hoe de
Londensche politie zich wel zenuw
achtig heeft gemaakt toen de koning
van Italië en de koning" van Spanje
hier waren, hoe het hoofd der poli
tie zelfs bij het bezoek van eerstge-
noemden geen verantwoordelijkheid
op zich durfde nemen wanneer de-
koning ook 's avonds door Londen
zou zijn gereden. En we hebben om
die angstigheid onder elkaar wel
eens gelachen, 't Is als een stilzwij
gende rekening tusschen Engeland
en de anarchisten Engeland blijft
voor de laatsten open en dezen be
antwoorden die. zal ik maar zeg
gen gastvrijheid met inactiviteit
hier te lande, 't Was eenmaal met
de Vereenigdq Staten evenzoo. Tot
dat de ontactische aanslag van Czol-
gosz op Mac Kinley daaraan een
einde maakte."
„Nu echter is de verontwaardi
ging tegen de anarchisten zoo hoog
gerezen en zeer terecht mijns >'n-
ziens dat wellicht een internatio
nale actie tegen hen volgen zal. Dan
zal waarschijnlijk geen onderscheid
meer gemaakt worden tusschen prac
tici en theoretici onder anarchis
ten."
„'t Is zeer wel mogelijk. Maar
ik kan mij zoo'n internationale actie
tegen anarchisten nog met best voor
stellen. Wil men elke anarchistische
neiging met een onmiddellijken dood
straffen Of wil men ons. zooals
Bismarck wou, allen naar een eiland
in den grooten Oceaan deporteeren?
In elk geval zal een gezamenlijke ac
tie van alle natiën tegen ons onze
positie niet veel slechter maken. On
ze guerilla-strijd tegen de maat
schappij zal er te heviger, misschien
ook te bloediger om gestreden Wor
den.
En nu moet ik naar mijn werk."
Ik wist niet of ik de hand die hij
mij reikte moest drukken als die
van een man met een eerlijke
schoon door mij niet gedeelde
overtuigingof haar moest weigeren
als die van een moordenaarsbondge
noot.
WAt ik deed.... gaat. welbeschouwd
mijzelf en niet mijn lezers aan."
Pinkster-Meidag.
Laag sitond reeds dfe zon aan den
gezichteinder. Haar roede schijn dood
de heldere vensters der eenvoudige
dorpswoningen lichten in hellen, gloed
en het pas opnieuw vergulde kruis
van den kerktonen heerlijk schitte
ren.
Ook het aangezicht der menschen
zelf, die rookend en pratend voor de
deurposten hunner woning stonden,
blonk van. dienzelfden schijn en zacht-
kens blies de avondkoelte door de
hooge populieren en do schoone linde-
boomen.
De jonge houtvester Wemer, een
kind des dorps, schreed vriendelijk
groetend naar rechts en naar links
door de groote straat, die bedekt was
met wit zand en groene bladeren.
Recht ging hij af op het huis van
den schoolmeester koster.
Wat keken zijne oogen vroolijk rond
zoo geheel anders als op andere da
gen.
Want het Pinksterfeest brak aan,
het schoone feest, waarvoor het dorp
zich getooid had met loof en bloe
men.
Nog stonden slechts enkeJe groene
Meitakken aan de vensters hier en
daar.
Maar den. volgenden dag, dat wist
Werner vast en zeker, zou het gehee-
Ie dorp prijken gelijk een berken
woud, want geen enkele jonkman liet
het na een paar der schoonste boo-
men aan te brengen ter zijde van deur
of tuingang van het huis, waar zijn
liefje woonde.
Dat mag een heel aardig, een dich
terlijk gebruik wezen, maar voor den
houtvester was het altijd een nieuwe
bron van verdriet. Men scheen dan
om zijn ambt niet te geven, men nam
de schoonste takken, de sterkste twij
gen uit liet bosch, zonder eernge for
maliteit in acht te nemen, dat wil
zeggen, men stal ze en dat met zulke
sluwe voorzichtigheid, dat bijna nic-
mand op heeterdaad betrapt kon wor
den en dus gestraft.
Dat kwam Werner in de gedachte,
toen hij de frissche berkentakken zag.
Maar hij het er zich niet dooi- ont
stemmen, wa-nlt zuivere Pinkster
vreugde was het niet alleen, die zijn
jong hart vervuldemeer nog die
liefde tot de blonde Anme-Marie, de
dochter van den ouden koster, die hij
nu ging opzoeken.
Hij zal nog zoo ongeveer een hon
derd pas verwijderd zijn geweest van
zijn doell, toen hij den jongen rijken
boer Hans uit het huis van dien kos
ter zag komen.
Maar hij werd nog onrustiger bo
vendien, toen hij zag. dat Hans stil
afweek van den grooten weg en een
smal zijpad insloeg.
Werner verhaastte zijnen tred en
ging het huis binnen.
Wat had Hans met je te maken
riep hij na een korten groet Anne-
Marie toe. die geheel verward keek.
Waarom doop hij zoo schuw
weg Wat hebben jelui met elkan
der?
Hij had een roode kleur en snel was
zijne ademhaling.
Ja, wat zou hij met mij te ma
ken hebben, hè antwoordde 't meis
je onnoozel en keek voor zich.
Wemer was een beetje heet van
bloed en maai- al te dikwijls watsnel
en onberaden in zijn doen en denken.
Was zijne jalousie eenmaal ontwaakt
dan werden gewoonlijk ook de andere
hartstochten wakker.
Hoor eens riep hij kwaad, ik
heb het al lang gemerkt, hoe lief hij
tegen jou is en ook, dat jij je niet on
gaarne door hem het hof laat maken.
Ja, zoo'n boer is nog wat meerwaard
dan een arme houtvester. Maar als je
denkt, dat Hans je ooit trouwt, dan
vergis je je deerlijk
Arme-Marie was eerst rood gewor
den en toen bleek.
Het was een geluk voor haar, dat
Werner zoo lang sprak. Nu had ze
beter gelegenheid gehad zich goed te
houden en te beraden, wat ze zeggen
zou.
Zij wist wed, dat ze een lief meisje
was, maar dat ze ook wat koket was,
wist ze waarschijnlijk niet.
Reeds meermalen had zij door hare
ijidelbdid, Werner, dien ze anders vu
rig lief had, geprikkeld.
Zoo denk je dat? vroeg ze een
weinig bits. Dan moet je maar weten,
dat ik slechts ja behoef te zeggen om
de vrouw van den rijken Hans te
worden
Zie zoo, dacht ze, dat is raak.
Wemer ladhfie bitter.
Nu, zeg dian ja! De lomperd zal
je goed van pas zijn \0
De lomperd zal me ten minste
meft wat meer achting behandelen, en
mij ook mijne armoede niet, verwij
ten, zooals gij doetantwoordde ze
snel en tranen, van werkelijk betlee-
digd gevoel ontsprongen aan hare
oogen.
Neen, Anme-Mariesprak "Wer
ner daarna met nadruk, dat zal hij
niet. Maar hij zal je ook geen huwe
lijksaanzoek meer doen. weds daar
zeker van Goedenavond
Hij keerde zich aanstonds om, om
weg te gaan, het meisje ternauwer
nood tijd latend over zijn woorden na
te denken.
Pas toen hij de deur achter zich toe
had geworpen, kwam haar de duide
lijke beteekenis binnen van hetgeen
■hij gezegd had. Haar oogen stonden
wijd open van schrik.
Ze keek naar de deur, toen trok ze
het venster open.
Ga vanavond niet meer 't bosch
inriep ze hem na, niet meer het
bosch in
Hij draaide zich om en keek haar
aan, terwijl zijn gezicht mat besche
nen werd door het avondrood.
Dus je bent bang voor hem, hè.
Amie-Marie? bid dan maar een Vader
ons
Meteen draaide hij zich weer om
en ijlde henen.
Op den torven luidde de oude koster
het avond-a.ugeius.
Ondertusscihen zat in haar kamer
tje zijn dochter met gevouwen han
den en keek nog de richting in, waar
Wemer verdwenen was.
Haai* lichaam was zwaar als lood.
Haar slapen klopten geweldig.
Zij gevoeldie, dat zij iets verschrik
kelijks had gedaan, zonder dat ze zag,
hoe zij hulp kon bieden.
Zoiu ze het woud in loopen
Maar dat was zoo groot.
Zou zeja, wat zou ze doen
Niets kon ze doen, niets dlan wan
hopen.
Ze vluchtte opnieuw in haar klein
kamertje en luisterde naar buiten,
naar de stilte van den nacht.
De maan rees op aan den hemel.
Ze keek er naar en toch zag zij
haai' niet.
De kerktoren sloeg uur na uuran
ders was het stil, doodstil ver in het
rond.
En daar voor haar, lag het groote,
donkere woud, scherp afgeteekend
door het heldere maanlicht, het woud,
waar in nu misschien
Plotseling werd de stilte van den
heiligen Pinksternacht onderbroken.
Een schot van een buks klonk flauw
tjes op uit het bosch.
De honden in het dorp sloegen even
aan.
Toen werd het weer stil.
Anne-Marie, was met een kreet op
den grond gezonken en op haar bleek
gezicht scheen de maan.
Toen Wemer van het huis van den
koster kwam. bevond hij zich in een
onbeschrijfelijken toestand.
Tot kalm nadenken kwam hij niet.
dat wilde hij ook niet.
Integendeel, zijn driften beheersch-
ten hem en stookten met een zekere
soort wellust het vuur van wrake aan
in eigen borst.
Toen de nacht gevallen was, stond
hij op. greep eene van zijn beste buk
sen uit het rek, nam e»en goed gedres
seerd en hond en ging naar het bosch,
zooveel mogelijk voortgaande in de
duisternis der schaduw.
Daar liet hij zich geleiden door den
slimmen hond en spoedig vernam hij
het gedruisch van een zaag, die ge
hanteerd werd en het kraken van af
brekende takken.
Maar zoo dikwijls hij de bladeren
dan vaneen schoof, en welbekenden
zag, ging hij stilletjes verder, want
hij zocht zijn bepaald wild en geen
ander.
Reeds begon hij ongeduldig te wor
den. De vrees, dat hem zijn slachtof
fer ontgaan zou, maakte hem zenuw
achtig.
Overal geloofde hij nu te hooren
spreken en fluisteren.
De hond echter, dien hij vast had
aan een kort koord, stapte rustig
voort.
Opeens stond hij stil, spitste de
ooren en ging weer voort met ver
nieuwden ijver.
Spoedig meende Werner nu het wel
bekende gedruisch te vernemen, en
werkelijk, duidelijk drong het door de
stilte van het woud, tot hem dioor.
Hij bevond zich nu bij een groepje
jonge berken.
Hij loerde door de hoornen, en ja,
daar zag hij den ellendeling, denver-
vloekten medeminnaar, die met een
knecht reedis een mooie verzameling
bloeiende Meitakken bad bijeengeza
meld.
Hij werkte zich nu door het struik
gewas en riep den verschrikt opzien
de n Hant eensklaps toe
Halt
De knecht wilde zich eerst op den
jager weipen, maar nam verschrikt de
vlucht, toen hij den loop van de buks
op zich geaicht zag.
Nu hebben we een woordje met
elkander te praten», zei Werner, eenige
schreden dichter tot Hans tredende.
Deze, de handen in de broekzakken,
zag hem lachend aan.
Nu, wat moet. dat dan vroeg
Hans bedaard.
Wat dat moet Dat ik je nu over
hoop zal schieten, ellendelingJe re
kening is opgemaakt, nu kan je haar
betalen.
Ja, dat Ls kunst om een weerloos
mensch in den nacht en de eenzaam
heid te overvallen. Doe eens iets an
ders, als je durft
Wait, durf je nog spotten
Houdt toch op met je dwaashe
den. Je benit dronken of
Of
Of gok, voor mijn part 1
- Daar dan riep Werner, het ge
weer aftrekkende.
Het schot dreunde door de stilte van
het slapende woud.
De zachte voorjaarswind droeg het
geluid over tot in het huis van den
koster en dat geluid trof de blonde
Anne-Marie in hot hart.
Dat was de Pinksternacht.
Met oen doffe hoofdpijn ontwaakte
Anne-Marie.
Haar gezicht brandde van koorts
achtige hitte, en zwaar waretn hare
oogleden.
Een akelige droom! zeicle ze en
opende 'bert kleine venster, waardoor
de Pinkterzon vroolijk naar binnen
schoot.
De Piniksterzon
Ja, want heden was het Pinksteren
en gisteren, gisteren... deze nacht
groote God
Bliksemsnel kwam de herinnering
van hetgeen gebeurd was in haar op.
O! ze had! wel hardop kunnenwee-
nen.
Een naamlooze angst neep haar
hart te zarnen. Met ingehouden adem
luisterde zij naar buiten.
Want het geheele dorp moest wel
in opschudding wezen. Ze verlangde
een mensch te zien, op wiens gezicht
zij lezen kon, wat ze verwachtte.
En toch \reesde zij voor het verne
men van die zekerheid en langzaam,
mot pijnlijke langzaamheid, ging het
eeno kwartier voorbij na helt andere.
Op eens begonnen de klokken te lui
den.
De menschen in hun besten dosch
gingen vroolijk en lachend over de
straat, de leeuwerikken zongen een
jubellied aan den blauwen hemel.
Alles was vreugde, alles heerlijke
blijdschap.
Maar Anne-Marie alleen weende in
haar kamertje heete tranen.
Uren waren reeds voorbij gegaan.
Toen werd er zachtjes aan de deur
geklopt.
'tWas vader.
Hij vroeg of Anne-Marie soms ziek
was, omdat ze zoo lang boven bleef.
Zd was niet erg goed, antwoord
de ze. maar vader moest maar niet
ongerust wezen, ze zou dadeliik ko
men.
De oude man was daarmede gerust
gesteld en ging verder zijn bezighe
den verrichten.
Nu ging Anne-Marie in de huiska
mer zitten.
Plotseling hoorde zij een bekende
stap.
Ze vloog hem tegemoet en hare ar
men om hem heen slaande, verborg
ze haar betraand gelaat aan Werner's
borst.
Maar hij schoof haar zachtjes van
zich terug.
Hoor eens, Anne-Marie! jemoogt
mij nliet meer aanraken', ikik
hfeb vannacht op Hans geschoten.
Ze zonk neer op een stoel en haar
adiam dreigde stil te staan.
Ik weet het, zei ze, ik heb het
schot gehoord.
Vervloek mij dan en beween
hem
Maan- liet is niet waar, het is in
helt geheel niet waar, riep ze, wat
gij dacht.
Hij heeft zioh al lang met een an
der, met een arm meisje verloofd, dat
mijne vriendin is. Zij hielden het ge
heim. omdat zijne ouders er zoo op
tegen waren, maar als zijn zieke va
der weer gezond is.
En jouw vloeken
Ik bon zelf de schuld, dat het zoo
ver gekomen is, omdat ik je niet de
waarheid heb gezegd en omdat ik zoo
zooveel verbeelding heb. En nu
nu zullen ze jou in de gevangenis
sluiten en alles alles voorbij.
Ze had die woorden bij stukken en
brokken uitgebracht en liet nu haar
tranen den vrijen loop.
Maar zeg mij nu eens, zei Wer
ner, wat moest Hannes gisteren bij
je?
W at geeft dat nu nog zuchtte
ze. Toen je 'i me gisteren gevraagd
hebt, had ik het moeten zeggen, dat
hij graag wilde weten, of je ook nog
in 't bosch ging, en zoo ja, of ik niet
kon maken, dat je niet ging, omdat
hij Mei-takken wilde gaan maken.
Anne-Marie! sprak hij, vergeef
het mij 1 Ik was een blinde, dwaze
gek, maar een gek, die u lief had bo
ven alles. Ween niet meer, Anne-Ma
rie. De goede God heeft medelijden
gehad met mijne domheid. Verbeeld
u eens, dat alles is een droom g
woest
En toen vertelde hij verder.
Toen hiet scliot, hoe weeft, ik n«
was afgegaan, kwam ik tot bezinni!
en schrik overviel mij.
De buks viel uit mijn handen eni
waanzinnigen angst Mep ik op mij
tegenstander toe. „Hans riep ilc,
heb het niet gewild, een booze ge<
heeft er mij toe aangezet
Hans laChte mij tevreden toe.
..Domme jongenzei hij, „zuil
aardigheden zouden wel eens sled
kunnen af loopen
Hij had mijne beweging gezien e
was nog juist bijtijdis achter een boa
gesprongen. Anne-Marie Ik ben a
gelukkig
Anne-Marie zag tot hem op.
Nog Hopen er wed tranen uit ha
oogen, maar nu van dankbaarheid
vreugde:
En Hans? vroeg ze eindelijk.
We zijn weer oude goedC veria
den, zooals we op school waren', at
woordide Wemer. Hij heeft me alli
uitgelegd, %iaar willide, dat ik aanjo
zou vragen, wat hij hier kwam doe®
Werner, sprak Anme-Marie, i
een kleine tussohietopooize plechtig, w
hebben bedden gezondigd, i k door mi
plaagzucht, gij door uw drift. Daa
door zijn we beiden in doodsangst
wees! en het had een slecht eêm
kunnen nemen. Zie, ik was reeds vv,ai
hopig en dacht aam den dood en tod
is 't Pinksteren vandaag. Dat zuil
we noodt vergeten
Neein zei hij, nooit
Ze reikten elkander de hand i
Melden die langen tijd vast.
Nu hadden ze den band voor h
leven gesloten, den band van tw
zielen, door het ongeluk gelouterd.
De vogels zongen, de bloemen priji
ten en geurden.
Van den kerktoren beierden dekloi
ken en voor het huis van dem kost
stonden twee prachtig mooie Meö-ta
ken.
Gelukkig Pinksterfeest
HONGERSNOOD EN PEST IN
ENGELSCH-1NDIE.
Wanneer men in Europa van de
Indischen hongersnood en de afgri
selijke pest in Indië leest, zoo won
uit Calcutta aan de „Cöln. Zedt.g,
schreven, dan wordt meestal meewj
rig gedacht aan den armen, zadhl
aardigen Hindoe, en gescholden o
de rijke Britten, die hunne onderd
nen niet voor hongersnood en d
zwarte ramp weten te vrij wam
'Maar :n werkelijkheid zijn de Enge!
schen de beklagemswaaixkiigen en vei
dient, de zachtaardige Hindoe eerde
een pak ransel dan medelijden. Me
moet in Indië hebben gewoond om d
Hindoes te kennen inet hunne zede
en gebruiken, men meet .hongersnoc
den ein pestepidemieën hebben meege
maakt om oorzaak en gevolg juiist i
te zien en Engelscihm an en Hindo
rechtvaardig te leeren beoordeelei
Het ongeluk van Engeland, van d
Hindoes en van alle in Indië wonend
Europeanen Ls de Bouddhdstisch
leer, het taaie vasthouden der into®
dens aan hun godsdienstige gebrui
ken. Daar de Hindoes aan de ziel
verhuizing gelooven, mogen ze gee
dier dooden, daar de ziel van eet
hunner bloedverwanten juist in di
dier kon zijn gevaren en deze dai
weder zonder verblijfplaats zou zijn
Het eerste gevolg daarvan is, dat d
Hindoes'geen vieesch eten noch va
viervoetige dieren noch van rogele
of visschen. Enkele kasten eten peul
en versche vruchten, groente, aard
appelen, melk en kaas, de zeer strei
ge „high casts" versmaden ook dei
producten en leven slechts van rijs
en olie. Nu is het echter onmogelij
het onmetelijke Indiisdhe rijk gehe
te voorzien van inlandsclie rijst e
ook de uit het buitenland betrokke
rijst is niet voldoende om den hoi
gersnood te koeren. Deze treedt plol
seling op in een of andere 9treeli
soms op grooten afstand van spooi
wegen, telegraaf en Europeesch
hulp. De inlanders blijven zoolang x
maar kunnen, werkeloos op de plaat
waar ze zijn, en eerst als het gevaa
om te verhongeren dreigt, trekken z
naar de groote steden. Onderweg vo<
gen zich hongerlijders uit ander
streken bij hen en samen trekken z
dan verder, hongerend, bedelen*
waarbij dikwijls een groot gedeelt
aan den weg van honger en onttx
ring sterft.
En naast dien weg loopt heerlij
vee te grazen, waarop niemand aai
spraak maakt, het gevogelte verrrx
nigvuldigt zrdh, het woud krioelt va
eetbare dieren, de rivieren zijp, vc
met heerlijke visschen... en de men
schen sterven van armoede, terwijil o
de markten in de steden, het allei
puikste vleesclli wordt verkocht voo
7 tot 12 ct. per pond. Daarom is h<
onmogelijk den hongersnood uit In
dië te verbannen, want dan zou mei
tegelijkertijd het Boeddhisme moete
verbieden. En dit zal men niet does
want in godsdienstzaken zijn de Eu
gielsdhen tegenover de inboorling®
verdraagzaam, tot in bet overdrew
ne, ook al om politieke redenen. Daai
om zal men in Indië blijven voor
hongeren en den rijken vleeschvooi
raad ongebruikt laten. Onder dezei
eilendigen toestand lijdt echter allee
de Hindoe, terwijl van de pest ht
gevaar het gelheelo land, geheel Eurc
pa bedreigt. Dat de pest in Intrrë al
leen wordt veroorzaakt door de ral
tenplaag en verdwijnen zou indiei
deze dieren werden uitgeroeid, is bc
ven allen twijfel vertieren. De regee
ring heeft daarom ingezien, dat he
hare plicht is tot die uitroeiing med
te werken en ze is daarbij zeer stel
selmatig te werk gegaan. Ze heft gee
helasting van terriers en fokt zelfs df
ras om de ratten te verdelgen. Bijn
ieder huis in Bombay of Calcutt
heeft van vier tot zes van deze klein
honden, die de ratten geducht te lij
gaan. Bovendien betaalt ze voor in
geleverde doode ratten nog een lx