RUBRIEK VOOR ONZE JEUGD.
Raadsels
(Deze raadsels zijn alle ingezonden
door jongens en meisjes, die „Voor
Onze Jeugd" lezen. De niamen van de
kinderen, die vóór Donderdagmor
gen oplossingen zenden, worden in
het volgend nummer bekend ge
maakt.)
1. (Ingezonden door Gerard Hek-
kelman.)
Mijn geheel is een meer en bestaat
uit vijftien letters.
12, 13, 14, 15 is een plas.
Wie ijverig is, is niet 5 2 3.
1. 2, 3 4 is een der vier wind-
Een 9, 10, 2, 8 en een 11. 6, 7 12
vindt men aan ieder huis.
Wat is mijn geheel
2. (Ingezonden door Anton Koo-
men.)
Mijn eerste en tweede vormen sa
men een getal
mijn derde en vierde vindt men in
Zwitserland
mijn geheel is een plaats in Noord-
Brabant.
3. (Ingezonden door Jacob Frank
fort.)
Wat is er in een leeg vat?
4. (Ingezonden door Anna Blom.)
VViat maakt ge uit onderstaande
letters
mtdsssauemu
5. (Ingezonden door Jacobus ter
Haak.)
Met welk potlood kan men rood,
geel en blauw schrijven?
6. (Ingezonden door Lena Bos.)
Welk begraven dier kunt ge uit
onderstaanden zin vinden?
Ik heb eergisteren met mijn oom
gewandeld.
7. (Ingezonden dpor Marie vanZut-
phen.)
Mijn geheel bestaat uit tien letters
er. is een stad in de provincie
Utrecht.)
10 7 4 is een insect.
4 7 8 2 is een lekkernij.
7 8 9 's een lichaamsdeel.
4 7 3 9 vindt men aan een schip.
1 4 gebruikt men in den winter.
4 1 1 6 is een vogel.
2 1 5 10 vindt men op het schip.
8. (Ingezonden door Johan van He-
zel)
Mijn eerste en tweede vormen sa
men een jongensnaam
mijn derde is eern verkorte meis
jesnaam
op mijn derde staan dikwijls hoo
rnen. Mijn geheel is een weg in Haar
lem.
9. (Ingezonden door Neeltje Bouman.)
't Heeft een hoofdje als een bikkeltje;
't Heeft een lijfje als een knikkertje;
't Heeft een paar pooten als een
ooievaar.
10. (Ingezonden door Harri van der
Horst.)
Gij vraagt mij hoe ik heet?
Mijn naam, gelijk een ei,
Is begin en einde eenderlei.
Raadseloplossingen
1. Frankrijk.
2. Oranjekade.
3. Een kous.
4. MadeLON DENk je nog wel
eens aan je belofte?
5. De kelder.
6. Madeliefje.
7. Op de landkaart.
8. Zaksteeg.
9. Watersnood.
10. Wij zullen"de bALK MAAR laten
zakken.
Goede oplossingen ontving ik deze
week van
Kniertje Stam 8, Gijsbertus Seu-
bring 10, Harri en Anna van der
Horst 10. Dirk Herschoe 10, Johanna
Vester 10, Marie van Zutphen 10,
Adriaan Mars 10, Johanna en Marie
Bijster 7. Dirk de Lange 7, Barthia
Hoetjes 10, Herman en Alida Pope
lier 8, Betsie van Wengen 8, Dirk
en Eduard Boeré 8, Age Beinema 10,
Anna van Zutphen 10, Henna Robin
10, Jacob Frankfort 8. Gretha Kui
per 9, Hendrik Groeneveld 10, Eliza
beth en Trijntje Frölich 10, Truus
Staal 9, Alida de Blazer 10, Roelof
Beinema 10, Johan Busé 10, Anton
Koomen 10, Anna Zwemmer 7, Ger
da Groeneveld 10, Isaac en Heintje
Brandon 8, Mina Robin 10, Marie
Luyt 10, Gerard Hekkelman 7, Rika
Nagelhout 6, Jacobus ter Haak 10,
Mien Uyt endaal 10.
Wédstrijdinzendingen ontving ik
deze week van
Catharina Kokkelkoren, Comelis
van den Berg. Paulientje de Vogel,
Maria M. Tuyl Schuitemaker, Maria
Mensing, Cornelis Beinema. Gerrit
van de Bel, Johannes Stoelman, Her
man Pope-liar, Jacob Frankfort. Bé
Rahusen, Ina Rahusen, Marietje Ra
husen, Jan de Haan, Gerard Hekkel
man, Willem Helminck, Gretha
Kuiper.
Van een Huls.
Er was eens een huis, en dat huis
kon op een nacht heelemaal niet
slapen. Want als alle menschen
slapen en alle lichten uit zijn, dan
ten, hoe het me gegaan is, toen ik
nog heel jong, nog pas gebouwd
was. Wat had ik een plezier in mijn
mooi nieuw pakje van glanzende
verf, van sneeuwwitte kalk en keurig
behangMaar al gauw kwamen er
een heer en een dame, die mij
nieuwsgierig bekeken van buiten en
van binnen, die me doorsnuffelden
van beneden tot boven, die zelfs in
mijn kasten gluurden en het hoofd
in mijn kelder staken.
En op een morgen, 't was ook de
eerste Me5, daar vloog eerst een hond
mijn voordeur in en mijn trap op,
toen stormden twee jongens en twee
meisjes naar boven. Achter die vier
kwamen de heer en 'dame, die me
zoo bekeken hadden en toen een
meid en toen nog mannen, die meu
bels en kisten en koffers en manden
droegen. ..Die blijven bij me", dacht
ik en 'k vond dat niets prettig.
Een rommel, dat het overal was I
Niets waar het hoorde tafels en
stoelen in de gangen in plaats van
in de kamers, spiegels en schilderij
en op den vloer in plaats van aan
de muren, kisten en koffers in de
kamers in plaats van op den zolder.
Hooi en stroo en papier en touw en
stof overal. En een drukte! een ge
loop en gedraaf en gesleep en ge
sjouw trap op, trap afEen gezoek
en geroep en gekibbel, waar dit en
waar dat was geborgen, wie dit en
stukjes papier af te trekken. Was
er bij ongeluk wat kalk van mijn
muren afgeraakt, daar kwamen de
k' ndervingers weer en brokkelden
meer stukjes af. Gaten en scheuren,
meenden de domme kinderen, die
moesten niet dicht, maar juist groo-
ter gemaakt worden.
En dan dat wilde vliegen en ren
nen met den hond mee van boven
naar beneden, van beneden naar bo
ven, door alle 'kamers en gangen.
Dan rolde er een van de trap, op
een anderen keer stootte er een met
de hand- door een .ruit. Nooit, nooit
was er rust.
En de vader en de moeder en de
meid Die lieten de kinderen meest
al maar begaan. En zelf waren ze
ook heelemaal niet netjes en voor
zichtig. 't Leek wel, alsof het hun
weinig schelen kon, dat ik bescha
digd en bedorven werd. Ze letten er
haast niet op, alles bleef net zooals
't was.
Gelukkig, gelukkig heeft dat ver
driet maar een half jaar geduurd.
Toen verhuisde de familie en toen
kreeg ik mijn beste Mijnheer en Me
vrouw, mijn lieve kinderen onder
mijn dak. Ik schaamde me eerst erg,
dat ik er zoo vuil en slordig uitzag,
maar het duurde niet lang. of ik
was weer keurig in ordenieuw be
hangen, nieuw geverfd, vol gezellige
meubels. En dat bleef zoo. hoor
slapen de huizen ook, hoorDe ven
sters, dat zijn hun oogen, de dichte
gordijnen zijn hun gesloten oogle
den. Nu, op een nacht dan kon
dat huis maar niet in slaap komen.
Met groote. holle oogen staarde het
voor zich uit in de donkere straat.
Waarom zijn je oogen nog alle
maal open, waarom ga je niet sla
pen vroeg droomerig een huis aan
de overzij, dat nog half wakker was.
„Hoe zou ik kunnen zuchtte 't
huis met de open oogen, ,,zie je niet,
dat alle gordijnen voor mijn vensters
zijn weggenomen? O, maar al kon ik
mijn oogen ook dichtdoen, slapen zou
ik toch niet. Ik heb zoo'n verdriet
Ik zie zoo op tegen morgen."
„Wat is er dan morgen?" vroeg de
slaperige buurman. „Morgen is het
de eerste Mei. dan gaan ze allemaal
wegMijnheer en Mevrouw en Frits
en Hein en Riek en Jo en die meid.
Ze gaan in een andere stad) wonen.
Nooit zie ik ze weerEn wie zal ik
nu in mijn kamers moeten bergen
„Kom", zei 't andere huis. „daar
zou ik maar niet te veel over den
ken. Kan je dat nu zooveel schelen,
wie er in j6 woont? 't Is mij net
hetzelfde, welke naam er op mijn
deur staatKnap of Knep of Knip of
Knop of Knup. Ik vraag er niet naar,
of de kinderen Jan of Klaas. Pietje
of Mietje heeten. Bij mij komen de
menschen, ze blijven een poosje en
weg gaan ze weer. Zeker mankeert
er iets aan mij, dat ik zelf met weet.
Ik ben er al lang aan gewend, tel
kens andere gezichten te zien."
„Ja, maar ik niet, ik ben er niet
aan gewend. Ik houd van de men
schen, die ik nu al zooveel jaren on
der mijn dak heb gehad, en zij hou
den van mij. En nooit kan ik verge
wie dat had uitgepakt
Eerst dacht ikik moet geduld
hebben, als alles op zijn plaats is,
zal 't wel beter worden. Maar toen
eindelijk alles klaar was als ik
tranen gehad had, zooals de wolken
dan zou ik ook wel hebben willen
schreien. Wat zag ik er uitMijn
trappen en gangen heelemaal be
schadigd waren ze door 't ruwe bin
nendragen van het goed de verf er
af gekrast, stukjes hout er uitgestoo-
ten. De mooie witte muren overal
stukken kalk er af, vuile vlekken er
op. Niemand had er op gelet, of de
werklui wel voorzichtig waren.
En in mijn kamers Daar was het
eerst wel wat beter. Maar dat bleef
niet zoo. Woest en wild en slordig
en ongehoorzaam, dat die kinderen
waren, 't is niet te gelooven Voe
ten vegen, daar dachten ze niet aan.
Ze droegen het vuil van de straat
zoo maar mee naar boven. Een mat
lag er maar voor de grap, dach
ten ze zeker, 't Leek ook wel, of mijn
nette deuren, mijn mooie behang,
mijn heldere ruiten er waren, om
hun vuile of vette vingers aan a.f te
vegen. Vensterbanken, die waren er
niet om er op te zitten, neen, om er
met harde schoenen en laarzen op
te klauteren. Houtwerk, dat was al
leen aan een huis, om er tegen te
bonzen of schoppen of er spijkers in
te slaan, zoo als de kleinste jongen
altijd deed.
Was er een scheurtje in mijn be
hang, dadelijk waren er vingers
klaar, om er aan te peuteren en er
Frits en Hein zijn wel echte jon
gens, en ze stoeien ook wel eens
met elkaar. Riek en Jo zijn welvroo-
lijk en druk alle vier geven ze mij
wel eens een bonsje, een scheurtje
of een vlekje.
Maar dat is altijd bij ongeluk met
opzet iets aan mij bederven, dat
doen ze nooit, mijn jongens en mijn
En de vader en moeder en de
meid? Die leeren de kinderen ook
voorzichtig zijn. En zelf zorgen zo
voor mij, zoo goed als 't maar kan.
Alles blinkt van helderheid in mij
en aan mij. En breekt er wateen
ruit, een dakpan, of wat andiers, da
delijk wordt het weer gemaakt....
Och, och, wat spijt hiet me, dat
ik ze missen moet.... och och, wat
zie ik op tegen morgen!.... Buur
man, luister je niet meer?
De buurman was onder het vertel
len ingedommeld. En het arme huis
stond weer stil en bedroefd te sta
ren in de donkere straat.
Maar zal ik je nu eens wat pret
tigs vertellen, dat het huis toen nog
niet wist Luister dan de men
schen. die er in het huis kwamen
wonen, hadden wel heel andere na
men, en ook heel andere gezichten,
maar toch leken ze op Frits en Hein
en Riek en Jo en op de vader en
moeder van die aardige kinderen.
Was dat niet heerlijk voor het huis
H. D.
Brievenbus
(Brieven aan de Redac-tie van de
Kinder-Afdeeling moeten gezonden
worden aan Mej. M. C. van Doorn,
Sophiastraat No. 22, Haarlem).
Harri e en Anna v. d. H. Zie
zoo, nu zullen we jullie beidjes van
daag eens het allereerst een brief
schrijven. Dat is nog eens prettig,
hè Maar ik moet toch ook begin
nen met jullie eens even te bedan
ken voor de mooie briefkaartenik
vind1- het erg aardig van jullie! Vond
je het niet jammer om die mooie
briefkaarten weg- te sturen Ja, op
het Kopje is het prachtig, daar heb
je gelijk in Anna's raadsel is heel
goed.
Kniertje Si. Ik kan me best be
grijpen dat je broertje het heel
druk heeft, en ik vind. het ook heel
goed als jij alleen meedoet. Hoe is
het toch met dat vriendinnetje van
je, dat vroeger ook meedeed?
Jacobus ter H. Wel Cobus, dat
was heerlijk nieuws dat je me daar
vertellen kwam Wat een pret zal je
maken En wat zal je er gezond en
verbrand uitzien als je weer terug
komt Verlang jullie rnet je beidjes
nu niet erg naar den 13en Ik hoop,
dat Coba nog tijd heeft voor een
briefje, maar als het niet kan, vind
ik het ook niet heel erg, want ik be
grijp wel, dat die laatste dagen erg
druk zijn. Veel groeten voor Coba en
voor jezelf, en heel veel plezier!
Catharina K. Ik dacht dat je
kleine neef veel grooter was toen
ik je vorigen brief las, dacht ik, dat
hij zoowat net zoo oud zou zijn als
jij, en daar kom je me nu vertellen,
dat het nog maar zoo'n kleine dreu
mes isWat een malle vergissing,
hè Is da.t weekje niet erg gauw om
gegaan? Je tweede briefje kwam ook
op tijd, dus je kunt gerust zijn.
Gijsbertus S- Wat heerlijk
vcor je, dat Vader den brief altijd
voor je mee wil nemenDaar mag
je Vader wel eens extra voor bedan
ken, hè Kom je zelf ook dikwijls in
Haarlem
Johanna V. Ha, daar hebben
we Joh. ook weerGelukkig maar,
dat je weer beter bent! Ga je nu
weer geregeld meedoen
Dirk H. Ik beloof je, dat ik
voortaan Herschoe zal zetten in-
plaats van Herschee ben je nu te
vreden? Je raadsel wil ik graag
plaatsen
Marie J. Wel bedankt voor de
mooie briefkaartAardig dat je aan
mij gedacht hebt, hoor
Adriaan M. Wat een ongeluk is
dat met die sportkarIs je wang al
weer dun? Ik wed, dat je nu a.1
lang weer lustig aan het rijden bent
met de sportkar, en dat al de narig
heid aJ lang weer vergeten is. Of
heb ik dat zoo mis?
Bartha II. Als je Woensdagtus-
schen één en twee uur even bij mij
komt, zal jk je een mooi boek te
leen geven, BarthaHeb je heele
maal geen broertjes en zusjes
Herman en A1 i P. Gauw de
duinen in gegaan Woensdagmiddag?
Prachtig hoorIn de duinen eet je
gezondheid met lepels, of geloof je
dat niet? Ik verlang al naar Ali's
plaatje ook. Dag
Betsie van H. Wel Bets, ik
vind je heelemaal geen ..raarkind"!
Dacht je dat In 't donker moet je
niet schrijven. Bets, want dan zou
het niet lang meer duren of Betsie-
tje zou een bril op moeten zetten, en
dat zou toch jammer zijn, hè Veel
groeten voor Coba. en voor jezelf!
Dirk de L. Je tweede raadsel
wil ik wel plaatsen. Dirk'het eer
ste niet, want dat is een letterraad
sel, en letterraadsels mogen niet
meer opgenomen worden. Ga je ook
meedoen aan de wedstrijden voort
aan
Joha n n a en Marie B. Komen
jullie Woensdag maar, dan zal ik
je een boek geven. Vind' je om zeven
uur opstaan zoo vroeg? Ik weeteen
heeleboel kindertjes, die iederen dag
om zeven uur opstaan Gelukkig, dat
je horloge weer terecht, kwam, hè
Het postpapier vind ik heel aardig!
Jacob Fr. Je teekening is goed
aangekomen, Jacob; vond je het
een louk werkje? Je verlangt zeker
al erg naar den uitslag, is 't niet?
G r e t h a K. Nu, ik zal goed op
mijn inkt passen, hoorMaar ik
schrijf anders nooit met een flechje
inkt; vind je dat niet raar? Los
jij dat raadseltje nu eens voor mij
op Je nieuwe raadsel is ook goed.
Dag Greetje
Roelof B. Nu, je teekening zal
zeker wel mooi zijnwil je wel ge-
lcoven, dat ik er al naar verlang,
dat moois te zien Ik zal maar ge
duld hebben tot Zaterdagavond drie
minuten vóór half zeven 1
Paulientje de V. Prettig, dat
ja ook mee gaat doen. Wat zag je
brief er keurig netjes uitWaar
heb je zoo netjes leeren schrijven,
zeg?
Dirk en Eduard B. Wel, wel,
wat een mooie verzameling raadsels!
Dank je wel, hoorZoodra ze aan
de beurt zijn, zal ik ze plaatsen
Betsie en Trijntje Fr. Jullie
raadsels zijn ook goed. Gelukkig, dat
het nu weer mooi weer is, hè? Je
moet nu maar eens vroeg opstaan,
om je schade in te halen, of vind je
dat geen goed plan
Johan B. Houd je zooveel van
vaderlandsche geschiedenis En heb
je je boek al uit gelezen? Die mooie
wandeling moet je morgen maar
eens overdoenik hoop, dat je het
dan niet koud zult hebben! Dag Jo
han Je raadsel zal ik plaatsen.
Marie L. Of je ook mee mag
doen? Wel. ik vind net best. Voor-
loopig veel groeten voor jezelf en
voor Mina en Henny.
Gerard H. Iedere week jarig
Nu, dan zou het je toch gauw ver
velen, Gerard Want iedere week
cadeautjes krijgen, gaat toch niet,
vind je dat zelf ook niet? Zijn die
potlooden waarmee je 't plaatje
kleurde niet erg mooi
Nelly de M. Wel Nel, wat. heb je
weer een keurig matje voor me ge
maakt Dank je wel. hoorJe al
bum en het boek zal ik 'klaar leg
gen, en dau vraag je zeker wel of
iemand het terug wil komen halen.
Wanneer Marie's verhaaltje komt,
weet ik nog nietik zal eens kij
ken, wanneer er plaats is Die fout
heb je mooi gevonden hoorl Dag
Nel!
Anton K. Verlang je al naar den.
uitslag van den wedstrijd Nu, nog
even geduld, hoorWat vindt jij, nu
eigenlijk de allerprettigste wedstrijd?
Anna Z w. Ik vind; het 'heel goed
dat je mee gaat doen, Anna, en ik
hoop, dat we nog heel veel brieven
aan elkaar zullen schrijven I Je
houdt zeker veel van raadsels oplos
sen, is 't niet
Heintje en Isaac Br Twee
mooie raadsels, hoordank je wel
Heeft Heintje het druk tegenwoor
dig?
J o v. d. O. Het speet me. dat je
de vorige week de courant zoo laat
kroeg, JoJe hadt nu natuurlijk geen
tijd meer om te schrijven en daar
om schrijf ik nu toch maar even een
klein briefje. Veel groeten voor Moe
der. voor Annie en voor jou 1
Hendrik en Gerda Gr. Wel
jongens, wat zal dat van den zomer
heerlijke fietstochtjes gevenGerda
moet maar gauw maken, dat ze het
even goed kent als Hendrik, dan kan
je 's morgens vroeg ook mee fietsen,
hè Gerda? Zorg nu maar dat je het
wandelen niet verleert, hoorWat,
lach je me nu uit
Corrie de II. Hoe je de poes
moet noemen Ja, wat is het voor
een poes Een zwarte, een witte, een
grijze? Want daar hangt de naam
wel eon beetje van af, vindt je niet?
Zijn je sommen nog op tijd klaar go-
komen
De brievenbus is dezen keer zoo
groot, dat niet alle briefjes beant
woord kunnen worden. Anna en Ma
rie van Z., Truus St., Gerrit v. d. B„
Cornelis B., Mien U-, Rika N. en Wil
lem H., zijn daarom de volgende
week het eerst aan de beurt.
M. C. VAN DOORN.
paalde premie en stelt ze rattengift
kosteloos ter beschikking. Dooreenge-
nomen worden in Galcutta alleen per
maand 15 tot 20.000 ratten gediood en
menige arme drommel verdient daar
mede een broodje. Gaat men nu na,
dat dit groote aantaJ in één stad in
één maand wordt gedood, dan islioht
te bevroeden, hoe groot het aantal
zou zijn, indien de Hindoes, de eigen
lijke bevolking, ook aan dit werk
meededen.
Maar niet alleen, dat de Hindoe
geen rat doodt, al weet hij ook zeker,
dat hij zelf het grootste gevaar loopt,
hij weigert zelfs de door de honden
doodgebeten of door vergif omgeko
men ratten ter verbranding in te le
veren. En daarom' gebeurt hot telkens
Weder, dat in de dichtbevolkte inlan-
!derswijken, ratten overal in stra
ten en stegen liggen te rotten en
voortdurend bijdragen tot veraprei-
iding der pest, terwijl de regeering
machteloos is om het kwaad te" kee-
ren. Want het schijnt niet aan te
gaan den Hindoe te dwingen mede te
werken tot verbetering der hygiëni
sche toestanden en overreding daar
toe baat heelemaal niet.
De onder-koning van Engelsoh-In-
die heeft naar Londen geseind, dat
thans in velé door hongersnood ge
teisterde streken regen is gevallen.
De korenprijzen zijn öf gedaald of ten
minste niet hooger geworden. Het
aantal personen, die nog onderstand
genieten, bedraagt 463.000. In tal van
plaatsen heersdht de cholera.
SYMBOLISCHE PHANTASIE.
In een artikel van ,,D." in het
„Christelijk Sdhoolblad" over „De
vormen der phantaisïewerkzaamheii"
wordt ook het volgende medegedeeld
over Symbolische phantasie":
„Wij Westerlingen aldus de
schrijver verstaan van deze sym
boliek weinig. Als wij een brief kre
gen, zo o ais er in het Ethnografiscii
Museum in Artis een gevonden wordt
dan zouden we er niet uit kunnen
wijs worden.
De een of andere eilander heeft de
kwade kans gehad, dat zijn vrouw
is weggeloopen. Hij weet echter,
waar ze rich ophoudt, en zendt haar
een brief. Deze brief bestaat uit de
volgende doelen:
lo. Een half uitgerafeld vlechtwerk
in den vorm van een tasch.
2o. Een laddertje van een decime
ter ongeveer.
3o. Een lapje stof met een gat er in.
4o. Een half verbrand stukje hout.
5o. Een peperkorrel.
6o. Eénige haren.
Deze brief luidt na vertaling aldus:
Ik kan je niet missen. Je werk in
mijn huis is nog niet afgedaan en
alles is in de war (uitgerafeld vlecht
werk, zinnebeeld van den gebroken
echt en van het onvoltooide). Kom
daarom zoo spoedig mogelijk terug.
Ik zal je helpen (laddertje om in huis
te komen). De kleeren zijn versleten
(stof met gat er in). Het vuur is uit.
Er wordt geen eten gekookt- (half ver
brand stukje hout).
Ondanks alles heb ik je lief (peper
korrel.) en zal sterven van wanhoop,
als je niet terugkeert (uitgerukte ha
ren).
Volgens den deskundige, die mij
den brief verstaanbaar maakte, be
grijpt ieder eilander, den inhoud van
het schrijven.
Ons Westerlingen is het eenvoudig
onverstaanbaar. De symbolische
phantasie is in ons al zeer weinig
ontwikkeld. Een worm is een worm
en voor het smadelijke, dat er in ge
legen is, wanneer het lichaam van
den „Heer der Schepping" ten prooi
wordt aan het nietig gedierte, dat hij
onder zijn zool verpletterde, heeft
menigeen geen oog.
EEN APRILGRAP
VAN EEN HOFNAR.
Een eigenaardige Aprilgrap ver
oorloofde zich eens hertog Philips de
Goede van Bourgondiër Het was den
31en Maart van het jaar 1466. De
hertog zat aan tafel, 'toen een der
heeren zijner hofhouding hem er aan
herinnerde, dat het den volgenden
dag de eerste April was, en dat men
eigenlijk een aardige grap moest
voorbereiden. Direct wendde de nar
tog zich tot den hofnar Kolling en
ging met hem de volgende wedden
schap aan Als het Kolling lukte,
den hertog er tusschen te nemen,
zou zijn narrenkap tot aan den rand
met nieuwe ducaten worden gevuld
in het andere geval zou het hoofd
van den nar onder de bijl van den
beul vallen. Nauwelijks was de wed
denschap aangegaan of de hertog
nam zijn maatregelen. Hij gaf zijn
tafelgenooten een teeken den nar
vlijtig toe te drinken. Spoedig was
de nar dan ook stomdronken viel
van den stoel en moest naar huls
worden gedragen.
Midden in den nacht echter werd
Kolling door ge-wapenden uit rijn
bed gehaald en in een kamer van
het kasteel gebracht, waar de her
tog met rijn raadsheeren aan een
zwart-bekleede tafel zat, terwijl zij
waarts een schavot was opgericht,
waarop de beul met zijn bliksemen
de bijl steunde.
Je hebt je leven er bij inge
schoten, arme nar, zei de hertog,
want je hebt den eersten April ver
slapen.
Treurig, maar zonder te aarzelen
schikte de nar zich in zijn noodlot
en gewillig legde hij zijn hoofd op
het blok. De beul echter haalde uit
zijn mantel een bloedworst te voor
schijn en sloeg daarmede Kolling op
zijn nek. Een donderend gelach van
den hertog en zijn vrienden bege
leidde den slag, maar slechts al te
spoedig verstomden de grappenma
kers, want de nar was' onmiddellijk
na den slag omgerold en lag leven
loos op den grond. Blijkbaar had de
schrik hem gedood. Met tranen van
diep berouw in de oogen wierp de
hertog zich op het lijk van zijn ge
liefden nar. Plotseling sprong deze
onder luid gelach op en zijn kap
den hertog toehoudend, zij hij
Betaal, hertog
Hij had zich slechts aangesteld,
alsof hij dronken was, in diepen
slaap was geraakt en eveneens, als
of hij doodelijk verschrikt was ge
worden. Hij was zich heel goed be
wust. dat de eerste April was aan
gebroken. Hertog Philip erkende
dan ook volmondig, dat hij over
wonnen was en liet den nar de be
paalde som uitbetalen.
RIJST KOKEN.
Gekookte, droge rijst is een ge
zonde en voedzame spijs, hetzij men
die eet met vleesch en jus, of als
toespijs met gestoofde vruchten, sui
ker of bessensap.
Rijst goed droog koken is even
moeilijk als aardappelen juist
point te koken. En toch alleen in
dien volmaakten vorm zijn rijst en
aardappelen genietbaar. Rijst koken
in een bol kunnen niet alle vrouwen
en dienstboden. Rijst in een pan ge
kookt, is dikwijls klidderig en pap
perig. De rijstkorrel moet gezwollen,
blank,, gaar an droog zijn. Voor
zieken en voor kinderen is goed ge
kookte rijst dikwijls een onmisbaar
gerecht. Daarom volgt hier het re
cept van onberispelijk gekookte rijst:
Op één kopje rijst rekent men 11/2
•kopje water. Men waseht de rijst een
paar malen in koud water. Het wa
ter waarin de rijst moet gekookt wor
den, brengt men eerst flink aan het
koken. Men voegt er een ietsje zout
bij. Dan roert men de gewasscben
rijst door het kokend water tot de
massa een weinig gebonden is. Dek
sel op de pan doen, de pan naast de
pijp van do kookkachel zetten, niet
meer in roeren, het water verkookt,
en. de rijst is gaar. blank en droog,
Ben klein uur 5s hiervoor berekend.