naai-de weegplaats toe droegen hij bood zich aan om de studen ten de Romeinsche wagenrennen te leeren. En Jan Looijen en hij gin gen al aanstonds met den bere»d- wiiligen vertegenwoordiger mee naar Berlijn om geschikte paarden tekoo- pen. Diq reis alleen zou 'n boeiend ver haal zijn. Hoe ze daar kwamen op een markt, die juist heelemaal ont redderd was door het pas geheven invoerrecht van 75 mark per paard over de Duitsche grenzen. Hoe ze toch nog per slot een transport Li- thausche pennies snapten, maar dat de zielige dieren zich zoo armelijk voordeden, na hun lange dagreizen door de sneeuw, en toen met hun zestien tot dertigen zonder voer in de treinen gedrongen, waar ze nog weer eens zooveel maal vieit en twin tig uur opgepakt bleven, zoodat er zelfs onderweg waren bezweken. En toch. met eenig heen en weer gevlieg naar Berlijn, wisten ze nu reeds negen en veertig van die taaie, vlugge paardjes in handen te krijgen die in hun keurige boksen zorgvol opgekweekt en op voer gebracht worden, dat ze gaan glanzen van weelde en wel los willen breken om de voorjaarsche wei in te hollen. En met dat al zal de reserve nog met een stuk of wat paarden aangevuld worden. Want wel zijn er nu acht passen de vierspannen na rijp beraad bij el kander gevoegd drie span vossen, twee span zwarten, een span Isabel la's, een span schimmels, en een span bruinen, allemaal van 1.50 tot 1.55 stokmaat, maar telkens raken er buiten gevecht. Na twee dagen sloeg de beste mer rie al over den boom. die nu pas weer rad is. En sedert zijn er ver scheiden gevallen op de van regen doorweekte baan, terwijl andere on derweg hierheen een lichten droes of een dikke keel hebben opgeloopen. Maar met dat al gaan de zware oefeningen ernstig voort. Als de die ren, ruTeen dag 6f drie rust. wat op hun verhaal zijn gekomen, begint Cole ze te dresseeren. En 'n veertien dagen later krijgen de renners ze voor hun wagen, zooals 'k dat nu zag gebeuren. Tot nu toe worden er nog oefen wagens gebruikt, waarvan de bak ongeveer een vorm heeft van een vertikaal doorgezaagde ton. De be stuurders staan los op den bodem, nu en dan in een bocht met de knie- en tegen het voorbord geleund. Cole en Looijen helpen, met de knechts, bij 't inspannen van de rappe pon- nies, die aan de hand naar de baan gevoerd worden. En Arie houdt den lach er in met z'n onnoozel clown- nige gezegden.''*- ,,Wat? zegt ie tegen een van de renners dacht meneer, da 'k ze niet dorst te rijdenzukke Lithau- sche perden lobpen toch ook de we reld niet uit." Cole weet bij ervaring hoe t'alles precies moeteen Romeinsch span van vier naast elkaar, dat de bui tenste trekken aan de strengen en de binnenste 't juk dragen. Met kruisteugels worden ze onderling verbonden die loopen in twee leid sels uit, waar de renners heel afge scheiden mee mennen. Houdt ze dan maai* vast in de 'hand ,,piau daar gaat ie ,f,Piau" is het Litbausche macht woord, dat de paardjes in draf brengt. En .,prrr" beteekent ho op z'n Lithausch. Ze spreken 't allemaal zeer vlot. maar de knechts onder richten inmiddels de dieren in de gemeenzamer Hollandsche spreek taal. 't Is een lust om te zien, zooals die vlugge pennies met wapperende ma nen in zoo'n kostelijk span de wei over-draven en de renners raken in vuur door de uitgelaten dartelheid van hun paarden. Kloek en onver vaard staan zij fier op den' bolderen den wagen, jagen de spannen Al wil der aan. dat ze van dolheid elkan der vaak slaan en over de strengen heen dreigen te springen. Om hun liefkoozingen wat te verzachten zijn ze van achteren heel niet beslagen. Maar vooral nu, na al dien regen, de wei zoo glibberig «s, gaat 't den bestuurders toch nooit hard genoeg, terwijl Cole z'n ha.rt so-ms vast houdt als hij ze vliegende zietaanga- loppceren dat 't water uit de plas sen in fonteinen opslaat, en modder en kluiten de renners om de ooren spatten. En zoo na een kwartier komen de heeren dan weer van den wagen, van inspanning bezweet, wat stijf in de polsen de kleeren beslikt, met de modderspatten tot in de haren. En de knechts hebben een zwaren hou' aan de paarden die er nog al maar vandoor willen draven in die wijd heid van grazige weiden. Maar met dat al is 't een echt manlijke, opwindende sport, die prachtig van wilde jonkheid is om aan te zien en bijster verleidelijk, om zelf te drijven. Weldra zijn nu ook de echte wa gens om mee te gaan oefenen ge reed, in vorm volkomen naar 't Ro meinsche model, maar voorzien van ■vrijwel onzichtbare veeren En nauw zijn de rennen voorbij, is de winnaar gevierd, of 't is alles opeens ook weer uit. Dan worden bij Looij en al die mooie Litbausche paardjes metoen maar publiek verkocht, met wagens en tuigen en enkel de her innering zal blijven als een korte, wondere droom uit den machtig grootechen Caesars tijd. En wat van dien aardigen oefen dag in de Bildt mij al nog maar na klinkt 't is Manus' ernstig zin gende stem, zooals hij met z'n oolij- ken grijzen kop naar 't mooie geluid van z'n monica luisterde, 'n stille extase in z'n oude oogen. Bij den vroolijken maaltijd moest hij 'mmers wezen, naast z'n oranjebittertje in 't schemerige hoekje van Poli's klei ne eetzaal. Daar heeft hij al zooveel geslachten van jonge studenten in de stemming gehouden met z'n lied jes van toen ie zelf nog 'n jongen maar was. Toch blijven ze 't doen „Zacht jes dan Manus, zachtjes de monica toch, dat we de woorden goed hoo- ren Eerst van Die grijze bisschops stad, dan van de Schutters, 't Weeuwtje van Stavoren, 'n heele romance En toan of 't mocht, of die heer soms g?en domi nee was Nee 't mocht wel, toe dan Manus je meent van den Mo len? Er kwamen zoowaar nog weer glimanertjes in d'n ouden z'n oogen Z'n hoeveelste lente nu al? De zoele geur van den roo- den Meidoorn op tafel deed 't Ma nus nóg aan. Straks viert hij met de Alma Ma ler zijn zooveelste lustrum ook mee. Gesprek met een Anarchist. Aan een correspondentie uit Lon den aan het Hbld. gezonden, omtrent een gesprek met een anarchist, ont- leenen wij o. m. het volgende „Kon het w&ar ,zijn zoo" vroeg ik mij zelf af dat de geniale, wel onderwezen, vriendelijke mannen die ik als anarchisten had leeren ken nen een onmenschelijkheid als waar van de wereld Donderdag getuige moest zijn, goedkeuren, ja, toejuich ten? Ik ging dus op zoek naar mijn ..connectie", hetgeen meer om 't lijf had dan ik eerst vermoedde, wijl hij niet alleen van woonplaats om re denen waarnaar ik het beter achtte niet te informeeren ook van naam veranderd bleek te zijn. Dit laatste nu laat ik 't even tusschen haakjes mogen zeggen is in dit land niets verdachts of buiten gewoons. De menschen springen hier met hun naam .allerwonderlijkst om. Ik vond -den man dien ik zocht op een kamer ergens in het Londen- sche Oosten, juist teruggekomen van zijn werk. verdiept in een dagblad- verslag van het gebeurde te Madrid. ,,lk verwachtte u vandaag"; zei hij met 'n glimlach „nu hebben de anarchisten het zeker voor goed bij u verkorven Maar vóór ik me aan 'n interview onderwerpge vergeet niet onze condities Deze condities zijn de lezers dienen het te weten dat ik om trent hemzelf, wat zijn naam, zijn woonplaats, zijn nationaliteit, enz. betreft, een volstrekte geheimhou ding zal bewaren. Ditmaal kreeg ik alleen zijn toestemming om wat ik noemde „ter geruststelling van mijn landgenooten" te mogen verkla ren. dat mijn zegsman geen Hol lander is. „Geloof echter maar niet" zei hij met een spottend lachje „dat er geen Hollandsche anarchisten in Londen bestaan. Maar dat kunnen ook wel Vlamingen zijn." „Welnu". vroeg ik „wat denkt gij van dezen aanslag op den Spaanschen koning? Ik weet dat gij noch uw naaste vrienden tot de bloeddorstige onder de anarchisten behoort. Gij hebt mij vaak over hu maniteit, zelfs over liefde tot den naaste gesproken. Zwijgt nu in u tegenover deze demonische moord poging, die dubbel mislukt is wijl zij haar doel miste en onschuldigen tot slachtoffer maakte, zwijgt nu einde lijk in U den anarchist om den mensch aan het woord te laten Als ik van „onschuldigen" spreek dan accepteer ik natuurlijk slechts voor den vorm de anarchistische (jualificatie van schuld en onschuld." „Spreek wat dit laatste betreft liever van vveroordeelden" en ,,on- verooTdeeldèn". Die onderscheiding is juister. Maar wat uw vraag aan gaat die beantwoord ik bepaald ontkennend. De anarchist spreekt in mij vóór alles. En die zegt. dat ter bereiking van het heilig ideaal geen offer te groot is. De personen. die gewond of gedood zijn waar een anarchist trachtte den Spaanschen koning te treffen, moeten beschouwd worden als martelaren voor een goe de zaak. En de dood van den Spaan schen souverein, dAArtoe is in anar chistische kringen reeds veel eer- d.«r besloten. Ge weet dat dit niet de eerste aanslag op ziin leven is. hogelijk is het ook de laatste niet. Waarom ju:<t hij is veroordeeld en geen ander heeft een dubbele re alen Anarchisten mo.'.n niet afla ten te protesteeren bloedig te pro test eer en tegen den tegenwoordi- geo bestaansvorm der maatschap pij... „Zij moeten nu en dan eens van zich laten hooren?..." „Noem het zoo, als ge wilt. Welnu, de leiders der internationale broederschap van anarchisten we ten Spanje met zijn verarmde, ver drukte hoeren, rijp voor een omwen teling. rijp voor de Commune. Veel meer zoo dan Rusland, dat te groot is en waar het- volk dof en onwetend en indolent is. Was deze aanslag ge lukt, zoo ware ons protest hernieuwd en Spanje bevrijd. Thans kwam al leen liet protest tot zijn recht. O, ik geef toe, dat de omstandigheden, waaronder de aanslag plaats vond, allerjammerlijkst waren. Het oordeel, over Alfonso uitgesproken, omvatte zeker niet het meisje dat hem tot vrouw gegeven was of een van de ge- dooden of gewonden. Maar wat wilt ge Een anarchist zoekt de gele genheid om een opdracht te vervul len en acht zich gelukkig als hij die vindtmaar hij maakt ze niet. Gij moet niet denken, dat anarchisten niets dan bloedwellnstelingen zijn. Maar het ideaal waarvoor zij, strij den staat zoo ver buiten, zoo hoog boven den huidigen bestaansvorm der maatschappij, de menschen zijn er nog zoo weinig mee vertrouwd en daardoor zoo afkeerig er van. dat het hun moet worden opgedrongen met geweld. Zooals men 'n kind een heilzaam medicijn zou laten slik ken met dreigement en geweld." „Ja. maar uw terroristisch ge weld dringt geenszins een medicijn op. Hoogstens maakt ge er om uw vergelijking door te voeren recla me voor het adres van den dokter, van wien het bij de meerderheid der menschen nog allerminst vaststaat, dat hij niet een kwakzalver is." „De dokter en zijn medicijn zijn in dit geval vereenzelvigd. De anarchisten en hun ideaal zijn één." „Ho hoe, dat staat nog te be zien. Ik heb in mijn gesprekken met U en uw geestverwanten maar al te vaak tevergeefs naar idealen-eenheid gezocht. Dezen richten zich tegen monarchen, genen tegen wetgeving in 't algemeen, anderen weer tegen eiken vorm van constitutie, weer an deren tegen kapitalisten en kapitaal- overheersching. Waar blijft nu uwe eenheid „DAArin, dat wij allen streven naar de erkenning van de souverei- niteit van het individu. Strijden te gen gemeenschapstyranie in eiken vorm." „Dit lijken, met uw verlof, wat men in mijn land dikke woor den pleegt te noemen'. Maar laten wij niet trachten het over 't anar chistisch ideaal eens te worden. Ik heb nu al gemerkt, dat gij den aan slag op koning Alfonso betreurt in de omstandigheden waaronder die plaats vond en natuurlijk van uw standpunt in zijn resultaten, maar dien overigens als een noodzakelijk uitvloeisel van het anarch'stisch streven beschouwt. Gij spraakt van „veroordeelden". Dit sluit dus een samenzwering in. Is het waar, dat die hier in Londen is gesmeed?" „Dit is zeer onwaarschijnlijk. Ik zou wel willen zeggen, dat is ab soluut onwaar. Maar dit kunnen met zekerheid alleen zij beweren, die in de allerbinnenste kringen der anar chistische broederschap verkeeren. Maar ik noem het onwaax*schijnlijk, omdat Londen weinig of geen anar chisten van de daad herbergt. De weinige militante anarchisten, die in Engeland vertoeven, worden door de politie zoo onafgebroken in 't oog gehouden, dat het hun ze ker niet mogelijk zou zijn complot ten te smeden of daden voor te be reiden. Maar absolute nonsens, lou ter verzinsel van uw Londensche collega's noem ik de hier in de cou ranten gedrukte verhalen, als zouden anarchisten in een van hun gewone samenkomstlokalen in Londen den aanslag hebben voorbereid. Alsof wij niet wisten dat dié samenkomsten voor iedereen ook voor journalis ten en politie-ambtenaren zonder buitengewoon veel moeite toeganke lijk zijn (Dit laatste kon ik uit ondervin ding bevestigen, want zelf had ik wel een anarchistische vergadering in Spelmanstreet, Witchechapel, bij gewoond waar echter destijds niets oorviel dat de moeite van rapporten- ren waard was). „Ik herhaal vervolgde mijn zegsman dat militante anarchis ten in dit land. Als ze er zijn, non- actief zijn tevens. De meesten onzer zijn de theoretici in de broeder- s:hap." „Vandaar waarschijnlijk ook de absolute veiligheid van koning Ed ward .Ta, en van de overige ledbnvan de koninklijke familie en van ko ninklijke gasten. Wij. weten, hoe de Londensche politie zich wel zenuw achtig heeft gemaakt toen de koning van Italië en de koning" van Spanje hier waren, hoe het hoofd der poli tie zelfs bij het bezoek van eerstge- noemden geen verantwoordelijkheid op zich durfde nemen wanneer de- koning ook 's avonds door Londen zou zijn gereden. En we hebben om die angstigheid onder elkaar wel eens gelachen, 't Is als een stilzwij gende rekening tusschen Engeland en de anarchisten Engeland blijft voor de laatsten open en dezen be antwoorden die. zal ik maar zeg gen gastvrijheid met inactiviteit hier te lande, 't Was eenmaal met de Vereenigdq Staten evenzoo. Tot dat de ontactische aanslag van Czol- gosz op Mac Kinley daaraan een einde maakte." „Nu echter is de verontwaardi ging tegen de anarchisten zoo hoog gerezen en zeer terecht mijns >'n- ziens dat wellicht een internatio nale actie tegen hen volgen zal. Dan zal waarschijnlijk geen onderscheid meer gemaakt worden tusschen prac tici en theoretici onder anarchis ten." „'t Is zeer wel mogelijk. Maar ik kan mij zoo'n internationale actie tegen anarchisten nog met best voor stellen. Wil men elke anarchistische neiging met een onmiddellijken dood straffen Of wil men ons. zooals Bismarck wou, allen naar een eiland in den grooten Oceaan deporteeren? In elk geval zal een gezamenlijke ac tie van alle natiën tegen ons onze positie niet veel slechter maken. On ze guerilla-strijd tegen de maat schappij zal er te heviger, misschien ook te bloediger om gestreden Wor den. En nu moet ik naar mijn werk." Ik wist niet of ik de hand die hij mij reikte moest drukken als die van een man met een eerlijke schoon door mij niet gedeelde overtuigingof haar moest weigeren als die van een moordenaarsbondge noot. WAt ik deed.... gaat. welbeschouwd mijzelf en niet mijn lezers aan." Pinkster-Meidag. Laag sitond reeds dfe zon aan den gezichteinder. Haar roede schijn dood de heldere vensters der eenvoudige dorpswoningen lichten in hellen, gloed en het pas opnieuw vergulde kruis van den kerktonen heerlijk schitte ren. Ook het aangezicht der menschen zelf, die rookend en pratend voor de deurposten hunner woning stonden, blonk van. dienzelfden schijn en zacht- kens blies de avondkoelte door de hooge populieren en do schoone linde- boomen. De jonge houtvester Wemer, een kind des dorps, schreed vriendelijk groetend naar rechts en naar links door de groote straat, die bedekt was met wit zand en groene bladeren. Recht ging hij af op het huis van den schoolmeester koster. Wat keken zijne oogen vroolijk rond zoo geheel anders als op andere da gen. Want het Pinksterfeest brak aan, het schoone feest, waarvoor het dorp zich getooid had met loof en bloe men. Nog stonden slechts enkeJe groene Meitakken aan de vensters hier en daar. Maar den. volgenden dag, dat wist Werner vast en zeker, zou het gehee- Ie dorp prijken gelijk een berken woud, want geen enkele jonkman liet het na een paar der schoonste boo- men aan te brengen ter zijde van deur of tuingang van het huis, waar zijn liefje woonde. Dat mag een heel aardig, een dich terlijk gebruik wezen, maar voor den houtvester was het altijd een nieuwe bron van verdriet. Men scheen dan om zijn ambt niet te geven, men nam de schoonste takken, de sterkste twij gen uit liet bosch, zonder eernge for maliteit in acht te nemen, dat wil zeggen, men stal ze en dat met zulke sluwe voorzichtigheid, dat bijna nic- mand op heeterdaad betrapt kon wor den en dus gestraft. Dat kwam Werner in de gedachte, toen hij de frissche berkentakken zag. Maar hij het er zich niet dooi- ont stemmen, wa-nlt zuivere Pinkster vreugde was het niet alleen, die zijn jong hart vervuldemeer nog die liefde tot de blonde Anme-Marie, de dochter van den ouden koster, die hij nu ging opzoeken. Hij zal nog zoo ongeveer een hon derd pas verwijderd zijn geweest van zijn doell, toen hij den jongen rijken boer Hans uit het huis van dien kos ter zag komen. Maar hij werd nog onrustiger bo vendien, toen hij zag. dat Hans stil afweek van den grooten weg en een smal zijpad insloeg. Werner verhaastte zijnen tred en ging het huis binnen. Wat had Hans met je te maken riep hij na een korten groet Anne- Marie toe. die geheel verward keek. Waarom doop hij zoo schuw weg Wat hebben jelui met elkan der? Hij had een roode kleur en snel was zijne ademhaling. Ja, wat zou hij met mij te ma ken hebben, hè antwoordde 't meis je onnoozel en keek voor zich. Wemer was een beetje heet van bloed en maai- al te dikwijls watsnel en onberaden in zijn doen en denken. Was zijne jalousie eenmaal ontwaakt dan werden gewoonlijk ook de andere hartstochten wakker. Hoor eens riep hij kwaad, ik heb het al lang gemerkt, hoe lief hij tegen jou is en ook, dat jij je niet on gaarne door hem het hof laat maken. Ja, zoo'n boer is nog wat meerwaard dan een arme houtvester. Maar als je denkt, dat Hans je ooit trouwt, dan vergis je je deerlijk Arme-Marie was eerst rood gewor den en toen bleek. Het was een geluk voor haar, dat Werner zoo lang sprak. Nu had ze beter gelegenheid gehad zich goed te houden en te beraden, wat ze zeggen zou. Zij wist wed, dat ze een lief meisje was, maar dat ze ook wat koket was, wist ze waarschijnlijk niet. Reeds meermalen had zij door hare ijidelbdid, Werner, dien ze anders vu rig lief had, geprikkeld. Zoo denk je dat? vroeg ze een weinig bits. Dan moet je maar weten, dat ik slechts ja behoef te zeggen om de vrouw van den rijken Hans te worden Zie zoo, dacht ze, dat is raak. Wemer ladhfie bitter. Nu, zeg dian ja! De lomperd zal je goed van pas zijn \0 De lomperd zal me ten minste meft wat meer achting behandelen, en mij ook mijne armoede niet, verwij ten, zooals gij doetantwoordde ze snel en tranen, van werkelijk betlee- digd gevoel ontsprongen aan hare oogen. Neen, Anme-Mariesprak "Wer ner daarna met nadruk, dat zal hij niet. Maar hij zal je ook geen huwe lijksaanzoek meer doen. weds daar zeker van Goedenavond Hij keerde zich aanstonds om, om weg te gaan, het meisje ternauwer nood tijd latend over zijn woorden na te denken. Pas toen hij de deur achter zich toe had geworpen, kwam haar de duide lijke beteekenis binnen van hetgeen ■hij gezegd had. Haar oogen stonden wijd open van schrik. Ze keek naar de deur, toen trok ze het venster open. Ga vanavond niet meer 't bosch inriep ze hem na, niet meer het bosch in Hij draaide zich om en keek haar aan, terwijl zijn gezicht mat besche nen werd door het avondrood. Dus je bent bang voor hem, hè. Amie-Marie? bid dan maar een Vader ons Meteen draaide hij zich weer om en ijlde henen. Op den torven luidde de oude koster het avond-a.ugeius. Ondertusscihen zat in haar kamer tje zijn dochter met gevouwen han den en keek nog de richting in, waar Wemer verdwenen was. Haai* lichaam was zwaar als lood. Haar slapen klopten geweldig. Zij gevoeldie, dat zij iets verschrik kelijks had gedaan, zonder dat ze zag, hoe zij hulp kon bieden. Zoiu ze het woud in loopen Maar dat was zoo groot. Zou zeja, wat zou ze doen Niets kon ze doen, niets dlan wan hopen. Ze vluchtte opnieuw in haar klein kamertje en luisterde naar buiten, naar de stilte van den nacht. De maan rees op aan den hemel. Ze keek er naar en toch zag zij haai' niet. De kerktoren sloeg uur na uuran ders was het stil, doodstil ver in het rond. En daar voor haar, lag het groote, donkere woud, scherp afgeteekend door het heldere maanlicht, het woud, waar in nu misschien Plotseling werd de stilte van den heiligen Pinksternacht onderbroken. Een schot van een buks klonk flauw tjes op uit het bosch. De honden in het dorp sloegen even aan. Toen werd het weer stil. Anne-Marie, was met een kreet op den grond gezonken en op haar bleek gezicht scheen de maan. Toen Wemer van het huis van den koster kwam. bevond hij zich in een onbeschrijfelijken toestand. Tot kalm nadenken kwam hij niet. dat wilde hij ook niet. Integendeel, zijn driften beheersch- ten hem en stookten met een zekere soort wellust het vuur van wrake aan in eigen borst. Toen de nacht gevallen was, stond hij op. greep eene van zijn beste buk sen uit het rek, nam e»en goed gedres seerd en hond en ging naar het bosch, zooveel mogelijk voortgaande in de duisternis der schaduw. Daar liet hij zich geleiden door den slimmen hond en spoedig vernam hij het gedruisch van een zaag, die ge hanteerd werd en het kraken van af brekende takken. Maar zoo dikwijls hij de bladeren dan vaneen schoof, en welbekenden zag, ging hij stilletjes verder, want hij zocht zijn bepaald wild en geen ander. Reeds begon hij ongeduldig te wor den. De vrees, dat hem zijn slachtof fer ontgaan zou, maakte hem zenuw achtig. Overal geloofde hij nu te hooren spreken en fluisteren. De hond echter, dien hij vast had aan een kort koord, stapte rustig voort. Opeens stond hij stil, spitste de ooren en ging weer voort met ver nieuwden ijver. Spoedig meende Werner nu het wel bekende gedruisch te vernemen, en werkelijk, duidelijk drong het door de stilte van het woud, tot hem dioor. Hij bevond zich nu bij een groepje jonge berken. Hij loerde door de hoornen, en ja, daar zag hij den ellendeling, denver- vloekten medeminnaar, die met een knecht reedis een mooie verzameling bloeiende Meitakken bad bijeengeza meld. Hij werkte zich nu door het struik gewas en riep den verschrikt opzien de n Hant eensklaps toe Halt De knecht wilde zich eerst op den jager weipen, maar nam verschrikt de vlucht, toen hij den loop van de buks op zich geaicht zag. Nu hebben we een woordje met elkander te praten», zei Werner, eenige schreden dichter tot Hans tredende. Deze, de handen in de broekzakken, zag hem lachend aan. Nu, wat moet. dat dan vroeg Hans bedaard. Wat dat moet Dat ik je nu over hoop zal schieten, ellendelingJe re kening is opgemaakt, nu kan je haar betalen. Ja, dat Ls kunst om een weerloos mensch in den nacht en de eenzaam heid te overvallen. Doe eens iets an ders, als je durft Wait, durf je nog spotten Houdt toch op met je dwaashe den. Je benit dronken of Of Of gok, voor mijn part 1 - Daar dan riep Werner, het ge weer aftrekkende. Het schot dreunde door de stilte van het slapende woud. De zachte voorjaarswind droeg het geluid over tot in het huis van den koster en dat geluid trof de blonde Anne-Marie in hot hart. Dat was de Pinksternacht. Met oen doffe hoofdpijn ontwaakte Anne-Marie. Haar gezicht brandde van koorts achtige hitte, en zwaar waretn hare oogleden. Een akelige droom! zeicle ze en opende 'bert kleine venster, waardoor de Pinkterzon vroolijk naar binnen schoot. De Piniksterzon Ja, want heden was het Pinksteren en gisteren, gisteren... deze nacht groote God Bliksemsnel kwam de herinnering van hetgeen gebeurd was in haar op. O! ze had! wel hardop kunnenwee- nen. Een naamlooze angst neep haar hart te zarnen. Met ingehouden adem luisterde zij naar buiten. Want het geheele dorp moest wel in opschudding wezen. Ze verlangde een mensch te zien, op wiens gezicht zij lezen kon, wat ze verwachtte. En toch \reesde zij voor het verne men van die zekerheid en langzaam, mot pijnlijke langzaamheid, ging het eeno kwartier voorbij na helt andere. Op eens begonnen de klokken te lui den. De menschen in hun besten dosch gingen vroolijk en lachend over de straat, de leeuwerikken zongen een jubellied aan den blauwen hemel. Alles was vreugde, alles heerlijke blijdschap. Maar Anne-Marie alleen weende in haar kamertje heete tranen. Uren waren reeds voorbij gegaan. Toen werd er zachtjes aan de deur geklopt. 'tWas vader. Hij vroeg of Anne-Marie soms ziek was, omdat ze zoo lang boven bleef. Zd was niet erg goed, antwoord de ze. maar vader moest maar niet ongerust wezen, ze zou dadeliik ko men. De oude man was daarmede gerust gesteld en ging verder zijn bezighe den verrichten. Nu ging Anne-Marie in de huiska mer zitten. Plotseling hoorde zij een bekende stap. Ze vloog hem tegemoet en hare ar men om hem heen slaande, verborg ze haar betraand gelaat aan Werner's borst. Maar hij schoof haar zachtjes van zich terug. Hoor eens, Anne-Marie! jemoogt mij nliet meer aanraken', ikik hfeb vannacht op Hans geschoten. Ze zonk neer op een stoel en haar adiam dreigde stil te staan. Ik weet het, zei ze, ik heb het schot gehoord. Vervloek mij dan en beween hem Maan- liet is niet waar, het is in helt geheel niet waar, riep ze, wat gij dacht. Hij heeft zioh al lang met een an der, met een arm meisje verloofd, dat mijne vriendin is. Zij hielden het ge heim. omdat zijne ouders er zoo op tegen waren, maar als zijn zieke va der weer gezond is. En jouw vloeken Ik bon zelf de schuld, dat het zoo ver gekomen is, omdat ik je niet de waarheid heb gezegd en omdat ik zoo zooveel verbeelding heb. En nu nu zullen ze jou in de gevangenis sluiten en alles alles voorbij. Ze had die woorden bij stukken en brokken uitgebracht en liet nu haar tranen den vrijen loop. Maar zeg mij nu eens, zei Wer ner, wat moest Hannes gisteren bij je? W at geeft dat nu nog zuchtte ze. Toen je 'i me gisteren gevraagd hebt, had ik het moeten zeggen, dat hij graag wilde weten, of je ook nog in 't bosch ging, en zoo ja, of ik niet kon maken, dat je niet ging, omdat hij Mei-takken wilde gaan maken. Anne-Marie! sprak hij, vergeef het mij 1 Ik was een blinde, dwaze gek, maar een gek, die u lief had bo ven alles. Ween niet meer, Anne-Ma rie. De goede God heeft medelijden gehad met mijne domheid. Verbeeld u eens, dat alles is een droom g woest En toen vertelde hij verder. Toen hiet scliot, hoe weeft, ik n« was afgegaan, kwam ik tot bezinni! en schrik overviel mij. De buks viel uit mijn handen eni waanzinnigen angst Mep ik op mij tegenstander toe. „Hans riep ilc, heb het niet gewild, een booze ge< heeft er mij toe aangezet Hans laChte mij tevreden toe. ..Domme jongenzei hij, „zuil aardigheden zouden wel eens sled kunnen af loopen Hij had mijne beweging gezien e was nog juist bijtijdis achter een boa gesprongen. Anne-Marie Ik ben a gelukkig Anne-Marie zag tot hem op. Nog Hopen er wed tranen uit ha oogen, maar nu van dankbaarheid vreugde: En Hans? vroeg ze eindelijk. We zijn weer oude goedC veria den, zooals we op school waren', at woordide Wemer. Hij heeft me alli uitgelegd, %iaar willide, dat ik aanjo zou vragen, wat hij hier kwam doe® Werner, sprak Anme-Marie, i een kleine tussohietopooize plechtig, w hebben bedden gezondigd, i k door mi plaagzucht, gij door uw drift. Daa door zijn we beiden in doodsangst wees! en het had een slecht eêm kunnen nemen. Zie, ik was reeds vv,ai hopig en dacht aam den dood en tod is 't Pinksteren vandaag. Dat zuil we noodt vergeten Neein zei hij, nooit Ze reikten elkander de hand i Melden die langen tijd vast. Nu hadden ze den band voor h leven gesloten, den band van tw zielen, door het ongeluk gelouterd. De vogels zongen, de bloemen priji ten en geurden. Van den kerktoren beierden dekloi ken en voor het huis van dem kost stonden twee prachtig mooie Meö-ta ken. Gelukkig Pinksterfeest HONGERSNOOD EN PEST IN ENGELSCH-1NDIE. Wanneer men in Europa van de Indischen hongersnood en de afgri selijke pest in Indië leest, zoo won uit Calcutta aan de „Cöln. Zedt.g, schreven, dan wordt meestal meewj rig gedacht aan den armen, zadhl aardigen Hindoe, en gescholden o de rijke Britten, die hunne onderd nen niet voor hongersnood en d zwarte ramp weten te vrij wam 'Maar :n werkelijkheid zijn de Enge! schen de beklagemswaaixkiigen en vei dient, de zachtaardige Hindoe eerde een pak ransel dan medelijden. Me moet in Indië hebben gewoond om d Hindoes te kennen inet hunne zede en gebruiken, men meet .hongersnoc den ein pestepidemieën hebben meege maakt om oorzaak en gevolg juiist i te zien en Engelscihm an en Hindo rechtvaardig te leeren beoordeelei Het ongeluk van Engeland, van d Hindoes en van alle in Indië wonend Europeanen Ls de Bouddhdstisch leer, het taaie vasthouden der into® dens aan hun godsdienstige gebrui ken. Daar de Hindoes aan de ziel verhuizing gelooven, mogen ze gee dier dooden, daar de ziel van eet hunner bloedverwanten juist in di dier kon zijn gevaren en deze dai weder zonder verblijfplaats zou zijn Het eerste gevolg daarvan is, dat d Hindoes'geen vieesch eten noch va viervoetige dieren noch van rogele of visschen. Enkele kasten eten peul en versche vruchten, groente, aard appelen, melk en kaas, de zeer strei ge „high casts" versmaden ook dei producten en leven slechts van rijs en olie. Nu is het echter onmogelij het onmetelijke Indiisdhe rijk gehe te voorzien van inlandsclie rijst e ook de uit het buitenland betrokke rijst is niet voldoende om den hoi gersnood te koeren. Deze treedt plol seling op in een of andere 9treeli soms op grooten afstand van spooi wegen, telegraaf en Europeesch hulp. De inlanders blijven zoolang x maar kunnen, werkeloos op de plaat waar ze zijn, en eerst als het gevaa om te verhongeren dreigt, trekken z naar de groote steden. Onderweg vo< gen zich hongerlijders uit ander streken bij hen en samen trekken z dan verder, hongerend, bedelen* waarbij dikwijls een groot gedeelt aan den weg van honger en onttx ring sterft. En naast dien weg loopt heerlij vee te grazen, waarop niemand aai spraak maakt, het gevogelte verrrx nigvuldigt zrdh, het woud krioelt va eetbare dieren, de rivieren zijp, vc met heerlijke visschen... en de men schen sterven van armoede, terwijil o de markten in de steden, het allei puikste vleesclli wordt verkocht voo 7 tot 12 ct. per pond. Daarom is h< onmogelijk den hongersnood uit In dië te verbannen, want dan zou mei tegelijkertijd het Boeddhisme moete verbieden. En dit zal men niet does want in godsdienstzaken zijn de Eu gielsdhen tegenover de inboorling® verdraagzaam, tot in bet overdrew ne, ook al om politieke redenen. Daai om zal men in Indië blijven voor hongeren en den rijken vleeschvooi raad ongebruikt laten. Onder dezei eilendigen toestand lijdt echter allee de Hindoe, terwijl van de pest ht gevaar het gelheelo land, geheel Eurc pa bedreigt. Dat de pest in Intrrë al leen wordt veroorzaakt door de ral tenplaag en verdwijnen zou indiei deze dieren werden uitgeroeid, is bc ven allen twijfel vertieren. De regee ring heeft daarom ingezien, dat he hare plicht is tot die uitroeiing med te werken en ze is daarbij zeer stel selmatig te werk gegaan. Ze heft gee helasting van terriers en fokt zelfs df ras om de ratten te verdelgen. Bijn ieder huis in Bombay of Calcutt heeft van vier tot zes van deze klein honden, die de ratten geducht te lij gaan. Bovendien betaalt ze voor in geleverde doode ratten nog een lx

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1906 | | pagina 8