RUBRIEK VOOR ONZE JEUGD. Raadsels (Deze raadsels zijn alle ingezonden door jongens en meisjes, die „Voor Onze Jeugd" lezen. De niamen van de kinderen, die vóór Donderdagmor gen oplossingen zenden, worden in het volgend nummer bekend ge maakt.) 1. (Ingezonden door Gerard Hek- kelman.) Mijn geheel is een meer en bestaat uit vijftien letters. 12, 13, 14, 15 is een plas. Wie ijverig is, is niet 5 2 3. 1. 2, 3 4 is een der vier wind- Een 9, 10, 2, 8 en een 11. 6, 7 12 vindt men aan ieder huis. Wat is mijn geheel 2. (Ingezonden door Anton Koo- men.) Mijn eerste en tweede vormen sa men een getal mijn derde en vierde vindt men in Zwitserland mijn geheel is een plaats in Noord- Brabant. 3. (Ingezonden door Jacob Frank fort.) Wat is er in een leeg vat? 4. (Ingezonden door Anna Blom.) VViat maakt ge uit onderstaande letters mtdsssauemu 5. (Ingezonden door Jacobus ter Haak.) Met welk potlood kan men rood, geel en blauw schrijven? 6. (Ingezonden door Lena Bos.) Welk begraven dier kunt ge uit onderstaanden zin vinden? Ik heb eergisteren met mijn oom gewandeld. 7. (Ingezonden dpor Marie vanZut- phen.) Mijn geheel bestaat uit tien letters er. is een stad in de provincie Utrecht.) 10 7 4 is een insect. 4 7 8 2 is een lekkernij. 7 8 9 's een lichaamsdeel. 4 7 3 9 vindt men aan een schip. 1 4 gebruikt men in den winter. 4 1 1 6 is een vogel. 2 1 5 10 vindt men op het schip. 8. (Ingezonden door Johan van He- zel) Mijn eerste en tweede vormen sa men een jongensnaam mijn derde is eern verkorte meis jesnaam op mijn derde staan dikwijls hoo rnen. Mijn geheel is een weg in Haar lem. 9. (Ingezonden door Neeltje Bouman.) 't Heeft een hoofdje als een bikkeltje; 't Heeft een lijfje als een knikkertje; 't Heeft een paar pooten als een ooievaar. 10. (Ingezonden door Harri van der Horst.) Gij vraagt mij hoe ik heet? Mijn naam, gelijk een ei, Is begin en einde eenderlei. Raadseloplossingen 1. Frankrijk. 2. Oranjekade. 3. Een kous. 4. MadeLON DENk je nog wel eens aan je belofte? 5. De kelder. 6. Madeliefje. 7. Op de landkaart. 8. Zaksteeg. 9. Watersnood. 10. Wij zullen"de bALK MAAR laten zakken. Goede oplossingen ontving ik deze week van Kniertje Stam 8, Gijsbertus Seu- bring 10, Harri en Anna van der Horst 10. Dirk Herschoe 10, Johanna Vester 10, Marie van Zutphen 10, Adriaan Mars 10, Johanna en Marie Bijster 7. Dirk de Lange 7, Barthia Hoetjes 10, Herman en Alida Pope lier 8, Betsie van Wengen 8, Dirk en Eduard Boeré 8, Age Beinema 10, Anna van Zutphen 10, Henna Robin 10, Jacob Frankfort 8. Gretha Kui per 9, Hendrik Groeneveld 10, Eliza beth en Trijntje Frölich 10, Truus Staal 9, Alida de Blazer 10, Roelof Beinema 10, Johan Busé 10, Anton Koomen 10, Anna Zwemmer 7, Ger da Groeneveld 10, Isaac en Heintje Brandon 8, Mina Robin 10, Marie Luyt 10, Gerard Hekkelman 7, Rika Nagelhout 6, Jacobus ter Haak 10, Mien Uyt endaal 10. Wédstrijdinzendingen ontving ik deze week van Catharina Kokkelkoren, Comelis van den Berg. Paulientje de Vogel, Maria M. Tuyl Schuitemaker, Maria Mensing, Cornelis Beinema. Gerrit van de Bel, Johannes Stoelman, Her man Pope-liar, Jacob Frankfort. Bé Rahusen, Ina Rahusen, Marietje Ra husen, Jan de Haan, Gerard Hekkel man, Willem Helminck, Gretha Kuiper. Van een Huls. Er was eens een huis, en dat huis kon op een nacht heelemaal niet slapen. Want als alle menschen slapen en alle lichten uit zijn, dan ten, hoe het me gegaan is, toen ik nog heel jong, nog pas gebouwd was. Wat had ik een plezier in mijn mooi nieuw pakje van glanzende verf, van sneeuwwitte kalk en keurig behangMaar al gauw kwamen er een heer en een dame, die mij nieuwsgierig bekeken van buiten en van binnen, die me doorsnuffelden van beneden tot boven, die zelfs in mijn kasten gluurden en het hoofd in mijn kelder staken. En op een morgen, 't was ook de eerste Me5, daar vloog eerst een hond mijn voordeur in en mijn trap op, toen stormden twee jongens en twee meisjes naar boven. Achter die vier kwamen de heer en 'dame, die me zoo bekeken hadden en toen een meid en toen nog mannen, die meu bels en kisten en koffers en manden droegen. ..Die blijven bij me", dacht ik en 'k vond dat niets prettig. Een rommel, dat het overal was I Niets waar het hoorde tafels en stoelen in de gangen in plaats van in de kamers, spiegels en schilderij en op den vloer in plaats van aan de muren, kisten en koffers in de kamers in plaats van op den zolder. Hooi en stroo en papier en touw en stof overal. En een drukte! een ge loop en gedraaf en gesleep en ge sjouw trap op, trap afEen gezoek en geroep en gekibbel, waar dit en waar dat was geborgen, wie dit en stukjes papier af te trekken. Was er bij ongeluk wat kalk van mijn muren afgeraakt, daar kwamen de k' ndervingers weer en brokkelden meer stukjes af. Gaten en scheuren, meenden de domme kinderen, die moesten niet dicht, maar juist groo- ter gemaakt worden. En dan dat wilde vliegen en ren nen met den hond mee van boven naar beneden, van beneden naar bo ven, door alle 'kamers en gangen. Dan rolde er een van de trap, op een anderen keer stootte er een met de hand- door een .ruit. Nooit, nooit was er rust. En de vader en de moeder en de meid Die lieten de kinderen meest al maar begaan. En zelf waren ze ook heelemaal niet netjes en voor zichtig. 't Leek wel, alsof het hun weinig schelen kon, dat ik bescha digd en bedorven werd. Ze letten er haast niet op, alles bleef net zooals 't was. Gelukkig, gelukkig heeft dat ver driet maar een half jaar geduurd. Toen verhuisde de familie en toen kreeg ik mijn beste Mijnheer en Me vrouw, mijn lieve kinderen onder mijn dak. Ik schaamde me eerst erg, dat ik er zoo vuil en slordig uitzag, maar het duurde niet lang. of ik was weer keurig in ordenieuw be hangen, nieuw geverfd, vol gezellige meubels. En dat bleef zoo. hoor slapen de huizen ook, hoorDe ven sters, dat zijn hun oogen, de dichte gordijnen zijn hun gesloten oogle den. Nu, op een nacht dan kon dat huis maar niet in slaap komen. Met groote. holle oogen staarde het voor zich uit in de donkere straat. Waarom zijn je oogen nog alle maal open, waarom ga je niet sla pen vroeg droomerig een huis aan de overzij, dat nog half wakker was. „Hoe zou ik kunnen zuchtte 't huis met de open oogen, ,,zie je niet, dat alle gordijnen voor mijn vensters zijn weggenomen? O, maar al kon ik mijn oogen ook dichtdoen, slapen zou ik toch niet. Ik heb zoo'n verdriet Ik zie zoo op tegen morgen." „Wat is er dan morgen?" vroeg de slaperige buurman. „Morgen is het de eerste Mei. dan gaan ze allemaal wegMijnheer en Mevrouw en Frits en Hein en Riek en Jo en die meid. Ze gaan in een andere stad) wonen. Nooit zie ik ze weerEn wie zal ik nu in mijn kamers moeten bergen „Kom", zei 't andere huis. „daar zou ik maar niet te veel over den ken. Kan je dat nu zooveel schelen, wie er in j6 woont? 't Is mij net hetzelfde, welke naam er op mijn deur staatKnap of Knep of Knip of Knop of Knup. Ik vraag er niet naar, of de kinderen Jan of Klaas. Pietje of Mietje heeten. Bij mij komen de menschen, ze blijven een poosje en weg gaan ze weer. Zeker mankeert er iets aan mij, dat ik zelf met weet. Ik ben er al lang aan gewend, tel kens andere gezichten te zien." „Ja, maar ik niet, ik ben er niet aan gewend. Ik houd van de men schen, die ik nu al zooveel jaren on der mijn dak heb gehad, en zij hou den van mij. En nooit kan ik verge wie dat had uitgepakt Eerst dacht ikik moet geduld hebben, als alles op zijn plaats is, zal 't wel beter worden. Maar toen eindelijk alles klaar was als ik tranen gehad had, zooals de wolken dan zou ik ook wel hebben willen schreien. Wat zag ik er uitMijn trappen en gangen heelemaal be schadigd waren ze door 't ruwe bin nendragen van het goed de verf er af gekrast, stukjes hout er uitgestoo- ten. De mooie witte muren overal stukken kalk er af, vuile vlekken er op. Niemand had er op gelet, of de werklui wel voorzichtig waren. En in mijn kamers Daar was het eerst wel wat beter. Maar dat bleef niet zoo. Woest en wild en slordig en ongehoorzaam, dat die kinderen waren, 't is niet te gelooven Voe ten vegen, daar dachten ze niet aan. Ze droegen het vuil van de straat zoo maar mee naar boven. Een mat lag er maar voor de grap, dach ten ze zeker, 't Leek ook wel, of mijn nette deuren, mijn mooie behang, mijn heldere ruiten er waren, om hun vuile of vette vingers aan a.f te vegen. Vensterbanken, die waren er niet om er op te zitten, neen, om er met harde schoenen en laarzen op te klauteren. Houtwerk, dat was al leen aan een huis, om er tegen te bonzen of schoppen of er spijkers in te slaan, zoo als de kleinste jongen altijd deed. Was er een scheurtje in mijn be hang, dadelijk waren er vingers klaar, om er aan te peuteren en er Frits en Hein zijn wel echte jon gens, en ze stoeien ook wel eens met elkaar. Riek en Jo zijn welvroo- lijk en druk alle vier geven ze mij wel eens een bonsje, een scheurtje of een vlekje. Maar dat is altijd bij ongeluk met opzet iets aan mij bederven, dat doen ze nooit, mijn jongens en mijn En de vader en moeder en de meid? Die leeren de kinderen ook voorzichtig zijn. En zelf zorgen zo voor mij, zoo goed als 't maar kan. Alles blinkt van helderheid in mij en aan mij. En breekt er wateen ruit, een dakpan, of wat andiers, da delijk wordt het weer gemaakt.... Och, och, wat spijt hiet me, dat ik ze missen moet.... och och, wat zie ik op tegen morgen!.... Buur man, luister je niet meer? De buurman was onder het vertel len ingedommeld. En het arme huis stond weer stil en bedroefd te sta ren in de donkere straat. Maar zal ik je nu eens wat pret tigs vertellen, dat het huis toen nog niet wist Luister dan de men schen. die er in het huis kwamen wonen, hadden wel heel andere na men, en ook heel andere gezichten, maar toch leken ze op Frits en Hein en Riek en Jo en op de vader en moeder van die aardige kinderen. Was dat niet heerlijk voor het huis H. D. Brievenbus (Brieven aan de Redac-tie van de Kinder-Afdeeling moeten gezonden worden aan Mej. M. C. van Doorn, Sophiastraat No. 22, Haarlem). Harri e en Anna v. d. H. Zie zoo, nu zullen we jullie beidjes van daag eens het allereerst een brief schrijven. Dat is nog eens prettig, hè Maar ik moet toch ook begin nen met jullie eens even te bedan ken voor de mooie briefkaartenik vind1- het erg aardig van jullie! Vond je het niet jammer om die mooie briefkaarten weg- te sturen Ja, op het Kopje is het prachtig, daar heb je gelijk in Anna's raadsel is heel goed. Kniertje Si. Ik kan me best be grijpen dat je broertje het heel druk heeft, en ik vind. het ook heel goed als jij alleen meedoet. Hoe is het toch met dat vriendinnetje van je, dat vroeger ook meedeed? Jacobus ter H. Wel Cobus, dat was heerlijk nieuws dat je me daar vertellen kwam Wat een pret zal je maken En wat zal je er gezond en verbrand uitzien als je weer terug komt Verlang jullie rnet je beidjes nu niet erg naar den 13en Ik hoop, dat Coba nog tijd heeft voor een briefje, maar als het niet kan, vind ik het ook niet heel erg, want ik be grijp wel, dat die laatste dagen erg druk zijn. Veel groeten voor Coba en voor jezelf, en heel veel plezier! Catharina K. Ik dacht dat je kleine neef veel grooter was toen ik je vorigen brief las, dacht ik, dat hij zoowat net zoo oud zou zijn als jij, en daar kom je me nu vertellen, dat het nog maar zoo'n kleine dreu mes isWat een malle vergissing, hè Is da.t weekje niet erg gauw om gegaan? Je tweede briefje kwam ook op tijd, dus je kunt gerust zijn. Gijsbertus S- Wat heerlijk vcor je, dat Vader den brief altijd voor je mee wil nemenDaar mag je Vader wel eens extra voor bedan ken, hè Kom je zelf ook dikwijls in Haarlem Johanna V. Ha, daar hebben we Joh. ook weerGelukkig maar, dat je weer beter bent! Ga je nu weer geregeld meedoen Dirk H. Ik beloof je, dat ik voortaan Herschoe zal zetten in- plaats van Herschee ben je nu te vreden? Je raadsel wil ik graag plaatsen Marie J. Wel bedankt voor de mooie briefkaartAardig dat je aan mij gedacht hebt, hoor Adriaan M. Wat een ongeluk is dat met die sportkarIs je wang al weer dun? Ik wed, dat je nu a.1 lang weer lustig aan het rijden bent met de sportkar, en dat al de narig heid aJ lang weer vergeten is. Of heb ik dat zoo mis? Bartha II. Als je Woensdagtus- schen één en twee uur even bij mij komt, zal jk je een mooi boek te leen geven, BarthaHeb je heele maal geen broertjes en zusjes Herman en A1 i P. Gauw de duinen in gegaan Woensdagmiddag? Prachtig hoorIn de duinen eet je gezondheid met lepels, of geloof je dat niet? Ik verlang al naar Ali's plaatje ook. Dag Betsie van H. Wel Bets, ik vind je heelemaal geen ..raarkind"! Dacht je dat In 't donker moet je niet schrijven. Bets, want dan zou het niet lang meer duren of Betsie- tje zou een bril op moeten zetten, en dat zou toch jammer zijn, hè Veel groeten voor Coba. en voor jezelf! Dirk de L. Je tweede raadsel wil ik wel plaatsen. Dirk'het eer ste niet, want dat is een letterraad sel, en letterraadsels mogen niet meer opgenomen worden. Ga je ook meedoen aan de wedstrijden voort aan Joha n n a en Marie B. Komen jullie Woensdag maar, dan zal ik je een boek geven. Vind' je om zeven uur opstaan zoo vroeg? Ik weeteen heeleboel kindertjes, die iederen dag om zeven uur opstaan Gelukkig, dat je horloge weer terecht, kwam, hè Het postpapier vind ik heel aardig! Jacob Fr. Je teekening is goed aangekomen, Jacob; vond je het een louk werkje? Je verlangt zeker al erg naar den uitslag, is 't niet? G r e t h a K. Nu, ik zal goed op mijn inkt passen, hoorMaar ik schrijf anders nooit met een flechje inkt; vind je dat niet raar? Los jij dat raadseltje nu eens voor mij op Je nieuwe raadsel is ook goed. Dag Greetje Roelof B. Nu, je teekening zal zeker wel mooi zijnwil je wel ge- lcoven, dat ik er al naar verlang, dat moois te zien Ik zal maar ge duld hebben tot Zaterdagavond drie minuten vóór half zeven 1 Paulientje de V. Prettig, dat ja ook mee gaat doen. Wat zag je brief er keurig netjes uitWaar heb je zoo netjes leeren schrijven, zeg? Dirk en Eduard B. Wel, wel, wat een mooie verzameling raadsels! Dank je wel, hoorZoodra ze aan de beurt zijn, zal ik ze plaatsen Betsie en Trijntje Fr. Jullie raadsels zijn ook goed. Gelukkig, dat het nu weer mooi weer is, hè? Je moet nu maar eens vroeg opstaan, om je schade in te halen, of vind je dat geen goed plan Johan B. Houd je zooveel van vaderlandsche geschiedenis En heb je je boek al uit gelezen? Die mooie wandeling moet je morgen maar eens overdoenik hoop, dat je het dan niet koud zult hebben! Dag Jo han Je raadsel zal ik plaatsen. Marie L. Of je ook mee mag doen? Wel. ik vind net best. Voor- loopig veel groeten voor jezelf en voor Mina en Henny. Gerard H. Iedere week jarig Nu, dan zou het je toch gauw ver velen, Gerard Want iedere week cadeautjes krijgen, gaat toch niet, vind je dat zelf ook niet? Zijn die potlooden waarmee je 't plaatje kleurde niet erg mooi Nelly de M. Wel Nel, wat. heb je weer een keurig matje voor me ge maakt Dank je wel. hoorJe al bum en het boek zal ik 'klaar leg gen, en dau vraag je zeker wel of iemand het terug wil komen halen. Wanneer Marie's verhaaltje komt, weet ik nog nietik zal eens kij ken, wanneer er plaats is Die fout heb je mooi gevonden hoorl Dag Nel! Anton K. Verlang je al naar den. uitslag van den wedstrijd Nu, nog even geduld, hoorWat vindt jij, nu eigenlijk de allerprettigste wedstrijd? Anna Z w. Ik vind; het 'heel goed dat je mee gaat doen, Anna, en ik hoop, dat we nog heel veel brieven aan elkaar zullen schrijven I Je houdt zeker veel van raadsels oplos sen, is 't niet Heintje en Isaac Br Twee mooie raadsels, hoordank je wel Heeft Heintje het druk tegenwoor dig? J o v. d. O. Het speet me. dat je de vorige week de courant zoo laat kroeg, JoJe hadt nu natuurlijk geen tijd meer om te schrijven en daar om schrijf ik nu toch maar even een klein briefje. Veel groeten voor Moe der. voor Annie en voor jou 1 Hendrik en Gerda Gr. Wel jongens, wat zal dat van den zomer heerlijke fietstochtjes gevenGerda moet maar gauw maken, dat ze het even goed kent als Hendrik, dan kan je 's morgens vroeg ook mee fietsen, hè Gerda? Zorg nu maar dat je het wandelen niet verleert, hoorWat, lach je me nu uit Corrie de II. Hoe je de poes moet noemen Ja, wat is het voor een poes Een zwarte, een witte, een grijze? Want daar hangt de naam wel eon beetje van af, vindt je niet? Zijn je sommen nog op tijd klaar go- komen De brievenbus is dezen keer zoo groot, dat niet alle briefjes beant woord kunnen worden. Anna en Ma rie van Z., Truus St., Gerrit v. d. B„ Cornelis B., Mien U-, Rika N. en Wil lem H., zijn daarom de volgende week het eerst aan de beurt. M. C. VAN DOORN. paalde premie en stelt ze rattengift kosteloos ter beschikking. Dooreenge- nomen worden in Galcutta alleen per maand 15 tot 20.000 ratten gediood en menige arme drommel verdient daar mede een broodje. Gaat men nu na, dat dit groote aantaJ in één stad in één maand wordt gedood, dan islioht te bevroeden, hoe groot het aantal zou zijn, indien de Hindoes, de eigen lijke bevolking, ook aan dit werk meededen. Maar niet alleen, dat de Hindoe geen rat doodt, al weet hij ook zeker, dat hij zelf het grootste gevaar loopt, hij weigert zelfs de door de honden doodgebeten of door vergif omgeko men ratten ter verbranding in te le veren. En daarom' gebeurt hot telkens Weder, dat in de dichtbevolkte inlan- !derswijken, ratten overal in stra ten en stegen liggen te rotten en voortdurend bijdragen tot veraprei- iding der pest, terwijl de regeering machteloos is om het kwaad te" kee- ren. Want het schijnt niet aan te gaan den Hindoe te dwingen mede te werken tot verbetering der hygiëni sche toestanden en overreding daar toe baat heelemaal niet. De onder-koning van Engelsoh-In- die heeft naar Londen geseind, dat thans in velé door hongersnood ge teisterde streken regen is gevallen. De korenprijzen zijn öf gedaald of ten minste niet hooger geworden. Het aantal personen, die nog onderstand genieten, bedraagt 463.000. In tal van plaatsen heersdht de cholera. SYMBOLISCHE PHANTASIE. In een artikel van ,,D." in het „Christelijk Sdhoolblad" over „De vormen der phantaisïewerkzaamheii" wordt ook het volgende medegedeeld over Symbolische phantasie": „Wij Westerlingen aldus de schrijver verstaan van deze sym boliek weinig. Als wij een brief kre gen, zo o ais er in het Ethnografiscii Museum in Artis een gevonden wordt dan zouden we er niet uit kunnen wijs worden. De een of andere eilander heeft de kwade kans gehad, dat zijn vrouw is weggeloopen. Hij weet echter, waar ze rich ophoudt, en zendt haar een brief. Deze brief bestaat uit de volgende doelen: lo. Een half uitgerafeld vlechtwerk in den vorm van een tasch. 2o. Een laddertje van een decime ter ongeveer. 3o. Een lapje stof met een gat er in. 4o. Een half verbrand stukje hout. 5o. Een peperkorrel. 6o. Eénige haren. Deze brief luidt na vertaling aldus: Ik kan je niet missen. Je werk in mijn huis is nog niet afgedaan en alles is in de war (uitgerafeld vlecht werk, zinnebeeld van den gebroken echt en van het onvoltooide). Kom daarom zoo spoedig mogelijk terug. Ik zal je helpen (laddertje om in huis te komen). De kleeren zijn versleten (stof met gat er in). Het vuur is uit. Er wordt geen eten gekookt- (half ver brand stukje hout). Ondanks alles heb ik je lief (peper korrel.) en zal sterven van wanhoop, als je niet terugkeert (uitgerukte ha ren). Volgens den deskundige, die mij den brief verstaanbaar maakte, be grijpt ieder eilander, den inhoud van het schrijven. Ons Westerlingen is het eenvoudig onverstaanbaar. De symbolische phantasie is in ons al zeer weinig ontwikkeld. Een worm is een worm en voor het smadelijke, dat er in ge legen is, wanneer het lichaam van den „Heer der Schepping" ten prooi wordt aan het nietig gedierte, dat hij onder zijn zool verpletterde, heeft menigeen geen oog. EEN APRILGRAP VAN EEN HOFNAR. Een eigenaardige Aprilgrap ver oorloofde zich eens hertog Philips de Goede van Bourgondiër Het was den 31en Maart van het jaar 1466. De hertog zat aan tafel, 'toen een der heeren zijner hofhouding hem er aan herinnerde, dat het den volgenden dag de eerste April was, en dat men eigenlijk een aardige grap moest voorbereiden. Direct wendde de nar tog zich tot den hofnar Kolling en ging met hem de volgende wedden schap aan Als het Kolling lukte, den hertog er tusschen te nemen, zou zijn narrenkap tot aan den rand met nieuwe ducaten worden gevuld in het andere geval zou het hoofd van den nar onder de bijl van den beul vallen. Nauwelijks was de wed denschap aangegaan of de hertog nam zijn maatregelen. Hij gaf zijn tafelgenooten een teeken den nar vlijtig toe te drinken. Spoedig was de nar dan ook stomdronken viel van den stoel en moest naar huls worden gedragen. Midden in den nacht echter werd Kolling door ge-wapenden uit rijn bed gehaald en in een kamer van het kasteel gebracht, waar de her tog met rijn raadsheeren aan een zwart-bekleede tafel zat, terwijl zij waarts een schavot was opgericht, waarop de beul met zijn bliksemen de bijl steunde. Je hebt je leven er bij inge schoten, arme nar, zei de hertog, want je hebt den eersten April ver slapen. Treurig, maar zonder te aarzelen schikte de nar zich in zijn noodlot en gewillig legde hij zijn hoofd op het blok. De beul echter haalde uit zijn mantel een bloedworst te voor schijn en sloeg daarmede Kolling op zijn nek. Een donderend gelach van den hertog en zijn vrienden bege leidde den slag, maar slechts al te spoedig verstomden de grappenma kers, want de nar was' onmiddellijk na den slag omgerold en lag leven loos op den grond. Blijkbaar had de schrik hem gedood. Met tranen van diep berouw in de oogen wierp de hertog zich op het lijk van zijn ge liefden nar. Plotseling sprong deze onder luid gelach op en zijn kap den hertog toehoudend, zij hij Betaal, hertog Hij had zich slechts aangesteld, alsof hij dronken was, in diepen slaap was geraakt en eveneens, als of hij doodelijk verschrikt was ge worden. Hij was zich heel goed be wust. dat de eerste April was aan gebroken. Hertog Philip erkende dan ook volmondig, dat hij over wonnen was en liet den nar de be paalde som uitbetalen. RIJST KOKEN. Gekookte, droge rijst is een ge zonde en voedzame spijs, hetzij men die eet met vleesch en jus, of als toespijs met gestoofde vruchten, sui ker of bessensap. Rijst goed droog koken is even moeilijk als aardappelen juist point te koken. En toch alleen in dien volmaakten vorm zijn rijst en aardappelen genietbaar. Rijst koken in een bol kunnen niet alle vrouwen en dienstboden. Rijst in een pan ge kookt, is dikwijls klidderig en pap perig. De rijstkorrel moet gezwollen, blank,, gaar an droog zijn. Voor zieken en voor kinderen is goed ge kookte rijst dikwijls een onmisbaar gerecht. Daarom volgt hier het re cept van onberispelijk gekookte rijst: Op één kopje rijst rekent men 11/2 •kopje water. Men waseht de rijst een paar malen in koud water. Het wa ter waarin de rijst moet gekookt wor den, brengt men eerst flink aan het koken. Men voegt er een ietsje zout bij. Dan roert men de gewasscben rijst door het kokend water tot de massa een weinig gebonden is. Dek sel op de pan doen, de pan naast de pijp van do kookkachel zetten, niet meer in roeren, het water verkookt, en. de rijst is gaar. blank en droog, Ben klein uur 5s hiervoor berekend.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1906 | | pagina 9